EI END GOUD"
COLUMBUS VAN
DER SCHOOT
f
■P
m
EEN FEEST VOOR
HAARLEM
25
4
Verbetering werkmethoden
in bollenbedrijf
Eerste reiziger
in kleuren
De Busbecq brengt
weer tulpen
Nil
tü
GOKKEN OM
BOLLETJES
jj ONDERDAG 24 MAART 1960
HET ZOU ONJUIST zijn te spreken over „vier eeuwen bloembollencultuur".
De eerste jaren, nadat de tulp hier was ingevoerd, bepaalde het telen zich
tot een liefhebberij. Door onderling te ruilen, trachtte men een zo groot mogelijk
aantal soorten te krijgen en daarmee te pronken. Er waren zelfs liefhebbers, die
achter de allermooiste tulpen een spiegel plaatsten om de schoonheid en gratie
beter te doen uitkomen. Daarna werd de tulp modeblóem en brak rond 1635
„de razernij' los. Duizenden guldens werden betaald voor de fraai gestreepte
exemplaren. Eén bol van Semper Augustus of van Admirael van Enckhuysen
was goud waard. De overheid maakte een eind aan de speculatie. De rijken
van vandaag werden de armen van morgen. De meeste van de bizarren, violetten
en bijbloemen verdwenen, ondanks hun schilderachtig kleurenpatroon. Door het
Laboratorium voor Bloembollenonderzoek in Lisse werd een aantal jaren
geleden vastgesteld, dat de meeste van deze gestreepte tulpen waren aangetast
door wereldplaag nummer één: een virus. Om de culturen te beschermen werd
tegen het kweken ervan gewaarschuwd. Door de plantenziektenkundige dienst
werden voorschriften met betrekking hierop uitgevaardigd. Onder de ettelijke
honderden tulpenkwekers is maar één die in het bijzonder de tulpen met „ge
broken kleuren nog teelt. Bepaalde liefhebbers zijn nog steeds verzot op die
bloemen met hun kleurenmengelingen, waarbij de bizarren in hun bruinrood en
geel soms doen denken aan de contrasten in een schilderij uit de zeventiende
eeuw. Nagenoeg alle Hollandse steden waren met de dwaze tulpenhandel be
smet. In Hoorn heb ik enkele jaren geleden nog interessante aanwijzingen
gevonden van de belangstelling, die daar in de zeventiende eeuw voor de tulp
heeft bestaan. Zodra was echter de handel in „denkbeeldig goud" verbleekt, of
ook de teelt van de bollen verdween in de meeste gevallen.
ALLEEN IN HAARLEM, waar de bona
fide-kweker zich niet met de speculatie
had ingelaten, werd de tulpenteelt voort
gezet. De zeer goede zandgrond aan de
zuidrand van de oude stad was bijzonder
daartoe geschikt. Langs de Raam- en
Gasthuissingel, ten noorden en ten zui
den van de Kleine Houtweg, ten noorden
van de Tempelierstraat en aan de oost
zijde van de Wagenweg lagen kwekerijen
van bloembollen. Ze hadden meestal een
beperkte oppervlakte.
Wie een halve eeuw in de geschiedenis
van Haarlem terug gaat, zal zich nog de
toen reeds voor bouwterrein bestemde
zandvlakte ten noorden van de Tempe
lierstraat herinneren, oude bollengrond.
Mischien weet hij nog van de oude tui
nen achter de huizenrij aan de Gast-
huisvest en nog verser is de herinnering
aan de kwekerij van de firma Krelage
en Zn aan de Kleine Houtweg. Tientallen
van overblijfselen zijn nog te vinden, die
er op wijzen, dat in deze wijken de Haar
lemse bloembollenteelt werd geboren. Na
men als Voorhelmstraat, Van Sompelen-
straat, Schneevoogtstraat en Krelage-
straat roepen herinneringen op aan eer
tijds beroemde bollenkwekers. Zij zijn het
geweest, die niet alleen de grondslagen
hebben gelegd voor onze bollencultuur,
maar door hun bezoeken aan Duitse lief
hebbers en Duitse jaarmarkten ook die
voor een van de belangrijkste takken van
onze nationale export. De Haarlemse bloe
misten vestigden de roem van de bloem
bol. Groeide een omzet van wat duizen
den guldens in de zeventiende eeuw tot
een van meer dan 220 miljoen, dan is dit
le danken aan hen, aan hun soliede han
delsgeest en aan de volwaardigheid van
hun produkt.
De stadsuitbreiding heeft de oude tui
nen weggevaagd. De Haarlemse kwekers
hadden trouwens al vóór die tijd naar
gronden onder Overveen, Noordwijk en
Lisse uit moeten zien, want hun kleine
tuinen konden niet meer in de behoefte
van de handel voorzien. Het centrum hier
van bleef echter in Haarlem gevestigd. Pas
in latere jaren zien wij exporteurs zich in
de streek tussen Haarlem en Leiden vesti
gen. Dat centrum is nog in Haarlem. Er
moge veel handel gedreven worden door
onderlinge contacten van kweker of ma
kelaar met exporteur op kantoren, wie
's maandags van nabij het geroezemoes
van de meer dan duizend bezoekers op de
bollenbeurs in het Krelagehuis mee
maakt, wie daar gedurende het handels
seizoen de ups en downs der stemmingen
ziet, voelt dat de oude glorie van de
bloembollenstad beslist niet onder de ver
getelheid begraven ligt.
Het zou te ver voeren van jaar op jaar
te schetsen, hoe de teelt zich door de be
langstelling die ondernemende exporteurs
en de krachtige doelbewuste reclame over
de gehele wereld voor de Hollandse
bloembol wisten te wekken, ontwikkelde
tot een oppervlakte van honderden bun
ders. Die teelt, inzonderheid van tulpen,
bleef niet tot Holland beperkt. In het
Westland, in West-Brabant, onder Lim-
men en Heiloo, op de Friese kleigronden
en op de Zeeuwse eilanden worden bol
len gekweekt. De grootse bloemententoon
stelling in Bovenkarspel, de Westfriese
Flora, legt er elk jaar getuigenis van af,
hoe ook in dat gebied de tulpenteelt een
veranderen in sympathiserenden, vermoe
delijk, omdat ook zij tot de ontdekking
kwamen, dat zij er tenslotte niet slechter
van zijn geworden.
MET DE UITBREIDING van de cul
tuur zyn helaas ook meer ziekten en
plagen gekomen. Soms zijn z\) ernstige
gevaren voor onze export geweest toen
andere landen dreigden door het nemen
van sanitaire maatregelen de invoer te be
perken of te verbieden. Met eigen mid
delen stichtte het bloembollenvak het
laboratorium in Lisse. Door professor Van
Slogteren en zijn kundige staf werd naar
de verwekkers van de plagen gespeurd en
konden bij herhaling maatregelen ter af
wering worden geadviseerd. Aan de im
porterende landen konden in een aantal
gevallen garanties worden gegeven. Toen
door het optreden van het narcissenaaltje
de invoer van narcissen in Amerika be
dreigd werd, was het professor Van Slog
teren en zijn laboratorium die redding
brachten. Door de bollen aan een heet-
watermethode, het zogenaamde koken, te
onderwerpen, worden de aaltjes gedood.
De laatste jaren bedreigd de zeer ern
stige wereldplaag, virusaantasting, de
meeste van onze bol- en knolgewassen.
Sterker dan ooit voelen wij de onmisbaar
heid van het laboratorium. Met zijn in
strumentarium. waaronder een electronen-
microscoop, behoort het tot de best uitge
ruste ter wereld. Op het gebied van virus-
onderzoek heeft het een wereldreputatie
verworven. Een doeltreffende, zelf ont-
op het gewas gericht, over de velden ziet
zwerven, zal men nimmer door een ma
chine kunnen vervangen. Hij zal de vak
man bij uitnemendheid blijven, die het
eerste kwaad constateert en de kop weet
in te drukken.
Ook het sortiment heeft zich sterk ge
wijzigd. Het gebruik van de bloembol
bleef niet beperkt tot tuinbeplanting. Mil
joenen stuks worden in Zweden, Duits
land, Engeland en andere gewesten ge
forceerd, dus tot vervroegde bloei ge
bracht. Niet alle soorten zijn daartoe ge
schikt. De goede „Kerstmisbloeiers" zijn
zeer beperkt. Bovendien hebben sommige
landen een bepaalde kleurenvoorkeur. In
Duitsland neemt men het in dit opzicht
niet zo nauw. De broeier vraagt daar naar
soorten, die vlot in bloei kunnen worden
gebracht en door stengel en blad markt
waarde hebben. De Zweden willen bo
vendien goede, heldere kleuren, die in de
lange winter volop vreugde kunnen schen
ken. Het heldere rood, het diepe geel en
het goede rose genieten daar voorkeur.
Daardoor heeft zich, vooral bij tulpen
en narcissen, het sortiment sterk gewijzigd.
Oudere soorten als La Reine en Potten
bakker verdwenen nagenoeg uit de cul
turen, Topscore, Roland, Paris en ver
schillende andere namen bij de tulpen
dominerende plaatsen in. Zo was het ook
bij de narcissen, waar bovendien ver
schillende soorten door hun grote vat
baarheid voor ziekten uit de cultuur ver
dwenen. Het beste hebben zich de „oude"
hyacinten gehandhaafd. Wel nemen zeer
aantrekkelijke nieuwere soorten als de
blauwe Ostara, de rose Pink Pearl en de
rode Jan Bos een belangrijke plaats in,
maar l'Innoncence, Grandesse, Yellow
Hammer roepen nog herinneringen op aan
bekende Haarlemse bloembollenkwekers
als Van der Vinne en Veen en waar het
forceren betreft nemen deze variëteiten
nog een ereplaats in.
Door hybridisatie tracht men nieuwe
soorten te winnen met betere eigenschap
pen. De weg is echter een lange. Het
duurt wel zes of zeven jaar voor een tul
penzaadje een bol is geworden, die een
bloem laat zien. Al streeft men doelbewust
naar verbetering, in de loop van meer dan
vier eeuwen is er een dusdanige menge-
Beauty of Volendam. Deze bloem is ge
vlamd, maar niet virusziek. Tegen
woordig een bekende handelssoort.
ling van velei-lei bloed gekomen, dat nie
mand met zekerheid de uitkomst kan
voorspellen. Elk jaar komen nieuwe ster
ren aan de bollenhemel, die men voor een
deel weer even spoedig uit de cultuur
ziet verdwijnen. Alleen het goede hand
haaft zich.
DE CULTUUR en de methode
mogen zich gewijzigd hebben, nieu
we systemen mochten toepassing vin
den, het sortiment mag een geheel
ander aanzien hebben gekregen, al
het streven had slechts één doel
de Nederlandse bloembollenkweker
trachtte zich te handhaven op de eer
ste plaats, dezelfde die onze Haar
lemse bollen van stonde af aan op de
Europese markt in de zeventiende
eeuw innamen. Het is onze vaste
mening, dat de kwekers hierin zullen
blijven slagen, ondanks de zich steeds
meer uitbreidende bollenculturen in
andere landen.
R. M. van der Hart
De Koninklijke Algemeene Vereeni-
ging voor Bloembollencultuur in Haar
lem heeft in deze eerste eeuw van haar
bestaan ontzaglijk veel verricht voor de
ontwikkeling van het bloembollenvak.
Ik denk aan de beurs in het Haarlemse
Krelagehuis, aan de bloemenkeuringen,
aan de nomenclatuur en aan de voor
treffelijke voorlichting in het Weekblad
voor Bloembollencultuur.
De vereniging heeft ontzaglijk veel
gedaan voor het bedrijf en ik wens haar
daarmede geluk. Maar doordat de zetel
van „Bloembollencultuur" in Haarlem
gevestigd was, heeft de vereniging in
direct veel bijgedragen voor de beteke
nis van Haarlem als centrumgemeente,
voor de versterking van het stadsbesef
van de Haarlemmers en voor de wel
vaart van vele zakenlieden in de stad.
Zo is het eeuwfeest van „Bloembollen
cultuur" een feest voor Haarlem. Moge
in het jaar 2060 mijn opvolger hetzelfde
kunnen schrijven!
De burgemeester van Haarlem,
CREMERS
In het maandblad van de Contactgroep
Opvoering Produktiviteit, het C.O.P. Bul
letin, zijn drie artikelen gewijd aan het
project Verbetering Werkmethoden Bloem-
bollenbedrijf. Er wordt op gewezen dat in
het bollenbedrijf vele belangrijke verbete
ringen kunnen worden toegepast. Gecon
cludeerd wordt dat de voorlichting tot ver
betering van de werkmethoden reeds zeer
goede resultaten heeft afgeworpen.
Semper Augustus was helderrood ge
streept op witte ondergrond. De bollen
werden in 1636 voor zo'n veertienhon
derd gulden per stuk verkocht. De prijs
was afhankelijk van het gewicht.
Het virus dat de gebroken kleur bij
tulpen veroorzaakt. Deze zeer sterk
vergrote foto is genomen met behulp
van een elektronenmicroscoop in het
Laboratorium voor Bloembollenonder
zoek in Lisse.
belangrijk middel van bestaan is gewor
den.
Naast die teelt en die van narcissen
heeft zich in de meeste gebieden ook die
van het „bijgoed", van anemonen, ranon
kels, lelies, irissen, gladiolen, enz., ont
wikkeld. Ook hiervoor is de belangstel
ling bij liefhebbers enorm toegenomen.
Miljoenen worden aan reclame besteed.
De schitterende afbeeldingen in kleuren
gaan in duizenden bij duizenden over de
gehele wereld. Wie een object als „Keu
kenhof" heeft bezocht kon zich daar er
van overtuigen, wat de export en de
kweker aan reclame durven te besteden.
Wie de mededelingen over „Sterling
Forest", een „Keukenhof" vijftig kilome
ter van New York, heeft gevolgd, weet
dat men geen kapitaal ontziet om de
bloembollenhandel nog meer expansie te
geven.
De bolbloemen zijn gedurende het win
terse seizoen in Duitsland, Zwitserland,
Zweden en Engeland een besliste levens
behoefte geworden en gedurende de lente
en zomer brengen zij in onze tuinen kleu
renpracht.
De hyacinten, waarvoor de belangstel
ling zich later ontwikkelde dan voor de
tulpen, nemen in de Hollandse bollencul
tuur wel een zeer afzonderlijke plaats in.
De teelt hiervan is meer tot de bloem
bollenstreek tussen Haarlem en Leiden be
perkt gebleven. Niet alleen dat er een
grotere mate van vakmanschap voor ver
eist wordt, maar het welslagen van de
teelt is in sterke mate afhankelijk van de
grondwaterstand. In Rijnland beheerst
men die stand en het overleg tussen het
hoogheemraadschap en de bloembollen
cultuur is van die aard, dat een constant
peil hier wordt gehandhaafd, terwijl men
elders, o.a. in de omgeving van Berlijn,
door de kanalisering van de Spree de
hyacintencultuur moest prijsgeven.
Het zou onjuist zijn, te menen, dat uit
breiding van de teelt steeds in regelmatig
tempo plaats had. Met vallen en opstaan
is men ook hier groot geworden. De Na
poleontische tijd, die van de eerste en
van de tweede wereldoorlog zijn niet on
gemerkt voorbijgegaan. Bloeiende bedrij
ven hebben wij in de tijd tussen 1914
1918 aan de rand van de ondergang ge
zien en andere zagen wij door het over
schakelen op groenteteelt de kop boven
water houden. Ook tussen 1940 en 1945
hebben velen moeilijke jaren doorleefd,
maar gesteund door regering en hun orga
nisatie, de Koninklijke Algemene Vereni
ging voor Bloembollencultuur en vak
manschap van de kwekers en exporteurs
zijn ze na de laatste oorlog herrezen en
is de internationale bollenhandel met
sprongen voorui gegaan.
Ook het dreigende gevaar van overpro-
duktie heeft de teelt soms parten gespeeld.
In de jaren van voorspoed zagen sommi
gen in een ongebreidelde teelt, vooral van
tulpen, een goudmijn. De regering heeft
aan dat alles een einde gemaakt door de
oppervlakte te beperken, door het recht
om te telen aan voorwaarden te binden en
door het instellen van minimumprijzen,
waardoor lonende teelt en handel moge
lijk werden. Niet altijd zijn die maatrege
len met instemming van de kwekers en
van de exporteurs genomen en een tiental
jaren geleden was er een felle strijd in
de organisatie tussen voor- en tegenstan
ders. We hebben die strijd zien ontbran
den en zien luwen. We zagen vechters
tegen al de voorgeschreven maatregelen
wikkelde methode, stelt de onderzoekers
in staat de bollenkweker bij eventuele
twijfelgevallen omtrent virus-aantasting
op korte termijn zekerheid te verschaffen.
Door voordrachten heeft men het bollen-
vak inzicht gegeven in de verschijnselen
en maatregelen tot afweer verstrekt. Tul
pen, hyacinten, narcissen, krokussen,
irissen, gladiolen, worden door het virus
geïnfecteei-d. Niet te verwonderen is, dat
men tot opvolger van professor Van Slog
teren de bekwame viroloog professor Van
der Want heeft benoemd.
Zo is het bollenvak vol zorgen. Zorgen,
die alle tot ondergrond hebben de koper
van de bloembollen een produkt te leve
ren, dat ten volle aan de verwachtingen
beantwoordt. Elke teleurstelling, die de
koper ondervindt, betekent een pas terug
op de weg naar uitbreiding van de export.
Zowel laboratorium als proefstations, zo-
Invloed van temperat uur behandeling
op de bloei. De bollen op de kist links
hadden een extra temperatuurbe-
handeling gekregen van 9 gr. C. (ge
koeld). Rechts het resultaat van een
normale behandeling (foto Laborato
rium voor Bloembollenonderzoek).
wel de Plantenziektenkundige Dienst als
de eigen keuringsdiensten beogen niets
anders dan kwaliteitsverbetering.
EéN BELANGRIJKE FACTOR, die deze
kwaliteit beïnvloedt, beheerst men niet.
De weersomstandigheden. Zij zijn het, die
kwekers en exporteurs met zorg de ont
wikkeling van de gewassen doen gade
slaan. Ook hier heeft het wetenschappe
lijk onderzoek te Wageningen en te Lisse,
al is het dan ook slechts voor een deel,
redding gebracht. De inrichting van de
schuren heeft zich de laatste 25 jaar sterk
gewijzigd. In de meeste gevallen is men
in staat de temperatuur te beheersen.
Men kan de invloed van ongunstige
weersomstandigheden wat nivelleren. Men
kan door toepassing van bepaalde tem
peraturen de bloemontwikkeling remmen
of bevorderen. Niemand heeft voorzien,
dat men in staat zou zijn in november
1960 bloemen te brengen uit bollen ge
kweekt in 1959 en ook uit hyacinten of
narcissen van de nu komende oogst. Men
spreekt van geforceerde en van „gerem
de" bollen en het zijn de laatste, die de
handel op landen van het zuidelijk half
rond mogelijk maakten.
Men heeft kunnen zien, hoe de mecha
nisatie op veld en schuur haar intrede
deed. Het produkt werd te duur, Uit
sluitend werd voorheen handenarbeid toe
gepast. Spitten wordt nog slechts spora
disch uitgevoerd. Kabelploeg en tractor
kwamen er voor in de plaats. Het plan
ten en rooien gebeurt machinaal, even
als het sorteren, aftellen en verpakken en
het bespuiten van het gewas tegen ziek
tekiemen of voor het verdelgen van on
kruid. Alleen de „ziekzoeker" met zijn
scherp speurend oog in het vroege voor
jaar, die men voetje voor voetje, het oog
ZOALS eens Columbus voor
ons allen de route aangaf naar
het nieuw ontdekte land, zo
heeft een HUlegommer de ver
tegenwoordigers der bloembol-
lenfirma's de weg gewezen
naar het paradijs der afzet
mogelijkheden: Amerika.
In 1S49 maakte de HUle
gommer J. B. van der Schoot,
als vertegenwoordiger van de
zaak van zijn vader, als eerste
een verkoopreis naar Amerika.
Hij maakte de reis op een oude
wrakke boot, die afgekeurd
was voor de Indië-route om de
Kaap.
Ondanks zijn vierentwintig
jaren moet hij zich niet zo
zrg prettig gevoeld hebben op
deze boot, getuige het feit, dat
hij in zijn dagboek de naam
van dit schip niet heeft ge
noemd. Het nageslacht kent nu
slechts de naam van het schip
waarmee hij de terugreis aan
vaardde: „Proteris".
Maar J. B. van der Schoot
ging nog niet terug.
Van Neio York reisde hij
naar Philadelphia, een afstand
van 96 mijl, die hij in vier en
een half uur aflegde. En hij
bezocht al die plaatsen, die
nog op de toeristen grote aan
trekkingskracht uitoefenen.
De Niagara waterval, het
Capitool in Washington
Handelsman als hij was,
vergat hij echter niet contrac
ten af te sluiten, waar hij dat
maar kon. Amerikaanse kwe
kers stuurden naar hun rela
ties in Holland zakenbrieven
„about that son of Van der
Schoot, who has obtained a
great many orders".
De terugreis aanvaardde Van
der Schoot op 24 augustus 1849
met de reeds genoemde „Pro
teris" en op drie oktober om
half drie 's middags stapte hij
in Hellevoetsluis aan wal.
Zes maanden was hij van
huis geweest, en zes maanden
lang heeft hij steentje voor
steentje de weg aangelegd
waarop na hem, tientallen
andere verkopers hun schre
den gericht hebben.
In april 1559 bloeide voor
het eerst in een tuin in Augs
burg een rode tulp. Een paar
jaar daarvoor had de Vlaamse
diplomaat Ogier Ghislain de
Busbecq, speciaal gezant bij
sultan Soliman de Grote in
Constantinopel, op een van
zijn reizen door Klein-Azië
bloeiende tulpen gezien.
De Busbecq, een verwoed
botanicus, heeft het zaad van
tulpen per speciale koerier
naar Oostenrijk gezonden. In
zijn vele beschrijvingen wist
de Vlaamse diplomaat interes
sante bijzonderheden over de
bolgewassen mee te delen. Hij
was er even verrukt over als
de Turken, die zelfs grote tul
penfeesten organiseerden.
De Busbecq heeft vele vrien
den in Wenen zaad van bloem
bollen gegeven. Dat de tulpen-
t
teelt vier eeuwen geleden in
Nederland op gang kwam, is
te danken aan de plantkundige
Carolus Clusius. Deze was be
kend om zijn grote kennis van
bloemen en planten. Een bij
zondere liefhebber was hij
van bolgewassen.
Clusius heeft in Wenen een
ontmoeting gehad met De Bus
becq, toen hij daar directeur
was van de keizerlijke plan
tentuin. Via de Vlaamse diplo
maat kreeg hij bollen en zaden
van tulpen, die hij weer door
stuurde naar relaties in geheel
West-Europa. In 1587 vertrok
Clusius naar Leiden, waar hij
in 1593 hoogleraar en directeur
van de hortus botanicus werd.
De tulpenteelt was in Neder
land toen al bekend. Maar zij
kreeg in Clusius een grote pro
pagandist: In zijn kruidentuin
had hij vele bijzondere varië
teiten. Vanuit de Leidse hor
tus kregen de tulpen steeds
meer bekendheid. De teelt
breidde zich spoedig uit en
kwam vooral in Haarlem en
omgeving tot bloei.
Op bijzondere wijze zal wor
den herdacht, dat de twee bo
tanici zo'n vierhonderd jaar
geleden de tulp in Europa heb
ben verspreid. Op 30 maart
begint in Istanboel een post
koets zijn tocht naar West-
Europa. Met die postkoets zal
De Busbecq enkele tulpebol-
len naar West-Europa brengen.
De bekende Amsterdamse
paardenliefhebber N. W. van
Vliet zal tijdens deze 39 dagen
durende tocht als de Vlaamse
diplomaat optreden. Hij zal
via Wenen naar Leiden reizen.
In de steden die hij passeert
zal hij aan de stadsbesturen
tulpen aanbieden. En in de
Leidse hortus wacht hem op
6 mei de beroemde botanicus
Clusius, die zoals vierhon
derd jaar geleden zaad en
bollen van de tulp in ont
vangst zal nemen. Daarna zal
de postkoets naar de „Floriade"
in Rotterdam rijden.
Het vei-leden herleeft in deze
luisterrijke tochtDe men
sen van 1960 brengen eer aan
twee plantkundigen, die nooit
hebben kunnen denken dat de
tulpenteelt later zo'n grote
vlucht zou nemen.
Februari 1637. De dwaze
windhandel in tulpenbollen is
nog volop aan de gang. De tulp
is zo'n mode-artikel geworden
dat Jan en alleman zich op de
handel heeft geworpen. Over
al wordt gehandeld. Maar in
vele gevallen gaat het niet om
échte bollen, maar alleen om
tulpen die op papier bestaan.
In die maand februari is er
een tulpenveiling in de Nieu
we Schuttersdoelen in 'Alk
maar. Vele nieuwbakken, dik
wijls duistere handelaren zijn
erop afgekomen. In een waan
zinnige goklust betalen zij
enorme prijzen om nog grotere
partijen in de wacht te slepen.
Vooral de felgevlamde bloe
men zijn het meest in trek.
De aangevoerde bolletjes
want de tegenwoordige om
vang hadden ze beslist niet
wegen samen niet meer dan
250 gram. De bolletjes worden
per stuk verkocht. Ze gaan
grif weg voor prijzen van dui
zend tot drieduizend gulden.
Belachelijk-hoge prijzen, waar
de handelaren van nu alleen
maar nu en dan van dromen.
Deze prijzen zijn zeker geen
uitzonderingen. Op een andere
verkoping wordt voor één tulp
Admiraal van Enckhuysen,
meer dan elfduizend gulden
geboden. En voor het bolletje
Semper Augustus worden tien
duizend florijnen op tafel ge
teld.
Tegen het einde van 1638
eindigt de dwaze windhandel
in de tulpenbollen. De Staten
van Holland hebben er een
einde aan gemaakt. Vele tij
delijke rijkaards keren terug
naar hun vroegere povere
staat, want even snel als de
prijzen tot fantastische hoog
ten zijn gestegen, dalen zij
weer. Moraliserende dichters
hebben het gokspel nog even
in hun rijmen moeten verwer
ken. Geen episode uit de bol
lenhandel is zo berijmd be
schreven als de dwaze wind
handel. Zo in deze trant:
„Flora die had gemaeckt van
wevers en van snijers/ en an
der slecht gespuys, caless' en
paerde-rijers/ die stadig in de
kroegh, bij wijn en lekker bier/
men dommineren sagh, als
kleyne heertjes schier./ Doch
siet wat vreemdigheyd, die 't
volk voor weynig dagen/ noch
op een fraaye hengst seer moe-
digh rijen sagen/ die sitten nu
al weer op 't mager houtte
paert/ en spelen pof, pof, pof
na al der wevers aert."