VOOR JULLIE
SP! HF IPS IJl
Hf
Kjf
SIS
Ijjf
p
PIP ZOEKT DE PAASHAAS
ZATERDAG 16 APRIL 1960
Erbij
PAGINA VIER
Schaken
Dammen
Bradöe
s
IIP
^SSvi'
pgp
ff
ff
IB
MolièreDe Musset
en het plagiaat
Verlegen jongetje
„O"
In de partijen, welke momenteel tussen
Botwinnik en Tal gespeeld worden, blijft
99 van de overwegingen, welke aan de
besluitvorming voorafgaan, voor de door
sneeschaker verborgen. Haast alles wat
zich in bliksemtempo afspeelt in de hoof
den van de strijdende kampioenen, ontgaat
de buitenstaander, die daardoor wel eens
de indruk krijgt, dat grote gedeelten van
de strijd „saai" zijn. Beide spelers denken
op een zo hoog niveau, dat overrompelin
gen en flitsende, korte, beslissende combi
naties tot de uitzonderingen behoren.
"Als tegenwicht daarom ditmaal enige
eindspelcomposities, die door de aandach
tige lezers volledig kunnen worden door
grond omdat alle essentiële varianten
zichtbaar worden. De eindspelen bewijzen
voorts, dat „ongelijke" lopers niet altijd
automatisch remise garanderen.
De eerste der drie studies (welke wij
dankbaar ontlenen aan een artikel in het
jubileumnummer van 't Deventer Schaak
genootschap) is van B. Horwitz en dateert
van 1884.
hl-a8 de nodige batterij vormen. 3
e4-e3! 4. Re6-c4f Ka6-a7, 5. b4-b5 Ka7-a8,
6. Rc4-d5 Ka8-a7. Niet 6e2, 7. b6! en
mat in ten hoogste 2 zetten. 7. Rd5-f3 Ka7-
a8, 8. b5-b6! e3-e2, 9. Kc6-b5f en mat op
de volgende zet.
Duidelijk is het, dat de winstvoering in
het bijzonder te danken is aan de ongun
stige positie van de zwarte raadsheer. Tot
wat voor prachtige denkprestaties knappe
componisten in staat zijn, toonde Gorgiew
in 1935 nog aan. Hij breide een voorspel
aan bovenstaande compositie zodanig, dat
de raadsheer in de beginstand frank en
vrij midden op het bord staat, terwijl in
de afwikkeling bovendien een minorpro
motie wordt verwerkt. Hier gaat het kunst
stuk!
Het is haast ongelooflijk dat wit aan zet
kan winnen en toch gaat het vrij eenvou
dig, als volgt:
1. Rc5-f2t Kh4-h5, 2. g2-g4t Kh5-h6, 3.
Kf5-f6!Plotseling wordt het duidelijk
dat zwart in moeilijkheden verkeert. Zijn
loper kan niet spelen wegens Re3 mat en
zijn Koning moet dus verder terug.
3Kh6-h7, 4. g4-g5 Kh7-h8, 5. Rf2-
d4! Nu mag Rg8 weer niet spelen
wegens Kf7: mat.
5. Kh8-h7, 6. Rd4-c3 Een
tempozet, welke de zwarte Koning noopt
in de loperbatterij te gaan staan. 6
Kh7-h8, 7. g5-g6! en zwart kan mat op de
volgende zet niet ontgaan.
Men ziet het verschil met een partij om
het wereldkampioenschap. In bovenstaan
de afwikkeling is iedere nuance op de voet
te volgen, terwijl de matvoering niettemin
verrassend en fraai is.
Wat moeilijker is de uitwerking, welke
Gorgiew in 1935 aan Horwitz' idee gaf.
Zwart krijgt er van hem namelijk een pion
bij, maar verliest desondanks.
OMCOOCCCOSCOSOCOCCOOCCCCCCCOCÖXOfiCCÖXCCCCCO
1. Tf6-a6t! Ka7xa6. Het is gemakkelijk
te zien. dat dit slaan gedwongen is; zie
1Kb7:? 2. ab4: Ka6:, 3. Kd4, enz. 2.
a3xb4 Rd4-a7. Wederom gedwongen. 3. b7-
b8 Paard tüEen surprise van fantas
tisch kaliber; wanneer wit een dame zou
halen, volgt de tussenzet c7-c6f, gevolgd
door Rb8: en de zwarte loper heeft vrij
baan langs de diagonaal b8-h2. Vandaar
dat wit door de paardpromotie (met
schaak) die tussenzet belet.
3Ra7xb8, 4. Kd5-c6 en we hebben
een bekende stelling bereikt.
De wonderen van het schaakspel blijven
onuitputtelijk!
Mr. Ed. Spanjaard
ruitenaas. Hierna probeerde zuid een kla
vertje in noord af te troeven door 3 malen
klaveren te spelen oost troefde de har
tenboer over met hartenvrouw en speelde
wéér schoppen, waardoor bereikt werd dat
west zowaar later nog de harten 9 kon ma
ken. Het contract ging dus één down, 50
voor Italië.,
De Oostenrijkse zuidspeler had dit spel
niet ex'g best afgewikkeld hoe het wél
moest, liet Belladonna in kamer II zien.
Het bieden ging daar: oost. 1 schoppen
zuid doublet west 2 klaveren noord
doublet oost pas zuid 2 harten
allen passen. Aantekening verdient noords
doublet: het betekent, dat noord algemene
kracht heeft zónder lengte.
Ook hier kwam west tegen het 2-harten-
contract uit met schoppenboer, doch nu
werd in noord een kleine bijgespeeld. Oost
kon, niet wetende wie schoppen 10 had,
niet overnemen, zodat west aan slag bleef.
West vervolgde met klaveren en klaveren-
boer maakte de slag. Troef werd gespeeld,
oost nam hartenaas en speelde klaveren
na, gewonnen door zuid. Zuid speelde toen
ruitenaas en vervolgens al zijn troeven:
zijn laatste 4 kaarten waren schoppen 10,
9, harten 2 en ruiten 2. Dus werd harten 2
gespeeld, noord hield schoppenheer sec en
ruitenheer-boer vast. En oost? Hij moest
schoppenvrouw opruimen om ruitenvrouw-
tweede te kunnen aanhouden. Prompt
speelde Belladonna schoppen na, oost nam
met schoppenaas en moest naar ruitenheer-
boer toe spelen.
Nog eens 170 voor Italië want Bella
donna maakte 4 aan trek liefst 3 slagen
meer dan zijn tegenstander in de andere
speelkamer.
H. W. Filarski
Zaterdag 23 april beginnen in Turijn de
wedstrijden om het eerste open wereld
kampioenschap voor bridgeteams. Liefst
33 teams hebben ingeschreven, waaronder
landen als Argentinië, Philippijnen, India,
talrijke Europese landen, waaronder zelfs
Polen.
Wéér zijn de Italianen favoriet, alhoewel
zij zware strijd zullen moeten voeren met
de sterke teams van Engeland, Frankrijk,
de Verenigde Staten en Australië.
Het is niet zo, dat de Italianen in de regel
van de zwakkere teams winnen door hun
superieure slamtechniek ook in de klei
ne spellen tonen zij hun meesterschap.
Hieronder b,v. ziet u Belladonna aan het
werk een spel uit de Europese kam
pioenschappen 1959 te Palermo, van de
wedstrijd Italië—Oostenrijk:
H 7 5 2
O B 8 7
O H B 7 3
B 5
Een der aantrekkelijkste toernooien in
Kennemerland is de jaarlijkse strijd om de
persoonlijke damtitel van deze streek. In
de hoofdklasse eerste, tweede en jeugd-
klasse nemen spelers uit het gebied van
Beverwijk tot Hillegom en van Halfweg
tot Zandvoort deel aan de voorwedstrijd.
In de jeugdklasse wist Varno Morseld, in
de tweede klasse J. de Boer en in de eerste
klasse Leo Binkhorst, allen leden van
DCIJ, de kampioenstitel te behalen.
In de hoofdklasse was het bijzonder spij
tig dat de titelhouder Theo Tielrooy dit
jaar niet kon meedoen.
De strijd tussen F. Slot, Abe de Jong
('t Oosten), J. H. Meure, A. Douma, J. Bus
(HDC), H. J. Gerrevi'nk en P. v. d. Berg
(DCIJ) is nog niet beslist. De drie eerst
geëindigden zullen Kennemerland verte
genwoordigen in het komend najaar om
de provinciale damtitel. In de finalepartij
tussen de twee DCIJ-vrienden kwam het
volgend fragment voor:
H. J. GERREVINK
In dit spel vervolgde wit als 28ste zet
3530 en daarna won zwart steeds winst
van een stuk of wel de gehele partij.
Eerst het spel verloop: 1) 3530 1218;
2) 23x12 17x8; 3) 28—23 14—19; 4) 23x14
9x20; 5) 30—25 4—9; 6) 25x14 9x20. Wat wit
nu ook speelt steeds volgt verlies van
schijf of dam. Op bijvoorbeeld 4540
27—32, 37x28 26—31 36x27 21x23 29x9 20x47
94 4736 met gewonnen eindspel voor
zwart. Althans zo had Gerrevink kunnen
winnen als hij correct had gespeeld. Maar
de stand is hoogst merkwaardig vanuit de
beginstelling, omdat blijkt dat wit ondanks
terreinwinst zich moeilijk staande zal
kunnen houden.
De eerste zet, 1) 3530, is fout. Wat nu?
Op 4238 volgt 2731. Dus er resten nog
A 46—41, B 34—30, C 45—10.
A. 4641 12—18. 2) 23x12 17x8 3) 28—23
of? 1419 en wint.
B. 34—30 15—20, 2) 24x15 14—19, 3) 23x14
9x20, 4) 16x24 2731 en met 21x25 wint
zwart een stuk.
C. 4540. Dit is de enige speelbare zet
12—18, 2) 23x12 17x8, 3) 28—23 14—19, 4)
23x14 9x20, 5. 33—28 gedw. 4—9, 6) 28—23
13—18, 7) 23x12 8x17, 8) 35—30. In dit spel-
gedeelte laten wij het onderzoek gaarne
aan de lezers over.
Zwart: 3. 9, 15, 16, 17, 20, 21, 26, 27. Wit:
24, 29, 30, 34, 36, 37, 40, 42, 46.
Zwart aan zet. Een levendig fragment.
In de tweede klasse zullen die spelers,
op de tweede plaats geëindigd achter
kampioen J. de Boer, namelijk V. d. We
reld (Hillegom), v. d. Meer (St. Bavo) en
Jan Tijms (DCIJ) om twee promotieplaat
sen herkampen. Hieronder een fragment
uit de strijd tussen Tijms, wit en V. d.
Meer, zwart.
V. DE MEER
-vyvyyv- v-xxxvy"»^'v
o~ococcocwsov
4» B
0? 9 5 3
O B 6 4
V 10 8 6 4 2
A V 8 6 3
C A V
V 10 9 5
9 3
Weer wordt de zwarte Koning zodanig
naar de hoek gedreven, dat Rb8 niet kan
ontsnappen.
1. b3-b4t, Ka5-a6, 2. Kc5-c6 e5-e4, 3.
Rd7-e6! De enige juiste zet. Na Rf5
kan n.l. Rb8 via a7 ontsnappen en na Rg4
(h3) kan de loper niet op de diagonaal
10 9 4
G H 10 6 4 2
O A 2
4* A H 7
Oost gever, niemand kwetsbaar.
In de kamer I opende oost (Chiaradia)
met 1 schoppen, zuid doubleerde, west bood
2 klaveren, noord 2 ruiten, oost paste en
zuid sloot het biedproces met 2 harten.
West kwam met schoppenboer uit, in
noord schoppenheer; oost maakte schop
penaas, schoppenvrouw, liet west een
schoppen aftroeven, waarna west met rui
ten 8 vervolgde; zuid won de slag met
CC033ÓïOCOCCCCOCC<*XCOC&CyXXX^OOCODOOcioCOOOC<Xy»XCCODD:
P. v. d. BERG
Zwart 12 stukken op: 3, 4, 9, 12, 13, 14,
15, 16, 17, 21, 26, 27.
Wit 12 stukken op: 23, 24, 28, 29, 33, 34,
35, 36, 37, 42, 45, 46.
C»300003CC»COOOCCCCC030MCCCOCOMCCCODCOOOOCiC*.
JAN TIJMS
Zwart 12 stukken op: 3, 4, 6, 11, 13, 14,
-15, 17; 2f), 24. 25, 26.
Wit:-28,' 33, 34, 35, 37, 38, 39, '40, 41, 42,
45, 48.
Wit, aan zet, speelde zeer terecht 26)
4843, waarna zwart uitstekend uit de
opgedrongen moeilijkheden kwam door 26)
24—29, 27) 34—23 25—30, 28) 35x24
20x18.
Zeer goed had Jan Tijms gezien dat na
26) 24—29 niet 27) 33x24 20x29, 28)
34x23 25—30, 29) 35x24 26—31, 30) 37x26
1721, 31) 26x17 11x35 waarna zwart stuk
winst afdwingt.
Stand: zwart 3. 4, 6, 13, 14, 15, 35; wit
23, 24, 38, 41, 42, 43, 45.
Bijvoorbeeld 32) 38—33 4—9. 33) 33—29
gedwongen 1419. 34) 23x14 9x20, 35)
42—38 3—9, 36) 38—33 9—14, 37) 33—28
1419, 38) 2822 19x30 waarna zwart stuk
wint. Of het eindspel echter gewonnen is?
B. Dukel
Oplossingen en correspondentie te zen
den aan het adres van de damredacteur
B. Dukel, Wijk a. Zeeërweg 125, IJmuiden.
DE FIJNGEVOELIGE Alfred de Musset
heeft zich in zijn geschriften meerdere ma
len scherp gekant tegen het plagiaat. Toen
hij reeds in zijn jeugd beschuldigd werd
Byron te hebben nagebootst, schreef hij
in de opdracht van zijn „La Coupe et les
Lèvres" verontwaardigd: „Je hais comme
la mort l'état de plagiaire; mon verre
n'est pas grand, mais je bois dans mon
verre." En in de voorrede van de eerste
uitgave van zijn verzamelde toneelwerken
verklaarde hij letterlijk: „Voler une pen-
sée, un mot, doit être regardé comme
une crime en littérature." Dat is duidelij
ke taal. De vraag is alleen of De Musset
dit allemaal werkelijk zo oprecht gemeend
heeft. Maar daarover straks
De laatst geciteerde woorden waren
voornamelijk gericht tegen Molière, die in
derdaad één van de grootste plagiaatple
gers uit de litteratuurgeschiedenis was. Hij
heeft sinds drie eeuwen tot voorbeeld en
excuus gediend van alle andere auteurs,
die niet konden beschikken over originele
ideeën.
ER BESTAAT geen werk van zijn hand,
dat van begin tot eind ontsproten is aan
zijn eigen brein. De intrige, de figuren, de
grapjes, de constructie van zijn blijspelen
ontleende hij aan de Italiaanse Commedia
dell'Arte, aan Lope de Vega en aan tal
rijke nimmer beroemd geworden Franse
auteurs. Soms leidde dit tot vreemde si
tuaties.
Zo baseerde Molière (volgens de litera
tuurhistoricus Georges Maurevert) zijn
„Les Précieuses Ridicules" op het stuk
„Le Cercle des Femmes", dat drie jaar
eerder door zijn landgenoot Samuel Chap-
puzeau werd geschreven. Na het grote suc
ces van „Les Précieuses Ridicules" durfde
de bestolen Chappuzeau niet voor zijn
rechten op te komen, maar beperkte zich
tot het herschrijven van zijn eigen stuk.
daarbij profiterend van de verbeteringen,
die Molière had aangebi-acht. Twee jaar
later werd het opgevoerd onder de titel
„L'Académie des Femmes" en toen zei
natuurlijk iedereen, dat Chappuzeau van
Molière had gestolen!
Nóg ingewikkelder ging het met „Don
Juan". De originele versie van dit werk
danken we aan een Spaanse geestelijke,
die onder het pseudoniem Tirso de Molina
in het begin van de zeventiende eeuw „El
Burlador de Sevilla y Convidado de pie-
dra" schreef. Het werd door een Italiaans
toneelgezelschap opgevoerd onder de titel
„II Convivato di pietra" in een bewerking
van Onofrio Giliberto, die weer gebruik
maakte van een nog vroegere bewerking
van Andrea Cigognini.
HET BLIJSPEL had veel succes en dat
bracht twee Fransen, de heren Dorimont
en Villiers, er toe er ieder een Franse ver
sie van te maken. Molière tenslotte schud
de het Spaanse origineel, de Italiaanse en
de Franse nabootsingen goed door elkaar
en maakte er „Don Juan ou le Festin de
pierre" van.
Er zijn natuurlijk verschillen in al deze
versies, maar de overeenkomst blijkt toch
overduidelijk, vooral uit de laatste akte.
Bij alle auteurs verdwijnt Don Juan in
helse vlammen, terwijl zijn knecht uit
roept: „Mijn loon! Mijn loon!"
Het staat onomstotelijk vast, dat Molière
de ideeën en vondsten van anderen beter
wist uit te werken *dan zij, in wier brein
deze waren opgekomen. Het is alleen jam
mer, dat hij nooit de namen van de gees
telijke vaders van zijn stukken heeft ge
noemd en altijd op zijn eentje met de eer
is gaan strijken. Maar dat was in zijn tijd
nu eenmaal niet ongebruikelijk.
TOCH NAM DE MUSSET, zoals we heb
ben gezien, hem dit later zeer kwalijk.
Maarwat deed deze plagiaatheke-
laar zelf? We kunnen het lezen in de
„Revue de Poche", die in het jaar 1867
(tien jaar na De Musset's dood) naast el
kaar twee toneelstukken publiceerde: „Le
Distrait", in 1768 geschreven door Car-
montelle en „On ne saurait penser a tout"
van Alfred de Musset, die pas in 1810 ge
boren werd. Het is interessant vergelij
kingsmateriaal, zoals u uit het volgende
brokje zelf kunt constateren:
CARMONTELLE
Scène II
Le Marquis, Le Blond.
Le Marquis
Hola! ho! quelqu'un!
Le Blond
Qu'est ce que veut monsieur le marquis?
Le Marquis
Allons, donne-moi ma robe de chambre
et mes pantoufles; je veux me lever.
Le Blond
Vous badinez, monsieur le marquis.
Le Marquis
Ah! oui, oui
DE MUSSET
Scène III
Le Marquis, Victoire.
Le Marquis
Hola! ho! quelqu'un!
Victoire
Qu'est ce que veut monsieur le marquis?
Le Marquis
Donne-moi ma robe de chambre et mes
pantoufles.
Victoire
Vous badinez, monsieur le marquis.
Le Marquis
Hé! ah!oui, oui.
En zo gaat het door. De dialoog in deze
en de daaropvolgende scènes is bijna woor
delijk gelijk.
Dit domweg overschrijven is plagiaat in
zijn grofste vorm, zoals zelfs Molière het
nimmer heeft gepleegd! En was dit maar
de enige lettei'diefstal, die we De Musset
kunnen verwijten. Onbarmhartige en zeer
ijverige snuffelaars hebben in de loop der
japen aangetoond, dat deze fijnbesnaarde
dichter gapte van Goethe, Byron, Schiller,
Shakespeare, Voltaire, J. J. Rousseau,
Michelet, Hugo, Diderot niet alleen
ideeën of enkele woorden, maar hele pas
sages en verzen. Ja, zelfs uit de zeer per
soonlijke brieven van zijn ongelukkige
liefde, George Sand, nam hij stukken over,
die hij woordelijk in zijn eigen werken in
laste uiteraard zonder bronvermelding!
OOK LIET HIJ bijvoorbeeld in „On ne
badine pas avec l'amour", dat tegen het
eind van 1834 gereed kwam. Perdican de
volgende mooie woorden zeggen:
„On est souvent trompé en amour
mais on aime et quand on est sur le bord
de la tombe, on se retourne pour regarder
en arrière et on se dit:
„J'ai souffert souvent, je me suis trom
pé quelquefois, mais j'ai aimé. C'est moi
qui ai vécu et non pas un être facticc,
créé par mon orgueil et mon ennui".
In de „Figaro" van 25 november 1856
openbaarde de heer Jules Lemaitre ech
ter, dat reeds op 12 mei 1834 George Sand
aan De Musset schreef:
„Ton coeur, ne le tue pasafin
qu'un jour tu puisses regarder en arrière
et dire comme moi:
„J'ai souffert souvent, je me suis trom
pé quelquefois, mais j'ai aimé. C'est moi
qui ai vécu et non pas un être factice,
créé par mon orgueil et mon ennui."
Over het drinken uit eigen glas gespro
ken
W. KIELICH
Mannetje Pip is op zoek naar de
Paashaas. Zijn vrienden, uil, eek
hoorn en konijn voorspelden dat hij
zou verdwalen en dat deed hij. Nu
is hij op de goede weg. Hij heeft een
bordje gezienwaarop staat geschre
ven „Naar de Paashaas" in het hand
schrift van de eekhoorn.
(Vervolg)
„Hé, dat treft prachtig", dacht Pip.
Als hier het Paasveld is, dan moet
hier de Paashaas ook wezen. Als ik
doorloop kom ik er vanzelf. Toch aar
dig dat de Paashaas die wegwijzer
heeft neergezet. Dat heeft hij zeker
voor mij gedaan". Hij volgde de rich
ting, die de wegwijzer aangaf en na
korte tijd kwam hij opnieuw een bord
tegen en daarop stond:
NAAR DE PAASHAAS
met groen geschilderde letters in het
handschrift van Barend, het konijn.
Pip liep zo vlug zijn beentjes hem kon
den dragen langs het pad, dat de wij
zer had aangegeven en daar kwam
weer een bord.
NU BEN JE ER, PIP
stond er. „Hé, lees ik dat goed?",
dacht Pip, „staat daar mijn naam?"
Hij zette zijn brilletje-voor-bijzondere-
gevallen op en las het opschrift nog
eens om te zien of hij zich niet ver
giste. Nee, het was werkelijk waar.
NU BEN JE ER, PIP
las hij. „Vreemd", zei Pip en hij bleef
met open mond naar het bord staan
kijken.
„Ha, die Pip!", hoorde hij ineens ach
ter zich.
PIP DRAAIDE ZICH OM. Hij kon
zijn ogen haast niet geloven. Daar stond
met een mooie paarse strik om zijn
hals en een mandje in zijn linkerpoot.
Flip, de haas! Flip zag er zo prach
tig uit, dat je niet zou geloven dat hij
het was als je het niet wist." Ben jij
Flip?" vroeg Pip verbaasd. Vergis ik
me niet?"
„Ik ben Flip", antwoordde Flip.
Er zat eens in de eerste klas
een jongetje dat verlegen was,
en nooit es zat te wiebelen of te kletsen
in zijn bankje.
Dat jongetje vond het al straf
wanneer je hem. een lolly gaf,
hij kreeg een vreselijk hoge kleur en
stamelde zacht Dankje
Dan zat er in diezelfde klas
Ieen hele erge ivildebras,
die altijd zat te wiebelen
en veel straf kreeg van de meester.
Hij pakte altijd gauw de jas
van 't jongetje dat verlegen was
en gooide hem dan in een plas
of hing hem aan een heester!
Toen kwam het reisje naar de zee,
de kinderen mochten allemaal mee,
en dat verlegen jongetje
speelde stilletjes met z'n schepje,
maar 't andere jongetje, o jee,
dat ging meteen te ver in zee.
Er kwam een grote golf aan,
en die golf zei: Kip ik heb je.'
De meester was er even niet
en iedereen schrok zich een biet
maar dat verlegen jongetje
sprong onmiddellijk in het water.
Gelukkig zwom hij als een vis.
en ging het mis? Nee 't ging niet mis,
ze stonden allebei op het strand
een paar minuten later.
Ze hebben allebei voor de schrik
een vlaggetje gekregen
en dat verlegen jongetje was trots
en érg verlegen!
Guus Vleugel
„En waarom zie je er dan uit als
de Paashaas?"
„Omdat ik de Paashaas ben."
„Jij de paashaas!"
„Nou., ik ben het toch", zei Flip.
Pip stond hem met grote ogen aan te
kijken. Hij was zo verbaasd, dat hij
niet hoorde hoe uit het hoge gras vlak
bij hem een zacht en onderdrukt gelach
opsteeg. Je zou bijna zeggen van een
eekhoorn, een uil en een konijn. Flip,
de haas, vertrok een paar maal zijn
gezicht. Hij knipperde met zijn ogen en
frommelde aan zijn strik. „Kun je een
geheim bewaren, Pip?" vroeg hij.
„Zeker, Flip."
„Ik heb nog nooit aan iemand ver
teld dat ik de Paashaas ben. Jij bent
de eerste."
O ja?"
„Ja. Ik ben het alleen met Pasen,
zie je. Alle andere dagen van het jaar
ben ik het niet."
„Zal je dat geheim aan niemand ver
tellen?"
„Nee".
„Ook niet aan Hans de eekhoorn, Ba
rend. het konijn en Sander, de uil?"
„O nee."
„Ze mogen het niet weten, zie je."
„Ze zullen het nooit weten", zei Pip
ferm.
Weer klonk uit het gras een vreemd
giechelend geluid. Nu hoorde Pip het
wel. „Is er iets in het gras?" vroeg Pip.
„Ik denk," antwoordde Flip", dat „dat
het gras groeit".
Het gras groeit? Maakt dat dan
zo'n geluid?"
„Ja. dat maakt zo'n geluid," zei Flip.
„Maar het -klonk net alsof er iemand
lachte."
„O ja ?Zou het dan misschien lach-
kruid zijn? Er groeit hier veel lach-
kruid. zie je. Ik heb er zelf ook last
van. „En meteen begon Flip te lachen.
Hij lachte zo onbedaarlijk, hij wist
haast niet van ophouden. „Gek, dat jij
er geen last van hebt, Pip," zei hij.
De tranen rolden over zijn wangen."
„Zal ik je met Pasen een chocolade-ei
brengen, Pip? Zo'n heel groot met let
ters erop" Van de Paashaas". Ja?"
vroeg hij.
„O graag," zei Pip.
„En vertel je het geheim niet verder?"
„Dat beloof ik."
„Goed. Laten we het daarop houden,"
Meteen proestte Flip het weer uit van
het lachen en zijn gezicht in de vreemd
ste plooien trekkend verdween hij, Pip
bleef in de opperste verbazing achter.
Diep nadenkend sloeg het mannetje de
weg naar huis weer in. „Hoe zou Flip
eigenlijk weten dat ik hem zocht?"
vroeg hij zich af, terwijl hij de letters
weer las op het bord, waar op ge
schreven stond:
NU BEN JE ER, PIP
en even later bij het bord, waarop hij
las:
NAAR DE PAASHAAS
„Waarom lijkt het net het handschrift
van Barend, het konijn? Hij stapte aar
zelend verder. Toen kwam hij bij het
bord, waarop in het handschrift van
Hans de eekhoorn met mooie witte let
ters was geschilderd:
NAAR HET PAASVELD
Pip voelde er eens aan met zijn hand.
Hé de verf was nog nat! En op dat
ogenblik begreep Pip alles! Zo snel zijn
kleine beentjes hem konden dragen,
rende hij terug naar de plaats, waar
hij Flip, de haas, had ontmoet en ja
hoor, daar zag hij Flip en Barend en
Hans en Sander, terwijl ze door het
gras rolden en hun buik vasthielden
van het lachen en ze slaakten uitroepen
als: „O, dat domme mannetje Pip!"
„Zag je hoe gescheurd zijn kleren
waren? Hij is vast verdwaald geweest
in het bos!"
„Hij zou zelf de Paashaas wel vin
den."
„Hij dacht dat wij niet wisten wie de
Paashaas was!"
En nog veel meer. Ze hielden zelfs
niet op met lachen toen ze Pip voor
zich zagen. Ze sloegen zich op de
knieën en lachten hem vierkant uit.
Nou, dat was niet zo plezierig. Maar
omdat ze zo'n pret hadden kon je je
haast niet weerhouden om mee te
lachen, je moest wel. En zo kon je
een ogenblik later Pip zien, terwijl hij
zich in het gras liet vallen en hij lach
te, hij lachte tot hij er buikpijn van
kreeg! „O, wat hebben jullie mij beet
genomen!" riep hij.
„Maar ik ben de Paashaas, hoor,
Pip." riep Flip.
Was dat waar? Pip wilde er in elk
geval niet meer naar zoeken!
P. W. Franse
<~è>Oo
vsm,.
KABOUTER KRUL.
Kabouter Krul is reuze blij, want in
de bloemen staat iets, dat hij erg lekker
vindt. Zet de letters in de goede volg
orde achterelkaar. Begin bij het grootste
hart van de bloem en zo tot de kleinste.