De Lauwerszee is reeds eeuwen een gevaar voor land en volk JIRI TRNKA onuitsprekelijke naam van Tsjech die met poppenfilms naam maakte discaucs Vraaggesprek met dichterlijk illustrator en fantast ZATERDAG 13 FEBRUARI 1960 Erbij PAGINA DRIE ILLUSTRATIES VAN TRNKA BIJ „DE KARAVAAN" VAN WILHELM HAUFF TE PARIJS is onlangs een tentoonstelling geopend van het werk van de beroemde Tsjechische illustrator en maker van poppenfilms, Jiri Trnka. Wij publiceren hieronder de vertaling van een interview, dat de thans 47-jarige kunstenaar werd afgenomen, toen hij de ex positie in het museum van decoratieve kunsten bezocht. Trnka wijdde zich aanvankelijk geheel aan het il lustreren van kinderboeken tot hij in 1945 een film onderneming stichtte, die zich toelegde op de vervaar diging van poppen- en tekenfilms. In 1948 behaalde Trnka op de Biënnale van Venetië de hoogste onder scheiding voor zijn „Spalicek", een poëtische evocatie van de Tsjechische folklore zoals ze in de volksliederen van dit land tot uiting komt. Eenzelfde dichterlijke benadering kenmerkt zijn films „De nachtegaal van de keizernaar het sprookje van Andersen, „Prinses Bayayaen „Oude Tsjechische legenden". In Neder land kon men ook kennis maken met Trnka's „Ge schiedenis van de soldaat Schweik". In opdracht van de Unesco maakte Trnka een tekenfilm onder de titel „Fabel der vriendschap". Het is een blij filmpje over de idealen en doelstellingen van deze organisatie, die probeert begrip en samenwerking te kweken tussen de mensen waar ook ter wereld op het gebied der op voeding, wetenschap en cultuur. Het is geen dorre verhandeling, maar een kleurrijke fantasie met broze schilderachtige figuurtjes uit alle delen van de wereld. De muziek bij deze film schreef Vaclav Trojan, die ook Trnka's „Midzomernachtdroom", naar Shakespeare en in de stijl van een opera-houffe, van begeleidende muziek heeft voorzien. HOE KWAM HET, dat u zich voor poppen ging interesseren? Als kind al ging ik geregeld kyken naar de poppenspelen in het sprookjestheater van myn geboortestad Pllsen. Na de dood van de directeur, Novak, nam Joseph Skupa de leiding in handen. Later werd hy myn leermeester. Dat gebeurde allemaal nog voor ik naar school ging. Ik groeide op in de sloppen. Er bestonden toen by ons nog geen bioscopen en niemand ging naar schouwburg of theater. Myn enige „visuele emoties" onderging ik door het kyken naar het poppenspel. MAAKTE U als kind al poppen? Ja, toen ik zeven jaar was moet ik be gonnen zijn met figuurtjes te maken van hout, klei en oude lapjes en ik bouwde een klein theater. Ik bleef ermee doorgaan tot ik 17 was, maar ik gebruikte mijn poppen nooit om er een echte voorstelling mee te geven. Ik was eigenlijk alleen geïnteres seerd in het maken van de poppen, het schilderen van de decors en het ontwerpen van de zetstukken. U begon uw carrière als schilder en il lustrator. Hoe kwam u ertoe poppen- en tekenfilms te maken? Ik wilde dat de figuren in mijn tekenin gen bewegende figuren werden. Maar helemaal bevredigen deden mij tekenfilms niet. omdat de plaatjes geen dimensie had den. Ik wilde dat mijn figuurtjes in de ruimte bewogen. Daarom besloot ik te werken met het meer levende, drie-dimen sionale medium van de poppen-film. Uw films zijn gebaseerd op sprookjes, uitgezonderd dan bijvoorbeeld „De goeie De goede soldaat Schweik uit de gelijk namige beroemde film van Trnka. soldaat Schweik". Inspireert de werkelijk heid u niet? Zeker, als er realistische onderwerpen zouden bestaan, waarvoor ik warm kan lopen.Maar ze zijn er zo weinig. Ik heb voor mijn vriend Bretislav Pojar een keer een realistisch onderwerp uitgekozen. Dat was voor „Een val te veel", maar u kunt me geloven of niet, alle ideeën, onderwer pen en scenario's, waarmee de mensen bij mij komen, zijn sprookjes. Ik heb er niets op tegen; met sprookjes kan je heel ge makkelijk eigentijdse problemen aan de orde stellen. Ik vind ook dat poppen veel aardiger zijn als ze er als sprookjesfiguren uitzien. Hamlet en de klassieke tragedies zijn toch wel erg aan plaats en tijd gebon den en we behandelen ze bijna als sprook jes Als u besluit een film te maken, hoe gaat dat dan? Op de eerste plaats komt het onderwerp. Je moet een idee hebben, dat is het minst eenvoudige. Daarna komen de uitwerking en de artistieke kant. Gewoonlijk werp ik me helemaal op de technische uitvoering tot in de details. Ik geloof dat het voor naamste in de film het scenario is. De schetsen voor de kostuums en de figuur tjes, die ik gaandeweg maak. lijken meer op een spelletje of een gok. Pas als de in trige helemaal is uitgewerkt, begin ik er serieus aan. Ik herinner me dat ik maar één keer, bij „De molen van de duivel", nog vóór het verhaal was uitgewerkt, al de tekeningen had gemaakt. Ik begon met een figuurtje te bedenken een oude BIJ DE UITGEVERIJ Reinaida te Doorn is verschenen een boek vol sprookjes van Wilhelm Hauff, getiteld „De karavaan". Wij behoeven de merendeels oosterse fan tasieën van deze voortreffelijke verteller niet nader in te leiden. Zij blijven altijd boeien om hun eenvoudige conflictstof, die, met veel fantasie omgeven, appelleert aan onze verbeelding of wij nu jong zijn of oud. De verluchtingen in dit royaal uitge voerde boek zijn van de Tsjechische illu strator Jiri Trnka. Men kan dus op deze wijze de befaamde poppenmaker als illu strator gadeslaan en vaststellen, dat zijn compositie-vermogen de kracht vormt van zijn talent, dat overigens ook bewonderd mag worden om een gedurfd gebruik van kleuren en een sterke lijnvoering, die leeft op die grens waar primitiviteit en ont wapenende eenvoud zin voor details niet uitsluiten in hun ontmoeting met een ver dichte werkelijkheid. organist en ik bouwde een verhaal om hem op. De muziek neemt een belangrijke plaats in bij uw films. Hoe zit nu de samenwer king met Vaclav Trojan in elkaar? We werken heel nauw samen van het ogenblik af dat het scenario klaar is. Voor een deel is de muziek al van te voren ge componeerd, bijvoorbeeld voor sommige dansjes. Na de opnamen componeert Tro jan de rest. We hebben een ongelooflijk goede samenwerking bereikt. Soms zeg ik: Vaclav, die noot past niet in de melodie", dan hij weer: „Jiri, als ik jou was liet ik die opnamen eruit". We praten honderduit voor we aan iets beginnen te werken. Praktisch componeren we de thema's sa men en Trojan speelt ze met één vinger. Dan gaan we ieder apart aan het werk. NOORD-NEDERLAND is ongerust over de kwestie van het dichten van de Lau werszee. Huis aan huis worden handteke ningen verzameld. Het is volle ernst. Men zegt dat nu de regering niet tot spoedige indijking van de Lauwerszee overgaat, de goede verstandhouding tussen Den Haag enerzijds en Groningen en Friesland an derzijds wel eens kon veranderen in een heel slechte verhouding. Men weet dat bij een herhaling van de stormramp op 1 fe bruari 1953 en de hoge waterstand van 21 december 1954 de dijken het wellicht niet meer houden en oostelijk Friesland en wes telijk Groningen onder water zullen gaan. De bevolking weet dat de Lauwerszee in het verleden meerdere malen mens en dier verraste en talrijke slachtoffers maakte. De Lauwerszee is een gevaarlij ke inham, die vroeger veel groter was, doch eeuwen lang een groot gevaar geble ven is. In oude legenden wordt een zee stad Wartena bij Leeuwarden genoemd, nu een rustig boerendorp. Het bleek ech ter dat de legende verkeerd was, want nog oudere bronnen spraken van Warden of Ezonstad, een zeestad aan de Lauwerszee, die eens ondergegaan was in de golven. De betrouwbare historische bronnen zwe gen hier echter over en langzamerhand namen de historici aan dat Warden of Ezonstad een fabeltje was. In 1951 werd de ondergang van Warden echter bewe zen. Bij lage waterstand in dat jaar ont dekten de oudheidkundigen dr. Bohmers, Kimm sr., Kimm jr. en Teunissen in de Lauwerszee de overblijfselen van de stad. In een gebied van 1 kilometer lang en 400 meter breed vonden zij de afgeteken de vierkante huizen, destijds gebouwd van plaggen en klei. Hun indruk was, dat het een nederzetting van 1000 jaar geleden be trof, althans vóór het jaar 1000 overspoeld. De nederzetting lag aan de vaargeul naar Dokkumer Nieuwe Zijlen en de indruk van de heren was dat de stad voorzover in die tijd van stad gesproken kon worden groter moet zijn geweest, doch door de geul gedeeltelijk is verdwenen. Hoeveel mensen er bij de ondergang van Warden zijn omgekomen, zullen we nimmer we- doordat de bewoners verrast werden door een hoge waterstand. OUDE BRONNEN verhalen dat er tij dens de St. Elisabethsvloed in Groningen en Friesland 18000 mensen verdronken zijn. Dit is wellicht sterk overdreven. Doch we weten dat de St. Elisabethsvloed van 1421 in het Lauwerszeegebied vreselijk heeft huisgehouden en zeker honderden mensen zijn omgekomen. Via een water vloed van 1508, waarover minder bekend is, komen we bij de Allerheiligenvloed van 1 november 1570. Ook toen braken met de andere zeedijken in Nederland en Duits land de Lauwerszeedijken door, met als gevolg duizenden slachtoffers. In de provincie Groningen moeten toen 9000 en in Friesland 12000 mensen verdronken zijn. De springvloed van 22 februari 1651 bracht het water nog een meter hoger dan in 1570. Op 5 december 1665 bezweek de Aduarder- zijl aan het Reitdiep, toen een inham in de Lauwerszee. Geladen schepen dreven over de dijken. Twintig jaar later, 12 novem ber 1686 trof een grote ramp Groningen; 1585 mensen verdronken tijdens de St Maartensvloed. Het grootste deel van de provincie stond onder water. De stad was van alle kanten door het zeewater om ringd. EENENDERTIG jaar daarna bezweken op de eerste Kerstdag in 1717 de dijken. Het water kwam nog hoger dan in 1686. In de stad stond het zeewater enkele voe ten boven de straatstenen. Het aantal slachtoffers bedroeg 2276; 1560 huizen wer den verwoest. In het Lauwerszeegebied werd vooral Kommerzijl zwaar getroffen. Op 3 februari 1825 teisterde een grote vloed midden en noordelijk -Nederland. Half Friesland kwam onder water te staan. Ook de dijken van de Lauwerszee en het Reitdiep bezweken. Bij de nationale ramp op 1 februari hiel den de dijken in het noorden het, ofschoon op het nippertje. De angst werd heel groot op 21 december 1954, toen het water in Harlingen hoger kwam dan tijdens de Zoals men weet, heeft de regering on langs in een nota aan de Staten-Gene- raal doen weten, dat het plan tot af sluiting van de Lauwerszee voorlopig niet gerealiseerd kan worden op grond van de enorme kosten, hieraan ver bonden. Tegen deze Lauwerszee-nota is door de belanghebbende Friese en Gro ningse autoriteiten en instanties inmid dels al protest aangetekend, omdat ver der uitstel van de afsluiting volgens hen niet slechts de economische en grarische ontwikkeling van het Noor den des lands zal schaden, maar tevens het gevaar voor dijkbreuken en over stromingen dat in het gebied om de Lauwerszee al sinds mensenheugenis een wezenlijke bedreiging vormt laat voortbestaan. In nevenstand artikel wordt op dit probleem nader ingegaan. Zoals men weet, heeft de regering rampnacht. Had de storm één a twee uren langer aangehouden, de dijken in Fries land en Groningen waren bezweken en het grootste deel van deze provincies was on der water gegaan. Het is vooral de schrik van die avond die men in Friesland en Gro ningen nog niet vergeten is, want men weet dat bij een herhaling en langere duur van de storm de dijken het zullen bege ven en vooral rondom de Lauwerszee het zeewater over het land zal stromen. De historie leert dat de Lauwerszeewer- ken urgent zijn. Het wekt dan ook aller- wege in het noorden bevreemding dat de regering er blijkbaar anders over denkt. Het gaat hier niet in de eerste plaats om een nieuwe polder voor de boeren te ver krijgen, maar om het gevaar waarin vele dorpen verkeren. De nacht van 21 decem ber 1954 heeft geleerd dat het gevaar heel groot is. „De Lauwerszee moet dicht" is niet een chauvinistische eis van Gronin gers of Friezen, maar een harde noodza kelijkheid. Vleer ten, doch dit Warden of Ezonstad is het eerste bewijs dat we in de geschiedenis vinden betreffende de activiteit van de Lauwerszee. HET BESTAAN HIERVAN is aanneme lijk gemaakt door J. S. van Weerden in „De Warf', 1ste jrg., blz. 134. De voor naamste bewijsvoering voor een verdwe nen Maddens is, dat het dorp nog voor komt op een decanaatslijst van het bis dom Munster van ongeveer 1400, als gele gen tussen Vliedorp en Vierhuizen. De heer Van Weerden zet op goede gronden uiteen, dat Maddens naast het zg. Uitland in de Lauwerszee gelegen heeft ten noord westen van Vierhuizen. Dit zou betekenen, dat we hier het tweede bewijs hebben van een verdwenen nederzetting in de Lau werszee, waarschijnlijk ten ondergegaan in de St. Elizabethsvloed van 1421 of kort daarna. Op 2 november 1387 gaf bisschop Heidenreich van Munster toestemming tot afbraak en opheffing van de Visvlieter kerk. Het dorp was door de overstromin gen dusdanig geteisterd, dat de overgeble ven bewoners geen pastoor meer konden onderhouden. Pas in 1427 werd Visvliet weer opgebouwd en kreeg het een nieuwe kerk. Visvliet ligt nu midden in het land aan de spoorlijn Groningen-Leeuwarden, doch omstreeks 1200 stroomde de Lau werszee hier nog rondom. Door de aanleg van dijken werd omstreeks 1240 Visvliet gesticht. Een lang bestaan heeft echter het eerste Visvliet, dank zij de Lauwers zee, niet gehad! Op 10 juni 1441 willigde paus Eugenius IV een verzoek in van de bewoners van het voormalige Kortwoude om hun parochie met die van Surhuizum te verenigen. Door de overstromingen wa ren nog maar vier huizen blijven staan. Kortwoude is nimmer meer opgebouwd, doch de benaming vinden we nog in het gehucht ten noorden van Surhuisterveen, ongeveer 20 km. van de tegenwoordige Lauwerszee verwijderd. Kortwoude is het vierde bewijs dat een dorp in de Lauwers zee verdween en met Maddens en Vis vliet in een tijd dat er reeds zeedijken wa ren.. die echter geregeld doorbraken, Hieronder worden besproken twee opnamen door het Residentie-Orkest onder leiding van Willem van Otterloo. Op Fontana 698.008 C.L. twee suites van Handel: de bekende Water - music en de Fireworks Music, en op Fontana 698027 C.L Mahler's Vierde Symfonie (met Teresa Stich-Randall, sopraan). Natuurlijk doet hij alleen de orchestratie. Welke van uw films prefereert u het meest en waarom? Een moeilijke vraag. Het is net als met je kinderen: je bent het gekst met de jongste, omdat hij de kleinste is. Wat heeft u geleerd van uw eerste er varingen met het breedbeeld in „A Mid summer Night's dream"? Die was niet zo heel goed. Ik werd er door in mijn overtuiging gesterkt, dat de democratische expressie er niet werkelijk door wordt verhevigd. Ik zou zelfs willen beweren dat het alleen maar bedriegelijk is en dat het bijna alle intimiteit en ge voeligheid in de weg staat. Misschien zal er nog eens iemand iets briljants mee doen, maar ik zie zelf geen reden waarom ik het zou gebruiken. Waarom werkte u in die film met plas tic en niet met hout? De meeste figuurtjes waren naakt of bijna naakt en we konden hun proporties niet verbergen. Daarom besloot ik ze van latex te maken. Ik weet niet hoe het ma teriaal heet dat we voor de koppen ge bruikten. Je kneedt het als klei, het wordt hard en je kan het snijden. Het is zo aan trekkelijk, omdat het doorschijnend is: het lijkt bijna albast. Men verwijt me wel eens dat ik „gespierde realiteit" in mijn figuur tjes leg. Dan vergeet men dat je datzelfde realisme vind in Theseus zonder wapen rusting en dat zoiets gebeurt als je te erg bent geïnteresseerd in de Griekse beeld houwkunst. Bent u van plan andere avondvullende films in toekomst te maken? Nee, een lange tijd geen lange films, wat mij betreft! Artistiek gezien, voldoen ze u meer dan korte? Je kan er veel meer in uitdrukken. De actie verloopt in een lyrische film traag. Dat is niet te vermijden. Ze kost je meer tijd dan in een komedie. Het verhaaltje in een korte film moet erg eenvoudig zijn als je in kort tijdsbestek er alles in wil zeggen. Wat zijn uw plannen? Ik doe volgend jaar niet anders dan il lustreren. De oude Tsjechische verhalen van Alois Jirasek en misschien de „Ver halen van Shakespeare" van Charles en Mary Lamb. De film „Fable for Friendship", die u voor de Unesco maakte, is in feite een te rugkeer naar de tekenfilm. Betekent dat dat u in de naaste toekomst andere films in dit genre wilt maken? Ja. Ik wil een paar heel korte tekenfilms maken. En ik zou graag nieuwe methodes willen zoeken van artistieke expressie door te experimenteren met wat nieuwe ideeën, die ik kreeg toen ik bezig was met de op namen aan een avondvullende film, ideeën, die ik bij gebrek aan tijd nog niet heb kunnen uitwerken. Op de foto hierboven: een beeld uit de film Fable for friendship", die Trnka voor de Unesco maakte. Daarnaast, links boven aan: Een scène uit Trnkn's poppenfilm- versie van Shakespeare's „Midzomer- nachtsdroom" in kleurenbreedbeeldop- namen. mann-Chopin-Mahler-Hugo Wolf-jaar, hetgeen betekent dat de genoemde componisten driehonderd, tweehon derdvijftig, honderdvijftig, honderd jaar geleden geboren zijn. Weinig tijd om te denken dus dit jaar, het herdèn- ken zal ons te veel in beslag nemen. Wat Mahler betreft, van hem zult u nog wel méér horen in verband met zijn „honderdste verjaardag". In het Holland-Festival is „Das Lied von der Erde" opgenomen, misschien wel zijn meest indrukwekkende compositie en de platen-producenten zullen zo'n her denkingsjaar ook niet ongemerkt laten voorbijgaan. De vierde is van Mahler's negen sym fonieën eigenlijk de meest overzichte lijke, de minst met bedoelingen en uit- drukkingsdwang belaste. Het orkest is qua bezetting betrekkelijk beperkt ge houden, wat inhoudt dat het nog altijd de omvang van een provinciaal orkest overschrijdt. En de invoering van een sopraan-solo in de finale die een ge dicht zingt uit Mahler's geliefde ver zameling volkspoëzie „Des Knaben Wunderhorn" heeft geen opgelegde betogende werking, maar vormt een harmonische, discrete, apotheose in de pastorale sfeer van het geheel. Nu zou men over de uitvoering van het Resi dentie-orkest met lof kunnen schrijven, ware het niet dat ik voor mij toch iets gemist heb. iets wat met de zeer speci fieke geaardheid van deze muziek en haar maker verband houdt en wat men moet terugvoeren op het gemis aan interpretatie-traditie, een begrip waar ik niet zeer op gesteld ben, omdat het op zijn beurt maar al te vaak als dek mantel moet dienen voor het ontbreken van een persoonlijke, hèrscheppende visie op het werk. Bij Mahler ligt het iets anders. Het lijkt me dat aan zijn muziek, die, óók in deze symfonie, nooit gespeend is van bepaalde apostolische pretenties, de openheid, de wendbaar heid ontbreekt waardoor zij zich tot vele, verschillende en ieder op zich te verantwoorden benaderingswijzen leent. Het is, kort gezegd, dictatoriale muziek en voor haar geldt maar één modus vivendi, die welke strookt met de be doelingen van de componist, en het contact dat men hiermee heeft is, af gezien van het strikt opvolgen van de aanwijzingen in de partituur en het zuiver-muzikaal realiseren hiervan, een zaak van traditie, een door mondelinge overlevering en aloude omgang met 't werk, gevestigde standaard. Deze stan daard die aan de uitvoering van Mahler's symfonieën ook nu nog een geloofwaardigheid, een authenticiteit kan meegeven bezit 't Concertgebouw- Orkest, dat, om zo te zeggen, van het begin af met Mahler is „omgegaan". Het Residentie-Orkest, dat men overi gens om vele voortreffelijke hoedanig heden kan bewonderen, kent deze op historische verbinding steunende zeker heid niet, en het resultaat is dan ook d~t het in zo'n uitvoering niet weet te overtuigen. Jammer is bovendien dat de weergave van de sopraanstem (de soliste is Teresa Stich-Randall) in het laatste deel, opname-technisch niet goed is, vermoedelijk omdat de zange res iets te dicht bij de microfoon staat. Sas Bunge KOOP FONTANA 698.008 C.L. en benoem Georg Friedrich (Frederick) Handel tot uw ceremoniemeester op de verjaardag van uw vrouw, bij de thee op bed en de felicitatiezoen, of in de morgen van een zomerse vrije dag, wanneer bij het openen van de gordij nen de zon veelbelovend maar nog ge temperd door de optrekkende grond- nevel naar binnen valt. Hoe kan men aangenamer, zonder pijn en wrikken, uit het droomkasteel een nieuwe dag tegemoet varen dan op de gestyleerde rimpelingen van de „Water Music", eens het melodisch ornament van een koninklijke spelevaart, in hun afge meten, waarlijk royale beweging vol van een hoofse, uitnodigende zwier? En het vuurwerk dat ons aller zonnekoning ontsteekt, zou men het waardiger kunnen ontvangen dan met de schette rende en schitterende trompetten van een allegro, genaamd „La Réjouissance" (de Feeststemming) uit de „Fireworks Music". Deze werd in 1749 gecompo neerd voor openlucht-uitvoering bij een echt vuurwerk, in Londen ontstoken ter viering van de vrede van Aken, einde van de Oostenrijkse Successie oorlog. Genoodzaakt zich tegen de knallen van lichtkogels en vonkenser- pentines te laten horen, schreef Handel zijn muziek oorspronkelijk voor een uitgebreid orkest van houtblazers, en het is inderdaad wel „van dik hout zaagt men planken" geworden, want los van de aanleiding, klinkt het bijna een beetje opdringerig van uitbundig heid. Maar vergeet niet wat een vuur werk in die dagen was, daar kunnen wij ons geen voorstelling meer van maken. Hele symfonieën van licht op gebouwd uit cirkelende zonnen, ster renregens. waaiers van vuur, een oog verblindende architectuur, allegoriën en historische tafrelen die de adem deden stokken tot de laatste vonk ge doofd was. De muziek zal. als geluids decor, hierbij wel ongeveer de functie gehad hebben van de muziek in een film tegenwoordig: men neemt ze op als smaakgevend ingrediënt, maar men proeft ze niet afzonderlijk. MEER CHARME BEZIT dan ook „Water Music", waar de componist niet behoefde te concurreren met ge luidselementen van andere aard. Van de twintig stukken die Handel onder deze titel voor Georg I van Engeland schreef, vindt men de eerste elf bijeen op Fontana 698.008 C.L., met ter keer zijde de bovengenoemde „Fireworks". Men hoort alle bekende nummers, de galant trippelende Bourrée. de Horn pipe met zijn vraag en antwoord tussen trompetten en hoorns, een heerlijk effect op h,et water, en tussen al het pompeuze en ruisende, de rustieke ont spanning van twee hobo-tjes en een fagot. De uitvoering, door het Residen tie-Orkest, is in stijl, hetgeen hier wil zeggen: men musiceert in de vrij-loop, de spelers gaan hun gang, door diri gent Willem van Otterloo gestuurd in geconcentreerde ontspanning. VAN HETZELFDE ORKEST, met dezelfde dirigent, eveneens uitgebracht op Fontana, onder no. 698.027 C.L., Gustav Mahler's vierde Symfonie. Wij leven, als u 't nog niet wist, in het Alessandro Scarlatti-Pergolesi—Schu-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 15