Bacillen verweren zich OUDE WATERTOREN WERD RIANTE WONING discaucs VIJFTIG JAAR ZATERDAG 30 JANUARI 1960 Erbij PAGINA DRIE MEDISCHE KRONIEK Die onbetrouwbare weerrijmpjes Half miljoen voor herstel van kastelen VERENIGING VOOR GEZONDHEIDSKOLONIES schieten de eerste reeds omlaag. „We heb ben ongeveer een slee voor twee kinderen. Er zijn natuurlijk altijd wel kinderen die niet met een of ander spel mee kunnen doen of mee kunnen op een lange wande ling. Die worden nu binnenshuis bezigge houden. Kijk. dat is een fantastische ko miek", ze wijst naar een knaap met een helblonde kuif, die gekke gezichten trek- Groot Zonneoord", het hoofdgebouw van de kolonie. kend omlaag komt. „Wie een beurt heeft gehad loopt om de heuvel heen en geeft bo ven zijn slee af aan de volgende. Wie stie kem voor zijn beurt gaat moet drie beur ten overslaan." RAPPORTEN van over de gehele wereld tonen aan, dat de goede oude da gen van de antibiotica na genoeg voorbij zijn. In de bloeitijd van 1946 was het regel, dat een steenpuist of een andere puist, na een paar injecties met penicil line weldra in het niets verdwenen en dat de be zitter er van snel herstelde. Alles wat toen nodig was voor de arts, was de weten schap of de infectie van de patiënt veroorzaakt werd door de bacillengroep, die gevoelig was voor penicil line. Zo ja, dan was de te volgen behandelingsmetho de duidelijk. En inderdaad, op duizenden patiënten ble ken er slechts enkelen re sistent, d.w.z. de bacteriën toonden zoveel weerstand, dat ze ondanks penicilline niet verdwenen, maar daar over maakte niemand zich bezorgd. We hadden echter niet gerekend op de ver bazingwekkende capacitei ten van bacteriën, zich snel te vermenigvuldigen. Een enkele tegen penicilline weerstand biedende sta phylococcus (etterbacterie) bleef leven, terwijl zijn honderdduizend broeders door het middel werden vergiftigd. Hem kon niets tegenhouden en, omstreeks 1948, werd duidelijk, dat een toenemend aantal in fecties weerstand boden tegen penicilline. Dit gold vooral voor infecties die in de ziekenhuizen optraden. Het zeer verbreide gebruik van penicilline zuiverde de ziekenhuisbevolking van gevoelige bacillen, maar in hun plaats kwamen de re sistente, die meegedragen werden op een gezonde huid en in de gezonde neu zen en kelen van artsen en verpleegsters. In het begin hadden we nog de strepto- mycine, maar de weerstand van de bacteriën hiertegen ontwikkelde zich veel snel ler dan die tegen penicil line en algemeen begon men in de ziekenhuizen te ontdekken buiten deze inrichtingen in mindere mate dat de bacillen dubbele weerstand kregen. TOEN BEGON DE RACE tegen de klok, om nieuwe antibiotica te ontdekken, die sneller werkten dan de weerstand van de ontwik keling van de bacillen, zo dat het laatste middel of de laatste combinatie van middelen succes mocht hebben, daar waar de oude vertrouwde middelen faal den. Alle nieuwe middelen waren uitstekend in het begin, maar langzamer hand taande hun kracht om alle gevoelige bacteriën te overwinnen. Het is nu wel algemeen bekend gewor den, dat er staphylococcen zijn, die resistent zijn tegen zes of meer antibiotica en een komende generatie artsen zal vroegere behan delingsmethoden weer moeten leren, die de oude re generatie gebruikte om bacillen te vernietigen. ANTIBIOTICA worden gewoonlijk bereid uit schimmels (zoals penicil line) of ze zijn chemisch samengesteld naar het voorbeeld van de natuur lijke schimmels. Vele hon derden antibiotica worden jaarlijks ontdekt en het aantal bacteriëndodende stoffen zal momenteel wel niet meer te tellen zijn. He laas is echter slechts een klein aantal van deze hon derden middelen zelf on gevaarlijk. Het gevolg is, dat er per jaar slechts twee of drie „aannemelijke" stoffen opduiken ONGETWIJFELD is een van de voornaamste aan leidingen tot de resistentie van de bacteriën het toe passen zonder onderscheid van antibiotica geweest bij goedaardige infecties.waar- bij deze middelen waar schijnlijk niet eens zouden helpen. Hoe vaak hebben we niet gehoord van een diagnose van „virusinfec tie" waartegen penicilline (dat geen enkel effect heeft op virussen) werd voorge schreven. Het ongetwijfeld grote belang van antibio tica bij vele ziekten heeft er toe geleid, dat ze toege past zijn in vrijwel elk ge val van verhoogde tempe ratuur. De patiënten, die hierop niet verbeteren, on dergaan pas dan het zorg vuldige onderzoek, dat zij feitelijk aan het begin van de behandeling hadden moeten ondergaan. Hiervoor zijn vele oor zaken aan te wijzen: de be langrijkste is wel de druk op de arts, door de moder ne patiënt, die heeft ge hoord over het allernieuw ste middel, en er om vraagt bij de behandeling van zijn kwaal. GISTEREN was het vijftig jaar geleden dat de Centrale Vereniging voor Gezondhcidskolonies voor Zwakzinnigen werd opgericht. Prof. dr. G. A. van Poelje is voorzitter van deze vereniging, die zich het welzijn ten doel stelt van de leerlingen van scholen voor buitengewoon onderwijs, kinderen die over het algemeen niet in de gezondheidskolonies voor normale kinderen kunnen worden opgenomen; de vereniging stelt deze kinderen in de gelegenheid een tijd lang in een gezonde streek te verblijven. De drieënveertig bij de Centrale Vereniging aangesloten verenigingen zenden jaarlijks 800 a 900 kinderen voor zes toeken naar het koloniehuis „Zonneoord" te Ede. Het aantal verpleegdagen op Zonne oord beloopt jaarlijks ongeveer veertigduizend en de uitzending, die voor negen tig percent via de scholen voor buitengewoon onderwijs loopt, gaat nog steeds in stijgende lijn. Het vijftigjarig bestaan wordt in verband met het jaargetijde gevierd op achttien mei aanstaande. In het huiselijke kantoortje van Zonneoord zijn wij ter gelegenheid van het jubileum ontvangen door dc directrice van het koloniehuis, zuster C. Q. Callenbach, wier jeugdig uiterlijk niet doet vermoeden dat zij al sinds 1923 de leiding heeft over Zonneoord. slijk, binnen drie dagen een harde (be vroren) dijk". ER KAN ECHTER ook natte sneeuw vallen wanneer een depressie nadert die aan de voorzijde met zuidoosten winden nog koude lucht aanvoert met als gevolg dat de eerste neerslag als natte sneeuw valt, al spoedig gevolgd door regen. Hier uit blijkt dat de twee weerrijmpjes als voorspelling onbetrouwbaar zijn want men heeft er wel degelijk een algemeen beeld van de luchtdrukverdeling bij nodig om te kunnen uitmaken of er op de natte sneeuw vorst of.nog meer regen en dooi is te verwachten. EEN TYPISCH VOORBEELD van wat een sterke nachtelijke uitstraling boven een sneeuwdek vermag hebben wij deze winter ook gezien. De temperaturen die men in de dagelijkse binnen- en buiten landse weerrapporten kan lezen hebben betrekking op een hoogte van bijna twee meter In windstille en heldere nachten, zonder sneeuw, (bij voorbeeld in het voor jaar bij nachtvorst) kan het gebeuren dat het kwik op 10 cm. boven de grond 4 tot 5 graden lager is dan op twee meter hoog te, dit als gevolg van de sterke uitstra ling. Boven sneeuw kan dit verschil nog groter zijn. Zo daalde het kwik op zon dagmorgen 17 januari jongstleden 's mor gens omstreeks 9 uur bij windstil en hel der weer op het vliegveld Deelen bij Arn hem tot -15 C. op bijna twee meter hoog te. Even boven een sneeuwdek van ruim 10 cm. werd op het zelfde moment -22 C. gemeten. Voor lange mensen (twee me ter lang) zou dit betekenen dat hun neus lucht van -15 C. opsnoof en hun schoenen tot -22 C. zouden afkoelen wanneer zij lang genoeg stil zouden blijven staan. Een ver schil van zeven graden op een hoogtever schil van twee meter komt maar zelden voor. HET „HARTJE VAN DE WINTER", en daarmee bedoelen wij de gemiddeld laag ste temperatuur, valt niet rond de kortste dag maar een maand later. Over een pe riode van vijftig jaar valt op te maken dat de laatste tien dagen van januari de koudste van de hele winter zijn. Ook be gin februari blijft gemiddeld nog vrij koud met omstreeks de vijftiende een niet onbelangrijke stijging. Vandaar ook het gezegde „Als de dagen lengen, begint de winter te strengen", hetgeen door de prak tijk wordt bevestigd. In 1954 begon het pas op 28 januari zeer koud te worden en in 1956 meenden wij dat de winter er op zat, toen er nog een record koude februari- maand volgde met temperaturen in ons land tot -26 C. DIT BETEKENT dat zelfs wanneer fe bruari op de kalender is verschenen het nog niet vertrouwd is luid „hoera" te roe pen vóórdat de „ijsbeer", zo tegen maart, geschoten is, al kan het, wanneer de win ter begin februari pas goed begint, al nooit een lange winter meer worden. De Duitse voorspelling luidde: „Minstens één vorst periode in januari en een gemiddeld zach te en droge februarimaand". Wanneer dat mocht uitkomen zullen wij niet anders kunnen zeggen dan de winter goed tot re delijk doorgekomen te zijn De restauratiekosten van twee histori sche bouwwerken in Gelderland, die op de voorlopige monumentenlijst voorkomen, zijn begroot op een half miljoen gulden. Het betreft hier het midden zeventiende- eeuwse „Huis Aerdt" in de gemeente Herwen en Aerdt en het kasteel „Waar denburg" in de gemeente van die naam. Dit laatste kasteel dateert uit de dertien de eeuw. Met het herstel van „Huis Aerdt" is een bedrag van 400.000,- gemoeid, met dat van „Waardenburg" 100.000.-. In de kosten van restauratie, die door de minister zijn aangemerkt als oorlogs schade zal door het rijk en de provincie Gelderland worden bijgedragen. Op D.G.G. LPM 18504 speelt het Trio di Trieste", een kamermuziekensemble van hoge klasse, pianotrio s van Mozart (K.V. 502) en RaveL LIEFHEBBERS van kamermuziek zijn het aan zichzelf verplicht deze plaat te kopen: D.G.G. LPM 18584. Het „Trio di Trieste" (Dario de Rosa, piano; Renato Zanettovich, viool; Libero Lana, violoncello) laat samenspel horen van een uitzonderlijk hoog gehalte dat noch qua instrumentale beheersing, noch wat betreft de muzikale benadering onderdoet voor wat men bijvoorbeeld kent van het Italiaans Strijkkwartet. Dit is geen geringe verdienste, want het piano-trio is op zichzelf eigenlijk een onevenwichtige combinatie, relict van een tijd toen het klavier nog in de kinderschoenen stond en over veel minder expansie-mogelijkheid beschik te, dan tegenwoordig. Het is voor de uitvoerenden dan ook altijd moeilijk om viool en cello, waarvan de registers zich wederzijds onvoldoende overlap pen, zonder forceren partij te doen zijn voor de pianist die op zijn beurt sterk naar de strijkersklank moet toespelen. Het Trio di Trieste is er in geslaagd een ensemble te scheppen dat in zich zelf volkomen afgerond is en geen gaten vertoont, waardoor het enigszins stof fige wat zich in de loop van de tijd uit vele huiskamers op het piano-trio heeft afgezet, kan binnendringen. Zo'n Trio in Bes van Mozart (K.V. 502) is dan een intiem feestje, waarbij geen noot ver loren gaat en galante, savante en ex pressieve wendingen elkaar de hand reiken tot een ruiker, geordend a votre bon plaisir. AAN DE KEERZIJDE een werk uit onze eeuw, het uit 1914 daterende piano-trio van Ravel, dat ik zonder aarzelen als het hoogtepunt van de toch heus niet arme litteratuur voor piano viool-cello beschouw. Het uitgebreide vierdelige werk is, van welke kant men het ook bekijkt, van een voldragenheid die zeldzaam blijft. Het is in de rijk dom aan inventie, het beheerste lais- ser-aller van de verwerkingen, de on uitputtelijke fantasie waarmee alle mogelijkheden van de instrumentale samenklank beproefd en tot het uiter ste gevoerd worden, ongeëvenaard. Iedere muziekminnaar heeft één of meerdere malen Ravel's Strijkkwartet gehoord dat op het vaste repertoire van ieder kwartet-ensemble voorkomt. Het twaalf jaar later gecomponeerde Trio verheft zich ver boven dit gedeel telijk nog op scholastische vormprinci pes geboetseerde werk en toont ons de omtrekken van een persoonlijkheid in iedere fraze, in iedere akkoordverbin ding. Het biedt een psychische geogra fie van de vier gebieden waarin Ravel als kunstenaar thuis was: het wonder lijke Baskenland waar hij geboren is, het land van zijn moeder, woonplaats van een volk dat in uiterlijk en zeden een eigen onafhankelijk karakter bezit en dat van taal en herkomst raadsel achtig is gebleven tot op de dag van heden; dan Spanje, mengeling van drift en trots, hartstocht die in de terughou ding nog des te feller gloeit; Frankrijk, het zelfbewustzijn van een oude tradi tie die zich vermeit in de uiteenzetting met zichzelf; een tenslotte een vierde, niet door landsgrenzen te fixeren ge bied, een door Ravel herschapen Hel las, een wereld van wilde paarden, paard-mensen en heidense kinderen die in „Daphnis et Chloë" haar apotheose beleeft. Dit zijn de vier vlakken van het prisma, waardoor de componist de dingen en de mensen om zich heen steeds weer beziet, totdat ze breken in motieven, in ritmen en akkoorden, in melodie. En mutatis mutandis herkent men ze in de bovengenoemde volgorde in de vier delen, waaruit zijn Trio is samengesteld: de elegante melancholie van het wiegende hoofdthema van het eerste deel, de kaarsrechte bezetenheid van de „Pantoum", het stijlvolle gebaar van de Passacaille, en de Finale, be ginnend in zachte verrukking, uit groeiend tot een lachende extase. EVENEENS VAN D.G.G. ontvingen wij: LPE 17160, waarop Vader David en zoon Igor Oistrach, begeleid door het Gewandhaus-orchester onder Franz Konwitschny het dubbelconcert van Bach en dat van Vivaldi (in a, op. 3, nr. 8) laten horen. Het tweemaal voor komen van de naam Oistrach spant de verwachtingen uiteraard hoog en dan valt het allemaal nogal tegen. Misschien komt het ook door de kleurloze, onge ïnspireerde orkestbegeleiding, maar zo wel het werk van Bach als dat van Vivaldi heeft men dikwijls heel wat bloeiender, heel wat majesteitelijker gehoord dan in deze matte, conven tionele uitvoering. Wat Vivaldi betreft hoort men op Philips A 01239 Z var Oistrach (sr.) met Isaac Stern een ver tolking van grote allure; en het Phi ladelphia Orchestra, onder Ormandy geeft daarbij ook nog wel wat anders te horen dan het ensemble uit Oost- Duitsland. Sas Bunge (Van onze weerkundige medewerker) TOT DE VELE WEERRIJMPJES die wij in ons land kennen behoort ook het rijmpje „Sneeuw op het slijk, binnen drie dagen een harde dijk". Mogen wij dit rijmpje geloven dan zou dus enige natte sneeuwval betekenen dat er een vorstpe riode op handen is. In het oosten van ons land is ook een ander rijmpje over natte sneeuw bekend dat luidt: „Sneeuw in de sliek, binnen twee dagen het water boven aan de diek". Dit betekent juist het om gekeerde. Beide kunnen zoals meer met weerrijmpjes het geval is uitko komen. Wij weten dat, wanneer wij de hoogte in zouden gaan, het daar tot ongeveer 30 ki lometer steeds kouder wordt. Een zicht baar bewijs hiervan is de eeuwige sneeuw op de bergen waar op een hoogte van 3 4000 meter ook in de zomer de sneeuw niet verdwijnt In de wintermaanden komt de vorstgrens, die zich boven ons land in de zomer meestal tussen 2500 en 5000 me ter hoogte bevindt naar beneden en reikt soms tot aan de grond. In zo'n geval zal alle neerslag niet anders dan in de vorm van sneeuw op de grond vallen. Het kan ook gebeuren dat de vorstgrens op één kilometer hoogte is gelegen en in dat ge val valt de neerslag, die ook in de zomer als sneeuw kan beginnen te vallen, in de vorm van regen op de grond. Anders wordt het wanneer de vorstgrens op slechts een paar honderd meter boven de grond is gelegen. De sneeuw die dan uit de wol kenlaag valt krijgt geen tijd om te smel ten maar komt als natte sneeuw op de grond. Deze natte sneeuw kan vallen in de vorm van buien die met gure noorden winden over de Noordzee worden aange voerd achter een depressie die naar de Oostzee trekt en waarachter de luchtdruk boven Scandinavië soms snel gaat stijgen met als gevolg een winddraaiing naar noordoost en... invallende vorst Hier geldt dus het rijmpje „Sneeuw op het „DE KINDEREN zijn hier dolgeluk kig", zegt de directrice, terwijl ze over de besneeuwde velden wijst. „Weet u, de meeste vakantiekoloniehuizen, waarmee wij ons thuis wel ongeveer kunnen verge lijken, zijn 's winters gesloten. Wij draaien het hele jaar door en de winterverpleging blijkt een groot succes te zijn. Op de eerste plaats natuurlijk voor de kinderen u moet ze eens zien ravotten in de sneeuw en zien sleeën maar wel degelijk óók voor de leiding. Het is altijd moeilijk om weer „op gang te komen" als men er een tijd uit is geweest". Het viel ons op, dat er in en rond het huis doodse stilte heerste en wij veronderstelden dat de kinderen aan het wandelen waren. „Wij wandelen wel veel, maar nu toch echt niet. Komt u maar eens kijken", zegt onze gastvrouw en ze gaat ons voor naar een zaaltje aan het ein de van een lange gang. Aan keurig gedek te tafels zitten meer dan honderd jongens en meisjes. „Aan tafel wordt niet ge schreeuwd, dat kan nu eenmaal niet." Toch ging er een, zij het onderdrukt, ge juich op toen wij binnenkwamen, maar dat gold de grote, ruigharige Hongaarse her der „Tertsa", een oude kettinghond, die aan zuster Callenbach zijn vrijheid heeft te danken. „Hij heeft hier een „goeie ouwe dag" en de kinderen zijn gek op hem en hij op de kinderen". „Lessie", een kleine spaniel, holt kwispelstaartend van de ene stoel naar de andere, tot hij zijn naam zo dikwijls hoort roepen, dat hij maar mid den in het vertrek blijft staan. WE ZETTEN onze tocht door de gebou wen Groot Zonneoord, Het Witte Huis en Het Kleine Huis geheten, voort. Terwijl wij door de slaapkamertjes lopen vertelt de directrice over de huiselijke beslomme- Zomers spelen op de velden, 's winters sleeën van de heuvels. Wie vóór zijn beurt gaat, moet drie beurten overslaan. ringen, de moeilijkheden en de pleziertjes. „Als een van de kinderen „in bed doet", mag het de volgende dag niet opblijven bij het verteluurtje vóór het slapen-gaan. Dat weten ze en dus zijn ze droog. Kieskau- wers? We dringen ze niets op. Het is onze bedoeling niet om de kinderen te veel te laten eten, maar ze eten als reigers. PROFESSOR VAN POELJE had ons reeds iets verteld over het verschil tussen de uitzending van normale kinderen en die van zwakzinnigen. Bij de uitzending van normale kinderen gaat het in de eerste plaats om de lichamelijke gezondheid. Bij „onze kinderen", zoals hij het uitdrukte, speelt het aantrekkelijke milieu een grote rol. Afgezonderd van de rest van de we reld komt het kind in een kwalitatief ge lijke omgeving. Hier is het geen verschop peling, maar evenmin het kind dat door iedereen ontzien wordt en altijd gelijk krijgt. Hier kan het zijn dikwijls geschaad zelfvertrouwen terugvinden. „Ons grootste bezit is de vrijheid", zegt zuster Callenbach. „de kinderen kunnen hier helemaal zichzelf zijn Ze spelen en hebben echt geen medelijden met elkaar. Het is heerlijk om te zien hoe een grote sterke knul een kleintje, die niet meer ver der kan op een wandeling, op zijn rug neemt". OP DE GANG klinken nu vele kinder stemmen en even later horen we ze buiten. De kinderen slepen een groot aantal sleeën achter zich aan. „Die sleeën hebben we ge kregen van de A.K.U.," zegt zuster Cal lenbach. Van de verbindingstroepen in Ede krijgen we regelmatig speelgoed en van de zomer was er iemand in Ede, die ons allemaal op ijs tracteerde." ACHTER HET HUIS staan enkele van de vijfentwintig assistentes op een heuvel tje. De sleeën worden klaargezet en daar VLAK NAAST het spoorweg emplacement te Goes staat een vijftien meter hoge oude wa tertoren van de Nederlandsche Spoorwegen. Maandenlang is aan deze enorme, grijze beton nen pilaar geschilderd, getim merd en gemetseld door de heer H. P. van Veen, oud stationschef bij de N.S., die het hogerop heeft gezocht en gevonden. Na maandenlang werken is hij eindelijk gereed gekomen met de verbouwing van de toren tot woonhuis, een zeer bijzonder huis met bijzon dere mogelijkheden. De oude watertoren heeft een middel lijn van zes meter. Boven de begane grond zijn er nog twee etages en daarboven is het vroegere waterreservoir. Al deze verdiepingen heeft de heer Van Veen bruikbaar ge maakt. Beneden zijn de keu ken, toilet en douche, daarbo ven bevindt zich de gezellige ronde woonkamer met een uniek uitzicht over de wijde Zuidbevelandse polders aan de ene kant en het spoorwegem placement aan de andere kant. Op de tweede etage liggen twee slaapkamers. Het vroege re waterreservoir, dat de ge hele derde etage in beslag neemt, heeft nog geen defini tieve bestemming. De heer Van Veen zou het graag als donke re kamer gaan gebruiken, maar de mogelijkheid om er een van het dak af bereikbaar privé-zwembad van te maken, vindt de oud-N.S.-man óók aanlokkelijk. HET DAK krijgt de bestem ming van terras. Er komen een lage omheining, een wind scherm, wat planten en een hoge vlaggemast. De etages van het torenhuis zijn alle zo wel langs de binnen- als langs de buitenkant te bereiken, want buiten om het gebouw loopt de ijzeren trap, die door de heer Van Veen zal worden opgeknapt en in vrolijke kleu ren geschilderd. De verbouw de watertoren zal in het Goese landschap wel een even op zienbarende als decoratieve verschijning worden, want zij wordt wit geschilderd met bo venaan een drie meter brede groene rand. Helemaal zonder schokken zal de bewoning voor de heer Van Veen echter niet verlopen, want de heer Van Veen, die weduwnaar is, heeft namelijk een hondje, „Tjappie", dat be slist niét wil trappenlopen. Trede voor trede, met de staart stijf tussen de poten, schuift hij de vele treden van zijn nieuwe huis op en af, maar zo als vele dingen, zal ook dit wel wennen. t.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 15