De Lauwerszee
is reeds eeuwen een gevaar voor land en volk
JIRI TRNKA
onuitsprekelijke naam van Tsjech die met
poppenfilms naam maakte
discaucs
Vraaggesprek met dichterlijk
illustrator en fantast
ZATERDAG 13 FEBRUARI 1960
Erbij
PAGINA DRIE
ILLUSTRATIES VAN TRNKA
BIJ „DE KARAVAAN"
VAN WILHELM HAUFF
TE PARIJS is onlangs een tentoonstelling geopend
van het werk van de beroemde Tsjechische illustrator
en maker van poppenfilms, Jiri Trnka. Wij publiceren
hieronder de vertaling van een interview, dat de thans
47-jarige kunstenaar werd afgenomen, toen hij de ex
positie in het museum van decoratieve kunsten bezocht.
Trnka wijdde zich aanvankelijk geheel aan het il
lustreren van kinderboeken tot hij in 1945 een film
onderneming stichtte, die zich toelegde op de vervaar
diging van poppen- en tekenfilms. In 1948 behaalde
Trnka op de Biënnale van Venetië de hoogste onder
scheiding voor zijn „Spalicek", een poëtische evocatie
van de Tsjechische folklore zoals ze in de volksliederen
van dit land tot uiting komt. Eenzelfde dichterlijke
benadering kenmerkt zijn films „De nachtegaal van de
keizernaar het sprookje van Andersen, „Prinses
Bayayaen „Oude Tsjechische legenden". In Neder
land kon men ook kennis maken met Trnka's „Ge
schiedenis van de soldaat Schweik". In opdracht van
de Unesco maakte Trnka een tekenfilm onder de titel
„Fabel der vriendschap". Het is een blij filmpje over
de idealen en doelstellingen van deze organisatie, die
probeert begrip en samenwerking te kweken tussen
de mensen waar ook ter wereld op het gebied der op
voeding, wetenschap en cultuur. Het is geen dorre
verhandeling, maar een kleurrijke fantasie met broze
schilderachtige figuurtjes uit alle delen van de wereld.
De muziek bij deze film schreef Vaclav Trojan, die
ook Trnka's „Midzomernachtdroom", naar Shakespeare
en in de stijl van een opera-houffe, van begeleidende
muziek heeft voorzien.
HOE KWAM HET, dat u zich voor poppen ging interesseren? Als kind al ging ik
geregeld kyken naar de poppenspelen in het sprookjestheater van myn geboortestad
Pllsen. Na de dood van de directeur, Novak, nam Joseph Skupa de leiding in handen.
Later werd hy myn leermeester. Dat gebeurde allemaal nog voor ik naar school
ging. Ik groeide op in de sloppen. Er bestonden toen by ons nog geen bioscopen en
niemand ging naar schouwburg of theater. Myn enige „visuele emoties" onderging
ik door het kyken naar het poppenspel.
MAAKTE U als kind al poppen?
Ja, toen ik zeven jaar was moet ik be
gonnen zijn met figuurtjes te maken van
hout, klei en oude lapjes en ik bouwde een
klein theater. Ik bleef ermee doorgaan tot
ik 17 was, maar ik gebruikte mijn poppen
nooit om er een echte voorstelling mee te
geven. Ik was eigenlijk alleen geïnteres
seerd in het maken van de poppen, het
schilderen van de decors en het ontwerpen
van de zetstukken.
U begon uw carrière als schilder en il
lustrator. Hoe kwam u ertoe poppen- en
tekenfilms te maken?
Ik wilde dat de figuren in mijn tekenin
gen bewegende figuren werden. Maar
helemaal bevredigen deden mij tekenfilms
niet. omdat de plaatjes geen dimensie had
den. Ik wilde dat mijn figuurtjes in de
ruimte bewogen. Daarom besloot ik te
werken met het meer levende, drie-dimen
sionale medium van de poppen-film.
Uw films zijn gebaseerd op sprookjes,
uitgezonderd dan bijvoorbeeld „De goeie
De goede soldaat Schweik uit de gelijk
namige beroemde film van Trnka.
soldaat Schweik". Inspireert de werkelijk
heid u niet?
Zeker, als er realistische onderwerpen
zouden bestaan, waarvoor ik warm kan
lopen.Maar ze zijn er zo weinig. Ik heb
voor mijn vriend Bretislav Pojar een keer
een realistisch onderwerp uitgekozen. Dat
was voor „Een val te veel", maar u kunt
me geloven of niet, alle ideeën, onderwer
pen en scenario's, waarmee de mensen bij
mij komen, zijn sprookjes. Ik heb er niets
op tegen; met sprookjes kan je heel ge
makkelijk eigentijdse problemen aan de
orde stellen. Ik vind ook dat poppen veel
aardiger zijn als ze er als sprookjesfiguren
uitzien. Hamlet en de klassieke tragedies
zijn toch wel erg aan plaats en tijd gebon
den en we behandelen ze bijna als sprook
jes
Als u besluit een film te maken, hoe
gaat dat dan?
Op de eerste plaats komt het onderwerp.
Je moet een idee hebben, dat is het minst
eenvoudige. Daarna komen de uitwerking
en de artistieke kant. Gewoonlijk werp ik
me helemaal op de technische uitvoering
tot in de details. Ik geloof dat het voor
naamste in de film het scenario is. De
schetsen voor de kostuums en de figuur
tjes, die ik gaandeweg maak. lijken meer
op een spelletje of een gok. Pas als de in
trige helemaal is uitgewerkt, begin ik er
serieus aan. Ik herinner me dat ik maar
één keer, bij „De molen van de duivel",
nog vóór het verhaal was uitgewerkt, al
de tekeningen had gemaakt. Ik begon met
een figuurtje te bedenken een oude
BIJ DE UITGEVERIJ Reinaida te Doorn
is verschenen een boek vol sprookjes van
Wilhelm Hauff, getiteld „De karavaan".
Wij behoeven de merendeels oosterse fan
tasieën van deze voortreffelijke verteller
niet nader in te leiden. Zij blijven altijd
boeien om hun eenvoudige conflictstof, die,
met veel fantasie omgeven, appelleert aan
onze verbeelding of wij nu jong zijn of
oud. De verluchtingen in dit royaal uitge
voerde boek zijn van de Tsjechische illu
strator Jiri Trnka. Men kan dus op deze
wijze de befaamde poppenmaker als illu
strator gadeslaan en vaststellen, dat zijn
compositie-vermogen de kracht vormt van
zijn talent, dat overigens ook bewonderd
mag worden om een gedurfd gebruik van
kleuren en een sterke lijnvoering, die leeft
op die grens waar primitiviteit en ont
wapenende eenvoud zin voor details niet
uitsluiten in hun ontmoeting met een ver
dichte werkelijkheid.
organist en ik bouwde een verhaal om
hem op.
De muziek neemt een belangrijke plaats
in bij uw films. Hoe zit nu de samenwer
king met Vaclav Trojan in elkaar?
We werken heel nauw samen van het
ogenblik af dat het scenario klaar is. Voor
een deel is de muziek al van te voren ge
componeerd, bijvoorbeeld voor sommige
dansjes. Na de opnamen componeert Tro
jan de rest. We hebben een ongelooflijk
goede samenwerking bereikt. Soms zeg ik:
Vaclav, die noot past niet in de melodie",
dan hij weer: „Jiri, als ik jou was liet ik
die opnamen eruit". We praten honderduit
voor we aan iets beginnen te werken.
Praktisch componeren we de thema's sa
men en Trojan speelt ze met één vinger.
Dan gaan we ieder apart aan het werk.
NOORD-NEDERLAND is ongerust over
de kwestie van het dichten van de Lau
werszee. Huis aan huis worden handteke
ningen verzameld. Het is volle ernst. Men
zegt dat nu de regering niet tot spoedige
indijking van de Lauwerszee overgaat, de
goede verstandhouding tussen Den Haag
enerzijds en Groningen en Friesland an
derzijds wel eens kon veranderen in een
heel slechte verhouding. Men weet dat bij
een herhaling van de stormramp op 1 fe
bruari 1953 en de hoge waterstand van 21
december 1954 de dijken het wellicht niet
meer houden en oostelijk Friesland en wes
telijk Groningen onder water zullen gaan.
De bevolking weet dat de Lauwerszee in
het verleden meerdere malen mens en
dier verraste en talrijke slachtoffers
maakte. De Lauwerszee is een gevaarlij
ke inham, die vroeger veel groter was,
doch eeuwen lang een groot gevaar geble
ven is. In oude legenden wordt een zee
stad Wartena bij Leeuwarden genoemd,
nu een rustig boerendorp. Het bleek ech
ter dat de legende verkeerd was, want nog
oudere bronnen spraken van Warden of
Ezonstad, een zeestad aan de Lauwerszee,
die eens ondergegaan was in de golven.
De betrouwbare historische bronnen zwe
gen hier echter over en langzamerhand
namen de historici aan dat Warden of
Ezonstad een fabeltje was. In 1951 werd
de ondergang van Warden echter bewe
zen. Bij lage waterstand in dat jaar ont
dekten de oudheidkundigen dr. Bohmers,
Kimm sr., Kimm jr. en Teunissen in de
Lauwerszee de overblijfselen van de stad.
In een gebied van 1 kilometer lang en
400 meter breed vonden zij de afgeteken
de vierkante huizen, destijds gebouwd van
plaggen en klei. Hun indruk was, dat het
een nederzetting van 1000 jaar geleden be
trof, althans vóór het jaar 1000 overspoeld.
De nederzetting lag aan de vaargeul naar
Dokkumer Nieuwe Zijlen en de indruk van
de heren was dat de stad voorzover in
die tijd van stad gesproken kon worden
groter moet zijn geweest, doch door de
geul gedeeltelijk is verdwenen. Hoeveel
mensen er bij de ondergang van Warden
zijn omgekomen, zullen we nimmer we-
doordat de bewoners verrast werden door
een hoge waterstand.
OUDE BRONNEN verhalen dat er tij
dens de St. Elisabethsvloed in Groningen
en Friesland 18000 mensen verdronken
zijn. Dit is wellicht sterk overdreven. Doch
we weten dat de St. Elisabethsvloed van
1421 in het Lauwerszeegebied vreselijk
heeft huisgehouden en zeker honderden
mensen zijn omgekomen. Via een water
vloed van 1508, waarover minder bekend
is, komen we bij de Allerheiligenvloed van
1 november 1570. Ook toen braken met
de andere zeedijken in Nederland en Duits
land de Lauwerszeedijken door, met
als gevolg duizenden slachtoffers. In de
provincie Groningen moeten toen 9000 en
in Friesland 12000 mensen verdronken zijn.
De springvloed van 22 februari 1651 bracht
het water nog een meter hoger dan in 1570.
Op 5 december 1665 bezweek de Aduarder-
zijl aan het Reitdiep, toen een inham in de
Lauwerszee. Geladen schepen dreven over
de dijken. Twintig jaar later, 12 novem
ber 1686 trof een grote ramp Groningen;
1585 mensen verdronken tijdens de St
Maartensvloed. Het grootste deel van de
provincie stond onder water. De stad was
van alle kanten door het zeewater om
ringd.
EENENDERTIG jaar daarna bezweken
op de eerste Kerstdag in 1717 de dijken.
Het water kwam nog hoger dan in 1686.
In de stad stond het zeewater enkele voe
ten boven de straatstenen. Het aantal
slachtoffers bedroeg 2276; 1560 huizen wer
den verwoest. In het Lauwerszeegebied
werd vooral Kommerzijl zwaar getroffen.
Op 3 februari 1825 teisterde een grote
vloed midden en noordelijk -Nederland.
Half Friesland kwam onder water te
staan. Ook de dijken van de Lauwerszee
en het Reitdiep bezweken.
Bij de nationale ramp op 1 februari hiel
den de dijken in het noorden het, ofschoon
op het nippertje. De angst werd heel groot
op 21 december 1954, toen het water in
Harlingen hoger kwam dan tijdens de
Zoals men weet, heeft de regering on
langs in een nota aan de Staten-Gene-
raal doen weten, dat het plan tot af
sluiting van de Lauwerszee voorlopig
niet gerealiseerd kan worden op grond
van de enorme kosten, hieraan ver
bonden. Tegen deze Lauwerszee-nota is
door de belanghebbende Friese en Gro
ningse autoriteiten en instanties inmid
dels al protest aangetekend, omdat ver
der uitstel van de afsluiting volgens
hen niet slechts de economische en
grarische ontwikkeling van het Noor
den des lands zal schaden, maar tevens
het gevaar voor dijkbreuken en over
stromingen dat in het gebied om de
Lauwerszee al sinds mensenheugenis
een wezenlijke bedreiging vormt laat
voortbestaan. In nevenstand artikel
wordt op dit probleem nader ingegaan.
Zoals men weet, heeft de regering
rampnacht. Had de storm één a twee uren
langer aangehouden, de dijken in Fries
land en Groningen waren bezweken en het
grootste deel van deze provincies was on
der water gegaan. Het is vooral de schrik
van die avond die men in Friesland en Gro
ningen nog niet vergeten is, want men
weet dat bij een herhaling en langere duur
van de storm de dijken het zullen bege
ven en vooral rondom de Lauwerszee het
zeewater over het land zal stromen.
De historie leert dat de Lauwerszeewer-
ken urgent zijn. Het wekt dan ook aller-
wege in het noorden bevreemding dat de
regering er blijkbaar anders over denkt.
Het gaat hier niet in de eerste plaats om
een nieuwe polder voor de boeren te ver
krijgen, maar om het gevaar waarin vele
dorpen verkeren. De nacht van 21 decem
ber 1954 heeft geleerd dat het gevaar heel
groot is. „De Lauwerszee moet dicht" is
niet een chauvinistische eis van Gronin
gers of Friezen, maar een harde noodza
kelijkheid.
Vleer
ten, doch dit Warden of Ezonstad is het
eerste bewijs dat we in de geschiedenis
vinden betreffende de activiteit van de
Lauwerszee.
HET BESTAAN HIERVAN is aanneme
lijk gemaakt door J. S. van Weerden in
„De Warf', 1ste jrg., blz. 134. De voor
naamste bewijsvoering voor een verdwe
nen Maddens is, dat het dorp nog voor
komt op een decanaatslijst van het bis
dom Munster van ongeveer 1400, als gele
gen tussen Vliedorp en Vierhuizen. De
heer Van Weerden zet op goede gronden
uiteen, dat Maddens naast het zg. Uitland
in de Lauwerszee gelegen heeft ten noord
westen van Vierhuizen. Dit zou betekenen,
dat we hier het tweede bewijs hebben van
een verdwenen nederzetting in de Lau
werszee, waarschijnlijk ten ondergegaan
in de St. Elizabethsvloed van 1421 of kort
daarna. Op 2 november 1387 gaf bisschop
Heidenreich van Munster toestemming tot
afbraak en opheffing van de Visvlieter
kerk. Het dorp was door de overstromin
gen dusdanig geteisterd, dat de overgeble
ven bewoners geen pastoor meer konden
onderhouden. Pas in 1427 werd Visvliet
weer opgebouwd en kreeg het een nieuwe
kerk. Visvliet ligt nu midden in het land
aan de spoorlijn Groningen-Leeuwarden,
doch omstreeks 1200 stroomde de Lau
werszee hier nog rondom. Door de aanleg
van dijken werd omstreeks 1240 Visvliet
gesticht. Een lang bestaan heeft echter
het eerste Visvliet, dank zij de Lauwers
zee, niet gehad! Op 10 juni 1441 willigde
paus Eugenius IV een verzoek in van de
bewoners van het voormalige Kortwoude
om hun parochie met die van Surhuizum
te verenigen. Door de overstromingen wa
ren nog maar vier huizen blijven staan.
Kortwoude is nimmer meer opgebouwd,
doch de benaming vinden we nog in het
gehucht ten noorden van Surhuisterveen,
ongeveer 20 km. van de tegenwoordige
Lauwerszee verwijderd. Kortwoude is het
vierde bewijs dat een dorp in de Lauwers
zee verdween en met Maddens en Vis
vliet in een tijd dat er reeds zeedijken wa
ren.. die echter geregeld doorbraken,
Hieronder worden besproken twee opnamen
door het Residentie-Orkest onder leiding van
Willem van Otterloo. Op Fontana 698.008 C.L.
twee suites van Handel: de bekende Water -
music en de Fireworks Music, en op Fontana
698027 C.L Mahler's Vierde Symfonie (met
Teresa Stich-Randall, sopraan).
Natuurlijk doet hij alleen de orchestratie.
Welke van uw films prefereert u het
meest en waarom?
Een moeilijke vraag. Het is net als met
je kinderen: je bent het gekst met de
jongste, omdat hij de kleinste is.
Wat heeft u geleerd van uw eerste er
varingen met het breedbeeld in „A Mid
summer Night's dream"?
Die was niet zo heel goed. Ik werd er
door in mijn overtuiging gesterkt, dat de
democratische expressie er niet werkelijk
door wordt verhevigd. Ik zou zelfs willen
beweren dat het alleen maar bedriegelijk
is en dat het bijna alle intimiteit en ge
voeligheid in de weg staat. Misschien zal
er nog eens iemand iets briljants mee
doen, maar ik zie zelf geen reden waarom
ik het zou gebruiken.
Waarom werkte u in die film met plas
tic en niet met hout?
De meeste figuurtjes waren naakt of
bijna naakt en we konden hun proporties
niet verbergen. Daarom besloot ik ze van
latex te maken. Ik weet niet hoe het ma
teriaal heet dat we voor de koppen ge
bruikten. Je kneedt het als klei, het wordt
hard en je kan het snijden. Het is zo aan
trekkelijk, omdat het doorschijnend is: het
lijkt bijna albast. Men verwijt me wel eens
dat ik „gespierde realiteit" in mijn figuur
tjes leg. Dan vergeet men dat je datzelfde
realisme vind in Theseus zonder wapen
rusting en dat zoiets gebeurt als je te erg
bent geïnteresseerd in de Griekse beeld
houwkunst.
Bent u van plan andere avondvullende
films in toekomst te maken?
Nee, een lange tijd geen lange films, wat
mij betreft!
Artistiek gezien, voldoen ze u meer dan
korte?
Je kan er veel meer in uitdrukken. De
actie verloopt in een lyrische film traag.
Dat is niet te vermijden. Ze kost je meer
tijd dan in een komedie. Het verhaaltje in
een korte film moet erg eenvoudig zijn als
je in kort tijdsbestek er alles in wil zeggen.
Wat zijn uw plannen?
Ik doe volgend jaar niet anders dan il
lustreren. De oude Tsjechische verhalen
van Alois Jirasek en misschien de „Ver
halen van Shakespeare" van Charles en
Mary Lamb.
De film „Fable for Friendship", die u
voor de Unesco maakte, is in feite een te
rugkeer naar de tekenfilm. Betekent dat
dat u in de naaste toekomst andere films
in dit genre wilt maken?
Ja. Ik wil een paar heel korte tekenfilms
maken. En ik zou graag nieuwe methodes
willen zoeken van artistieke expressie door
te experimenteren met wat nieuwe ideeën,
die ik kreeg toen ik bezig was met de op
namen aan een avondvullende film, ideeën,
die ik bij gebrek aan tijd nog niet heb
kunnen uitwerken.
Op de foto hierboven: een beeld uit de
film Fable for friendship", die Trnka voor
de Unesco maakte. Daarnaast, links boven
aan: Een scène uit Trnkn's poppenfilm-
versie van Shakespeare's „Midzomer-
nachtsdroom" in kleurenbreedbeeldop-
namen.
mann-Chopin-Mahler-Hugo Wolf-jaar,
hetgeen betekent dat de genoemde
componisten driehonderd, tweehon
derdvijftig, honderdvijftig, honderd
jaar geleden geboren zijn. Weinig tijd
om te denken dus dit jaar, het herdèn-
ken zal ons te veel in beslag nemen.
Wat Mahler betreft, van hem zult u
nog wel méér horen in verband met
zijn „honderdste verjaardag". In het
Holland-Festival is „Das Lied von der
Erde" opgenomen, misschien wel zijn
meest indrukwekkende compositie en
de platen-producenten zullen zo'n her
denkingsjaar ook niet ongemerkt laten
voorbijgaan.
De vierde is van Mahler's negen sym
fonieën eigenlijk de meest overzichte
lijke, de minst met bedoelingen en uit-
drukkingsdwang belaste. Het orkest is
qua bezetting betrekkelijk beperkt ge
houden, wat inhoudt dat het nog altijd
de omvang van een provinciaal orkest
overschrijdt. En de invoering van een
sopraan-solo in de finale die een ge
dicht zingt uit Mahler's geliefde ver
zameling volkspoëzie „Des Knaben
Wunderhorn" heeft geen opgelegde
betogende werking, maar vormt een
harmonische, discrete, apotheose in de
pastorale sfeer van het geheel. Nu zou
men over de uitvoering van het Resi
dentie-orkest met lof kunnen schrijven,
ware het niet dat ik voor mij toch iets
gemist heb. iets wat met de zeer speci
fieke geaardheid van deze muziek en
haar maker verband houdt en wat men
moet terugvoeren op het gemis aan
interpretatie-traditie, een begrip waar
ik niet zeer op gesteld ben, omdat het
op zijn beurt maar al te vaak als dek
mantel moet dienen voor het ontbreken
van een persoonlijke, hèrscheppende
visie op het werk. Bij Mahler ligt het
iets anders. Het lijkt me dat aan zijn
muziek, die, óók in deze symfonie, nooit
gespeend is van bepaalde apostolische
pretenties, de openheid, de wendbaar
heid ontbreekt waardoor zij zich tot
vele, verschillende en ieder op zich te
verantwoorden benaderingswijzen leent.
Het is, kort gezegd, dictatoriale muziek
en voor haar geldt maar één modus
vivendi, die welke strookt met de be
doelingen van de componist, en het
contact dat men hiermee heeft is, af
gezien van het strikt opvolgen van de
aanwijzingen in de partituur en het
zuiver-muzikaal realiseren hiervan, een
zaak van traditie, een door mondelinge
overlevering en aloude omgang met 't
werk, gevestigde standaard. Deze stan
daard die aan de uitvoering van
Mahler's symfonieën ook nu nog een
geloofwaardigheid, een authenticiteit
kan meegeven bezit 't Concertgebouw-
Orkest, dat, om zo te zeggen, van het
begin af met Mahler is „omgegaan".
Het Residentie-Orkest, dat men overi
gens om vele voortreffelijke hoedanig
heden kan bewonderen, kent deze op
historische verbinding steunende zeker
heid niet, en het resultaat is dan ook
d~t het in zo'n uitvoering niet weet te
overtuigen. Jammer is bovendien dat
de weergave van de sopraanstem (de
soliste is Teresa Stich-Randall) in het
laatste deel, opname-technisch niet
goed is, vermoedelijk omdat de zange
res iets te dicht bij de microfoon staat.
Sas Bunge
KOOP FONTANA 698.008 C.L. en
benoem Georg Friedrich (Frederick)
Handel tot uw ceremoniemeester op de
verjaardag van uw vrouw, bij de thee
op bed en de felicitatiezoen, of in de
morgen van een zomerse vrije dag,
wanneer bij het openen van de gordij
nen de zon veelbelovend maar nog ge
temperd door de optrekkende grond-
nevel naar binnen valt. Hoe kan men
aangenamer, zonder pijn en wrikken,
uit het droomkasteel een nieuwe dag
tegemoet varen dan op de gestyleerde
rimpelingen van de „Water Music",
eens het melodisch ornament van een
koninklijke spelevaart, in hun afge
meten, waarlijk royale beweging vol
van een hoofse, uitnodigende zwier? En
het vuurwerk dat ons aller zonnekoning
ontsteekt, zou men het waardiger
kunnen ontvangen dan met de schette
rende en schitterende trompetten van
een allegro, genaamd „La Réjouissance"
(de Feeststemming) uit de „Fireworks
Music". Deze werd in 1749 gecompo
neerd voor openlucht-uitvoering bij een
echt vuurwerk, in Londen ontstoken
ter viering van de vrede van Aken,
einde van de Oostenrijkse Successie
oorlog. Genoodzaakt zich tegen de
knallen van lichtkogels en vonkenser-
pentines te laten horen, schreef Handel
zijn muziek oorspronkelijk voor een
uitgebreid orkest van houtblazers, en
het is inderdaad wel „van dik hout
zaagt men planken" geworden, want
los van de aanleiding, klinkt het bijna
een beetje opdringerig van uitbundig
heid. Maar vergeet niet wat een vuur
werk in die dagen was, daar kunnen
wij ons geen voorstelling meer van
maken. Hele symfonieën van licht op
gebouwd uit cirkelende zonnen, ster
renregens. waaiers van vuur, een oog
verblindende architectuur, allegoriën
en historische tafrelen die de adem
deden stokken tot de laatste vonk ge
doofd was. De muziek zal. als geluids
decor, hierbij wel ongeveer de functie
gehad hebben van de muziek in een
film tegenwoordig: men neemt ze op
als smaakgevend ingrediënt, maar men
proeft ze niet afzonderlijk.
MEER CHARME BEZIT dan ook
„Water Music", waar de componist
niet behoefde te concurreren met ge
luidselementen van andere aard. Van
de twintig stukken die Handel onder
deze titel voor Georg I van Engeland
schreef, vindt men de eerste elf bijeen
op Fontana 698.008 C.L., met ter keer
zijde de bovengenoemde „Fireworks".
Men hoort alle bekende nummers, de
galant trippelende Bourrée. de Horn
pipe met zijn vraag en antwoord tussen
trompetten en hoorns, een heerlijk
effect op h,et water, en tussen al het
pompeuze en ruisende, de rustieke ont
spanning van twee hobo-tjes en een
fagot. De uitvoering, door het Residen
tie-Orkest, is in stijl, hetgeen hier wil
zeggen: men musiceert in de vrij-loop,
de spelers gaan hun gang, door diri
gent Willem van Otterloo gestuurd in
geconcentreerde ontspanning.
VAN HETZELFDE ORKEST, met
dezelfde dirigent, eveneens uitgebracht
op Fontana, onder no. 698.027 C.L.,
Gustav Mahler's vierde Symfonie. Wij
leven, als u 't nog niet wist, in het
Alessandro Scarlatti-Pergolesi—Schu-