Vijfentwintigste Boekenweek
met galaconcert geopend
Collectie Dreesmann bracht
meer dan vier miljoen op
Het schrijversbal
Het Nederlands Ballet met
„Othello" in nieuwe bezetting
Bach's Johannes Passion
in lïillcgom
Carillon Films groeit met
haar opdrachtfilms mee
MOLENDIJK dameskapper
5
Scheidende CPNB-voorzitter
koninklijk onderscheiden
Stedelijk Museum kocht staande klok voor f 33.000
Griekse ambassadeur
opende expositie „Hellas"
Haagse Comedie speelt
experimenteel toneel
Plan voor grossierderij
in boeken t.b.v. kruideniers
Toonkunstenaarsbond en
vermakelijkheidsbelasting
Fons Rademakers naar
Hollywood
ZATERDAG 26 MAART 1960
DE VIJFENTWINTIGSTE BOEKENWEEK heeft met het galaconcert dat
vrijdagavond in het Concertgebouw te Amsterdam werd gegeven, een feestelijke
en glorieuze inzet gekregen. Voor een groot auditorium van genodigden, onder
wie zich de ministers Cals, Toxopeus, Marijnen en Korthals bevonden, enkele
staatssecretarissen, de ambassadeurs van Engeland, België en Luxemburg, de
burgemeester van Amsterdam mr, G. van Hall, de Commissaris der Koningin
in de provincie Noordholland dr. M. J. Prinsen, tal van andere overheidsper
sonen en uiteraard letterkundigen bracht het Concertgebouworkest onder leiding
van de dirigent Bernard Haitink een programma ten gehore, dat in zijn geheel
zinrijk was afgestemd op de litteraire kunst.
Aan deze muzikale manifestatie ging een
welkomstwoord door de heer Chr. Leef-
lang, voorzitter van de Commissie voor de
Collectieve Propaganda van het Neder
landse Boek vooraf, gevolgd door een ope
ningstoespraak door de minister van
Onderwijs, Kunsten én Wetenschappen
mr. J. M. L. Th. Cals. De minister bracht
een brief van Erasmus uit het jaar 1500 in
herinnering, waarin de wijsgeer zijn
vreugde uitte over het bezit van bijzondere
vrienden, vrienden, die hem nimmer te
leurstelden: zijn boeken. Deze loffelijke
relatie tot het boek kan men ook nog in
onze tijd ontmoeten, hoewel men daar
naast ook leesgewoonten aantreft, die niet
tot optimisme stemmen. Minister Cals
noemde de overstelpende toevloed van
Minister Cals speldt de scheidende
voorzitter van de Commissie voor de
Collectieve Propaganda van het Ne
derlandse Boek de versierselen op,
behorend bij de onderscheiding tot
officier in de orde van Oranje Nassau.
boeken beangstigend en hij zag daarbij
het gevaar, dat het actuele al te veel onze
aandacht zal gaan opvragen. De spreker
maakte nog enkele bijzonder geestige op
merkingen over de uiteenlopende aspecten
van de Algemene en de R.K. Boeken
gidsen en kwam tenslotte tot het uit
spreken van zijn grote waardering voor
de activiteit, die de propagandacommissie
ontplooit.
In het bijzonder richtte minister Cals
zich tot de heer Leeflang, die voor de
laatste keer als voorzitter van de com
missie zijn krachten aan het organiseren
van de boekenweek gegeven heeft, en
deelde hem mede, dat het de Koningin
heeft behaagd als bewijs van grote er
kentelijkheid de heer Leeflang te be
noemen tot officier in de orde van Oranje-
Nassau.
HET CONCERT, dat op deze officiële,
maar toch hartelijk gestemde inleiding
volgde, heeft verscheidene facetten van de
beïnvloeding van de muziek door de litte
raire kunst gedemonstreerd en daarbij
kwam wel vast te staan, dat niet altijd
de muziek „de gehoorzame dochter van
de poëzie" gebleven was. Het symfonisch
gedicht „Don Juan" van Richard Strauss,
waarmede het Concertgebouworkest zijn
optreden begon, staat althans volstrekt los
van de woordkunst van het gedicht, dat
de dichter Lenau aan de befaamde harten
veroveraar wijdde. Dat de tekstgedachte
in de muziek tot uitdrukking is gekomen,
zal alleen de componist als een realiteit
hebben kunnen ervaren en de toehoorder
met een groot vermogen tot „hinein-
interpretieren" zal zich deze ervaring ook
wel kunnen opleggen na een gewillig aan
vaarden van „de bedoeling".
Maar het lijkt meer gewenst, dat men
zich laat leiden door Paul Verlaines raad
geving „De la musique avant toute chose"
en dat men, het gedicht van Lenau ver
getend, gaat speuren naar muzikale waai
den om zelfs in deze „Don Juan" te ont
dekken, dat er fraaie melodieën en har
monieën, gekleurd door een voortreffe
lijke instrumentatie in zijn ondergebracht,
die het werk zijn essentiële betekenis
geven en die de artistiek niet meer te aan
vaarden fragmenten een ogenblik doen
vergeten.
In de tweede suite „Daphnis et Chloë"
van Maurice Ravel, die aan het slot van
het concert werd gespeeld, heeft de mu
ziek een volkomen victorie behaald, vooral
nu zij, los van de impressies van een bal
let, kon klinken in een magistrale uitvoe
ring, die Bernard Haitink en het orkest
een uitbundig succes bezorgde.
Met de „Hymne des grand Meaulnes"
van Rudolf Escher, geïnspireerd door de
roman „Le grand Meaulnes" van Alain
Fournier, is het in muzikale zin al evenzo
gesteld als met de suite van Ravel. De
bevestiging hiervoor gaf de programma
toelichting, welke sprak van „een crea
tieve reactie", die een lofzang deed ont
staan. Geen muziek dus met realismen of
een litteraire betekenis, maar in haar wer
king zeer persoonlijk, ook al bracht Escher
een bepaalde contra-punctische ontwikke
ling in toepassing. Niet steeds blijft in deze
Hymne..de, verrassende .muzikale, spanning
van de aanhef gehandhaafd, maar als ge
heel is deze compositie indrukwekkend
geworden.
Er kwam op deze avond toch een voor
beeld van een ideale verbintenis van poë
zie en muziek met de uitvoering van „Les
Illuminations" van Benjamin Britten, op
een tekst van de dichter Arthur Rimbaud.
Als in zovele vocaal-instrumentale wer
ken van zijn hand, ik denk vooral aan zijn
opera's, heeft Britten in deze compositie
een meesterlijke synthese tot stand ge
bracht tussen woord en toon. De in wezen
eenvoudige muziek (al stelt zij bij de uit
voering zware eisen) werd door de tenor
Peter Pears met fraaie, buigzame stem en
met doorleefde expressie gezongen en door
de strijkers van het Concertgebouworkest,
uitnemend geleid door Bernard Haitink
met bewogenheid gespeeld.
In de nanacht zag men in Amsterdam
in de bijkans uitgestorven straten ongewo
ne taferelen. Deftige echtparen in avond-
kledij torsten blote varkens en mannen.
Dat lijkt erger dan het is. Het betekent
slechts dat de gasten van het schrijvers
bal ook dit jaar weer de geestige versie
ringen van Metten Koornstra hadden ge
slecht. De manshoge mannen en beesten
van bordpapier werden onder de arm
meegenomen.
Dit jaar werd de Boekenweek voor de
tweede maal de eerste was in 1947 in
het Concertgebouw gegeven. Het zou on
aardig zijn te zeggen, dat een blind paard
in het Concertgebouw geen kwaad kan
doen; dat het sterker pal staat in de bran
ding van het feestgedruis is zonder meer
waar. Ook dat de nieuwe behuizing toch
wel veel minder intieme sfeer bezit dan de
schouwburg.
De tweeduizend feestgangers gingen in
hun ontmantelingswoede niet verder dan
het slopen van de versieringen: vader
moordenaars, werpspiesen uit Nieuw Gui
nea, vulpennen voor het leven, maskers,
ouderwetse thermostaten en andere ver
sieringen werden blij meegevoerd.
Het was een vrolijk en onbekommerd
feest, bijkans de enige gelegenheid in het
jaar dat auteurs en uitgevers elkaar met
een blijde glimlach omhelzen. Even nog
sloot het schrijversgilde zich aaneen voor
een vrolijke polonaise. Een klein handge
meen van een jonge schrijver was een
ander de aandacht trekkend feit.
Sieto Hoving en zijn cabaretgroep, het
Haagse Studentencabaret, Conny Stuart
en vele andere enkelingen en groepjes
kregen veel waardering bij hun optreden
dat zich voornamelijk op de litteratuur
richtte. Een viertal orkesten zorgde voor
de muzikale kant van het schrijversbal,
dat ook dit jaar weer een zeer geslaagd
festijn mocht heten.
Of het nog voortduurt op het moment,
dat u dit leest is niet zeker. De nieuwe
voorzitter van de C.P.N.B., de heer G.
Lubberhuizen, riep vrijdagavond althans
enthousiast, dat ieder mocht blijven zo
lang hij wilde. Het Concertgebouw behoef
de niet om vier uur te worden verlaten
zoals de Stadsschouwburg.
Advertentie
De Christelijke Oratorium-Vereniging
„Asaf" te Hillegom, dirigent Cor Kool, gaf
vrijdagavond in „Treslong" een uitvoering
van de Johannes-Passion van Bach. Wie
zowat te naastebij weet welke eisen deze
meesterlijke compositie stelt, zal het met
mij eens zijn, dat hier sprake kon zijn van
een gewaagde onderneming. Met een vage
herinnering aan lang geleden uitvoeringen
van dit dorpskoor, ben ik er, een beetje
wantrouwig, naartoe gegaan. Maar ten
eerste ervoer ik al gauw, dat „Asaf" niet
zo maar zonder ernstige bezinning met
Bach's werk een luk-raak spelletje speelde,
al bleek dan dat vele dingen nog in een
primitief stadium verkeerden, en ten
tweede constateerde ik, dat, naarmate de
uitvoering vorderde, er een vlotheid van
technische vaardigheid en spanning in
kwam, die respect afdwongen. Dit vooral
voor wat het koor betreft. Bovendien werd
de vertolking zeer gediend door de tenor
Bert van 't Höff, die een uitstekende inter
pretatie van de Evangelistenpartij te ho
ren gaf en hierbij toonde de stijl van het
recitatief, met gebruikmaking van passen
de appoggiaturen, te begrijpen. In zijn aria
„Ach, mein Sinn" kon hij zich minder ge
lukkig ontplooien, wegens het ritmisch en
sonoor te zwakke spel van de strijkers van
het Rotterdams Kamerorkest, dat aan de
uitvoering meewerkte.
Het koor, dat in I nog wat ongelijk van
klankverhouding was en bij het nummer
„Bist du nicht" nog al erg schommelde,
was in de bewogen passages van II bij
zonder paraat en daarbij fris en evenredig
van klank. Het was een genoegen te luiste
ren naar de heldere sopranen in hun vlotte
coloraturen.
Een extra compliment verdiende „Asaf"
met het voortreffelijk gerealiseerde syn-
copenritme in koor 54. Het machtige Kruis-
koor en het „Wir haben ein Gesetz" maak
ten ook veel indruk.
Het bleek dat op het zangtechnische,
waaronder bëgrepen het ritmische, ernstig
gewerkt was. Het gaf resultaten te horen
Mr. L. M. I. L. van Taalingen-Dols: De
strijd om een mensenleven" (Uitg. Ooster-
baan en Le Cointre n.v. Goes). Een moei
lijk leesbaar boek, van begin tot eind docu
mentatie en citaten uit boodschappen, tele
foongesprekken en brieven, samengesteld
tot een journaal dat weergeeft wat er tij
dens de oorlogsjaren is moeten gedaan
worden om het leven te redden van prof.
mr. E. M. Meyers en diens vrouw en doch
ter. Prof. Meyers werd door de Duitsers
beschouwd als de inspirator van het stu-
dentenverzet; nadat hij bij de Leidse uni
versiteit was ontslagen wegens zijn niet-
arische afkomst, brak de studentenstaking
uit.
Mr. Van Taalingen-Dols geeft in haar
voorwoord een verklaring van het feit,
waarom zij zich als advocate inzette voor
de belangen van mensen als prof. Meyers,
alsmede van haar ervaringen bij haar con
tact met de instanties der bezetting. De
motieven van haar bemoeiingen zijn trou
wens, na lezing van het boek, niet moeilijk
te ontdekken: haar rechtvaardigheidsge
voel, vaderlandsliefde en beroepseer dwon
gen haar, als juriste te vechten tegen de
bezetter met de wapenen van haar beroep.
Haar nauw contact met de bezetter was
daarbij een direct gevolg van haar moed
en haar vastbeslotenheid om direct af te
gaan op de kern van het vijandelijk
krachtveld.
Haar gevecht tot redding van prof.
Meyers begon eigenlijk al vóór dat deze
onmiddellijk bedreigd werd in zijn bestaan,
dus dadelijk na zijn ontslag en zette zich
voort dwars door cle groeiende terreur
tegen de Joden heen, zodat deze documen
tatie de ellende en het noodlot van de Ne
derlandse Joden weerspiegelt. Doch het
weerspiegelt niet alleen dat óók en voor
al de mentale ellende en rotheid van het
gecompliceerde Duitse apparaat, dat onder
de dekmantel van een ideologie (een bar
baarse ideologie, doch in ieder geval een
principe) de meest gedegenereerde hersen-
kronkels volgt bij de behandeling van „za
ken" tegen de Joden en geen enkele laf
heid, geen enkele ruggegraatloosheid
schuwt, ook zelfs niet wanneer de behan
deling indruist tegen de „heilige" nazi-
rcgels. Prestige, geld, gewin, naijver dat
alles overheerst elk principe, zelfs het
■pneipe van de Duitse bloed- en bodem-
hêorieën. Zo toont dit boek in nuchtere,
iridische verslaggeverij niet alleen de
izi-waan maar ook het nazi-bederf in
ie der figuren, die meespeelden onder de
•onkenmakende titel „Alles voor Duits-
ad" in een luguber spel van algemeen
menselijke laagheid.
Jammer blijft het, dat de in dit boek
voorkomende namen grotendeels pseudo
niemen zijn. Dat hindert de herkenning
van de lezer bij zijn confrontatie met de
werkelijkheid.
F. Zwaanswijk
HET NEDERLANDS BALLET is
zijn vierdaagse bespeling van bet thea
ter Carré in Amsterdam vrijdag be
gonnen met een programma, waarvan
de vertoning zich in een toenemende
bijval mocht verheugen. Het geestdrif
tige applaus na de „Suite en blanc" van
Lifar ging over in een ovatie, toen me
vrouw Sonia Gaskell temidden van de
solisten van haar gezelschap ten tonele
verscheen. Op de plaats, waar de scheu
ring in de gelederen zich het vorig sei
zoen voor het eerst in het openbaar
manifestèerde', werd triomfantelijk re
vanche genomen voor het toen aan
gerichte verlies aan prestige.
Uiteraard ging de meeste belangstelling
uit naar „Othello" van de hierboven reeds
genoemde choreograaf in een nieuwe be
zetting, noodzakelijk geworden door het
vertrek van Billy Wilson, voor wie de
titelrol speciaal is gemaakt (en die de
komende buitenlandse tournees als gast
van de partij zal zijn). Diens plaats werd
thans ingenomen door Peter William Reil-
ly op een niet alleen veelbelovende maar
waar mogelijk zelfs bijzonder boeiende
wijze. Met geraffineerde grimeerkunst en
vooral met weloverwogen vertolkingsca
paciteiten moest hij waarmaken, wat op
het natuurtalent van zijn voorganger is
afgestemd. Zeker in dansdramatisch op
zicht heeft hij het zich nogal moeizaam
De veiling van de kunstcollectie Drees
mann bij Frctlerik Muller aan de Doelen
straat te Amsterdam, heeft in vier dagen
4.323.410 gulden opgebracht voor de
706 nummers van dc catalogus. Het Stede
lijk Museum werd gistermiddag voor
33.000 gulden eigenaar van een meer dan
drie meter hoge staande Amsterdamse
klok uit de achttiende eeuw. Het uurwerk,
dat geplaatst is in een lichte wortelnoten
houten kast, geeft uren, dagen, maanden
en maangestalten aan en heeft een speel
werk met tien verschillende wysjes.
Drie exemplaren in donkere wortel
noten kasten, minder rijk bewerkt, met een
carillon van twaalf wijsjes, zonder aan
wijzing van dagen en maanden, maar wel
van minuten en kwartieren, brachten res
pectievelijk 26.500, 20.000 en 18.000 gulden
op. Een vijfde, een astronomisch uurwerk,
ging weg voor 9.200 gulden en een kleine,
in een eenvoudiger kast voor 5.000 gulden.
Deze zes klokken brachten meer dan de
helft op van de biina 200.000 gulden, die
werden betaald voor de 27 uurwerken die
op de laatste dag werden geveild. Een
achttiende-eeuwse ebbenhouten tafelklok
uit Amsterdam, met de Haringpakkers-
toren op de wijzerplaat, werd afgetikt op
10.500 gulden, een dito uit Londen, met
een speelwerk voor twaalf wijsjes en een
uurwerk dat uren. minuten, kwartieren
en maanstanden aangeeft, voor 8.200, een
soortgelijk Amsterdams exemplaar voor
7.600, een eenvoudiger model voor 5.000,
een Engelse uitvoering voor 7.400 en een
verguld bronzen Louis XV-pendule voor
5.000 gulden.
Voor vier Louis XVI-kandelabers van
verguld koper, gemonteerd op ronde wit
marmeren sokkels, werd grif 10.000 gulden
gemaakt en voor een paar sierlijke vaasjes
van lapis-lazuli, gevat in verguld brons,
gemonteerd op witmarmeren sokkels 8.600
gulden. Een gotische luster van verguld
koper met twaalf armen in twee etages,
bracht 5 200 op en voor een paar rijkbe-
werkte Louis XV-kandelaartjes werd
6.500 gulden betaald.
's Morgens werden meubelen, glaswerk,
sculptures en bronzen kunstvoorwerpen
geveild. Een Louis XIV-tafel van noten
hout met een bovenblad van marmer ging
weg voor 15.500 gulden. Het Scheepvaart
museum te Amsterdam kocht voor 7.800
gulden twee „hakkeborden" en het Stede
lijk Museum voor 13.500 gulden drie acht
tiende-eeuwse bokalen, gegraveerd met
Amsterdamse tafreien.
De ambassadeur van Griekenland, de
heer I. A. C. Tziras, heeft op de Griekse
Onafhankelijkheidsdag, in het „Hof van
Holland" in Hilversum de expositie „Hel
las" in Hilversum, een initiatief van de
Hilversumse padvindersgroep „de Argo-
nauten", officieel geopend. Kroonprins
Constantijn van Griekenland wenste tele
grafisch de Argonauten met het welslagen
van de expositie geluk en deed zijn beste
wensen toekomen voor de gehele Neder
landse jeugd.
Tevens is vrijdag in Amsterdam de
stichting „Genootschap Hellas" opgericht.
Het doel van deze stichting is onder meer
het bevorderen hier te lande van de ken
nis omtrent land en volk, taal en cultuur
van Griekenland en het bevorderen van
uitwisseling van Griekse en Nederlandse
intellectuelen en kunstenaars.
De directie van de Haagse Comedie
heeft besloten het volgend seizoen meer
aandacht dan tot dusver te schenken aan
toneelwerken met een experimenteel ka
rakter en aan die di'amaturgische werken
die buiten de sfeer vallen van het gang
bare repertoire. De leiding en uitvoering
zullen worden toevertrouwd aan de jon
gere leden van de Haagse Comedie.
In afwachting van goedkeuring van de
voorgelegde plannen, zullen deze voorstel
lingen in een ruimte in de Koninklijke
Schouwburg worden gegeven.
waar dirigent Cor Kool alle eer voor toe
komt. "Wanneer zijn interpretatie nu ook
nog dynamisch daarbij evenredig zal zijn
gegroeid, zal het doel weer dichter nabij
zijn.
Verder hangt in dit meesterwerk enorm
veel af van de solisten, de obligaatspelers
en het orkest. Men kan zich wel eens af
vragen hoe deze geraffineerde muziek in
kamerstijl" tijdens een enkele confron
tatie op een repetitie tot een sluitend ge
heel kan komen. Dat wordt dan maar al
te vaak het zwakke punt; wat ook hier
het geval was. Laat ik een uitzondering
maken voor de solo-cellist, die de altaria
,Es 1st vollbracht" zeer muzikaal secon
deerde en ook voor de gedempte violen, die
de Arioso voor bas-solo smaakvol bege
leidden.
De bas Kees Deenik zong vrij verdien
stelijk de Jezus-partij. De bas Jan Huls
bosch voldeed goed in zijn Pilatus-recita-
tieven en ook zijn Arioso mocht er wezen.
Sopraansoliste was Elisabeth Leguyt en de
altsolo-partij werd gezongen door Tony
Jaanus. De organist Richard Heidema
weerde zich kundig en met smaak op een
elektronisch apparaat, dat in het ensemble
goede diensten deed.
Dirigent Cor Kool heeft deze avond be
wezen dat hij zijn verantwoordelijke taak
tegenover Bach niet lichtvaardig heeft
ondernomen. Hij bereikte resultaten die
een ernstige belofte inhouden.
Jos. de Klerk
Een Nederlands-Belgische uitgeverij,
die zich destijds had gespecialiseerd op
het gebied van pocketboeken voor de ver
koop in kruidenierszaken, voert nu onder
handelingen voor een nieuw distributiesy
steem voor de verkoop van pockets bij
kruideniers. De bedoeling is, zo deelde de
directeur van de Nederlands-Belgische
onderneming („De Bron") mee, een soort
grossierderij in boeken op te zetten ten be
hoeve van de kruideniers. Volgens de ini
tiatiefnemer zou voor dit plan grote be
langstelling bestaan bij de Nederlandse
uitgevers van pocketboeken. Deze uitge
vers zouden, nu de Hoge Raad heeft be
paald, dat de verkoop van boeken in krui
denierswinkels niet kan worden verboden,
over deze kwestie in onderhandeling zijn
met de officiële boekhandel.
De initiatiefnemer, die destijds zelf eni
ge titels in zeer grote oplaag had laten
drukken voor distributie via de kruide
niers, verklaarde nog, dat gebleken is, dat
voor deze verkoop een zeer groot assorti
ment wordt vereist. Geen enkele uitgever
zal een dergelijk assortiment alleen kun
nen verzorgen, zodat het plan alleen kan
worden gerealiseerd wanneer een groot
aantal uitgevers aan de uitvoering mee
werkt.
Leonie Kramer en Peter William Reilly
in „Othello".
voortslepende werk door zichtbare ver
wantschap met de door Shakespeare oor
spronkelijk voorgeschreven motieven
interessanter doen lijken. Dankzij de knap
pe opbouw kreeg men de indruk dat er
veel meer gebeurde, zowel qua actie als
reactie (vooral in zulke uitmuntende scè
nes als die van het weerzien van Desde-
mona en het terugkrijgen van de noodlot
tige zakdoek). Tot het overwinnen van de
technische moeilijkheden is hij royaal in
staat.
Als Jago is Reilly op zijn beurt vervan
gen door Conrad van de Weetering, die
na zijn betrekkelijk langdurige ziekte hard
bezig is zijn vroegere vorm te hervinden
Zijn eerste opkomst was niet sterk. Doch
in de volgende taferelen slaagde hij er
verrassend goed in het perfide gedragspa
troon van deze figuur te doen uitkomen.
Van de drie hoofdrollen is die van de
jonge vrouw in opzet stellig de minst ge-
iukkig genuanceerde. Leonie Kramer heeft
niettemin deze Desdemona veel expressie
ver in de diverse handelingsfasen doen
opgaan dan Sonja van Beers tijdens de
voorstellingen, die ik er in Monte Carlo
van zag. Fraai verzorgd was ook haar
uiterlijke verschijning, die zo aan een
schilderij uit het tijdperk van de renais
sance ontleend had kunnen zijn. Misplaatst
leek het mij alleen aan het duet met Cas-
sio de allure van een lichte vrijage te ge
ven. Als deze begaafde danseres er kans
toe zal zien haar spel te integreren, dat
wil zeggen een organisch geheel van ob
jectieve en subjectieve plastiek in bewe
ging te bereiken, kan er een veelzijdige
ballerina uit haar groeien.
Sonja van Beers zagen wij in „Concerto
barocco" van Balanchinc stijlzuiver excel
leren. Naast haar stelde Astrid Liefting
ditk' er enigszins teleur. De meeste toe
juichingen waren voor Joan Cadzow, die
in de pas-de-deux uit „Don Quichote"
(choreografie: Novikoff, muziek: Min kus)
zo snel draaide, dat de violen van het
door Anton Kersjes met strijdlustige mee
gaandheid gedirigeerde Kunstmaandor-
kest moeite hadden haar bij te houden
Haar variaties waren zo opwindend en te
gelijk exact, zo effectief geaccentueerd
als men van een dergelijk stuk romanti
sche sensatie maar verwachten kan. En
wat haar aandeel in de „Suite en blanc"
betreft: ik zou niet weten wie daarin haar
gelijke is. Hedenavond zal zij voor het
eerst de titelrol in „De Vuurvogel" van
Fokine op muziek van Strawinsky vervul
len. Verder worden „Présages" en „Ca-
dettenbal" voor het voetlicht gebracht. Zon
dag wordt voor de pauze „Giselle" in ge
heel nieuwe aankleding (naar de originele
ontwerpen van Alexandre Benois) en
daarna „Petroesjka" uitgevoerd. Maandag
kan men Peter William Reilly in „De
wonderbaarlijke mandarijn" zien.
David Koning
De Nederlandse Toonkunstenaarsbond
(N.T.B.) heeft een groot aantal gemeente
besturen van ons land een brief gezonden,
waarin de bond aandringt op een verlaging
van de vermakelijkheidsbelasting voor
filmvoorstellingen tot tien percent. Aan
deze verlaging dienen de gemeenten dan,
naar het oordeel van de N.T.B., de voor
waarde te verbinden dat per 100 zitplaat
sen één musicus te werk wordt gesteld.
Er zijn nog steeds vele musici werkloos
ten gevolge van het opheffen van de
meeste bioscooporkesten na een verhoging
van de vermakelijkheidsbelasting tot ge
middeld 33,7 percent in 1949 en 1950. De
bioscoopexploitanten stelden toen als eis
voor het handhaven der orkesten: ver
laging van de belasting tot 20 percent. In
1958 is dit laatste percentage nagenoeg
bereikt, zo stelt de toonkunstenaarsbond,
doch van de in 1949-1950 ontslagen or
kesten is geen enkele opnieuw geënga
geerd.
Advertentie
Iedere dame is verwend
met MOLENDIJK'S PERMANENT
Santpoorterplein 1, Haarlem. Tel. 19706
Bus 2-3-4
IN OKTOBER 1949 stichtten de filmérs
Gerard J. Raucamp en Ted de Wit te
Rijswijk een kleine filmonderneming, die
zij „Carillon Films" noemden. Zij deden
alles in hun onderneming zelf: produce
ren, filmen, monteren. Nu is Carillon
Films een n.v. en is er een vaste staf
van twintig man dagelijks aan het werk
om aan de opdrachten te voldoen. Dat te
kent wel de groei, maar het zegt ook wel
wat ten aanzien van de kwaliteit van het
werk, dat Raucamp en De Wit leveren.
Twee grote maatschappijen in Nederland
behoren tot hun vaste opdrachtgeefsters:
de K.L.M. en Philips. Een van de op
drachtfilms, welke Raucamp en De Wit
uitbrachten, ontving tijdens de Filmweek
Arnhem van verleden jaar de eerste prijs
in haar categorie. Het was „Variations
eleclroniques". Een goede introductie
voor een korte beschouwing, gewijd aan
de produktie van Carillon Films.
Aanleiding daartoe vormt een voorstel
ling, welke ik deze week zag van de jong
ste films van Carillon Films voor de
K.L.M., te weten een introductiefilmpje
voor emigranten „De emigrant is niet van
gisteren" en een documentair reclame
werkje over de service onzer nationale
luchtvaartmaatschappij „Passengers in
person". Reeds eerder kwam in deze ru
briek de kwestie van de opdrachtfilm aan
de orde. „Men moet" zo betoogde ik, „de
filmer de grootst mogelijke vrijheid laten,
wil hij zijn opdracht op de ideale wijze
uitwerken." Die ideale wijze is de artistie
ke, want niemand maakt ooit een hoge
opvlucht, wanneer hij aan alle kanten is
gebonden. Wat nu het introductiefilmpje
voor emigranten betreft: hier heeft de op
drachtgeefster de filmers kennelijk vrij
spel gelaten. Het resultaat is ernaar. Uit
gaande van het feit, dat men tegenwoordig
door de lucht eenzelfde tijd nodig heeft
om van Amsterdam naar Montreal te ko
men als de reiziger per trekschuit vroeger
van Amsterdam naar Leiden, bouwt de
filmer in „De emigrant is niet van gis
teren", een alleraardigste vergelijking op,
waarin oude gravures een even belangrij
ke rol vervullen als een denkbeeldige fa
milie in de werkelijkheid van nu. De film
is een mengeling van gespeelde en gere
produceerde werkelijkheid, ze verrast
door haar milde ironie en gemoedelijke
verhaalstof, ze maakt ons „spelenderwijs"
met hetgeen wij willen weten, vertrouwd.
De instructie geschiedt indirect en dat is
altijd nog het plezierigst. De toon is er
een van geruststelling en vertrouwen.
Wat minder indirect en dan ook met wat
meer nadruk een loflied op de service is
de film „Passengers in person", welke be
doelt de sfeer in een vliegtuig van de
„The academy of motion pictures arts
and sciences" heeft Fons Rademakers
geïnviteerd naar Hollywood te komen om
op 4 april aanwezig te zijn bij de uitreiking
van de Oscars. Zoals gemeld staat de film
„Dorp aan de rivier" op de nominatie voor
deze prijs onder de rubriek „beste buiten
landse film". Fons Rademakers en de pro
ducent S. Barnstijn zullen op 29 maar naar
Hollywood vertrekken. Fons Rademakers
zal zijn werkzaamheden aan de film „Mak
kers staakt uw wild geraas" waarvan de
opnamen intussen voltooid zijn, enkele we
ken onderbreken.
K.L.M. te schetsen, maar ook wat er zo
al aan voorafgaat. De filmer is hier uit
gegaan van vijf personen van verschillen
de nationaliteit, die gebruik maken van
het wei-eldomspannend vervoersnet van
de K.L.M. Door ons in die figuren te in
teresseren, bindt de filmer ons tegelijk
aan hun vliegbelevenis. Hij speelt dat zeer
elegant en zeer bekwaam. Al voel ik meer
voor het eerste filmpje, de originele uitwer
king in aanmerking genomen, „Passen
gers in person" is bepaaldelijk boeiend
voor allen, die zich per vliegtuig over de
Animator André de Vries en assistent
cameraman Herbert Friemel in de
trucfilm-afdeling van Carillon Films,
Rijswijk.
continenten willen spoeden en dat is ten
slotte de bedoeling.
Wanneer men weet dat er per jaar voor
om en nabij de vier miljoen gulden aan
opdrachtfilms wordt besteed, betekent dat
voor een onderneming als Carillon Films
een gerede markt. Men kan die evenwel
pas bezet houden wanneer men naar twee
kanten verantwoord werkt, naar de com
merciële en naar de esthetische. Gezien ook
andere produkties der Rijswijkse onderne
ming, is er voor Carillon Films beslist een
goede toekomst!
P. W. Franse
Hedendaagse muziek. Op 28 april
1960 zal de Nederlandse Vereniging voor
Hedendaagse Muziek het feit herdenken,
dat zij dertig jaar geleden werd opgericht.
Zij zal dan kunnen terugzien op dertig
jaar van propaganda voor de eigentijdse
muziek. In verband met dit jubileum zal
het bestuur op 29 maart na afloop van het
concert experimentele muziek, dat gegeven
zal worden door het Rheinisches Kammer-
ensemble onder leiding van Mauricio Ka-
gel in het Amsterdamse Concertgebouw
voor haar leden een ongedwongen ont
vangst houden.