VOOR JULLIE SP! HF IPS IJl Hf Kjf SIS Ijjf p PIP ZOEKT DE PAASHAAS ZATERDAG 16 APRIL 1960 Erbij PAGINA VIER Schaken Dammen Bradöe s IIP ^SSvi' pgp ff ff IB MolièreDe Musset en het plagiaat Verlegen jongetje „O" In de partijen, welke momenteel tussen Botwinnik en Tal gespeeld worden, blijft 99 van de overwegingen, welke aan de besluitvorming voorafgaan, voor de door sneeschaker verborgen. Haast alles wat zich in bliksemtempo afspeelt in de hoof den van de strijdende kampioenen, ontgaat de buitenstaander, die daardoor wel eens de indruk krijgt, dat grote gedeelten van de strijd „saai" zijn. Beide spelers denken op een zo hoog niveau, dat overrompelin gen en flitsende, korte, beslissende combi naties tot de uitzonderingen behoren. "Als tegenwicht daarom ditmaal enige eindspelcomposities, die door de aandach tige lezers volledig kunnen worden door grond omdat alle essentiële varianten zichtbaar worden. De eindspelen bewijzen voorts, dat „ongelijke" lopers niet altijd automatisch remise garanderen. De eerste der drie studies (welke wij dankbaar ontlenen aan een artikel in het jubileumnummer van 't Deventer Schaak genootschap) is van B. Horwitz en dateert van 1884. hl-a8 de nodige batterij vormen. 3 e4-e3! 4. Re6-c4f Ka6-a7, 5. b4-b5 Ka7-a8, 6. Rc4-d5 Ka8-a7. Niet 6e2, 7. b6! en mat in ten hoogste 2 zetten. 7. Rd5-f3 Ka7- a8, 8. b5-b6! e3-e2, 9. Kc6-b5f en mat op de volgende zet. Duidelijk is het, dat de winstvoering in het bijzonder te danken is aan de ongun stige positie van de zwarte raadsheer. Tot wat voor prachtige denkprestaties knappe componisten in staat zijn, toonde Gorgiew in 1935 nog aan. Hij breide een voorspel aan bovenstaande compositie zodanig, dat de raadsheer in de beginstand frank en vrij midden op het bord staat, terwijl in de afwikkeling bovendien een minorpro motie wordt verwerkt. Hier gaat het kunst stuk! Het is haast ongelooflijk dat wit aan zet kan winnen en toch gaat het vrij eenvou dig, als volgt: 1. Rc5-f2t Kh4-h5, 2. g2-g4t Kh5-h6, 3. Kf5-f6!Plotseling wordt het duidelijk dat zwart in moeilijkheden verkeert. Zijn loper kan niet spelen wegens Re3 mat en zijn Koning moet dus verder terug. 3Kh6-h7, 4. g4-g5 Kh7-h8, 5. Rf2- d4! Nu mag Rg8 weer niet spelen wegens Kf7: mat. 5. Kh8-h7, 6. Rd4-c3 Een tempozet, welke de zwarte Koning noopt in de loperbatterij te gaan staan. 6 Kh7-h8, 7. g5-g6! en zwart kan mat op de volgende zet niet ontgaan. Men ziet het verschil met een partij om het wereldkampioenschap. In bovenstaan de afwikkeling is iedere nuance op de voet te volgen, terwijl de matvoering niettemin verrassend en fraai is. Wat moeilijker is de uitwerking, welke Gorgiew in 1935 aan Horwitz' idee gaf. Zwart krijgt er van hem namelijk een pion bij, maar verliest desondanks. OMCOOCCCOSCOSOCOCCOOCCCCCCCOCÖXOfiCCÖXCCCCCO 1. Tf6-a6t! Ka7xa6. Het is gemakkelijk te zien. dat dit slaan gedwongen is; zie 1Kb7:? 2. ab4: Ka6:, 3. Kd4, enz. 2. a3xb4 Rd4-a7. Wederom gedwongen. 3. b7- b8 Paard tüEen surprise van fantas tisch kaliber; wanneer wit een dame zou halen, volgt de tussenzet c7-c6f, gevolgd door Rb8: en de zwarte loper heeft vrij baan langs de diagonaal b8-h2. Vandaar dat wit door de paardpromotie (met schaak) die tussenzet belet. 3Ra7xb8, 4. Kd5-c6 en we hebben een bekende stelling bereikt. De wonderen van het schaakspel blijven onuitputtelijk! Mr. Ed. Spanjaard ruitenaas. Hierna probeerde zuid een kla vertje in noord af te troeven door 3 malen klaveren te spelen oost troefde de har tenboer over met hartenvrouw en speelde wéér schoppen, waardoor bereikt werd dat west zowaar later nog de harten 9 kon ma ken. Het contract ging dus één down, 50 voor Italië., De Oostenrijkse zuidspeler had dit spel niet ex'g best afgewikkeld hoe het wél moest, liet Belladonna in kamer II zien. Het bieden ging daar: oost. 1 schoppen zuid doublet west 2 klaveren noord doublet oost pas zuid 2 harten allen passen. Aantekening verdient noords doublet: het betekent, dat noord algemene kracht heeft zónder lengte. Ook hier kwam west tegen het 2-harten- contract uit met schoppenboer, doch nu werd in noord een kleine bijgespeeld. Oost kon, niet wetende wie schoppen 10 had, niet overnemen, zodat west aan slag bleef. West vervolgde met klaveren en klaveren- boer maakte de slag. Troef werd gespeeld, oost nam hartenaas en speelde klaveren na, gewonnen door zuid. Zuid speelde toen ruitenaas en vervolgens al zijn troeven: zijn laatste 4 kaarten waren schoppen 10, 9, harten 2 en ruiten 2. Dus werd harten 2 gespeeld, noord hield schoppenheer sec en ruitenheer-boer vast. En oost? Hij moest schoppenvrouw opruimen om ruitenvrouw- tweede te kunnen aanhouden. Prompt speelde Belladonna schoppen na, oost nam met schoppenaas en moest naar ruitenheer- boer toe spelen. Nog eens 170 voor Italië want Bella donna maakte 4 aan trek liefst 3 slagen meer dan zijn tegenstander in de andere speelkamer. H. W. Filarski Zaterdag 23 april beginnen in Turijn de wedstrijden om het eerste open wereld kampioenschap voor bridgeteams. Liefst 33 teams hebben ingeschreven, waaronder landen als Argentinië, Philippijnen, India, talrijke Europese landen, waaronder zelfs Polen. Wéér zijn de Italianen favoriet, alhoewel zij zware strijd zullen moeten voeren met de sterke teams van Engeland, Frankrijk, de Verenigde Staten en Australië. Het is niet zo, dat de Italianen in de regel van de zwakkere teams winnen door hun superieure slamtechniek ook in de klei ne spellen tonen zij hun meesterschap. Hieronder b,v. ziet u Belladonna aan het werk een spel uit de Europese kam pioenschappen 1959 te Palermo, van de wedstrijd Italië—Oostenrijk: H 7 5 2 O B 8 7 O H B 7 3 B 5 Een der aantrekkelijkste toernooien in Kennemerland is de jaarlijkse strijd om de persoonlijke damtitel van deze streek. In de hoofdklasse eerste, tweede en jeugd- klasse nemen spelers uit het gebied van Beverwijk tot Hillegom en van Halfweg tot Zandvoort deel aan de voorwedstrijd. In de jeugdklasse wist Varno Morseld, in de tweede klasse J. de Boer en in de eerste klasse Leo Binkhorst, allen leden van DCIJ, de kampioenstitel te behalen. In de hoofdklasse was het bijzonder spij tig dat de titelhouder Theo Tielrooy dit jaar niet kon meedoen. De strijd tussen F. Slot, Abe de Jong ('t Oosten), J. H. Meure, A. Douma, J. Bus (HDC), H. J. Gerrevi'nk en P. v. d. Berg (DCIJ) is nog niet beslist. De drie eerst geëindigden zullen Kennemerland verte genwoordigen in het komend najaar om de provinciale damtitel. In de finalepartij tussen de twee DCIJ-vrienden kwam het volgend fragment voor: H. J. GERREVINK In dit spel vervolgde wit als 28ste zet 3530 en daarna won zwart steeds winst van een stuk of wel de gehele partij. Eerst het spel verloop: 1) 3530 1218; 2) 23x12 17x8; 3) 28—23 14—19; 4) 23x14 9x20; 5) 30—25 4—9; 6) 25x14 9x20. Wat wit nu ook speelt steeds volgt verlies van schijf of dam. Op bijvoorbeeld 4540 27—32, 37x28 26—31 36x27 21x23 29x9 20x47 94 4736 met gewonnen eindspel voor zwart. Althans zo had Gerrevink kunnen winnen als hij correct had gespeeld. Maar de stand is hoogst merkwaardig vanuit de beginstelling, omdat blijkt dat wit ondanks terreinwinst zich moeilijk staande zal kunnen houden. De eerste zet, 1) 3530, is fout. Wat nu? Op 4238 volgt 2731. Dus er resten nog A 46—41, B 34—30, C 45—10. A. 4641 12—18. 2) 23x12 17x8 3) 28—23 of? 1419 en wint. B. 34—30 15—20, 2) 24x15 14—19, 3) 23x14 9x20, 4) 16x24 2731 en met 21x25 wint zwart een stuk. C. 4540. Dit is de enige speelbare zet 12—18, 2) 23x12 17x8, 3) 28—23 14—19, 4) 23x14 9x20, 5. 33—28 gedw. 4—9, 6) 28—23 13—18, 7) 23x12 8x17, 8) 35—30. In dit spel- gedeelte laten wij het onderzoek gaarne aan de lezers over. Zwart: 3. 9, 15, 16, 17, 20, 21, 26, 27. Wit: 24, 29, 30, 34, 36, 37, 40, 42, 46. Zwart aan zet. Een levendig fragment. In de tweede klasse zullen die spelers, op de tweede plaats geëindigd achter kampioen J. de Boer, namelijk V. d. We reld (Hillegom), v. d. Meer (St. Bavo) en Jan Tijms (DCIJ) om twee promotieplaat sen herkampen. Hieronder een fragment uit de strijd tussen Tijms, wit en V. d. Meer, zwart. V. DE MEER -vyvyyv- v-xxxvy"»^'v o~ococcocwsov 4» B 0? 9 5 3 O B 6 4 V 10 8 6 4 2 A V 8 6 3 C A V V 10 9 5 9 3 Weer wordt de zwarte Koning zodanig naar de hoek gedreven, dat Rb8 niet kan ontsnappen. 1. b3-b4t, Ka5-a6, 2. Kc5-c6 e5-e4, 3. Rd7-e6! De enige juiste zet. Na Rf5 kan n.l. Rb8 via a7 ontsnappen en na Rg4 (h3) kan de loper niet op de diagonaal 10 9 4 G H 10 6 4 2 O A 2 4* A H 7 Oost gever, niemand kwetsbaar. In de kamer I opende oost (Chiaradia) met 1 schoppen, zuid doubleerde, west bood 2 klaveren, noord 2 ruiten, oost paste en zuid sloot het biedproces met 2 harten. West kwam met schoppenboer uit, in noord schoppenheer; oost maakte schop penaas, schoppenvrouw, liet west een schoppen aftroeven, waarna west met rui ten 8 vervolgde; zuid won de slag met CC033ÓïOCOCCCCOCC<*XCOC&CyXXX^OOCODOOcioCOOOC<Xy»XCCODD: P. v. d. BERG Zwart 12 stukken op: 3, 4, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 21, 26, 27. Wit 12 stukken op: 23, 24, 28, 29, 33, 34, 35, 36, 37, 42, 45, 46. C»300003CC»COOOCCCCC030MCCCOCOMCCCODCOOOOCiC*. JAN TIJMS Zwart 12 stukken op: 3, 4, 6, 11, 13, 14, -15, 17; 2f), 24. 25, 26. Wit:-28,' 33, 34, 35, 37, 38, 39, '40, 41, 42, 45, 48. Wit, aan zet, speelde zeer terecht 26) 4843, waarna zwart uitstekend uit de opgedrongen moeilijkheden kwam door 26) 24—29, 27) 34—23 25—30, 28) 35x24 20x18. Zeer goed had Jan Tijms gezien dat na 26) 24—29 niet 27) 33x24 20x29, 28) 34x23 25—30, 29) 35x24 26—31, 30) 37x26 1721, 31) 26x17 11x35 waarna zwart stuk winst afdwingt. Stand: zwart 3. 4, 6, 13, 14, 15, 35; wit 23, 24, 38, 41, 42, 43, 45. Bijvoorbeeld 32) 38—33 4—9. 33) 33—29 gedwongen 1419. 34) 23x14 9x20, 35) 42—38 3—9, 36) 38—33 9—14, 37) 33—28 1419, 38) 2822 19x30 waarna zwart stuk wint. Of het eindspel echter gewonnen is? B. Dukel Oplossingen en correspondentie te zen den aan het adres van de damredacteur B. Dukel, Wijk a. Zeeërweg 125, IJmuiden. DE FIJNGEVOELIGE Alfred de Musset heeft zich in zijn geschriften meerdere ma len scherp gekant tegen het plagiaat. Toen hij reeds in zijn jeugd beschuldigd werd Byron te hebben nagebootst, schreef hij in de opdracht van zijn „La Coupe et les Lèvres" verontwaardigd: „Je hais comme la mort l'état de plagiaire; mon verre n'est pas grand, mais je bois dans mon verre." En in de voorrede van de eerste uitgave van zijn verzamelde toneelwerken verklaarde hij letterlijk: „Voler une pen- sée, un mot, doit être regardé comme une crime en littérature." Dat is duidelij ke taal. De vraag is alleen of De Musset dit allemaal werkelijk zo oprecht gemeend heeft. Maar daarover straks De laatst geciteerde woorden waren voornamelijk gericht tegen Molière, die in derdaad één van de grootste plagiaatple gers uit de litteratuurgeschiedenis was. Hij heeft sinds drie eeuwen tot voorbeeld en excuus gediend van alle andere auteurs, die niet konden beschikken over originele ideeën. ER BESTAAT geen werk van zijn hand, dat van begin tot eind ontsproten is aan zijn eigen brein. De intrige, de figuren, de grapjes, de constructie van zijn blijspelen ontleende hij aan de Italiaanse Commedia dell'Arte, aan Lope de Vega en aan tal rijke nimmer beroemd geworden Franse auteurs. Soms leidde dit tot vreemde si tuaties. Zo baseerde Molière (volgens de litera tuurhistoricus Georges Maurevert) zijn „Les Précieuses Ridicules" op het stuk „Le Cercle des Femmes", dat drie jaar eerder door zijn landgenoot Samuel Chap- puzeau werd geschreven. Na het grote suc ces van „Les Précieuses Ridicules" durfde de bestolen Chappuzeau niet voor zijn rechten op te komen, maar beperkte zich tot het herschrijven van zijn eigen stuk. daarbij profiterend van de verbeteringen, die Molière had aangebi-acht. Twee jaar later werd het opgevoerd onder de titel „L'Académie des Femmes" en toen zei natuurlijk iedereen, dat Chappuzeau van Molière had gestolen! Nóg ingewikkelder ging het met „Don Juan". De originele versie van dit werk danken we aan een Spaanse geestelijke, die onder het pseudoniem Tirso de Molina in het begin van de zeventiende eeuw „El Burlador de Sevilla y Convidado de pie- dra" schreef. Het werd door een Italiaans toneelgezelschap opgevoerd onder de titel „II Convivato di pietra" in een bewerking van Onofrio Giliberto, die weer gebruik maakte van een nog vroegere bewerking van Andrea Cigognini. HET BLIJSPEL had veel succes en dat bracht twee Fransen, de heren Dorimont en Villiers, er toe er ieder een Franse ver sie van te maken. Molière tenslotte schud de het Spaanse origineel, de Italiaanse en de Franse nabootsingen goed door elkaar en maakte er „Don Juan ou le Festin de pierre" van. Er zijn natuurlijk verschillen in al deze versies, maar de overeenkomst blijkt toch overduidelijk, vooral uit de laatste akte. Bij alle auteurs verdwijnt Don Juan in helse vlammen, terwijl zijn knecht uit roept: „Mijn loon! Mijn loon!" Het staat onomstotelijk vast, dat Molière de ideeën en vondsten van anderen beter wist uit te werken *dan zij, in wier brein deze waren opgekomen. Het is alleen jam mer, dat hij nooit de namen van de gees telijke vaders van zijn stukken heeft ge noemd en altijd op zijn eentje met de eer is gaan strijken. Maar dat was in zijn tijd nu eenmaal niet ongebruikelijk. TOCH NAM DE MUSSET, zoals we heb ben gezien, hem dit later zeer kwalijk. Maarwat deed deze plagiaatheke- laar zelf? We kunnen het lezen in de „Revue de Poche", die in het jaar 1867 (tien jaar na De Musset's dood) naast el kaar twee toneelstukken publiceerde: „Le Distrait", in 1768 geschreven door Car- montelle en „On ne saurait penser a tout" van Alfred de Musset, die pas in 1810 ge boren werd. Het is interessant vergelij kingsmateriaal, zoals u uit het volgende brokje zelf kunt constateren: CARMONTELLE Scène II Le Marquis, Le Blond. Le Marquis Hola! ho! quelqu'un! Le Blond Qu'est ce que veut monsieur le marquis? Le Marquis Allons, donne-moi ma robe de chambre et mes pantoufles; je veux me lever. Le Blond Vous badinez, monsieur le marquis. Le Marquis Ah! oui, oui DE MUSSET Scène III Le Marquis, Victoire. Le Marquis Hola! ho! quelqu'un! Victoire Qu'est ce que veut monsieur le marquis? Le Marquis Donne-moi ma robe de chambre et mes pantoufles. Victoire Vous badinez, monsieur le marquis. Le Marquis Hé! ah!oui, oui. En zo gaat het door. De dialoog in deze en de daaropvolgende scènes is bijna woor delijk gelijk. Dit domweg overschrijven is plagiaat in zijn grofste vorm, zoals zelfs Molière het nimmer heeft gepleegd! En was dit maar de enige lettei'diefstal, die we De Musset kunnen verwijten. Onbarmhartige en zeer ijverige snuffelaars hebben in de loop der japen aangetoond, dat deze fijnbesnaarde dichter gapte van Goethe, Byron, Schiller, Shakespeare, Voltaire, J. J. Rousseau, Michelet, Hugo, Diderot niet alleen ideeën of enkele woorden, maar hele pas sages en verzen. Ja, zelfs uit de zeer per soonlijke brieven van zijn ongelukkige liefde, George Sand, nam hij stukken over, die hij woordelijk in zijn eigen werken in laste uiteraard zonder bronvermelding! OOK LIET HIJ bijvoorbeeld in „On ne badine pas avec l'amour", dat tegen het eind van 1834 gereed kwam. Perdican de volgende mooie woorden zeggen: „On est souvent trompé en amour mais on aime et quand on est sur le bord de la tombe, on se retourne pour regarder en arrière et on se dit: „J'ai souffert souvent, je me suis trom pé quelquefois, mais j'ai aimé. C'est moi qui ai vécu et non pas un être facticc, créé par mon orgueil et mon ennui". In de „Figaro" van 25 november 1856 openbaarde de heer Jules Lemaitre ech ter, dat reeds op 12 mei 1834 George Sand aan De Musset schreef: „Ton coeur, ne le tue pasafin qu'un jour tu puisses regarder en arrière et dire comme moi: „J'ai souffert souvent, je me suis trom pé quelquefois, mais j'ai aimé. C'est moi qui ai vécu et non pas un être factice, créé par mon orgueil et mon ennui." Over het drinken uit eigen glas gespro ken W. KIELICH Mannetje Pip is op zoek naar de Paashaas. Zijn vrienden, uil, eek hoorn en konijn voorspelden dat hij zou verdwalen en dat deed hij. Nu is hij op de goede weg. Hij heeft een bordje gezienwaarop staat geschre ven „Naar de Paashaas" in het hand schrift van de eekhoorn. (Vervolg) „Hé, dat treft prachtig", dacht Pip. Als hier het Paasveld is, dan moet hier de Paashaas ook wezen. Als ik doorloop kom ik er vanzelf. Toch aar dig dat de Paashaas die wegwijzer heeft neergezet. Dat heeft hij zeker voor mij gedaan". Hij volgde de rich ting, die de wegwijzer aangaf en na korte tijd kwam hij opnieuw een bord tegen en daarop stond: NAAR DE PAASHAAS met groen geschilderde letters in het handschrift van Barend, het konijn. Pip liep zo vlug zijn beentjes hem kon den dragen langs het pad, dat de wij zer had aangegeven en daar kwam weer een bord. NU BEN JE ER, PIP stond er. „Hé, lees ik dat goed?", dacht Pip, „staat daar mijn naam?" Hij zette zijn brilletje-voor-bijzondere- gevallen op en las het opschrift nog eens om te zien of hij zich niet ver giste. Nee, het was werkelijk waar. NU BEN JE ER, PIP las hij. „Vreemd", zei Pip en hij bleef met open mond naar het bord staan kijken. „Ha, die Pip!", hoorde hij ineens ach ter zich. PIP DRAAIDE ZICH OM. Hij kon zijn ogen haast niet geloven. Daar stond met een mooie paarse strik om zijn hals en een mandje in zijn linkerpoot. Flip, de haas! Flip zag er zo prach tig uit, dat je niet zou geloven dat hij het was als je het niet wist." Ben jij Flip?" vroeg Pip verbaasd. Vergis ik me niet?" „Ik ben Flip", antwoordde Flip. Er zat eens in de eerste klas een jongetje dat verlegen was, en nooit es zat te wiebelen of te kletsen in zijn bankje. Dat jongetje vond het al straf wanneer je hem. een lolly gaf, hij kreeg een vreselijk hoge kleur en stamelde zacht Dankje Dan zat er in diezelfde klas Ieen hele erge ivildebras, die altijd zat te wiebelen en veel straf kreeg van de meester. Hij pakte altijd gauw de jas van 't jongetje dat verlegen was en gooide hem dan in een plas of hing hem aan een heester! Toen kwam het reisje naar de zee, de kinderen mochten allemaal mee, en dat verlegen jongetje speelde stilletjes met z'n schepje, maar 't andere jongetje, o jee, dat ging meteen te ver in zee. Er kwam een grote golf aan, en die golf zei: Kip ik heb je.' De meester was er even niet en iedereen schrok zich een biet maar dat verlegen jongetje sprong onmiddellijk in het water. Gelukkig zwom hij als een vis. en ging het mis? Nee 't ging niet mis, ze stonden allebei op het strand een paar minuten later. Ze hebben allebei voor de schrik een vlaggetje gekregen en dat verlegen jongetje was trots en érg verlegen! Guus Vleugel „En waarom zie je er dan uit als de Paashaas?" „Omdat ik de Paashaas ben." „Jij de paashaas!" „Nou., ik ben het toch", zei Flip. Pip stond hem met grote ogen aan te kijken. Hij was zo verbaasd, dat hij niet hoorde hoe uit het hoge gras vlak bij hem een zacht en onderdrukt gelach opsteeg. Je zou bijna zeggen van een eekhoorn, een uil en een konijn. Flip, de haas, vertrok een paar maal zijn gezicht. Hij knipperde met zijn ogen en frommelde aan zijn strik. „Kun je een geheim bewaren, Pip?" vroeg hij. „Zeker, Flip." „Ik heb nog nooit aan iemand ver teld dat ik de Paashaas ben. Jij bent de eerste." O ja?" „Ja. Ik ben het alleen met Pasen, zie je. Alle andere dagen van het jaar ben ik het niet." „Zal je dat geheim aan niemand ver tellen?" „Nee". „Ook niet aan Hans de eekhoorn, Ba rend. het konijn en Sander, de uil?" „O nee." „Ze mogen het niet weten, zie je." „Ze zullen het nooit weten", zei Pip ferm. Weer klonk uit het gras een vreemd giechelend geluid. Nu hoorde Pip het wel. „Is er iets in het gras?" vroeg Pip. „Ik denk," antwoordde Flip", dat „dat het gras groeit". Het gras groeit? Maakt dat dan zo'n geluid?" „Ja. dat maakt zo'n geluid," zei Flip. „Maar het -klonk net alsof er iemand lachte." „O ja ?Zou het dan misschien lach- kruid zijn? Er groeit hier veel lach- kruid. zie je. Ik heb er zelf ook last van. „En meteen begon Flip te lachen. Hij lachte zo onbedaarlijk, hij wist haast niet van ophouden. „Gek, dat jij er geen last van hebt, Pip," zei hij. De tranen rolden over zijn wangen." „Zal ik je met Pasen een chocolade-ei brengen, Pip? Zo'n heel groot met let ters erop" Van de Paashaas". Ja?" vroeg hij. „O graag," zei Pip. „En vertel je het geheim niet verder?" „Dat beloof ik." „Goed. Laten we het daarop houden," Meteen proestte Flip het weer uit van het lachen en zijn gezicht in de vreemd ste plooien trekkend verdween hij, Pip bleef in de opperste verbazing achter. Diep nadenkend sloeg het mannetje de weg naar huis weer in. „Hoe zou Flip eigenlijk weten dat ik hem zocht?" vroeg hij zich af, terwijl hij de letters weer las op het bord, waar op ge schreven stond: NU BEN JE ER, PIP en even later bij het bord, waarop hij las: NAAR DE PAASHAAS „Waarom lijkt het net het handschrift van Barend, het konijn? Hij stapte aar zelend verder. Toen kwam hij bij het bord, waarop in het handschrift van Hans de eekhoorn met mooie witte let ters was geschilderd: NAAR HET PAASVELD Pip voelde er eens aan met zijn hand. Hé de verf was nog nat! En op dat ogenblik begreep Pip alles! Zo snel zijn kleine beentjes hem konden dragen, rende hij terug naar de plaats, waar hij Flip, de haas, had ontmoet en ja hoor, daar zag hij Flip en Barend en Hans en Sander, terwijl ze door het gras rolden en hun buik vasthielden van het lachen en ze slaakten uitroepen als: „O, dat domme mannetje Pip!" „Zag je hoe gescheurd zijn kleren waren? Hij is vast verdwaald geweest in het bos!" „Hij zou zelf de Paashaas wel vin den." „Hij dacht dat wij niet wisten wie de Paashaas was!" En nog veel meer. Ze hielden zelfs niet op met lachen toen ze Pip voor zich zagen. Ze sloegen zich op de knieën en lachten hem vierkant uit. Nou, dat was niet zo plezierig. Maar omdat ze zo'n pret hadden kon je je haast niet weerhouden om mee te lachen, je moest wel. En zo kon je een ogenblik later Pip zien, terwijl hij zich in het gras liet vallen en hij lach te, hij lachte tot hij er buikpijn van kreeg! „O, wat hebben jullie mij beet genomen!" riep hij. „Maar ik ben de Paashaas, hoor, Pip." riep Flip. Was dat waar? Pip wilde er in elk geval niet meer naar zoeken! P. W. Franse <~è>Oo vsm,. KABOUTER KRUL. Kabouter Krul is reuze blij, want in de bloemen staat iets, dat hij erg lekker vindt. Zet de letters in de goede volg orde achterelkaar. Begin bij het grootste hart van de bloem en zo tot de kleinste.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 22