De muziekpedagoge op nieuwe wegen
Het Toneel-Museum - na 35
thans in fraai Amsterdams
jaar zwerven
grachtenhuis
Jan Musch, romantische nestor der
Nederlandse komedianten, overleden
„Kruisiging" van
Rembrandt ontdekt
De negen Muzen
Expositie van H. F. Boot
in De Ark geopend
Nederland echtpaar in
België omgekomen
4
Conferentie in Woudschotenin Zeist
Schilderij van Wouwerman
in Hamburg gestolen
MAANDAG 25 APRIL 1960
JAN MUSCH, één der weinige grote romantische acteurs
die Nederland heeft bezeten, is zondag overleden. Hij zou
aan het einde van dit jaar, om precies te zijn op 22 december,
vijfentachtig zijn geworden. De jongste generaties van toneel
liefhebbers zullen hem zelden of nooit hebben zien spelen,
want in 193S zag hij zich gedwongen om gezondheidsredenen
de planken vaarwel te zeggen voor onbepaalde tijd, die dooi
de oorlog werd verlengd. Na de bevrijding trad hij (na een
korte episode als leider van een politiek georiënteerd cabaret)
alleen nog op als voordrachtkunstenaar. Dat zijn reputatie
echter alom in den lande een levend begrip was gebleven,
bleek bij zijn definitieve afscheid, zestig jaar na het begin van
zijn carrière, in 1952. Als gast vervulde hij toen de titelrol
in ..De Spaanse Brabander^ van Breero bij het Amsterdams
Toneelgezelschap, dat de gelegenheidsvoorstellingen tot de
grote steden moest beperken. Èr kwamen echter zoveel aan
vragen uit „de provincie" dat hij in het volgende seizoen met
een speciaal daartoe gevormd ensemble in talrijke plaatsen
des lands in „De Vrek" van Molière één der boeiendste crea
ties uit zijn repertoire liet herleven. Bij zijn diamanten jubi
leum werd hij benoemd tot officier in de orde van Oranje-
Nassau, in 1955 werd hem de zilveren eremedaille van de
gemeente Amsterdam uitgereikt. In de Stadsschouwburg van
zijn geboortestad staat sindsdien een afgietsel in brons van
een door hemzelf vervaardigd borstbeeld. Bij de onthulling
daarvan herinnerde jan Musch er met fonkelende pretogen
in zijn markante kop de aanwezigen aan, dat hij één dei-
eersten der afgewezenen van toelating tot de Toneelschool
was geweest, wegens ..het in het oog vallend contrast tussen
mij en Adonis, alsmede omdat mijn antwoorden op de ge
stelde vragen getuigden van stompzinnigheid". Op het
hoogtepunt van zijn loopbaan fungeerde hij niet alleen
als leraar aan deze instelling en aan het conservatorium, maar
ook als docent aan de hoofdstedelijke universiteit.
JAN MUSCH werd geboren in de buurt
van de Westertoren te Amsterdam, waar
hij ook zijn jeugd doorbracht. Folkert Kra
mer typeerde hem als jongeling met de
volgende woorden: ..Een grillige kerel, die
alles wat er te zien en te beleven was ver
droomde in zijn mateloze fantasie en die
zich als spotvogel amuseerde met de
dwaasheden en ongerijmde voorvallen om
zich heen". Bij het gezelschap van Kreuk
niet en Poolman in de Salon des Variétés
kreeg hij zijn eerste rol: een koekebak-
kersjongen, die vier woorden mocht zeg
gen. In 1899 werd hij opgenomen in de Ne
derlandse Toneelvereniging, waar hij in
1903 met zoveel vaart en fantasie de hoofd
rol in de Duitse klucht „Een avond uit"
vervulde, dat hij herhaaldelijk voor dit
emplooi werd aangewezen en zich binnen
korte tijd een bijzondere populariteit als
typeur in zowel het. grove als meer verfijn
de blijspel verwierf. Na jarenlang ver
geeft daarop te hebben aangedrongen kreeg
hij eindelijk de kansen ook zijn buitenge
wone begaafdheid in het ernstige genre en
klassieke werk te bewijzen. Onder leiding
van Willem Royaards (die hem in 1909, na
zijn eerste tournee door het toenmalige Ne
derlands Indië, engageerde) ontwikkelde
Jan Musch zich tot een opvallende Von
delspeler, waarna hij aansluiting zocht bij
Eduard Verkade om zich in voorname
proeven van contemporaine komedie te be
kwamen. In 1916 begon zijn samenwerking
met Herman Heijermans. wiens ..Wijze ka
ter" door zijn toedoen meer dan vijfhon
derd keer achtereen voor het voetlicht
moest worden gebracht „om de acteur
nam het publiek de auteur op de koop van
het plaatsbewijs toe!"constateerde ar. B.
Hunningher achteraf. Ook zijn Jasper in
„Eva Bonheur" was een vrijwel unaniem
geprezen figuur van bijzonder formaat.
Met Adriaan van der Horst nam hij in
1919 de leiding van Het Schouwtoneel,
dat met „Het wederzijds huwelijksbedrog"
van Langendijk en „De Paradijsvloek"
van Laudy veelbelovend inzette en zich
jarenlang in de gunst van de uitgaande ge
meente handhaafde als een ondernemend
en homogeen ensemble. Het Schouwtoneel
fungeerde gedurende enige seizoenen als
vaste bespeler van de Haarlemse Schouw
burg en "heeft uitmuntende diensten be
wezen aan. de Nederlandse dramaturgie.
WIE DE LOOPBAAN van Jan Musch
overziet, wordt in de eerste plaats getrof
fen door de enorme veelzijdigheid. In on
telbare grote en kleine rollen heeft hij
markante bewijzen geleverd van zijn tege
lijk breedvoerig gedetailleerde en kern
achtige of doeltreffende typeringskunst.
Zijn humoristisch talent was virtuoos. On
vergetelijke toonbeelden daarvan zijn spe
ciaal de titelrollen in „Elias weet het be
ter" en „Dr. Knock" (van Jules Romains)
Jan Musch in de titelrol van „Dr.
Knock" van Jules Romains.
Na expertise en contra-expertise, met
medewerking van Nederlandse specialis
ten, is volgens het Franse persbureau AFP
onomstotelijk komen vast te staan, dat in
een Frans dorpje in de buurt van Agen
een schilderij van Rembrandt is ontdekt.
Het schilderij meet 90 bij 73 centimeter
en stelt Christus aan het kruis voor. Het
schilderij behoort aan de kerk van Le Mas
d' Agenais, een dorp bij Agen, toe. Ver
leden jaar september werd het voor res
tauratie naar de ateliers van het Louvre
te Parijs gezonden omdat het verkleurde
en schilferig werd. Men schreef het schil
derij aan de Nederlandse School van de
Gouden Eeuw toe zonder echter de maker
te kennen. Een studie met behulp van
ultraviolette stralen bracht de handteke
ning van Rembrandt aan het licht. Neder
landse experts werden voor een contra
expertise te hulp geroepen. Zij bevestig
den de uitslag van het eerste onderzoek.
Het thans gerestaureerde schilderij is
vermoedelijk door Rembrandt in diens
vijfentwintigste jaar, in 1631, geschilderd.
In 1805 werd het door Xavier Duff au, die
uit Le Mas d' Agenais geboortig was, te
Duinkerken aangekocht en als geschenk
voor de kerk aan zijn broer gezonden. Het
is bekend, dat graaf Eugène de Lonlay
het meesterwerk totaal verstoft in de
sacristie vond en het in 1854 voor het
eerst liet herstellen. Op 10 mei zal de bis
schop van Agen een bezoek aan Le Mas
d'Agenais brengen ter gelegenheid waar
van de Rembrandt weer in de kerk zal
worden geplaatst.
geweest. Zijn bewegelijke Puck in „Een
Midzomernachtdroom" van Shakespeare
is binnen onze grenzen onovertroffen ge
bleven. Evenmin lijkt het mogelijk zijn
Jago in Othello" te verbeteren. Aan ver
scheidene Nederlandse films heeft hij zijn
waardevolle medewerking verleend, het
laatst als de kok in „Myrthe en de demo
nen". Internationale erkenning vond zijn
spel in „Dood water" van Gerard Rutten,
waarvoor de hoofdredacteur van dit blad
destijds het scenario schreef. Het sterkst
kwamen zijn kwaliteiten tot gelding in het
romantische realisme, waarin hij zich kon
doen gelden a'ls een wezenlijk Hollands
acteur, onmiddellijk pakkend door de zwie
rige vitaliteit van kenschetsende lijnen, de
aandacht bekorend en boeiend daarna door
een zintuigelijke weelde van illustratieve
details. Creatieve verbeeldingskracht,
scherpe concentratie en het persoonlijke
magnetisme om tot een volledig emotio
neel akkoord met het publiek te geraken,
aan deze kenmerkende eisen beantwoord
de Jan Musch nog op hoge leeftijd.
IN DE CIRCULAIRE ter voorbereiding
van zijn laatste huldiging in Haarlem
schreef mijn voorganger J. B. Schuil als
secretaris van het comité onder meer:
„Zou men Jan Musch als karakterspeler,
als dramatisch acteur en komische kracht
misschien naast andere groten kunnen stel
len. als zegger van verzen is hij door nie
mand overtroffen. Nooit is Vondels taal
mooier en krachtiger tot ons gekomen dan
in zijn voordracht". Jongeren zullen zijn
trant waarschijnlijk ouderwets hebben ge
vonden. Musch jongleerde met de woor
den van de taal, waarvan het hem in na
volging van zijn geestverwant Breero on
verschillig was of zij „uyt het vuylnisvat
of uyt de cierlijckste en grootste schatka
mers van de werelt komen!" Eveneens
huldigde hij diens devies: „Het zijn de
beste schilders die het leven naast ko
men". Het nabootsende van deze sugges
tieve manier deelde zich ook aari de klank
werking mee. Meeslepend op zoek naar de
volheid van een andere werkelijkheid,
naar spirituele beheersing van de stof en
materialisatie van de geestdrift, was Jan
Musch ook aldus een specifiek romantische
acteur. Kenmerkend voor de geyoelsrijk-
dom van de romantiek was onder rrieér het
dooreenlopen der genres. Die eigenaardig
heid trof men ook en in alle opzichten bij
Jan Musch aan. Wie zijn voordracht wil
jan Musch als Harpagon in
vari Molière.
,Dc Vrek"
de prijzen, bediende zich van vergelijkende
termen om de volheid daarvan te kunnen
weergeven. Taalplastiek en fijnzinnige mu
zikaliteit waren de uiterlijke middelen om
de innerlijke schoonheid een welspreken
de stem te geven, die hoofd en hart tege
lijk moest bevredigen. Klankschilderend
daarin is eigenlijk alles samengevat.
BUITEN HET THEATER herhaalde zich
deze veelzijdigheid, te sterker naarmate
hij daar noodgedwongen meer tijd toe
kreeg. Nederlands „grootste acteur
na Bouwmeester" was namelijk tevens een
verwoede liefhebber van muziek en beel
dende kunst. Hij bespeelde verscheidene
instrumenten, de piano zelfs zeer verdien
stelijk. Hij hield zich bezig met compone
ren, maar daarnaast en vaak met bewon
derenswaardig resultaat ook met schilde
ren en boetseren. Maar even symptoma
tisch was voor hem de hartelijkheid als
mens, die hem tot in de gezegende lengte
zijner jaren sierde en die ik ook persoon
lijk zo dikwijls heb mogen ondervinden.
Met deze opmerking moge ik de necrolo
gie besluiten van hem. aan wie ik het eer
ste'' voedsel van mijn liefde voor het toneel
heb té danken.
David Koning
Het studiecentrum „Woudschoten" te
Zeist was zaterdag- en zondag de plaats
waar leden van de Koninklijke Nederland
se Toonkunstenaarsvereniging bijeenkwa
men om zich in referaten en discussies te
bezinnen over muziek-pedagogische ont
wikkelingen en richtlijnen, die door de
verschillende vernieuwingsaspecten van de
muziek als noodzakelijk gevoeld worden.
Zaterdag werd aandacht gevraagd voor
Ton de Leeuw, die zou spreken over het
onderricht in eigentijdse muziek, en voor
Wouter Paap, die een beschouwing zou
houden over de muziekcritiek, in het bij
zonder over haar bestaansvoorwaarden en
haar pedagogische opdracht en haar be
grenzing.
Het muziekonderricht aldus Ton de
Leeuw betreft thans nog in hoofdzaak
de muziek, welke zo ongeveer tussen 1700
en 1900 is ontstaan. Deze voorkeursverhou
ding komt over het algemeen eveneens tot
uitdrukking in de programma's van de of
ficiële concerten. De consequentie van dit
verschijnsel werd openbaar door het ont
staan van een brede kloof tussen de ver
trouwde muziek en de hedendaagse voor
wat betrof de appreciatie-gezindheid, zelfs
van de muzikaal gevormde concertbezoe
kers. Ongetwijfeld is het van belang na te
gaan of deze kloof overbrugd kan worden,
althans of de mogelijkheid daartoe reëel
kan worden geacht.
Ton de Leeuw zag voor het beleven van
de muziek een gevaar in, wat hij noemde:
passief luisteren. Naast het ontwikkelen
van speelvaardigheid en van theoretisch
begrip, moet het muziekonderricht ook de
ontwikkeling van het muzikaal beleven
van het luisteren beogen, een activiteit,
die spreker zelfs wilde intensiveren in het
beseffen van de relatie van toon tot toon.
Tal van andere muzikale compositiefacto
ren als ritmiek en modaliteit zouden be
handeld moeten worden en vooral het te
kort aan literatuurkennis dient te worden
aangevuld, waarbij de grammofoonplaat
en de geluidsband uiteraard als voortref
felijke hulpmiddelen kunnen worden toe
gepast.
Ton de Leeuw had bij zijn betoog het
oog op de muzikale vorming in algemene
kring. Voor het vakonderwijs zouden de
principes nog verdiept kunnen worden.
Bij de discussies werd gewezen op het
gevaar van cerebralisme en theorisme, dat
hier dreigt en op de afremming van de
muzikale emotie. Men was het wel eens
over de opvatting, dat er inzake deze ma
terie sprake is van een allereerste „vage
erkenning".
De muziekcritiek
Voor het uitoefenen van het beroep van
muziekcriticus bestaan geen wettelijke be
voegdheidsvoorschriften, aldus Wouter
Paap. Iedereen kan criticus worden en
het is zelfs moeilijk om daaraan te ont
komen. want elke concertbezoeker, iedere
luisteraar naar muziek heeft een of ander
oordeel over wat hij gehoord heeft, hoe
dan ook. Het beroep van muziekcriticus is
nergens te leren. Het is een merkwaardig
beroep dat volgens Wouter Paap twee as
pecten heeft, die de essentie er van uit
maken: het journalistieke en het muzikaal-
technische, estëtische en musicologische
aspect en op elk gebied liggen bijzondere,
karakteristieke eisen. De muziekrecensent
dient verslaggever te zijn en hij moet in
De staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen mr. Y. Scholten zal
dinsdag 26 april in Amsterdam het nieuwe onderkomen voor het Toneelmuseum in een
zeventiende-eeuws patriciërshuis aan de Herengracht nabij de Raadhuisstraat officieel
openen. Vijfendertig jaren lang heeft de vereniging „Het Toneelmuseum" op dit ogen
blik gewacht. Een groot deel van deze tijd heeft Joh. M. Coffeng, de conservator
secretaris, in vrije uurtjes in kelders, op zolders en thuis tot diep in de nacht gewerkt
aan de systematisering en catalogisering van de tienduizenden boeken, affiches, pro
gramma's, foto's, tekeningen, schilderijen, decorontwerpen, toneelsieraden en wat
niet al. Thans staat hij nog te schilderen op de derde verdieping van het zeventiende-
eeuwse pand, terwijl de voorzitter van de vereniging, prof. dr. F. W. S. van Thienen,
in het achterhuis in hemdsmouwen staat te zwoegen aan het mechaniek van een
miniatuurtheatertje, terwijl hij droomt van een instituut voor de toneelwetenschap
waarvan dit museum met zijn kostelijke collectie de kern kan zijn.
alle takken van muzikale activiteiten ge
oriënteerd zijn. Hij moet niet alleen over
prestaties schrijven, ook de mens in de
kunstenaar moet zijn aandacht hebben.
Zijn interesse moet uitgaan naar alle ge
bieden van de muziek, zelfs naar de grote
„jazzmu7.iek"-gemeenschap, hoe hij hier
ook persoonlijk tegenover staat, ook al om
de eigenaardige afstand te overbruggen,
die er bestaat tussen de „specialisten" op
jazzgebied en de „serieuze"-muziekcritici.
Wouter Paap verzette zich tegen de re
censenten, die „durven" te schrijven om
te voldoen aan de arena-mentaliteit van
een bepaald soort publiek. Afschuwelijke
situaties zijn hier door ontstaan: Bruno
Walter werd uit ons land „weggeschreven".
Eugen .lochum verliet Mtinchen onder een
zelfde druk. De criticus behoeft niet de
erfvijand van de toonkunstenaar te zijn.
Moet de recensent alleen maar prestaties
critiseren? Neen. hij heeft een critisch be
middelende taak, vormend, opbouwend in
de zuiverste zin. informerend als „een man
van de muziek", niet gevreesd, maar ge
respecteerd. En zijn belangstelling moet de
gehele muziekmaatschappij betreffen.
Eén algemene muziekleer?
Het is een bekend verschijnsel dat hij
een natuurlijke ontplooiing van de toon
kunst theoretische beschouwingen en for
muleringen pas achteraf de wetenschappe
lijke verantwoording van die evolutie tot
uitdrukking brengen. De ontwikkeling, die
de muziek in onze dagen, hoe dan ook ge
manifesteerd. doormaakt, heeft niet zelden
twijfel doen ontstaan aan de mogelijkheid
van een muziekleer, welke a«lle nieuwe mu
zikale verschijnselen bevat als voort
vloeiend uit algemeen-geldige elementen.
Prof. dr. Walter Wioza uit Kiel heeft een
studie gemaakt van deze materie. Zondag
morgen sprak hij over zijn bevindingen en
over zijn inzichten, die hem zelf in de rich
ting van de oplossing van het probleem
gebracht hadden. Het is in wezen een pe
dagogisch probleem, want het gaat om de
kennis van de muzikale elementen, die zich
niet alleen zouden voordoen in de heden
daagse, maar ook, en in dezelfde construc
tieve betekenis in de oude en de exotische
muziek. Er werden in het betoog van prof.
Wiora begrippen geformuleerd, die een in
druk konden geven van het karakter van
een eventuele nieuwe algemene, universele
muziekleer, zoals „de tonaliteit is geen
natuurwet", wetmatigheden die primair
van aard zijn; „de brug van klassiek naar
modern is niet te herstellen".
Het kinderlied is internationaal gelijk,
voor alle volken; vrije liedvormen zijn ge
meenschappelijk. Alle muziek berust in
direct op grondslagen. Er zijn veel stijlen,
maar er is één ondergrond en bij de vor
ming van een nieuwe muziekleer moet men
daarvan uitgaan.
In de bijeenkomst van zondagmiddag
werd aan dr. J. Daniskas, rijksinspecteur
voor het muziekonderwijs in Nederland,
het woord gegeven.
Dr. Daniskas sprak over de drang naar
culturele verdieping, die zich in onze tijd
kenbaar maakt. Het zijn waarlijk niet al
leen de amusementsgrammofoonplaten, die
'gekocht worden. In gelijke matebestaat
er belangstelling voor de „serieuze" mu
ziek. Het organiseren van jeugdconcerten
berust op een behoefte aan muziek en ook
de ontwikkeling van het mu7.iekonderwi.js
kan daardoor verklaard worden.
Als wettelijk voorschrift is nu de alge
meen muzikale vorming op de lagere scho
len gekomen. Maar nu komt het er op aan
hoe de muziekpedagoog deze behoefte aan
muziek moet verwerken in zijn werk. Zijn
De geschiedenis van het Toneel-Mu
seum gaat terug tot de dag waarop de
Amsterdammer A. Th. Hartkamp over
leed. Dat was in 1925. De heer Hartkamp
was een hartstochtelijk verzamelaar. On
der meer bezat hij een uitgebreide toneel
collectie die na zijn dood werd aange
kocht door het Nederlands Toneelver
bond. Toen reeds leefde de gedaente tot
het instellen van een museum. De vereni
ging „Het Toneel-Museum" werd opge
richt. Er was meer enthousiasme dan geld.
Met dat enthousiasme is vijfenderig jaar
achtereen in alle stilte gecollectioneerd,
maar de financiën ontbraken om de ver
zameling in een gebouw of enkele zalen
uit te stallen. Het Toneel-Museum bestond
al die jaren uit een partij koffers en kis
ten opgeslagen in de kelder van het Slede-
lijk Museum waar de ruimte te klein
bleek, later op de zolder van het museum
Willet Holthuysen, waar het dak lek was,
vervolgens in het zogenaamde palfreniers-
hok van de Universiteitsbibliotheek waai
de ratten aan de programmaboekjes be
gonnen te knagen en ten slotte in het voor
malige distributiekantoor aan de Amslel.
De kans op een eigen gebouw kwam toen
de gemeente Amsterdam van de hervorm
de diaconie het zeventiende-eeuwse huis
Herengracht 168 huurde en het vervol
gens weer verhuurde aan de vereniging,
maar de vriendelijkheid had om tevens
een subsidie te verlenen gelijk aan het
huurbedrag. Het pand bleek volkomen uit
gewoond en verwaarloosd, maar dankbaar
togen de verenigingsleden aan het werk.
Monumentenzorg verstevigde de funde
ring en herstelde de marmeren vloeren
van het prachtige in 1633 door de beroem
de bouwmeester Vingboons gebouwde pa
triciërshuis. Er kwamen wat particuliere
giften. Verschillende musea waaronder het
Rijksmuseum en het Mauritshuis gaven
schilderijen in bruikleen en de Erven
Dreesmann schonken door Sluyters gete
kende portretten van mevr. Theo Mann-
Bouwmeester en Esther de Boer-van Rijk.
Dinsdag opent het Toneel-Museum dus
zijn deuren. Men heeft voor de exposite
een keus moeten maken want het overi
gens ruime gebouw kan slechts een vijf
tigste deel van de totale verzameling be
vatten. De begane-grondverdieping heeft
twee grote stijlkamers met in de voor
zaal behangsel-schilderingen van Jacob de
Wit en Abraham de Moucheron jr., voor-
stcllende de geschiedenis van Jephta. Deze
zalen werden zoveel mogelijk intact gela
ten om dienst te kunnen doen als ont
vangstruimten. In een derde benedenzaal
staat het miniatuurtoneel opgesteld van
jhr. Six van Hillegom, die in de achttien
de eeuw voorzitter was van de Stads
schouwburg en die in zijn woning speelde
met de coulissen en vaak beweegbare de
cors van het miniatuur-schouwburgmodel.
De vierde zaal op deze verdieping is
gewijd aan het zestiende- tot achttiende-
eeuwse volkstoneel. In een van de wan
den zijn weer twee miniatuur-tonelen in
gebouwd die kunnen worden verwisseld
met andere uit de collectie van veertien
stuks. In een ingebouwde voormalige buf
fetkast zullen kopieën komen van acht-
tiende-eeuwse porseleinfiguren van de Ita
liaans-Zwitserse kunstenaar F. A. Bustel-
li voorstellende figuren uit de Italiaanse
commedia del'arte.
Op de eerste verdieping bevinden zich
in twee gangnissen een miniatuur-toneel,
alsmede een figuur gekleed in de japon die
mevr. Mann-Bouwmeester heeft gedragen
in het stuk „Madame sans Gêne", dat
ter gelegenheid van de opening van de
herbouwde Stadsschouwburg in 1894 werd
opgevoerd. De kamer aan de straatzijde
is gewijd aan de romantiek. Hier bevindt
zich een collectie toneeljuwelen waarvan de
meeste meer dan een eeuw oud zijn en
die van generatie op generatie zijn over
gegaan. Ook vindt men er virtuoos geschil
derde toneelontwerpen uit die periode en
in een aparte afdeling twee grote maquet
tes uit de romantiek, geschilderd door
Pfeiffer. Voorts zijn op deze etage kamers
gewijd aan Louis en Theo Bouwmeester,
Royaards, Verkade, Heijermans en Else
Mauhs.
Op de tweede verdieping bevindt zich
een aan het moderne toneel gewijde zaal
die tevens geschikt is voor het houden van
lezingen en voordrachten.
Meer dan in het verleden reeds het ge
val was zal het Toneel-Museum een
vraagbaak worden van ieder die iets over
de toneelgeschiedenis wil weten. De be
langrijkheid van de collectie komt onder
meer tot uiting in het. jeit dat bij de ope
ning tal van buitenlandse belangstellen
den aanwezig zullen zijn. Conservator
Tot de collectie beroemde toneel
kostuums behoort ook het Hamiet-
kostuum waarin Eduard Verkade
triomfen vierde. Links een kostuum
van de vroegere acteur Fred van Looy.
Coffeng zal degenen die serieuze belang
stelling tonen graag bepaalde onderdelen
van de uitgebreide collectie laten zien,
die in de zalen geen plaats konden
vinden. Want het Toneel-Museum heeft
onder andere ruim 200 toneelaffiches van
1800 af, een volledig programma-archief
(80.000 exemplaren), vele oude en recen
te publikaties, laden vol decorontwerpen,
van vroeger en nu, en een bibliotheek van
15.000 toneelstukken. Het Toneel-Museum
is een aanwinst waarop niet alleen Am
sterdam., maar geheel Nederland trots
mag zijn.
Zaterdag heeft een dief uit het Stedelijk
Museum van Hamburg het schilderij „Rui
ter in de duinen" van de Nederlandse
meester Philips Wouwerman (1619-1668)
gestolen. Zaterdagmiddag constateerde
een suppoost in hel op dat moment vrij
druk bezochte museum dat het doek door
wegschuiven van vier klemmen uit de lijst
was genomen. De politie heeft de grens
bewaking, de gehele Westduitse politie, en
ook „Interpol" gealarmeerd. Het schilde
rij heeft een waarde van ongeveer
50.000 gulden en was het pronkstuk van
de Hamburgse gemeentelijke collectie.
Vocalistcnconcours I960. Van 3 tot 7 sep
tember wordt in 's Hertogenbosch weer een
internationaal vocalistenconcours gehou
den. Er zijn vier eerste prijzen. De win
naars hiervan ontvangen een medaille en
een daaraan verbonden geldprijs van
1000. Zij worden voorts geëngageerd voor
een optreden voor de K.R.O. met het Bra
bants Orkest. De vier tweede prijswin
naars ontvangen een geldprijs van 500
en de penning van de Stichting 's Herto
genbosch Muziekstad. De jury bestaat uit
Manus Willemsen, Frans van Amelsvoort,
Helene Bouvier, Leonce Gras, Roy Hen
derson. Gerard Hüsch, Virgilio Mortair,
Julius Palzak. Frans Vroons en Annie
Woud.
Kunstmaand Orkest. Het Kunstmaand
Orkest onder leiding van Anton Kersjes zal
op vrijdag 6 mei des avonds een concert
geven in het Thédtre des Nations te Parijs.
Het uit te voeren programma luidt als
volgt: Symfonie nr. 39 van J. Haydn, Harp-
concert van L. van Delden, Largo en alle
gro van H. Badings, Cantico della creature
van R. Heppener en Symfonie nr. 3 van F.
Schubert. De solisten zijn: Elly Ameling,
sopraan, en Edward Witsenburg, harp. Op
de vier daaraanvolgende avonden zal het
Kunstmaand Orkest voorstellingen van het
Nederlands Ballet begeleiden, eveneens in
het Théatre des Nations.
Cultuurprijs Hilversum. B. en W. van
Hilversum hebben bekendgemaakt, dat
voor 1960 de vertolkende muziek in aan
merking zal komen voor toekenning van
de jaarlijkse cultuurprijs der gemeente
Hilversum ten bedrage van 1.000.
taak is grootser en geheel anders dan voor
heen. Hij zal zich moeten bezinnen op de
vraag: wat wil de maatschappij van ons?
Er is al aan muzikale vorming gedaan
sinds 1930 volgens methoden als van Geh-
rels en van Ward en dit is tot een ver
trouwd begrip geworden. Maar is het niet
nodig dat begrip regelmatig onder de loep
te nemen? Heeft die vorming zich tot nu
toe niet te veel afgespeeld buiten het eigen
lijke musiceren? Worden theorie en prak
tijk niet te veel gescheiden? En aan de
andere kant heeft de aankomende solist
niet even hard de algemene vorming als
essentie van zijn opleiding nodig? Muziek
is een merkwaardig element in de samen
leving. Zij staat in tegenstelling tot andere
kunsten in de actieve belangstelling van
een ontzaglijk grote groep van vakmusici
en amateurs. Muziek behoort bij ons men
selijk bestaan en de muziekpedagoog moet
in die relatie de hoofdrol gaan spelen. Hij
kan gespecialiseerd zijn in piano-, viool
spel of een andere vorm van beoefening,
maar niet meer mag zijn pedagogische ar
beid gezien worden als een artistieke de
valuatie. integendeel. Op allerlei gebied
ontwaart men verbetering van pedagogi
sche vorming. Koren, muziekkorpsen on
dergaan er de verheffende invloed van.
Hel gaat. om het geven van schoonheids
beleving, om het brengen van muziek als
therapeutische, genezende factor in het
leven van de mens, om de harmonisering
van de krachten der ziel, aldus dr. Danis
kas.
V. Z ic aai is wijk
In de kunstzaal De Ark in het Nieuw
Heiligland is zondagmiddag door de heer
Joh. Ph. Hoogwoud een expositie geopend
van werk van de nestor der Haarlemse
schilders, de 83-jarige Henri Frangois Boot.
Er was veel belangstelling voor deze ope
ning, vooral ook van jonge mensen. De
heer Hoogwoud memoreerde de levensloop
van de exposant, die in februari 1877 in
Maastricht is geboren uit van afkomst
Franse ouders. In Rotterdam bezocht hij
het gymtiasium en vervolgens de academie
aldaar. Later verhuisde hij naar Spaarn-
dam en vandaar naar Haarlem waar hij
van grote invloed is geweest op vele jonge
talenten, van wie er velen bekend zijn ge
worden.
De inleider verhaalde op beeldende wijze
hoe hij bij zijn eerste bezoek bij Boot de
schilder na vele omzwervingen door het
huis wist te vinden en vertelde humoris
tische anekdotes over zijn leermeester.
Onder andere vertelde de inleider dat hij
eens werk had opgeborgen in het atelier
en hij toen een briefje van Boot kreeg:
„Aan opbergen heb ik een grote hekel. Ais
dat. weer eens gebeurt stel ik geen prijs
meer op je bezoek". Ook vertelde de in
leider hoe een vrouwelijke leerling eens
het koper ging poetsen bij Boot thuis.
„Boot werd toen zéér dreigend!"
„Boot maakt geen stillevens, hij zet ze
niet in elkaar. Hij leeft in stillevens, hij
ontdekt het zo aanwezige. Daarom mag er
niet opgeborgen en gepoetst worden", zei
de heer Hoogwoud. De inleider merkte
vervolgens op dat zoals prof. Derkinde
ren zei over schilderijen niets gezegd
kan worden, het werk moet zelf spreken.
„Dit is ook de mening van Boot." „Boot
heeft klassieke deugden maar ook mo
derne. Hij heeft het kleinsteedse van Haar
lem overwonnen en leeft binnen eigen ge
vonden grenzen. Al zijn werk getuigt van
mannelijke kracht." Met deze woorden ver
klaarde de inleider de expositie geopénd.
De Zwolse jounalist-auteur Flans Alma,
adjunct-hoofdredacteur van de „Provin
ciale Overijsselsche en Zwolsche Courant"
en zijn echtgenote zijn gisteravond om
streeks zeven uur op de grote weg Baste
naken (Bastogne)—Marché in de Belgische
Ardennen bij een autobotsing om het le
ven gekomen. Het echtpaar Alma was op
terugreis van Lugano (Zwitserland) waar
het met vakantie had vertoefd, naar Zwol
le. Bij een botsing met een Belgische auto
werd de auto van de heer Alma totaal ver
nield. Mevrouw Alma-Visscher was vrij
wel op slag dood. De heer Alma werd ern
stig gewond naar een ziekenhuis in Bas
togne vervoerd waar hij later overleed.
De heer Alma kwam in 1944 in de jour
nalistiek. Hij werkte o.m. bij de regerings
voorlichtingsdienst en bij de Nijmeegse
Courant. In 1946 werd hij redacteur bii de
Provinciale Overijsselsche en Zwolsche
Courant, voor welk blad hij vele >-eporta-
ges schreef. Ook maakte hij vele réizen
door Europa en naar de V.S., die hem stof
gaven voor vijf reisboeken. Flans Alma
heeft bovendien een zich in Amerika af
spelende roman geschreven, „En kat zei
merci".