Twee Amerikaanse generaals ontwerpen strategie
voor Elvis Presley's terugkeer uit het leger
VAN HOOGENBEMT als geëngageerd schrijver
CHARLES WILSON OPENDE EEN VENSTER
OP DE WERELD VAN HET ONZIENLIJKE
Wekelijks toegevoegd aan alle edities van
Haarlems Dagblad/Oprechte Haarletnsche Courant
en IJmuider Courant
VAN DE THANS OVERLEDEN SCHOTSE natuur
kundige en Nobelprijswinnaar Charles Thomas Rees Wilson
is gezegd, dat hij „het venster heeft geopend dat uitzicht
geeft op de wereld van het atoom"'. Deze omschrijving werd
vorig jaar gebruikt door een Italiaanse geleerde toen weten
schapsbeoefenaars uit alle delen van de wereld Wilson in het
kleine Schotse dorpje waar hij zich had teruggetrokken
kwamen huldigen ter gelegenheid van zijn negentigste ver
jaardag. Zij doelde op het feit, dat het Wilson was geweest,
die de kernfysica heeft verrijkt met een vernuftig en uiterst
waardevol instrument: de nevelkamer, ook wel Wilsonkamer
of expansie-vat genoemd. Met dit instrument is het mogelijk
de baan van snel bewegende elektrisch geladen atoom
deeltjes zoals bijvoorbeeld elektronen of alfadeeltjes
zichtbaar te maken. Bij het fundamentele onderzoek naar
de bouw en de gedragingen der atoomkernen heeft de nevel
kamer bijzonder belangrijke diensten bewezen. Verscheidene
raadselachtige feiten heeft zij helpen ophelderen en het
gebruik van de nevelkamer heeft onder meer geleid tot de
ontdekking van nieuwe elementaire deeltjes zoals het posi
tron het positieve elektron en verschillende typen van
de nog altijd mysterieuze mesonen. En nog steeds wordt in
de kernfysica met name ook bij het onderzoek van de zo
genaamde kosmische straling een dankbaar gebruik ge
maakt van dit instrument, al zijn er sinds Wilson zijn eerste
nevelkamer ontwierp ook andere methoden ontwikkeld voor
het zichtbaar maken van de baan van geladen deeltjes.
IN 1896 HAD Henri Becquerel de ver
rassende ontdekking gedaan dat uranium
straling uitzond. Het was een onzichtbare
straling, maar zij kwam aan de dag ten
gevolge van het feit, dat onder haar in
werking de fotografische plaat zwart werd.
De door uranium en ook de door het later
ontdekte radium uitgezonden straling was
niet alleen onzichtbaar, ze was voor geen
enkele van onze zintuigen waarneembaar.
Dit vergrootte de moeilijkheden van een
onderzoek naar deze straling in niet ge
ringe mate. En het stelde de natuurkun
digen voor het probleem om middelen te
vinden waarmee het geheimzinnige ver
schijnsel van de straling toch binnen het
bereik van onze zintuigen gebracht zou
kunnen worden, zij het niet rechtstreeks,
dan toch op indirecte wijze. Zij slaagden
er in dit probleem tot oplossing te bren
gen. En dat zelfs op meer dan één ma
nier. Eigenlijk was het probleem al tot op
lossing gebracht tegelijk met de ontdek
king van de uraanstraling. Immers, het
was het zwart worden van de fotografi
sche plaat, waaruit Becquerel tot het be
staan van de onzichtbare straling besloot.
Maar met dit zwart worden alleen viel
voor een nadere bestudering niet voldoen
de te bereiken. Al spoedig daarna stelde
Becquerel vast dat de straling in staat
was een geladen elektroskoop te ontladen.
Ook daarin had men dus een middel om
de aanwezigheid van de straling aan te
tonen. De verklaring van het feit was, dat
de lucht onder invloed van de straling ge
leidend wordt voor elektriciteit. Anders ge
zegd: de lucht wordt geïoniseerd.
MADAME CURIE maakte van dit mid
del gebruik om de radio-activiteit van
verschillende uranium bevattende mate
rialen te vergelijken. In 1903 ontdekten
Crookes, en ook Elster en Geitel, dat op
een fluorescentiescherm een met een
fluorescerende stof bestreken stuk karton
scintillaties dat zijn zwakke licht-
flitsjes ontstaan wanneer het getroffen
wordt door radio-actieve straling. Rege-
ner veronderstelde in 1908, dat elk alfa
deeltje uit de straling, dat het scherm
trof, daarop één lichtflitsje veroorzaakte
en hij begon van het verschijnsel gebruik
te maken om alfadeeltjes te tellen.
In datzelfde jaar construeerde Hans
Geiger, een leerling van Rutherford, de
later naar hem genoemde telbuis. Daarbij
veroorzaakt elk deeltje dat door de buis
Deze foto, door Anderson en Neddermeyer
gemaakt met de nevelkamer, gaf een over
tuigend bewijs voor het werkelijk bestaan
van de door Yukawa voorspelde mesonen.
Zij toont het nevelspoor, achtergelaten
door een meson. Het meson wordt afge
remd en dan volgt een korter sterk afge
bogen baan. Uit de sterkte van het magne
tische veld, de kromming van de baan en
de ionisatiedichtheid (druppeltjesdichtheid
langs de baan) kunnen conclusies getrok
ken worden omtrent de snelheid en de
massa van het betrokken deeltje.
heen gaat een elektrisch stroompje en kan
zo, via een telefoon gehoord worden.
Drie jaar later presenteerde Wilson zijn
nevelkamer, die het mogelijk maakt zich
een denkbeeld te vormen van de baan die
een afzonderlijk deeltje aflegt.
IN DE KAMER van het toestel kan een
met waterdamp verzadigd volume lucht
worden afgesloten. Gaat nu een geladen
deeltje dwars door die lucht heen dan
wordt de lucht langs zijn baan geïoni
seerd. Laat men op dat moment het volu
me zich plotseling uitzetten, dan treedt
afkoeling op. Er condenseert nu water
damp en kleine waterdruppeltjes zetten
zich af op de ionen langs de baan. In de
lucht wordt nu een condensatiestreep
een nevelspoor zichtbaar, min of meer
zoals de baan van een vliegtuig hoog in de
lucht zichtbaar kan worden. Plaatst men
de nevelkamer in een magnetisch veld,
dan wordt de anders rechtlijnige baan van
het deeltje gekromd. Uit de richting en de
wijze van kromming links om of rechts om
is onder meer af te lezen of het deeltje een
positieve of een negatieve elektrische la
ding had.
Het is zonder meer duidelijk dat de on
derzoekers van een dergelijk instrument
veel profijt konden trekken. Het venster
van de nevelkamer was inderdaad een
venster dat uitzicht gaf op de onzichtbare
wereld van het atoom. En de taferelen
welke daardoor waar te nemen waren, le
ken op die welke men zou zien als een aan
tal onzichtbare mensen een spel speelden
op een ondergesneeuwd voetbalveld. Hun
voetsporen in de sneeuw zouden precies
vertellen hoe ze liepen, waar ze zich be
vonden en wat er gebeurde. Zo zagen de
onderzoekers door het venster van de ka
mer hoe de deeltjes normaal zich rechtlij
nig voortbewogen. Soms zagen zij bijvoor
beeld dat de lijn ergens een knik had en de
vorm van een vork vertoonde.
DE GELEERDEN zetten zich ertoe dit
geheimschrift der atomen te ontcijferen.
Zij slaagden er in alle strepen en krullen
ervan te ontraadselen. Zij leerden begrij
pen dat zo'n vork bijvoorbeeld vertelde,
dat het voortijlend alfadeeltje een elasti
sche botsing had gehad met een of andere
zwaardere atoomkern en dit in de richting
van de ene vorktand had weggestoten, ter
wijl de eigen baan was afgebogen in de
richting van de andere tand.
IN 1932 vond anderson bij de bestude
ring van de kosmische straling op de foto
de sporen van een tot dusver onbekend
deeltje. Het moest een massa bezitten
zo vertelden de sporen gelijk aan die
van een elektron, maar zijn lading was
blijkbaar tegengesteld, dus positief. Hij
had het positieve elektron gevonden waar
van Dirac het bestaan langs theoretische
weg in 1930 al had voorspeld.
In 1936 deed dezelfde Anderson nog een
tweede vondst dank zij de nevelkamer: hij
identificeerde de sporen van deeltjes met
een massa, gelegen tussen die van een
elektron en die van een proton en met een
positieve of een negatieve elektrische la
ding. Het waren zogenaamde mesonen.
Ook deze waren tot op dat ogenblik nooit
aangetroffen, maar een jaar tevoren had
de Japnner Yukawa op theoretische gron
den verondersteld dat ze wel eens zouden
kunnen bestaan.
Tal van verbeteringen waren sinds de
eerste nevelkamer aan het instrument
aangebracht. Zo verrijkte de Japanner T.
Shimizu het in 1921 met een installatie
voor het automatisch fotograferen van de
nevelsporen. In 1927 werd deze installatie
door de Engelsman P. M. S. Blackett nog
geperfectioneerd.
AAN DE NEVELKAMER liggen enkele
uiteenlopende verschijnselen ten grond
slag: het feit, dat radioactieve straling de
lucht ioniseert, het feit, dat verzadigde
waterdamp bij afkoeling condenseert en
tenslotte het feit dat de ionen als conden-
satiekernen optreden. De eerste twee fei
ten waren bekend en het derde had Wilson
zelf al op het laatst van de vorige eeuw
ontdekt. Zijn grote verdienste is deze fei
ten met elkaar in verband te hebben ge
bracht en ze op even verrassende als doel
matige wijze gecombineerd te hebben in
een uiterst bruikbaar instrument.
Het geheimschrift van de deeltjes: de foto
toont een snel elektron dat ongeveer 36
keer rondspiraalt in een magnetisch veld.
HET IS INTERESSANT te zien, hoe zijn
wetenschappelijke levensloop de jonge
Schotse boerenzoon daarvoor tot de aan
gewezen man had doen worden. Reeds
vroeg hadden wolken en nevel zijn belang
stelling gaande gemaakt. Hij zelf heeft
daarover iets verteld toen hij in 1927 de
Nobelprijs in ontvangst mocht nemen.
Nog student, had hij in de zomer van 1894
een paar weken doorgebracht in een ob
servatorium op de Ben Nevis, een berg in
Schotland. Het prachtige tafereel dat de
wolken boden als zij door de zon werden
beschenen had hem uitermate geboeid.
En het deed het verlangen in het ontwaken
de vorming van wolken in het laborato
rium na te bootsen om zo de kleuren voort
gebracht als het licht wordt verstrooid
door wolken, te bestuderen. Zijn eerste ex
perimenten verrichtte hij begin 1895: hij
trachtte wolkjes te doen ontstaan door
vochtige lucht zich te laten uitzetten, zodat
ze afkoelden en er condensatie optrad. In
dat jaar ook verscheen er in de Procee
dings van de Royal Society een artikel
van zijn hand over dit onderwerp. Daar
mee had hij de grondslag voor het instru
ment dat hem de Nobelprijs zou bezorgen
gelegd. En tevens had hij zijn grote weten
schappelijke liefde gevonden de con
densatie van waterdamp een liefde die
hij zijn ganse leven trouw zou blijven.
NOG ALTIJD ZAG hij de kleurverschijn-
selen als het doel van zijn studie, maar
spoedig treedt daar iets anders voor in de
plaats. In 1895 had in Duitsland Röntgen
de later naar hem genoemde straling ont
dekt. In het begin van het daarop volgen
de jaar krijgt de jonge Wilson in het Ca
vendish laboratorium zo'n röntgenbuis
in handen en hij gaat met de geruchtma
kende stralen aan het experimenteren.
Daarbij doet hij de ontdekking dat de rönt
genstraling en ook de ioniserende straling
van uranium de condensatie van water
druppeltjes in met waterdamp verzadigde
lucht die plotseling wordt afgekoeld ver
gemakkelijkt, doordat de in de lucht ont
stane ionen gaan optreden als condensa-
tiekernen. Dit verschijnsel vindt hij heel
wat belangrijker dan de kleurverschijnse-
len en hij richt nu daarop zijn onderzoek.
HIJ CONSTRUEERT nevelkamers, hij
experimenteert en gelooft in de betekenis
van zijn werk al ziet Rutherford er heen
heil in. Hij gaat door en met enorm ge
duld, onverstoorbaar, verbetert hij zijn
instrument. Hij kan het spoor zien dat een
alfadeeltje in zijn baan achterlaat en ook
de nevel, die snelle secundaire elektronen
veroorzaken als er röntgenstraling door
zijn kamer heen gaat. Een goede belich
ting en het spoor tekent zich door het ven
ster af als een snoer van kleine witte drup
peltjes tegen de zwarte achtergrond. En
Nevelkamer-foto van alfadeeltjes. In het
midden een vork, gevolg van de elastische
botsing van 'n alfadeeltje met de kern van
een atoom, in dit geval een fluoratoom. Een
soortgelijk botsingseffect kan ook bij bil
jartballen worden waargenomen. Deze
botsingen van alfadeeltjes hebben een be
slissende rol gespeeld bij de opstelling van
Rutherfords atoommodel en zij zijn dan
ook grondig bestudeerd.
hij kan de sporen niet alleen zien, hij kan
ze zelfs fotograferen. Geen vluchtige ver
schijning meer, maar een blijvend beeld
dat bewaard kan worden en bestudeerd.
Hij maakt hele reeksen opnamen, een de
licate en moeilijke arbeid. En nu, in 1911
durft hij met zijn resultaten voor de dag
te komen: een verslag aan de Royal So
ciety, aangevuld met een serie foto's.
De baan van de atoomdeeltjes gefoto
grafeerd! Nog een paar jaar tevoren
slechts hadden natuurkundigen van naam,
zoals Mach en Planck, hun ongeloof in of
hun twijfel aan het werkelijk bestaan van
atomen niet onder stoelen of banken gesto
ken. Maar wie zou nu nog durven twijfe
len? De koppige Schotse boerenzoon had
hun de gelegenheid daartoe ontnomen.
CHARLES WILSON, de Nobelprijswin
naar, werd professor in Cambridge. De
aardse dampkring bleef zijn belangstel
ling houden. Een van de terreinen waarop
hij zich bewoog was de bestudering van de
atmosferische elektriciteit. In 1934 trad hij
af als hoogleraar en vestigde zich in Schot
land. Zijn werk is een bron van insporatie
geweest voor vele kernfysici. „U was mijn
held, in mijn jongensjaren", getuigde de
leidende Britse kernfysicus Sir John Cock-
croft op Wilson's negentigste verjaardag.
PAASCONFERENTIE OVER
„MODERN AMERIKA"
Onder auspiciën van de United States
Educational Foundation, de United
States Information Service in Nederland
en België en het Nederland-Amerika In
stituut zal, evenals vorige jaren, een paas-
conferentie worden gehouden over het
moderne Amerika. De conferentie zal
plaats hebben in het Henri Dunant Huis,
Woudschoten te Zeist, van dinsdag 19 april
's middags 14.30 uur tot zaterdag 23 april
's middags 14.30 uur. Lezingen, discussies,
films over de verschillende aspecten van
het Amerikaanse leven en de Amerikaan
se cultuur zullen geleid worden door een
aantal Amerikaanse Fulbright-hooglera-
ren, die dit jaar in Holland en andere
Westeuropese landen werkzaam zijn.
SINDS HET VERSCHIJNEN van zijn ro
man „Vertrouwen in Ree" verloor ik de
nu zestigjarige Vlaamse auteur Albert
van Hoogenbemt onopzettelijk min of
meer uit het oog Tot mijn schade, zoals
mij tijdens mijn lectuur van zijn inmid
dels bij Uitgeverij A. A. M. Stols/J. P. Bart
te 's Gravenhage verschenen roman „De
vlucht in het ijle" en zijn omvangrijke no
velle (of beknopte roman) „De opdracht
t an Zygmunt Sablinksky" bleek. Niet dat
ik anders had kunnen verwachten. „Ver
trouwen in Ree" had me destijds, zeven
jaar geleden alweer, met hart en hoofd
voor Van Hoogenbemt ingenomen en me
onvoorwaardelijk overtuigd van de bitte
re ernst, waarmee hij zich geëngageerd
wist bij de benauwende problematiek van
deze tijd. Dat hij, „de stille man" van zijn
aldus getiteld romandebuut, wiens grond
toon bepaald wordt door een beschouwe
lijke serenitiet en die de prille jeugdjaren
voor immer in zijn herinnering bewaarde
als een toevlucht voor zijn liefste dromen,
dat dié stille man zich geroepen voelde
om de actuele menselijke situatie in al
haar overrompelende facetten geeste
lijk, moreel, sociaal en politiek te peilen
en naar bevind van zaken te signaleren als
een schuld van de mens aan zijn mense
lijkheid, dat bewees wel hoe hoog de
nood in hem gestegen was. Tóen nog was
de stof, de veelheid van verwarrende en
ontstellende verschijnselen, hem te mach
tig. Zijn verhaal van de schilder Andreas
en het natuurkind Ree, dit voortreffelijke
verhaal, raakte min of meer verstrikt in
de chaos van gebeurtenissen, die een hal
ve eeuw catastrofale „ontwikkeling" van
het Europese Westen kenmerkten. Tot
schade van de compositie, moet ik zeggen,
maar merkwaardig genoeg voor het
verbeten „engagement" van dit eerlijke
schrijverschap lot een des te dringen
der beklemtoning van de humane essentia
lia, die door de technisch onweerhoudba
re robotmens in gevaar worden gebracht.
VAN HOOGENBEMT is geen rebel, die
met Aziatische verachting de barricaden
van de Europese cultuur wil bestormen.
In tegendeel: wat hij verlangt en in zekere
zin eist is met één woord gezegd: mense
lijkheid; humaniteit dus, mits men dit
woord wil begrijpen in de volle verant
woordelijkheid die het oplegt. „Ik weet nu
dat wij beminnen moeten om gelukkig te
zijn, al is het slechts een schim" aldus
het slot en de slotsom van zijn turbulente
roman „Vertrouwen in Ree". Maar hij ziet
te scherp, hij gaat te oprecht bij zijn ge
weten te rade, om zich niet ronduit te be
kennen, welke catastrofale mogelijkheden
de moderne mens heeft opgeroepen. Dat
besef weerhoudt hem ervan een „dromer"
te zijn en doet hem elke fraseologie en
schoonschrijverij schuwen. Waar het
schoon is wat hij schrijft, waar hij zijn
hoop op een hervinden van de oorspronke
lijke bron der menselijke zuiverheid een
kans geeft, zoals in de creatie van het on
bedorven meisje Ree (de verpersoonlijk
te natuurlijkheid), blijft hij waar, want
ook dat, ook die onvertroebeldheid, die
gaafheid, die onschuld, is waar, is wer
kelijk, is „de andere werkelijkheid".
TOT OP ZEKERE HOOGTE IS „De
vlucht in het ijle" een reprise van „Ver
trouwen in Ree". Men kan in de innemen
de vrouwengestalte van de voorname An-
nelies gemakkelijk het meisje Ree, in de
jongeman Rudi Verbeuren een dubbelgan
ger van de schilder Andreas herkennen.
Het thema, het complex van thema's mag
wat gevarieerd zijn, men wordt met de
zelfde tendensen geconfronteerd, die in de
vorige roman de calamiteiten van deze
cultuurfase aan het daglicht brachten: de
verwildering van de zeden, het koloniale
probleem, de sociale wanverhoudingen, de
gevaren van een uitgeholde democratie,
de verschrikkingen van een dictatuur, de
geestelijke ontwrichting van een in het
duister tastende jeugd en de kwade erfe
nis die de ouderen haar vermaakten. „Je
loopt," zegt de voor haar losbandigheid
(en argeloosheid) onzacht boetende zus
ter Daniëla van Rudi Verbeuren, „je loopt
er je hoofd tegen te pletter, of je legt je
er bij neer. Er is geen middenweg. Al
leen misschien voor de dwazen.." Danië
la kiest uit innerlijke onstandvastigheid
het compromis. Ze legt zich bij de werke
lijkheid zoals deze „nu eenmaal" is neer
en wordt er dan ook onvermijdelijk het
slachtoffer van. Rudi daarentegen blijft,
door alle vertroebelingen heen, de stille
rebel, de onverzettelijke zoeker naar het
„menselijke". Hij bewaart zijn droom, hij
houdt zonder ophef zijn stille ideaal hoog,
tégen het verraad en de ontgoocheling in.
Dat hij zich, ten onrechte verdacht van
medeplichtigheid aan een laaghartige
diefstal, door zijn tirannieke vader een
vermogend reder, die zijn bevoorrechte
sociale positie allesbehalve aan humane
scrupules te danken heeft laat pressen
om de wijk te nemen naar de Kongo en
zijn geliefde Annelies verlaat, mag mis
schien moeilijk aannemelijk zijn van een
zo ernstig en karaktervol jongmens, in
„De opdracht van Zygmunt Sablinsky"
kan men, dunkt me, de verklaring van de
ze wat zonderlinge wending vinden: ook
Rudi schiet tekort, als hij in zijn afkeer
van een verziekte samenleving „de vlucht
in het ijle" boven zijn liefde stelt en dus
op zijn beurt verraad pleegt Het mense
lijk tekort wilde Van Hoogenbemt ons
op het hart drukken is onvermijdelijk
indien men de dóódsimpele, ongecompli
ceerde liefde niet boven alles stelt
HET IS ZYGMUNT Sablinsky, die dit
als laatste levenservaring beseft te laat
om zijn verzuim goed te kunnen maken.
In deze sterk geconcentreerde roman over
de Poolse Jood Sablinsky wordt de conse
quentie getrokken uit de vereenzaming,
waartoe de van een waarachtige gemeen
schap (en dus ontwortelde) individuele
mens is gedoemd. Sablinsky is in zijn
jeugd uit het bedreigde Warschau geëmi
greerd naar Vlaanderen. Als moderne
Ahasverus bestaat er voor hem geen te
huis. Hij is een uitgestotene, een Jood tus
sen de Polen, een ongewenste vreemde-
tussen de leerlingen van het Belgisch athe
neum, een vogelvrije straks als de Nazi-
horde het Westen overstroomd heeft en
hij weggedoken zit op zijn zolderkamertje.
ZYGMUNT SABLINSKY verliest alles
wat een mens kan verliezen waaraan hij
gehecht is. Zijn moeder sterft jong (on
vergetelijke bladzijden zijn het, die Van
Hoogenbemt aan haar sterven wijdt),
zijn vader en geliefde zuster Bella vin
den, eenmaal in de klauwen van het Nazi
monster geraakt, hun dood in de gaska
mer, het familiebezit gaat tijdens de be
zettingsjaren verloren aan de hebzucht
van de onbedreigden. Wat Zygmunt rest
zijn „herinneringen" de liefelijke en de
pijnlijke die in de volstrekte stilte van
het Kongolese evenaarswoud, dat hij in
gezelschap van hem in wezen vreemd blij
vende negers doortrekt, wakker worden in
zijn desolate hart. In het aangezicht
van de onverwachte dood maakt hij de
rekening op van zijn jonge levenservarin
gen: de schone dood van zijn moeder, het
begrip voor het leed van de vader, de zui
vere nagedachtenis aan zijn zuster, en
zijn jeugd, waartoe men zou moeten kun
nen terugkeren om, zoals Heinrich von
Kleist schreef, „terug te vallen tot de on
schuld", tot een staat van waardige men
selijkheid, „de eenvoud, waarin kinde
ren dingen beleven, het wonder uit onze
jeugd, dat wij schijnen verloren te heb
ben of misschien zelfs niet eens hebben
bevroed". Zygmunt Sablinsky denkt in
zijn koortsdromen terug aan het meisje
Evelyne, zijn vriendin en geliefde een
zuster van Ree en Annelies, maar gebo
ren aan de verkeerde kant van het geluk
die zich voor hem zoveel opofferingen
getroostte een die hij desondanks verliet,
eveneens op „een vlucht in het ijle",
waarvoor hij betaalt met de dood. Een
zaamheid, stilte van het oerwoud tijdens
de dag, elementaire natuurgeluiden tij
dens de nacht, hebben contact gemaakt
met de vereenzaming van de opgejaagde,
gevluchte mens. En de kortsluiting van het
menselijk tekort, die er het gevolg van
is, betekent het einde. Men kan, hoe ge
dreven zélf, de liefde, dit fundament van
iedere samenleving, niet straffeloos ver
zaken: dat is de boodschap, die het ge-
engageerde schrijverschap van Van Hoo
genbemt telkens weer verkondigen moet.
C. J. E. Dinaux
OVER RUIM EEN WEEK zal
Elvis Presley zijn diensttijd beëin
digen en moet het Amerikaanse leger
in West-Duitsland deze jongeman
terugvoeren naar de Verenigde Sta
ten. Men werkt hard aan de voorbe
reiding van deze „operatie Pelvis",
want het leger verwacht bij de terug
keer van de Rock 'n Roll-zanger nog
groter moeilijkheden dan bij zijn aan
komst in West-Duitsland, anderhalf
jaar geleden. Bij die gelegenheid ver
drongen Duitse bakvissen zich om
een glimp op te vangen van de jon
gen met de bakkebaardjes die het van
gemeen soldaat potverdrie zou bren
gen tot korporaal-dienstdoend ser
geant. In Bremerhaven, waar Elvis
van de boot op een militaire trein
stapte, braken relletjes uit en bij het
kazernedorp waar de zanger tenslotte
arriveerde heeft men dagen achter
een last gehad van halfbezwijmde
bakvissen. Een handtekening, een
kus, een foto of een haarlok van
Elvis waren de trofeeën waarvoor de
vrouwelijke jeugd van Duitsland
schildwachten met geladen geweren
trotseerde.
HET AMERIKAANSE leger heeft er
éven onwennig tegenaan gekeken, maar
na een week had het, met de dienstvoor
schriften en uitzonderingstoestanden in de
hand, een „Presley-beleid" geformuleerd
waar 's mans commandant, en vooral de
perschef van Presley's onderdeel, zich
aan hadden te houden. Slechts als de pers
erom vroeg zou het leger mededelingen
doen over de militaire activiteit van sol-
Elvis („the Pelvis") Presley
daat Presley. Wie informaties van per
soonlijke aard wilde hebben moest maar
zien dat hij ze van Presley kreeg. En om
niet teveel lastig gevallen te worden, had
Presley al gauw een paar potige dienst-
makkers, en zelfs enkele mannetjesput
ters van zijn platenmaatschappij, bij de
hand als hij zo nu en dan uit rijden ging
in zijn roomtaart van een auto, of ergens
logeerde buiten de kazerne.
TWEE GENERAALS van het Ameri
kaanse hoofdkwartier in Heidelberg heb
ben het „Presley beleid" op papier gezet.
En zij zullen ook presideren over de con
ferentie van perschefs en andere militai
ren nu het „retour-beleid" zal moeten wor
den geformuleerd. Kapitein Mawn, de
perschef van de derde pantserdivisie, voor
spelde dezer dagen: „Het leger denkt aan
alles." Niets zal ongeregeld zijn als Pres
ley naar de Good Old U.S.A. terugkeert
als de verloren zoon, het geweigerde ex
portartikel, of het verloren gewaande pla-
tenkapitaal. Er zal met name worden ge
zorgd voor een strenge bewaking op de
plaatsen waar hysterische Frauleins an
derhalf jaar terug en masse tot Presley
trachtten door te dringen.
VOOR KAPITEIN MAWN werd het
trouwens tijd. Hij heeft een brief van een
Duitse bakvis die hem schreef: „Ik wil
een foto van u hebben, want u bent geloof
ik Elvis' commandant. Ik zal uw foto han
gen naast mijn foto's van president Eisen
hower. generaal Gruenther, generaal Nor-
stad en Elvis". Ze kreeg geen foto, ge
woon omdat Mawn geen foto's uitdeelt.
Mawns gedachten gaan dikwijls terug
naar de vreselijke uren die hij een jaar
geleden doormaakte, toen het bericht ge
lanceerd was dat Elvis the Pelvis om het
leven was gekomen. De kapitein is in die
tijd thuis uit zijn bed gebeld, door kranten
in Oslo, Stockholm, Brussel, Londen, Pa
rijs, Rome, New York, Madrid en Dallas,
het stadje in Texas waar Elvis Presley het
waagde het levenslicht te aanschouwen.
EN TOEN op die redacties het telefoon
nummer van de arme kapitein eenmaal
bekend was, is daar naderhand dankbaar
gebruik van gemaakt. Midden in de nacht
dikwijls, omdat geen enkele Amerikaan
zich schijnt te realiseren dat de klok op
de redactie in „The States" een heel an
dere tijd aanwijst dan een klok in Frank
fort. Kapitein Mawn bereidt met ongeken
de energie de regeling van Presley's te
rugkeer voor. Hij legt zijn ziel erin.