Twee Amerikaanse generaals ontwerpen strategie voor Elvis Presley's terugkeer uit het leger VAN HOOGENBEMT als geëngageerd schrijver CHARLES WILSON OPENDE EEN VENSTER OP DE WERELD VAN HET ONZIENLIJKE Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarletnsche Courant en IJmuider Courant VAN DE THANS OVERLEDEN SCHOTSE natuur kundige en Nobelprijswinnaar Charles Thomas Rees Wilson is gezegd, dat hij „het venster heeft geopend dat uitzicht geeft op de wereld van het atoom"'. Deze omschrijving werd vorig jaar gebruikt door een Italiaanse geleerde toen weten schapsbeoefenaars uit alle delen van de wereld Wilson in het kleine Schotse dorpje waar hij zich had teruggetrokken kwamen huldigen ter gelegenheid van zijn negentigste ver jaardag. Zij doelde op het feit, dat het Wilson was geweest, die de kernfysica heeft verrijkt met een vernuftig en uiterst waardevol instrument: de nevelkamer, ook wel Wilsonkamer of expansie-vat genoemd. Met dit instrument is het mogelijk de baan van snel bewegende elektrisch geladen atoom deeltjes zoals bijvoorbeeld elektronen of alfadeeltjes zichtbaar te maken. Bij het fundamentele onderzoek naar de bouw en de gedragingen der atoomkernen heeft de nevel kamer bijzonder belangrijke diensten bewezen. Verscheidene raadselachtige feiten heeft zij helpen ophelderen en het gebruik van de nevelkamer heeft onder meer geleid tot de ontdekking van nieuwe elementaire deeltjes zoals het posi tron het positieve elektron en verschillende typen van de nog altijd mysterieuze mesonen. En nog steeds wordt in de kernfysica met name ook bij het onderzoek van de zo genaamde kosmische straling een dankbaar gebruik ge maakt van dit instrument, al zijn er sinds Wilson zijn eerste nevelkamer ontwierp ook andere methoden ontwikkeld voor het zichtbaar maken van de baan van geladen deeltjes. IN 1896 HAD Henri Becquerel de ver rassende ontdekking gedaan dat uranium straling uitzond. Het was een onzichtbare straling, maar zij kwam aan de dag ten gevolge van het feit, dat onder haar in werking de fotografische plaat zwart werd. De door uranium en ook de door het later ontdekte radium uitgezonden straling was niet alleen onzichtbaar, ze was voor geen enkele van onze zintuigen waarneembaar. Dit vergrootte de moeilijkheden van een onderzoek naar deze straling in niet ge ringe mate. En het stelde de natuurkun digen voor het probleem om middelen te vinden waarmee het geheimzinnige ver schijnsel van de straling toch binnen het bereik van onze zintuigen gebracht zou kunnen worden, zij het niet rechtstreeks, dan toch op indirecte wijze. Zij slaagden er in dit probleem tot oplossing te bren gen. En dat zelfs op meer dan één ma nier. Eigenlijk was het probleem al tot op lossing gebracht tegelijk met de ontdek king van de uraanstraling. Immers, het was het zwart worden van de fotografi sche plaat, waaruit Becquerel tot het be staan van de onzichtbare straling besloot. Maar met dit zwart worden alleen viel voor een nadere bestudering niet voldoen de te bereiken. Al spoedig daarna stelde Becquerel vast dat de straling in staat was een geladen elektroskoop te ontladen. Ook daarin had men dus een middel om de aanwezigheid van de straling aan te tonen. De verklaring van het feit was, dat de lucht onder invloed van de straling ge leidend wordt voor elektriciteit. Anders ge zegd: de lucht wordt geïoniseerd. MADAME CURIE maakte van dit mid del gebruik om de radio-activiteit van verschillende uranium bevattende mate rialen te vergelijken. In 1903 ontdekten Crookes, en ook Elster en Geitel, dat op een fluorescentiescherm een met een fluorescerende stof bestreken stuk karton scintillaties dat zijn zwakke licht- flitsjes ontstaan wanneer het getroffen wordt door radio-actieve straling. Rege- ner veronderstelde in 1908, dat elk alfa deeltje uit de straling, dat het scherm trof, daarop één lichtflitsje veroorzaakte en hij begon van het verschijnsel gebruik te maken om alfadeeltjes te tellen. In datzelfde jaar construeerde Hans Geiger, een leerling van Rutherford, de later naar hem genoemde telbuis. Daarbij veroorzaakt elk deeltje dat door de buis Deze foto, door Anderson en Neddermeyer gemaakt met de nevelkamer, gaf een over tuigend bewijs voor het werkelijk bestaan van de door Yukawa voorspelde mesonen. Zij toont het nevelspoor, achtergelaten door een meson. Het meson wordt afge remd en dan volgt een korter sterk afge bogen baan. Uit de sterkte van het magne tische veld, de kromming van de baan en de ionisatiedichtheid (druppeltjesdichtheid langs de baan) kunnen conclusies getrok ken worden omtrent de snelheid en de massa van het betrokken deeltje. heen gaat een elektrisch stroompje en kan zo, via een telefoon gehoord worden. Drie jaar later presenteerde Wilson zijn nevelkamer, die het mogelijk maakt zich een denkbeeld te vormen van de baan die een afzonderlijk deeltje aflegt. IN DE KAMER van het toestel kan een met waterdamp verzadigd volume lucht worden afgesloten. Gaat nu een geladen deeltje dwars door die lucht heen dan wordt de lucht langs zijn baan geïoni seerd. Laat men op dat moment het volu me zich plotseling uitzetten, dan treedt afkoeling op. Er condenseert nu water damp en kleine waterdruppeltjes zetten zich af op de ionen langs de baan. In de lucht wordt nu een condensatiestreep een nevelspoor zichtbaar, min of meer zoals de baan van een vliegtuig hoog in de lucht zichtbaar kan worden. Plaatst men de nevelkamer in een magnetisch veld, dan wordt de anders rechtlijnige baan van het deeltje gekromd. Uit de richting en de wijze van kromming links om of rechts om is onder meer af te lezen of het deeltje een positieve of een negatieve elektrische la ding had. Het is zonder meer duidelijk dat de on derzoekers van een dergelijk instrument veel profijt konden trekken. Het venster van de nevelkamer was inderdaad een venster dat uitzicht gaf op de onzichtbare wereld van het atoom. En de taferelen welke daardoor waar te nemen waren, le ken op die welke men zou zien als een aan tal onzichtbare mensen een spel speelden op een ondergesneeuwd voetbalveld. Hun voetsporen in de sneeuw zouden precies vertellen hoe ze liepen, waar ze zich be vonden en wat er gebeurde. Zo zagen de onderzoekers door het venster van de ka mer hoe de deeltjes normaal zich rechtlij nig voortbewogen. Soms zagen zij bijvoor beeld dat de lijn ergens een knik had en de vorm van een vork vertoonde. DE GELEERDEN zetten zich ertoe dit geheimschrift der atomen te ontcijferen. Zij slaagden er in alle strepen en krullen ervan te ontraadselen. Zij leerden begrij pen dat zo'n vork bijvoorbeeld vertelde, dat het voortijlend alfadeeltje een elasti sche botsing had gehad met een of andere zwaardere atoomkern en dit in de richting van de ene vorktand had weggestoten, ter wijl de eigen baan was afgebogen in de richting van de andere tand. IN 1932 vond anderson bij de bestude ring van de kosmische straling op de foto de sporen van een tot dusver onbekend deeltje. Het moest een massa bezitten zo vertelden de sporen gelijk aan die van een elektron, maar zijn lading was blijkbaar tegengesteld, dus positief. Hij had het positieve elektron gevonden waar van Dirac het bestaan langs theoretische weg in 1930 al had voorspeld. In 1936 deed dezelfde Anderson nog een tweede vondst dank zij de nevelkamer: hij identificeerde de sporen van deeltjes met een massa, gelegen tussen die van een elektron en die van een proton en met een positieve of een negatieve elektrische la ding. Het waren zogenaamde mesonen. Ook deze waren tot op dat ogenblik nooit aangetroffen, maar een jaar tevoren had de Japnner Yukawa op theoretische gron den verondersteld dat ze wel eens zouden kunnen bestaan. Tal van verbeteringen waren sinds de eerste nevelkamer aan het instrument aangebracht. Zo verrijkte de Japanner T. Shimizu het in 1921 met een installatie voor het automatisch fotograferen van de nevelsporen. In 1927 werd deze installatie door de Engelsman P. M. S. Blackett nog geperfectioneerd. AAN DE NEVELKAMER liggen enkele uiteenlopende verschijnselen ten grond slag: het feit, dat radioactieve straling de lucht ioniseert, het feit, dat verzadigde waterdamp bij afkoeling condenseert en tenslotte het feit dat de ionen als conden- satiekernen optreden. De eerste twee fei ten waren bekend en het derde had Wilson zelf al op het laatst van de vorige eeuw ontdekt. Zijn grote verdienste is deze fei ten met elkaar in verband te hebben ge bracht en ze op even verrassende als doel matige wijze gecombineerd te hebben in een uiterst bruikbaar instrument. Het geheimschrift van de deeltjes: de foto toont een snel elektron dat ongeveer 36 keer rondspiraalt in een magnetisch veld. HET IS INTERESSANT te zien, hoe zijn wetenschappelijke levensloop de jonge Schotse boerenzoon daarvoor tot de aan gewezen man had doen worden. Reeds vroeg hadden wolken en nevel zijn belang stelling gaande gemaakt. Hij zelf heeft daarover iets verteld toen hij in 1927 de Nobelprijs in ontvangst mocht nemen. Nog student, had hij in de zomer van 1894 een paar weken doorgebracht in een ob servatorium op de Ben Nevis, een berg in Schotland. Het prachtige tafereel dat de wolken boden als zij door de zon werden beschenen had hem uitermate geboeid. En het deed het verlangen in het ontwaken de vorming van wolken in het laborato rium na te bootsen om zo de kleuren voort gebracht als het licht wordt verstrooid door wolken, te bestuderen. Zijn eerste ex perimenten verrichtte hij begin 1895: hij trachtte wolkjes te doen ontstaan door vochtige lucht zich te laten uitzetten, zodat ze afkoelden en er condensatie optrad. In dat jaar ook verscheen er in de Procee dings van de Royal Society een artikel van zijn hand over dit onderwerp. Daar mee had hij de grondslag voor het instru ment dat hem de Nobelprijs zou bezorgen gelegd. En tevens had hij zijn grote weten schappelijke liefde gevonden de con densatie van waterdamp een liefde die hij zijn ganse leven trouw zou blijven. NOG ALTIJD ZAG hij de kleurverschijn- selen als het doel van zijn studie, maar spoedig treedt daar iets anders voor in de plaats. In 1895 had in Duitsland Röntgen de later naar hem genoemde straling ont dekt. In het begin van het daarop volgen de jaar krijgt de jonge Wilson in het Ca vendish laboratorium zo'n röntgenbuis in handen en hij gaat met de geruchtma kende stralen aan het experimenteren. Daarbij doet hij de ontdekking dat de rönt genstraling en ook de ioniserende straling van uranium de condensatie van water druppeltjes in met waterdamp verzadigde lucht die plotseling wordt afgekoeld ver gemakkelijkt, doordat de in de lucht ont stane ionen gaan optreden als condensa- tiekernen. Dit verschijnsel vindt hij heel wat belangrijker dan de kleurverschijnse- len en hij richt nu daarop zijn onderzoek. HIJ CONSTRUEERT nevelkamers, hij experimenteert en gelooft in de betekenis van zijn werk al ziet Rutherford er heen heil in. Hij gaat door en met enorm ge duld, onverstoorbaar, verbetert hij zijn instrument. Hij kan het spoor zien dat een alfadeeltje in zijn baan achterlaat en ook de nevel, die snelle secundaire elektronen veroorzaken als er röntgenstraling door zijn kamer heen gaat. Een goede belich ting en het spoor tekent zich door het ven ster af als een snoer van kleine witte drup peltjes tegen de zwarte achtergrond. En Nevelkamer-foto van alfadeeltjes. In het midden een vork, gevolg van de elastische botsing van 'n alfadeeltje met de kern van een atoom, in dit geval een fluoratoom. Een soortgelijk botsingseffect kan ook bij bil jartballen worden waargenomen. Deze botsingen van alfadeeltjes hebben een be slissende rol gespeeld bij de opstelling van Rutherfords atoommodel en zij zijn dan ook grondig bestudeerd. hij kan de sporen niet alleen zien, hij kan ze zelfs fotograferen. Geen vluchtige ver schijning meer, maar een blijvend beeld dat bewaard kan worden en bestudeerd. Hij maakt hele reeksen opnamen, een de licate en moeilijke arbeid. En nu, in 1911 durft hij met zijn resultaten voor de dag te komen: een verslag aan de Royal So ciety, aangevuld met een serie foto's. De baan van de atoomdeeltjes gefoto grafeerd! Nog een paar jaar tevoren slechts hadden natuurkundigen van naam, zoals Mach en Planck, hun ongeloof in of hun twijfel aan het werkelijk bestaan van atomen niet onder stoelen of banken gesto ken. Maar wie zou nu nog durven twijfe len? De koppige Schotse boerenzoon had hun de gelegenheid daartoe ontnomen. CHARLES WILSON, de Nobelprijswin naar, werd professor in Cambridge. De aardse dampkring bleef zijn belangstel ling houden. Een van de terreinen waarop hij zich bewoog was de bestudering van de atmosferische elektriciteit. In 1934 trad hij af als hoogleraar en vestigde zich in Schot land. Zijn werk is een bron van insporatie geweest voor vele kernfysici. „U was mijn held, in mijn jongensjaren", getuigde de leidende Britse kernfysicus Sir John Cock- croft op Wilson's negentigste verjaardag. PAASCONFERENTIE OVER „MODERN AMERIKA" Onder auspiciën van de United States Educational Foundation, de United States Information Service in Nederland en België en het Nederland-Amerika In stituut zal, evenals vorige jaren, een paas- conferentie worden gehouden over het moderne Amerika. De conferentie zal plaats hebben in het Henri Dunant Huis, Woudschoten te Zeist, van dinsdag 19 april 's middags 14.30 uur tot zaterdag 23 april 's middags 14.30 uur. Lezingen, discussies, films over de verschillende aspecten van het Amerikaanse leven en de Amerikaan se cultuur zullen geleid worden door een aantal Amerikaanse Fulbright-hooglera- ren, die dit jaar in Holland en andere Westeuropese landen werkzaam zijn. SINDS HET VERSCHIJNEN van zijn ro man „Vertrouwen in Ree" verloor ik de nu zestigjarige Vlaamse auteur Albert van Hoogenbemt onopzettelijk min of meer uit het oog Tot mijn schade, zoals mij tijdens mijn lectuur van zijn inmid dels bij Uitgeverij A. A. M. Stols/J. P. Bart te 's Gravenhage verschenen roman „De vlucht in het ijle" en zijn omvangrijke no velle (of beknopte roman) „De opdracht t an Zygmunt Sablinksky" bleek. Niet dat ik anders had kunnen verwachten. „Ver trouwen in Ree" had me destijds, zeven jaar geleden alweer, met hart en hoofd voor Van Hoogenbemt ingenomen en me onvoorwaardelijk overtuigd van de bitte re ernst, waarmee hij zich geëngageerd wist bij de benauwende problematiek van deze tijd. Dat hij, „de stille man" van zijn aldus getiteld romandebuut, wiens grond toon bepaald wordt door een beschouwe lijke serenitiet en die de prille jeugdjaren voor immer in zijn herinnering bewaarde als een toevlucht voor zijn liefste dromen, dat dié stille man zich geroepen voelde om de actuele menselijke situatie in al haar overrompelende facetten geeste lijk, moreel, sociaal en politiek te peilen en naar bevind van zaken te signaleren als een schuld van de mens aan zijn mense lijkheid, dat bewees wel hoe hoog de nood in hem gestegen was. Tóen nog was de stof, de veelheid van verwarrende en ontstellende verschijnselen, hem te mach tig. Zijn verhaal van de schilder Andreas en het natuurkind Ree, dit voortreffelijke verhaal, raakte min of meer verstrikt in de chaos van gebeurtenissen, die een hal ve eeuw catastrofale „ontwikkeling" van het Europese Westen kenmerkten. Tot schade van de compositie, moet ik zeggen, maar merkwaardig genoeg voor het verbeten „engagement" van dit eerlijke schrijverschap lot een des te dringen der beklemtoning van de humane essentia lia, die door de technisch onweerhoudba re robotmens in gevaar worden gebracht. VAN HOOGENBEMT is geen rebel, die met Aziatische verachting de barricaden van de Europese cultuur wil bestormen. In tegendeel: wat hij verlangt en in zekere zin eist is met één woord gezegd: mense lijkheid; humaniteit dus, mits men dit woord wil begrijpen in de volle verant woordelijkheid die het oplegt. „Ik weet nu dat wij beminnen moeten om gelukkig te zijn, al is het slechts een schim" aldus het slot en de slotsom van zijn turbulente roman „Vertrouwen in Ree". Maar hij ziet te scherp, hij gaat te oprecht bij zijn ge weten te rade, om zich niet ronduit te be kennen, welke catastrofale mogelijkheden de moderne mens heeft opgeroepen. Dat besef weerhoudt hem ervan een „dromer" te zijn en doet hem elke fraseologie en schoonschrijverij schuwen. Waar het schoon is wat hij schrijft, waar hij zijn hoop op een hervinden van de oorspronke lijke bron der menselijke zuiverheid een kans geeft, zoals in de creatie van het on bedorven meisje Ree (de verpersoonlijk te natuurlijkheid), blijft hij waar, want ook dat, ook die onvertroebeldheid, die gaafheid, die onschuld, is waar, is wer kelijk, is „de andere werkelijkheid". TOT OP ZEKERE HOOGTE IS „De vlucht in het ijle" een reprise van „Ver trouwen in Ree". Men kan in de innemen de vrouwengestalte van de voorname An- nelies gemakkelijk het meisje Ree, in de jongeman Rudi Verbeuren een dubbelgan ger van de schilder Andreas herkennen. Het thema, het complex van thema's mag wat gevarieerd zijn, men wordt met de zelfde tendensen geconfronteerd, die in de vorige roman de calamiteiten van deze cultuurfase aan het daglicht brachten: de verwildering van de zeden, het koloniale probleem, de sociale wanverhoudingen, de gevaren van een uitgeholde democratie, de verschrikkingen van een dictatuur, de geestelijke ontwrichting van een in het duister tastende jeugd en de kwade erfe nis die de ouderen haar vermaakten. „Je loopt," zegt de voor haar losbandigheid (en argeloosheid) onzacht boetende zus ter Daniëla van Rudi Verbeuren, „je loopt er je hoofd tegen te pletter, of je legt je er bij neer. Er is geen middenweg. Al leen misschien voor de dwazen.." Danië la kiest uit innerlijke onstandvastigheid het compromis. Ze legt zich bij de werke lijkheid zoals deze „nu eenmaal" is neer en wordt er dan ook onvermijdelijk het slachtoffer van. Rudi daarentegen blijft, door alle vertroebelingen heen, de stille rebel, de onverzettelijke zoeker naar het „menselijke". Hij bewaart zijn droom, hij houdt zonder ophef zijn stille ideaal hoog, tégen het verraad en de ontgoocheling in. Dat hij zich, ten onrechte verdacht van medeplichtigheid aan een laaghartige diefstal, door zijn tirannieke vader een vermogend reder, die zijn bevoorrechte sociale positie allesbehalve aan humane scrupules te danken heeft laat pressen om de wijk te nemen naar de Kongo en zijn geliefde Annelies verlaat, mag mis schien moeilijk aannemelijk zijn van een zo ernstig en karaktervol jongmens, in „De opdracht van Zygmunt Sablinsky" kan men, dunkt me, de verklaring van de ze wat zonderlinge wending vinden: ook Rudi schiet tekort, als hij in zijn afkeer van een verziekte samenleving „de vlucht in het ijle" boven zijn liefde stelt en dus op zijn beurt verraad pleegt Het mense lijk tekort wilde Van Hoogenbemt ons op het hart drukken is onvermijdelijk indien men de dóódsimpele, ongecompli ceerde liefde niet boven alles stelt HET IS ZYGMUNT Sablinsky, die dit als laatste levenservaring beseft te laat om zijn verzuim goed te kunnen maken. In deze sterk geconcentreerde roman over de Poolse Jood Sablinsky wordt de conse quentie getrokken uit de vereenzaming, waartoe de van een waarachtige gemeen schap (en dus ontwortelde) individuele mens is gedoemd. Sablinsky is in zijn jeugd uit het bedreigde Warschau geëmi greerd naar Vlaanderen. Als moderne Ahasverus bestaat er voor hem geen te huis. Hij is een uitgestotene, een Jood tus sen de Polen, een ongewenste vreemde- tussen de leerlingen van het Belgisch athe neum, een vogelvrije straks als de Nazi- horde het Westen overstroomd heeft en hij weggedoken zit op zijn zolderkamertje. ZYGMUNT SABLINSKY verliest alles wat een mens kan verliezen waaraan hij gehecht is. Zijn moeder sterft jong (on vergetelijke bladzijden zijn het, die Van Hoogenbemt aan haar sterven wijdt), zijn vader en geliefde zuster Bella vin den, eenmaal in de klauwen van het Nazi monster geraakt, hun dood in de gaska mer, het familiebezit gaat tijdens de be zettingsjaren verloren aan de hebzucht van de onbedreigden. Wat Zygmunt rest zijn „herinneringen" de liefelijke en de pijnlijke die in de volstrekte stilte van het Kongolese evenaarswoud, dat hij in gezelschap van hem in wezen vreemd blij vende negers doortrekt, wakker worden in zijn desolate hart. In het aangezicht van de onverwachte dood maakt hij de rekening op van zijn jonge levenservarin gen: de schone dood van zijn moeder, het begrip voor het leed van de vader, de zui vere nagedachtenis aan zijn zuster, en zijn jeugd, waartoe men zou moeten kun nen terugkeren om, zoals Heinrich von Kleist schreef, „terug te vallen tot de on schuld", tot een staat van waardige men selijkheid, „de eenvoud, waarin kinde ren dingen beleven, het wonder uit onze jeugd, dat wij schijnen verloren te heb ben of misschien zelfs niet eens hebben bevroed". Zygmunt Sablinsky denkt in zijn koortsdromen terug aan het meisje Evelyne, zijn vriendin en geliefde een zuster van Ree en Annelies, maar gebo ren aan de verkeerde kant van het geluk die zich voor hem zoveel opofferingen getroostte een die hij desondanks verliet, eveneens op „een vlucht in het ijle", waarvoor hij betaalt met de dood. Een zaamheid, stilte van het oerwoud tijdens de dag, elementaire natuurgeluiden tij dens de nacht, hebben contact gemaakt met de vereenzaming van de opgejaagde, gevluchte mens. En de kortsluiting van het menselijk tekort, die er het gevolg van is, betekent het einde. Men kan, hoe ge dreven zélf, de liefde, dit fundament van iedere samenleving, niet straffeloos ver zaken: dat is de boodschap, die het ge- engageerde schrijverschap van Van Hoo genbemt telkens weer verkondigen moet. C. J. E. Dinaux OVER RUIM EEN WEEK zal Elvis Presley zijn diensttijd beëin digen en moet het Amerikaanse leger in West-Duitsland deze jongeman terugvoeren naar de Verenigde Sta ten. Men werkt hard aan de voorbe reiding van deze „operatie Pelvis", want het leger verwacht bij de terug keer van de Rock 'n Roll-zanger nog groter moeilijkheden dan bij zijn aan komst in West-Duitsland, anderhalf jaar geleden. Bij die gelegenheid ver drongen Duitse bakvissen zich om een glimp op te vangen van de jon gen met de bakkebaardjes die het van gemeen soldaat potverdrie zou bren gen tot korporaal-dienstdoend ser geant. In Bremerhaven, waar Elvis van de boot op een militaire trein stapte, braken relletjes uit en bij het kazernedorp waar de zanger tenslotte arriveerde heeft men dagen achter een last gehad van halfbezwijmde bakvissen. Een handtekening, een kus, een foto of een haarlok van Elvis waren de trofeeën waarvoor de vrouwelijke jeugd van Duitsland schildwachten met geladen geweren trotseerde. HET AMERIKAANSE leger heeft er éven onwennig tegenaan gekeken, maar na een week had het, met de dienstvoor schriften en uitzonderingstoestanden in de hand, een „Presley-beleid" geformuleerd waar 's mans commandant, en vooral de perschef van Presley's onderdeel, zich aan hadden te houden. Slechts als de pers erom vroeg zou het leger mededelingen doen over de militaire activiteit van sol- Elvis („the Pelvis") Presley daat Presley. Wie informaties van per soonlijke aard wilde hebben moest maar zien dat hij ze van Presley kreeg. En om niet teveel lastig gevallen te worden, had Presley al gauw een paar potige dienst- makkers, en zelfs enkele mannetjesput ters van zijn platenmaatschappij, bij de hand als hij zo nu en dan uit rijden ging in zijn roomtaart van een auto, of ergens logeerde buiten de kazerne. TWEE GENERAALS van het Ameri kaanse hoofdkwartier in Heidelberg heb ben het „Presley beleid" op papier gezet. En zij zullen ook presideren over de con ferentie van perschefs en andere militai ren nu het „retour-beleid" zal moeten wor den geformuleerd. Kapitein Mawn, de perschef van de derde pantserdivisie, voor spelde dezer dagen: „Het leger denkt aan alles." Niets zal ongeregeld zijn als Pres ley naar de Good Old U.S.A. terugkeert als de verloren zoon, het geweigerde ex portartikel, of het verloren gewaande pla- tenkapitaal. Er zal met name worden ge zorgd voor een strenge bewaking op de plaatsen waar hysterische Frauleins an derhalf jaar terug en masse tot Presley trachtten door te dringen. VOOR KAPITEIN MAWN werd het trouwens tijd. Hij heeft een brief van een Duitse bakvis die hem schreef: „Ik wil een foto van u hebben, want u bent geloof ik Elvis' commandant. Ik zal uw foto han gen naast mijn foto's van president Eisen hower. generaal Gruenther, generaal Nor- stad en Elvis". Ze kreeg geen foto, ge woon omdat Mawn geen foto's uitdeelt. Mawns gedachten gaan dikwijls terug naar de vreselijke uren die hij een jaar geleden doormaakte, toen het bericht ge lanceerd was dat Elvis the Pelvis om het leven was gekomen. De kapitein is in die tijd thuis uit zijn bed gebeld, door kranten in Oslo, Stockholm, Brussel, Londen, Pa rijs, Rome, New York, Madrid en Dallas, het stadje in Texas waar Elvis Presley het waagde het levenslicht te aanschouwen. EN TOEN op die redacties het telefoon nummer van de arme kapitein eenmaal bekend was, is daar naderhand dankbaar gebruik van gemaakt. Midden in de nacht dikwijls, omdat geen enkele Amerikaan zich schijnt te realiseren dat de klok op de redactie in „The States" een heel an dere tijd aanwijst dan een klok in Frank fort. Kapitein Mawn bereidt met ongeken de energie de regeling van Presley's te rugkeer voor. Hij legt zijn ziel erin.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 13