Bacillen verweren zich
OUDE WATERTOREN WERD RIANTE WONING
discaucs
VIJFTIG JAAR
ZATERDAG 30 JANUARI 1960
Erbij
PAGINA DRIE
MEDISCHE
KRONIEK
Die
onbetrouwbare
weerrijmpjes
Half miljoen voor
herstel van kastelen
VERENIGING VOOR GEZONDHEIDSKOLONIES
schieten de eerste reeds omlaag. „We heb
ben ongeveer een slee voor twee kinderen.
Er zijn natuurlijk altijd wel kinderen die
niet met een of ander spel mee kunnen
doen of mee kunnen op een lange wande
ling. Die worden nu binnenshuis bezigge
houden. Kijk. dat is een fantastische ko
miek", ze wijst naar een knaap met een
helblonde kuif, die gekke gezichten trek-
Groot Zonneoord", het hoofdgebouw van
de kolonie.
kend omlaag komt. „Wie een beurt heeft
gehad loopt om de heuvel heen en geeft bo
ven zijn slee af aan de volgende. Wie stie
kem voor zijn beurt gaat moet drie beur
ten overslaan."
RAPPORTEN van over
de gehele wereld tonen
aan, dat de goede oude da
gen van de antibiotica na
genoeg voorbij zijn. In de
bloeitijd van 1946 was het
regel, dat een steenpuist of
een andere puist, na een
paar injecties met penicil
line weldra in het niets
verdwenen en dat de be
zitter er van snel herstelde.
Alles wat toen nodig was
voor de arts, was de weten
schap of de infectie van de
patiënt veroorzaakt werd
door de bacillengroep, die
gevoelig was voor penicil
line. Zo ja, dan was de te
volgen behandelingsmetho
de duidelijk. En inderdaad,
op duizenden patiënten ble
ken er slechts enkelen re
sistent, d.w.z. de bacteriën
toonden zoveel weerstand,
dat ze ondanks penicilline
niet verdwenen, maar daar
over maakte niemand zich
bezorgd. We hadden echter
niet gerekend op de ver
bazingwekkende capacitei
ten van bacteriën, zich snel
te vermenigvuldigen. Een
enkele tegen penicilline
weerstand biedende sta
phylococcus (etterbacterie)
bleef leven, terwijl zijn
honderdduizend broeders
door het middel werden
vergiftigd. Hem kon niets
tegenhouden en, omstreeks
1948, werd duidelijk, dat
een toenemend aantal in
fecties weerstand boden
tegen penicilline. Dit gold
vooral voor infecties die in
de ziekenhuizen optraden.
Het zeer verbreide gebruik
van penicilline zuiverde de
ziekenhuisbevolking van
gevoelige bacillen, maar in
hun plaats kwamen de re
sistente, die meegedragen
werden op een gezonde
huid en in de gezonde neu
zen en kelen van artsen en
verpleegsters. In het begin
hadden we nog de strepto-
mycine, maar de weerstand
van de bacteriën hiertegen
ontwikkelde zich veel snel
ler dan die tegen penicil
line en algemeen begon
men in de ziekenhuizen te
ontdekken buiten deze
inrichtingen in mindere
mate dat de bacillen
dubbele weerstand kregen.
TOEN BEGON DE RACE
tegen de klok, om nieuwe
antibiotica te ontdekken,
die sneller werkten dan de
weerstand van de ontwik
keling van de bacillen, zo
dat het laatste middel of de
laatste combinatie van
middelen succes mocht
hebben, daar waar de oude
vertrouwde middelen faal
den. Alle nieuwe middelen
waren uitstekend in het
begin, maar langzamer
hand taande hun kracht om
alle gevoelige bacteriën te
overwinnen. Het is nu wel
algemeen bekend gewor
den, dat er staphylococcen
zijn, die resistent zijn tegen
zes of meer antibiotica en
een komende generatie
artsen zal vroegere behan
delingsmethoden weer
moeten leren, die de oude
re generatie gebruikte om
bacillen te vernietigen.
ANTIBIOTICA worden
gewoonlijk bereid uit
schimmels (zoals penicil
line) of ze zijn chemisch
samengesteld naar het
voorbeeld van de natuur
lijke schimmels. Vele hon
derden antibiotica worden
jaarlijks ontdekt en het
aantal bacteriëndodende
stoffen zal momenteel wel
niet meer te tellen zijn. He
laas is echter slechts een
klein aantal van deze hon
derden middelen zelf on
gevaarlijk. Het gevolg is,
dat er per jaar slechts twee
of drie „aannemelijke"
stoffen opduiken
ONGETWIJFELD is een
van de voornaamste aan
leidingen tot de resistentie
van de bacteriën het toe
passen zonder onderscheid
van antibiotica geweest bij
goedaardige infecties.waar-
bij deze middelen waar
schijnlijk niet eens zouden
helpen. Hoe vaak hebben
we niet gehoord van een
diagnose van „virusinfec
tie" waartegen penicilline
(dat geen enkel effect heeft
op virussen) werd voorge
schreven. Het ongetwijfeld
grote belang van antibio
tica bij vele ziekten heeft
er toe geleid, dat ze toege
past zijn in vrijwel elk ge
val van verhoogde tempe
ratuur. De patiënten, die
hierop niet verbeteren, on
dergaan pas dan het zorg
vuldige onderzoek, dat zij
feitelijk aan het begin van
de behandeling hadden
moeten ondergaan.
Hiervoor zijn vele oor
zaken aan te wijzen: de be
langrijkste is wel de druk
op de arts, door de moder
ne patiënt, die heeft ge
hoord over het allernieuw
ste middel, en er om vraagt
bij de behandeling van zijn
kwaal.
GISTEREN was het vijftig jaar geleden dat de Centrale Vereniging voor
Gezondhcidskolonies voor Zwakzinnigen werd opgericht. Prof. dr. G. A. van
Poelje is voorzitter van deze vereniging, die zich het welzijn ten doel stelt van
de leerlingen van scholen voor buitengewoon onderwijs, kinderen die over het
algemeen niet in de gezondheidskolonies voor normale kinderen kunnen worden
opgenomen; de vereniging stelt deze kinderen in de gelegenheid een tijd lang
in een gezonde streek te verblijven. De drieënveertig bij de Centrale Vereniging
aangesloten verenigingen zenden jaarlijks 800 a 900 kinderen voor zes toeken
naar het koloniehuis „Zonneoord" te Ede. Het aantal verpleegdagen op Zonne
oord beloopt jaarlijks ongeveer veertigduizend en de uitzending, die voor negen
tig percent via de scholen voor buitengewoon onderwijs loopt, gaat nog steeds
in stijgende lijn. Het vijftigjarig bestaan wordt in verband met het jaargetijde
gevierd op achttien mei aanstaande. In het huiselijke kantoortje van Zonneoord
zijn wij ter gelegenheid van het jubileum ontvangen door dc directrice van het
koloniehuis, zuster C. Q. Callenbach, wier jeugdig uiterlijk niet doet vermoeden
dat zij al sinds 1923 de leiding heeft over Zonneoord.
slijk, binnen drie dagen een harde (be
vroren) dijk".
ER KAN ECHTER ook natte sneeuw
vallen wanneer een depressie nadert die
aan de voorzijde met zuidoosten winden
nog koude lucht aanvoert met als gevolg
dat de eerste neerslag als natte sneeuw
valt, al spoedig gevolgd door regen. Hier
uit blijkt dat de twee weerrijmpjes als
voorspelling onbetrouwbaar zijn want
men heeft er wel degelijk een algemeen
beeld van de luchtdrukverdeling bij nodig
om te kunnen uitmaken of er op de natte
sneeuw vorst of.nog meer regen en dooi
is te verwachten.
EEN TYPISCH VOORBEELD van wat
een sterke nachtelijke uitstraling boven
een sneeuwdek vermag hebben wij deze
winter ook gezien. De temperaturen die
men in de dagelijkse binnen- en buiten
landse weerrapporten kan lezen hebben
betrekking op een hoogte van bijna twee
meter In windstille en heldere nachten,
zonder sneeuw, (bij voorbeeld in het voor
jaar bij nachtvorst) kan het gebeuren dat
het kwik op 10 cm. boven de grond 4 tot
5 graden lager is dan op twee meter hoog
te, dit als gevolg van de sterke uitstra
ling. Boven sneeuw kan dit verschil nog
groter zijn. Zo daalde het kwik op zon
dagmorgen 17 januari jongstleden 's mor
gens omstreeks 9 uur bij windstil en hel
der weer op het vliegveld Deelen bij Arn
hem tot -15 C. op bijna twee meter hoog
te. Even boven een sneeuwdek van ruim
10 cm. werd op het zelfde moment -22 C.
gemeten. Voor lange mensen (twee me
ter lang) zou dit betekenen dat hun neus
lucht van -15 C. opsnoof en hun schoenen
tot -22 C. zouden afkoelen wanneer zij lang
genoeg stil zouden blijven staan. Een ver
schil van zeven graden op een hoogtever
schil van twee meter komt maar zelden
voor.
HET „HARTJE VAN DE WINTER", en
daarmee bedoelen wij de gemiddeld laag
ste temperatuur, valt niet rond de kortste
dag maar een maand later. Over een pe
riode van vijftig jaar valt op te maken
dat de laatste tien dagen van januari de
koudste van de hele winter zijn. Ook be
gin februari blijft gemiddeld nog vrij
koud met omstreeks de vijftiende een niet
onbelangrijke stijging. Vandaar ook het
gezegde „Als de dagen lengen, begint de
winter te strengen", hetgeen door de prak
tijk wordt bevestigd. In 1954 begon het pas
op 28 januari zeer koud te worden en in
1956 meenden wij dat de winter er op zat,
toen er nog een record koude februari-
maand volgde met temperaturen in ons
land tot -26 C.
DIT BETEKENT dat zelfs wanneer fe
bruari op de kalender is verschenen het
nog niet vertrouwd is luid „hoera" te roe
pen vóórdat de „ijsbeer", zo tegen maart,
geschoten is, al kan het, wanneer de win
ter begin februari pas goed begint, al nooit
een lange winter meer worden. De Duitse
voorspelling luidde: „Minstens één vorst
periode in januari en een gemiddeld zach
te en droge februarimaand". Wanneer dat
mocht uitkomen zullen wij niet anders
kunnen zeggen dan de winter goed tot re
delijk doorgekomen te zijn
De restauratiekosten van twee histori
sche bouwwerken in Gelderland, die op de
voorlopige monumentenlijst voorkomen,
zijn begroot op een half miljoen gulden.
Het betreft hier het midden zeventiende-
eeuwse „Huis Aerdt" in de gemeente
Herwen en Aerdt en het kasteel „Waar
denburg" in de gemeente van die naam.
Dit laatste kasteel dateert uit de dertien
de eeuw. Met het herstel van „Huis Aerdt"
is een bedrag van 400.000,- gemoeid,
met dat van „Waardenburg" 100.000.-.
In de kosten van restauratie, die door de
minister zijn aangemerkt als oorlogs
schade zal door het rijk en de provincie
Gelderland worden bijgedragen.
Op D.G.G. LPM 18504 speelt het Trio di
Trieste", een kamermuziekensemble van hoge
klasse, pianotrio s van Mozart (K.V. 502) en
RaveL
LIEFHEBBERS van kamermuziek
zijn het aan zichzelf verplicht deze
plaat te kopen: D.G.G. LPM 18584. Het
„Trio di Trieste" (Dario de Rosa, piano;
Renato Zanettovich, viool; Libero Lana,
violoncello) laat samenspel horen van
een uitzonderlijk hoog gehalte dat noch
qua instrumentale beheersing, noch
wat betreft de muzikale benadering
onderdoet voor wat men bijvoorbeeld
kent van het Italiaans Strijkkwartet.
Dit is geen geringe verdienste, want
het piano-trio is op zichzelf eigenlijk
een onevenwichtige combinatie, relict
van een tijd toen het klavier nog in
de kinderschoenen stond en over veel
minder expansie-mogelijkheid beschik
te, dan tegenwoordig. Het is voor de
uitvoerenden dan ook altijd moeilijk
om viool en cello, waarvan de registers
zich wederzijds onvoldoende overlap
pen, zonder forceren partij te doen zijn
voor de pianist die op zijn beurt sterk
naar de strijkersklank moet toespelen.
Het Trio di Trieste is er in geslaagd
een ensemble te scheppen dat in zich
zelf volkomen afgerond is en geen gaten
vertoont, waardoor het enigszins stof
fige wat zich in de loop van de tijd uit
vele huiskamers op het piano-trio heeft
afgezet, kan binnendringen. Zo'n Trio
in Bes van Mozart (K.V. 502) is dan een
intiem feestje, waarbij geen noot ver
loren gaat en galante, savante en ex
pressieve wendingen elkaar de hand
reiken tot een ruiker, geordend a votre
bon plaisir.
AAN DE KEERZIJDE een werk uit
onze eeuw, het uit 1914 daterende
piano-trio van Ravel, dat ik zonder
aarzelen als het hoogtepunt van de toch
heus niet arme litteratuur voor piano
viool-cello beschouw. Het uitgebreide
vierdelige werk is, van welke kant men
het ook bekijkt, van een voldragenheid
die zeldzaam blijft. Het is in de rijk
dom aan inventie, het beheerste lais-
ser-aller van de verwerkingen, de on
uitputtelijke fantasie waarmee alle
mogelijkheden van de instrumentale
samenklank beproefd en tot het uiter
ste gevoerd worden, ongeëvenaard.
Iedere muziekminnaar heeft één of
meerdere malen Ravel's Strijkkwartet
gehoord dat op het vaste repertoire van
ieder kwartet-ensemble voorkomt.
Het twaalf jaar later gecomponeerde
Trio verheft zich ver boven dit gedeel
telijk nog op scholastische vormprinci
pes geboetseerde werk en toont ons de
omtrekken van een persoonlijkheid in
iedere fraze, in iedere akkoordverbin
ding. Het biedt een psychische geogra
fie van de vier gebieden waarin Ravel
als kunstenaar thuis was: het wonder
lijke Baskenland waar hij geboren is,
het land van zijn moeder, woonplaats
van een volk dat in uiterlijk en zeden
een eigen onafhankelijk karakter bezit
en dat van taal en herkomst raadsel
achtig is gebleven tot op de dag van
heden; dan Spanje, mengeling van drift
en trots, hartstocht die in de terughou
ding nog des te feller gloeit; Frankrijk,
het zelfbewustzijn van een oude tradi
tie die zich vermeit in de uiteenzetting
met zichzelf; een tenslotte een vierde,
niet door landsgrenzen te fixeren ge
bied, een door Ravel herschapen Hel
las, een wereld van wilde paarden,
paard-mensen en heidense kinderen die
in „Daphnis et Chloë" haar apotheose
beleeft. Dit zijn de vier vlakken van
het prisma, waardoor de componist de
dingen en de mensen om zich heen
steeds weer beziet, totdat ze breken in
motieven, in ritmen en akkoorden, in
melodie. En mutatis mutandis herkent
men ze in de bovengenoemde volgorde
in de vier delen, waaruit zijn Trio is
samengesteld: de elegante melancholie
van het wiegende hoofdthema van het
eerste deel, de kaarsrechte bezetenheid
van de „Pantoum", het stijlvolle gebaar
van de Passacaille, en de Finale, be
ginnend in zachte verrukking, uit
groeiend tot een lachende extase.
EVENEENS VAN D.G.G. ontvingen
wij: LPE 17160, waarop Vader David
en zoon Igor Oistrach, begeleid door
het Gewandhaus-orchester onder Franz
Konwitschny het dubbelconcert van
Bach en dat van Vivaldi (in a, op. 3, nr.
8) laten horen. Het tweemaal voor
komen van de naam Oistrach spant de
verwachtingen uiteraard hoog en dan
valt het allemaal nogal tegen. Misschien
komt het ook door de kleurloze, onge
ïnspireerde orkestbegeleiding, maar zo
wel het werk van Bach als dat van
Vivaldi heeft men dikwijls heel wat
bloeiender, heel wat majesteitelijker
gehoord dan in deze matte, conven
tionele uitvoering. Wat Vivaldi betreft
hoort men op Philips A 01239 Z var
Oistrach (sr.) met Isaac Stern een ver
tolking van grote allure; en het Phi
ladelphia Orchestra, onder Ormandy
geeft daarbij ook nog wel wat anders
te horen dan het ensemble uit Oost-
Duitsland.
Sas Bunge
(Van onze weerkundige medewerker)
TOT DE VELE WEERRIJMPJES die
wij in ons land kennen behoort ook het
rijmpje „Sneeuw op het slijk, binnen drie
dagen een harde dijk". Mogen wij dit
rijmpje geloven dan zou dus enige natte
sneeuwval betekenen dat er een vorstpe
riode op handen is. In het oosten van ons
land is ook een ander rijmpje over natte
sneeuw bekend dat luidt: „Sneeuw in de
sliek, binnen twee dagen het water boven
aan de diek". Dit betekent juist het om
gekeerde. Beide kunnen zoals meer
met weerrijmpjes het geval is uitko
komen.
Wij weten dat, wanneer wij de hoogte in
zouden gaan, het daar tot ongeveer 30 ki
lometer steeds kouder wordt. Een zicht
baar bewijs hiervan is de eeuwige sneeuw
op de bergen waar op een hoogte van
3 4000 meter ook in de zomer de sneeuw
niet verdwijnt In de wintermaanden komt
de vorstgrens, die zich boven ons land in
de zomer meestal tussen 2500 en 5000 me
ter hoogte bevindt naar beneden en reikt
soms tot aan de grond. In zo'n geval zal
alle neerslag niet anders dan in de vorm
van sneeuw op de grond vallen. Het kan
ook gebeuren dat de vorstgrens op één
kilometer hoogte is gelegen en in dat ge
val valt de neerslag, die ook in de zomer
als sneeuw kan beginnen te vallen, in de
vorm van regen op de grond. Anders
wordt het wanneer de vorstgrens op slechts
een paar honderd meter boven de grond
is gelegen. De sneeuw die dan uit de wol
kenlaag valt krijgt geen tijd om te smel
ten maar komt als natte sneeuw op de
grond. Deze natte sneeuw kan vallen in
de vorm van buien die met gure noorden
winden over de Noordzee worden aange
voerd achter een depressie die naar de
Oostzee trekt en waarachter de luchtdruk
boven Scandinavië soms snel gaat stijgen
met als gevolg een winddraaiing naar
noordoost en... invallende vorst Hier
geldt dus het rijmpje „Sneeuw op het
„DE KINDEREN zijn hier dolgeluk
kig", zegt de directrice, terwijl ze over de
besneeuwde velden wijst. „Weet u, de
meeste vakantiekoloniehuizen, waarmee
wij ons thuis wel ongeveer kunnen verge
lijken, zijn 's winters gesloten. Wij draaien
het hele jaar door en de winterverpleging
blijkt een groot succes te zijn. Op de eerste
plaats natuurlijk voor de kinderen u
moet ze eens zien ravotten in de sneeuw
en zien sleeën maar wel degelijk óók
voor de leiding. Het is altijd moeilijk om
weer „op gang te komen" als men er een
tijd uit is geweest". Het viel ons op, dat er
in en rond het huis doodse stilte heerste en
wij veronderstelden dat de kinderen aan
het wandelen waren. „Wij wandelen wel
veel, maar nu toch echt niet. Komt u maar
eens kijken", zegt onze gastvrouw en ze
gaat ons voor naar een zaaltje aan het ein
de van een lange gang. Aan keurig gedek
te tafels zitten meer dan honderd jongens
en meisjes. „Aan tafel wordt niet ge
schreeuwd, dat kan nu eenmaal niet."
Toch ging er een, zij het onderdrukt, ge
juich op toen wij binnenkwamen, maar dat
gold de grote, ruigharige Hongaarse her
der „Tertsa", een oude kettinghond, die
aan zuster Callenbach zijn vrijheid heeft
te danken. „Hij heeft hier een „goeie ouwe
dag" en de kinderen zijn gek op hem en
hij op de kinderen". „Lessie", een kleine
spaniel, holt kwispelstaartend van de ene
stoel naar de andere, tot hij zijn naam zo
dikwijls hoort roepen, dat hij maar mid
den in het vertrek blijft staan.
WE ZETTEN onze tocht door de gebou
wen Groot Zonneoord, Het Witte Huis
en Het Kleine Huis geheten, voort. Terwijl
wij door de slaapkamertjes lopen vertelt
de directrice over de huiselijke beslomme-
Zomers spelen op de velden, 's winters
sleeën van de heuvels. Wie vóór zijn beurt
gaat, moet drie beurten overslaan.
ringen, de moeilijkheden en de pleziertjes.
„Als een van de kinderen „in bed doet",
mag het de volgende dag niet opblijven bij
het verteluurtje vóór het slapen-gaan. Dat
weten ze en dus zijn ze droog. Kieskau-
wers? We dringen ze niets op. Het is onze
bedoeling niet om de kinderen te veel te
laten eten, maar ze eten als reigers.
PROFESSOR VAN POELJE had ons
reeds iets verteld over het verschil tussen
de uitzending van normale kinderen en die
van zwakzinnigen. Bij de uitzending van
normale kinderen gaat het in de eerste
plaats om de lichamelijke gezondheid. Bij
„onze kinderen", zoals hij het uitdrukte,
speelt het aantrekkelijke milieu een grote
rol. Afgezonderd van de rest van de we
reld komt het kind in een kwalitatief ge
lijke omgeving. Hier is het geen verschop
peling, maar evenmin het kind dat door
iedereen ontzien wordt en altijd gelijk
krijgt. Hier kan het zijn dikwijls geschaad
zelfvertrouwen terugvinden.
„Ons grootste bezit is de vrijheid", zegt
zuster Callenbach. „de kinderen kunnen
hier helemaal zichzelf zijn Ze spelen en
hebben echt geen medelijden met elkaar.
Het is heerlijk om te zien hoe een grote
sterke knul een kleintje, die niet meer ver
der kan op een wandeling, op zijn rug
neemt".
OP DE GANG klinken nu vele kinder
stemmen en even later horen we ze buiten.
De kinderen slepen een groot aantal sleeën
achter zich aan. „Die sleeën hebben we ge
kregen van de A.K.U.," zegt zuster Cal
lenbach. Van de verbindingstroepen in
Ede krijgen we regelmatig speelgoed en
van de zomer was er iemand in Ede, die
ons allemaal op ijs tracteerde."
ACHTER HET HUIS staan enkele van
de vijfentwintig assistentes op een heuvel
tje. De sleeën worden klaargezet en daar
VLAK NAAST het spoorweg
emplacement te Goes staat een
vijftien meter hoge oude wa
tertoren van de Nederlandsche
Spoorwegen. Maandenlang is
aan deze enorme, grijze beton
nen pilaar geschilderd, getim
merd en gemetseld door de
heer H. P. van Veen, oud
stationschef bij de N.S., die
het hogerop heeft gezocht en
gevonden. Na maandenlang
werken is hij eindelijk gereed
gekomen met de verbouwing
van de toren tot woonhuis, een
zeer bijzonder huis met bijzon
dere mogelijkheden. De oude
watertoren heeft een middel
lijn van zes meter. Boven de
begane grond zijn er nog twee
etages en daarboven is het
vroegere waterreservoir. Al
deze verdiepingen heeft de
heer Van Veen bruikbaar ge
maakt. Beneden zijn de keu
ken, toilet en douche, daarbo
ven bevindt zich de gezellige
ronde woonkamer met een
uniek uitzicht over de wijde
Zuidbevelandse polders aan de
ene kant en het spoorwegem
placement aan de andere kant.
Op de tweede etage liggen
twee slaapkamers. Het vroege
re waterreservoir, dat de ge
hele derde etage in beslag
neemt, heeft nog geen defini
tieve bestemming. De heer Van
Veen zou het graag als donke
re kamer gaan gebruiken,
maar de mogelijkheid om er
een van het dak af bereikbaar
privé-zwembad van te maken,
vindt de oud-N.S.-man óók
aanlokkelijk.
HET DAK krijgt de bestem
ming van terras. Er komen een
lage omheining, een wind
scherm, wat planten en een
hoge vlaggemast. De etages
van het torenhuis zijn alle zo
wel langs de binnen- als langs
de buitenkant te bereiken,
want buiten om het gebouw
loopt de ijzeren trap, die door
de heer Van Veen zal worden
opgeknapt en in vrolijke kleu
ren geschilderd. De verbouw
de watertoren zal in het Goese
landschap wel een even op
zienbarende als decoratieve
verschijning worden, want zij
wordt wit geschilderd met bo
venaan een drie meter brede
groene rand.
Helemaal zonder schokken zal
de bewoning voor de heer Van
Veen echter niet verlopen,
want de heer Van Veen, die
weduwnaar is, heeft namelijk
een hondje, „Tjappie", dat be
slist niét wil trappenlopen.
Trede voor trede, met de staart
stijf tussen de poten, schuift
hij de vele treden van zijn
nieuwe huis op en af, maar zo
als vele dingen, zal ook dit wel
wennen.
t.