ZON IS HET LE VEN DE VUILMAKER WAAR WORDT HET WEER GEMAAKT DONDERDAG 24 MAART 1960 3 IV b*B RlllttllllfICtftVt»! B B B BBBBBBBBBBBBBaaa BB B B BBBBBBBBBBBBB IBBBBBBBBBBBBBBBaa ■■■■■■■■■■••■■■a...... B B I B J B a t a I I I I I a a a i r i a a a a a a IB BBB IBB «BBai a a BB. 9 BB --BB .a bb I bbb I b I aa bbi bb bb a ■■«■bb 1 bbb m s a i aa bbbbb i b a a b a a .a ibbbb bbb a a a I a aa bbbbb ibb b b a a .a a b i bbb iai a aa bbb bbb aa a i a bbb ibbb i a t at aa «aBBBa»BBB«««aaaaaaaaa iBBBBBBBBBBBaaaaaaaaaaaa/ BBBBBBaBBaaaaaaaas BBBBBBBBaaaaaaaaaa BBBBBBBaaaaaaaaaaa iBBaBaaaaaaaaaaaaaa BBBBBBBBBBaiaaaaaa Zon in liet leven de titel van deze bijlage is afgestemd op het blijde levens gevoel, dat iedere lente opnieuw de natuur en de mens doorstroomt en opwekt tot actie. Actie in velerlei vorm: de groei en bloei der bloemen en bloesems, de vernieuwing van het gehele decor onzer landerijen en landschappen, waartegen ons leven zich afspeelt. Actie ook bij de mens in zijn diverse bezigheden en lief hebberijen: hij vernieuwt zijn woning, die tenslotte een verlengstuk van de natuur is en bij hem dezelfde rol speelt als het nest bij de vogel. Hij trekt erop uit om te fotograferen, te schilderen, te genieten en te beschouwen. Hii zoekt en ontmoet de liefde, sticht een gezin of heft de prelude daartoe aan in een verloving. Hij maakt vakantieplannen, hij wil de wereld zien die zich voor hem heeft opgesierd en uitgedost. Maar bij dit alles is het de zon, die de hoofdrol op zich neemt. De zon wekt de lente, de zon verguit het decor, de zon levert de energie en de schoonheid. „Zon in het leven" is zowel biologisch als symbolisch de toverspreuk van de levende mens, die zo „blij is dat hij een stukje van de wereld mag zijn", (om een variatie op een kersvers volkslied te gebruiken). De zon lokt de mensen naar buiten doch niet alleen naar de eenzaamheid der bossen en velden, zo die nog te vinden is. Hij gaat ook in de centra van drukte en commercie speuren naar de voortbrengselen die de industrie hem deze lente aanbiedt. De kleurige stoffen voor zijn kleding en woning, de comfor tabele apparaten voor strand- en watervermaak, de technische snufjes die de moderne vakantieganger niet meer missen kan, de duizend-en-een-produkten van een op „zon in het leven" afgestemde ijverheid, dat alles behoort evenzeer bij de lente als de eerste de beste crocus. Over crocussen gesproken: in deze bijlage is zeer speciale aandacht besteed aan de bloembollencultuur, ter gelegenheid van het jubileum der gelijknamige vereniging, en aan „Floriade", de expositie van alles wat Nederland aan bloemen en met bloemen doet. Verder hebben wij getracht een zonnige noot te brengen in alles wat in verband met of over de lente en de zon in dit nummer wordt gepubliceerd. Zonnige foto's illustreren zonnige teksten. Optimisme straalt uit van alles wat wij ter gelegenheid van dit Voorjaar 1960 aan de lezer in een extra-bijlage aanbieden. En optimisme is datgene, wat wij van onze lezers voor het nieuwe zonnejaar in volle maat toewensen: optimisme enveel zon! Ook al bedekken grauwe wolken het zwerk en lijkt de aarde zonloos en somber, de zon is desalniettemin aanwezig met haar invloed en kracht. Op een afstand van 149.450.000 kilometer van onze aarde is zij het zendstation van energie, die voor het leven op aarde onontbeerlijk is. Een voortdurende bron van kernreacties en daaruit voortkomende straling is zij, waarvan slechts twee miljardste deel de aarde bereikt. Doch dat relatief kleine deel is de, voorwaarde van het aardse le ven en van alle natuurlijke omstandighe den, die op onze wereld leven en groei mo gelijk maken. De zon heeft een doorsnede van bijna een miljoen vierhonderd duizend kilome ter, zij heeft een ouderdom van tenminste DEN HAAG (FIA). - Wéér heb- ben wij een zachte winter achter ons, en wéér schudden de ouderen het hoofd: „Vroeger had je tenminste nog echte schaatswinters". Volgens de weerkundigen wordt het inderdaad warmer op aarde: wij leven aan het einde van een kleine ijstijd, die veroorzaakt werd door de pendelbeweging van de aardas. Maar het klimaat van onze aarde verandert pas merkbaar in de loop der eeuwen, zodat onze achterkleinkinderen nog heel goed strenge winters kunnen be leven. Dat 't warmer wordt op aarde blijkt intussen reeds duidelijk uit het opdringen in noordelijke richting van de Afrikaanse woestijnen, en uit het zachter worden van het klimaat op IJsland en aan de polen. Vooral over het weer en klimaat aan de Zuidpool is de afgelopen tijd veel meer be kend geworden door de resultaten van de expedities van vele landen, die waarne mingen hebben verricht als onderdeel van het Geofysische Jaar. Opgevallen is bij voorbeeld, dat het aan de Zuidpool war mer kan zijn dan men had gedacht; een tweede belangrijke ontdekking was, dat de aarde geen aan weerszijden afgeplatte bol is, maar eigenlijk de vorm van een peer benadert, waarvan de punt de Noord pool is. De Zuidpool is juist minder bolvor mig dan de rest van de aarde. Stormcentrum Zuidelijk van de vijftigste graad Zuider breedte heeft men door nauwkeurige me tingen een aanmerkelijke afplatting van de aardbol kunnen vaststellen. En ten noorden van de zestigste graad Noorder breedte blijkt de aardbol puntvormig toe te lopen. Amerikaanse, Russische en Scandinavische geologen hebben dit onaf hankelijk van elkaar ondervonden. Met deze wetenschap is er een nieuw licht over de weerkunde gaan schijnen: de theoreti sche basis is thans gelegd voor het bewijs van de langzamerhand gegroeide opvat ting, dat de Zuidpool het stormcentrum van de aarde is en dat de depressietreinen die in de nabijheid van de Noordpool wor den opgebouwd, bij Groenland en IJsland, hun lading eigenlijk eerst van de Zuidpool aangevoerd krijgen. Weersvoorspelling Van het Zuidpoolgebied bewegen zich steeds weer stormfronten in Noordelijke richting. Die fronten, die zich naar het Noorden toe verbreden, rollen ofwel uit over de At lantische, óf over de Indische, óf over de Stille Oceaan. Die over de Stille Oceaan zouden de oorzaak zijn van de allesvernie tigende wervelstormen, die niet alleen de romantische eilanden in de Zuidzee, maar ook de kusten van Californië en Japan teis teren. Die uitrollende stormgolven van de Zuidpool zouden tenslotte de weertreinen, die vanuit het Noordpoolgebied naar West drie miljard jaar en in haar binnenste heersen temperaturen van twintig miljoen graden. De stand van deze gloeiende gas- bol ten opzichte van onze aarde veroor zaakt de wisseling en het optreden van de seizoenen, de dagelijkse wentelingen bin nen ons zonnestelsel hebben de dag en nacht, de temperatuurswisselingen, de kli maten, de hittegolven, de natuurrampen en de vruchtbaarheid, van onze bodem tol gevolg. De zon is onmiddellijk en indirect de natuurlijke oorzaak en behoedster van alle leven, maar ook de bedreigster ervan. Haar rol in ons bestaan is onvoorwaarde lijk en essentieel. Haar warmte en licht zijn geen prettige bijkomstigheden, doch ijzeren condities voor ons leven. De zon IS leven, en dat heeft niets met de lente te maken Europa lopen, in beweging brengen. De „dankzij" de koude oorlog steeds intensie ver wordende weerkundige waarnemin gen aan de Noordpool wijzen erop, dat de ze theorie hoogstwaarschijnlijk juist is. Erkend moet worden, dat de meteorologie tot voor kort eigenlijk geen raad heeft ge weten met de vraag wat nu eigenlijk de oorzaak van de Westerstormen op het Noordelijk halfrond was. En het is logisch, dat de luchtmassa's die boven de Zuidpool in beweging komen en naar het Noorden worden gestuwd, ei-gens terecht moeten komen. Er zijn berekeningen gemaakt, dat 80 percent van die Zuidpoollucht ten slotte aan de spitse kant van onze „aard peer" terecht komt. Om misverstand te voorkomen: bij de reis over de warme Oceanen wordt die poollucht natuurlijk flink opgewarmd, zodat een wervelwind in de tropen een flink hoge temperatuur heeft (die nog wordt verhoogd door de wrijving van de luchtdeeltjes onderling). En naai de Noordpool toe koelt de uit de Zuidpool afkomstige lucht natuurlijk weer geleide lijk af. Kleine ijstijd Het behoeft geen betoog, dat deze nieuwe ontdekkingen en theorieën van on schatbare waarde kunnen zijn voor de weersvoorspelling op langere termijn. Wat niet alleen belangrijk is voor onze va kantie, maar vooral ook voor de lucht- en scheepvaart en voor de landbouw. Om nog even op de pendelbeweging van de aardas terug te komen: die is niet van invloed op het aardse weerbeeld, zoals wij dat nu kennen. De Noordpool van onze aardpeer beschrijft een cirkel, ééns in de 40.000 jaar. Over 20.000 jaar dus staat de Noordpool precies tegenover de plaats in de cirkel waar ze nu staat. Dat beïnvloedt natuurlijk de hoek, die de zonnestralen met de aarde maken. Die hoek is op het ogenblik kleiner aan het worden, vandaar dat de wetenschap zegt, dat we aan het eind van de zogenaamde kleine ijstijd ko men. Maar er zullen nog vele, zeer vele eeuwen overheen gaan, voordat het K.N.M. in december een verwachting voor maxi mum-temperaturen van meer dan 30 gra den Celsius opgeeft! A A-Ai Au f; ]m knAL v* Er is niets heerlijkers dan vuil maken. Dat is dan ook de reden waarom de ware werkster, zij. die met stoffer en blik, met bezem en zeilwrijver uitgedost, de plaats betreedt, waarop ik mijn sporen heb nagelaten, mij immer zo'n warm hart toe draagt. Ik heb het met werksters altijd kunnen vinden. Ze mopperen wel op mij, ze zeggen: „Dat mijnheer nou zo'n rom mel maakt" en „Mijnheer is niet bepaald netjes", maar in hun oogopslag lees ik dankbaarheid, van hun gelaat schep ik ont roering. Ik verschaf iedere ware werkster werk. Het is geen half werk. Ik ben een vuilpoets. Maar als zij het hart op de rechte plaats draagt, voelt zij zich door mijn aanwezigheid in het maatschappelijk bestel verrukt en zij dankt de hemel voor de dag waarop haar voetstap de mijne kruiste. Ik hou van de ware werkster en zij houdt van mij. Die liefde is ingeroest. Geen symbolischer wezenskenmerk ware te bedenken, wanneer het erom gaat te schetsen dat ik van kindsbeen af alles vuil heb gemaakt en de werkster alles schoon. Ik heb dan ook niets tegen schoonmaken. Vanzelf heb ik niets tegen de schoonmaak. Er is een tijd geweest, dat men daar als man hevig op moest afgeven. Die tijd is voorbij. Niet omdat de mannen tot betere inzichten gekomen zijn. Zij denken nog altijd hetzelfde, vloeken hetzelfde, bestijgen trapleren en andere bouwvallige staketsels om hun lijf voor hun vrouw veil te hebben met het onverwoestbare eendere gezicht van „het zou wel een wonder wezen als ze mij daar niet voor nodig had" De mannen zijn niet veranderd. De schoonmaak evenmin. Al leen ik ben anders. Nee, het is geen verdienste. Zo ben ik ge schapen. Ik bestijg ook trapleren. Ik bevestig ook spijkers aan gammele muren en hang de schilderijen er in. Ik denk ook: „dat ze mij daar nu weer voor nodig heeft", maar dat is omdat ik lui ben, niet uit een principiële afkeur van de schoonmaak. Ik juich de schoonmaak toe. Het is zo mooi om alles blinkend, helder en opgepoetst te zien en te weten, dat je dat allemaal weer even smerig zult maken als het geweest is. Daar steekt een ongelooflijk brok voldoening in. Je watertandt als je het ziet. Het is net als met een ijsbaan. De baanveger ruimt het sneeuwslijpsel aan de kant en je krast er weer nieuw overheen. Dat houdt niet op. Het is een perpetuum mobile. Heel mijn huis is een ijsbaan en de werkster de baanveger, onverdroten weg ruimend wat er straks toch weer op zal liggen. Daar steekt een diepe gedachte in. Een groeigedachte. Een gedachte van: niets houdt ooit op. Daar kan ik dan over filosoferen. Ik steek de ene sigaret met de andere aan. Ik werp de eindjes in de asbak. De bak loopt over. Er is al as op de tafel en op de vloer. De gordijnen worden bruin van de nicotine. Ik vind dat moot Straks zullen tafel en vloer en gordijnen gereinigd worden en ik mors weer nieuwe as en ik blaas weer nieuwe rook in misschien weer nieuwe gordijnen Ach, dat vuilmaken. We beginnen er allemaal mee. Ik zal hier niet in details treden. Bij ons tweede levensjaar, gaan onze moeders al het mogelijke doen om ons schoon te houden. Zij bieden tegen elkaar op omtrent het tijdstip onzer zogeheten zindelijkheid, hetgeen men niet moet verwarren met zinnelijk heid. Dat komt pas later en duurt wel even. Eenmaal zindelijk een naar woord gaan wij leren wat netjes is. Dat is zo vermoeiend Ik hou niet van netjes of het moeten Annetjes zijn, mooie meisjes in het meervoud. De tijd gaat voort en men wordt volwassen. Doch wie eenmaal van nature vuil maakt, zal het ook in zijn volwassen staat niet laten. Hij krijgt een meisje en het meisje ziet het niet. Ze is nog blind, ze denkt nog dat haar galant niet alleen aardig maar ook een schoonmaker is. Maar ze vergist zich. Eenmaal ja gezegd hebbend, gaat zij het merken. Dat schept wel eens conflicten. Daar komen huiselijke onenigheden uit voort waarin je je al of niet echt thuis voelt. maar de geboren vuilmaker blijft vuil maken. Tenslotte legt zo'n vrouw zich daar maar bij neer. Er is maar één remedie. Een werkster. Wie zijn huwelijk niet in een poel van ellende wil zien verkeren, schaffe zich een werkster aan. Zij lijkt de oplos sing van alle kwalen. Let wel: zij lijkt. Tot het onverbiddelijke einde zal iedere vrouw in ieder huwelijk met een vuilmaker dat blijven geloven en dat is zo vei-schrikkelijk naïef en tegelijk zo vertederend, het redt het huwelijk en brengt beide partijen tot elkaar, want het aardige is, dat de werkster de oplossing niet is. In het huis van een vuilmaker is zij slechts de bron van veel meer nieuw vuil. Dat is een gewaagde paradox. Ik hoop niet dat mijn eigen dierbare vrouw, zij, die het zo met mij heeft getroffen, dit stukje leest, want zij zal begrijpen, dat ik een onverbeterlijke vuil maker ben, die alleen een werkster nodig heeft om zich pas goed in zijn element te voelen. Ik zorg er altijd bij te zijn wanneer zij een werkster uitkiest. Ik zie op slag of wij wel de ware voor ons hebben. Mijn voorkeur gaat uit naar het „Tante Sien-type". Er is in mijn leven tot nu toe één werkster geweest, die mij helemaal heeft begrepen zonder dat zij het om de zaken duidelijk te stellen op mij begrepen had. Wij noemden haar „tante Sien". Het ging haar niet om mij. Het ging haar om mijn vuil. Ik begrijp best, dat u dat vreemd in de oren klinkt, een tikje dégoutant, maar ik mag mij niet schoon praten. Zij deed het evenmin. Zij was nog maar nauwelijks een halve dag geweest of ze begreep al hoe het zat. „U hebt het met mijnheer niet getroffen, mevrouw", zei ze tot mijn verbijsterde echtgenote. „Hoe zo?" vroeg mijn vrouw, dadelijk op scherp om mijn eer, die haar eer is, hoog te houden. Tante Sien keek haar met haar kleine kraaloogjes welwillend aan. „Mijnheer is een vuil maker", sprak ze. Dat was het mooiste wat ze had kunnen zeggen, het wezenlijkste, het meest karakteristieke. Tante Sien en ik. wij zijn echt onverbrekelijk met elkaar verbonden ge weest. Wanneer ik fluitend mijn huis verliet, kwam zij er neu- rieënd binnen. Wanneer ik het jodelend weer betrad, ging zij zingend naar buiten. Er was een wisselwerking tussen ons, een aangenaam wederzijds begrijpen, een stille onuitgesproken verstandhouding. Wij konden zo gezellig zitten praten op de vuilnisemmer en als het aan tante Sien lag: ik geloof dat zij het nog altijd betreurde dat ik journalist was en geen vuilnisman. Maar op dat punt heeft ze mij toch niet helemaal begrepen. Ik koesterde nooit de ambitie dat te worden. Ik weet dat het een tekort is. Ik had het graag anders gewild, maar ik volgde mijn roeping: ik werd journalist. Men kan nog genoeg vuil maken ook al is men journalist. Er is slechts een probleem dat mij kwelt, een zaak, waarover ik mij zorgen maak. Wij zullen wel altijd de ware werksters krijgen, de hartstochtelijk gedrevenen, de wrijfsters en boen- sters en lapsters en veegsters. Daar ben ik niet bang voor. Je haalt ze er zo uit. Maar mijn kinderenIk lig het mij soms af te vragen als ik de slaap niet kan vatten of op de stille ogenblikken in mijn leven, waarin er niet een schreeuwt noch radio of televisie bij geruchte waarneembaar zijn. „Is er een vuilmakertje onder hen?" vraag ik mij dan af. Ik heb al met voldoening geconstateerd dat mijn oudste zoon het met zijn schoenen poetsen niet zo nauw neemt. Hij komt dagelijks thuis met karrevrachten zand in zijn jas, die hij bij voorkeur in de kamer en niet in de gang op het matje uittrekt. Zijn voeten vegen.... nee.... dat is er niet bij. Hij kan zo fijn met on gewassen handen aan het diner beginnen. Er zit wel' wat in die jongen, hij kon best eens een vuilmakertje worden. Geloof me, als dat waar isDat zou het mooiste ogenblik van mijn Ieven zUnl P. VV. Franse

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 17