De muziekpedagoge op nieuwe wegen Het Toneel-Museum - na 35 thans in fraai Amsterdams jaar zwerven grachtenhuis Jan Musch, romantische nestor der Nederlandse komedianten, overleden „Kruisiging" van Rembrandt ontdekt De negen Muzen Expositie van H. F. Boot in De Ark geopend Nederland echtpaar in België omgekomen 4 Conferentie in Woudschotenin Zeist Schilderij van Wouwerman in Hamburg gestolen MAANDAG 25 APRIL 1960 JAN MUSCH, één der weinige grote romantische acteurs die Nederland heeft bezeten, is zondag overleden. Hij zou aan het einde van dit jaar, om precies te zijn op 22 december, vijfentachtig zijn geworden. De jongste generaties van toneel liefhebbers zullen hem zelden of nooit hebben zien spelen, want in 193S zag hij zich gedwongen om gezondheidsredenen de planken vaarwel te zeggen voor onbepaalde tijd, die dooi de oorlog werd verlengd. Na de bevrijding trad hij (na een korte episode als leider van een politiek georiënteerd cabaret) alleen nog op als voordrachtkunstenaar. Dat zijn reputatie echter alom in den lande een levend begrip was gebleven, bleek bij zijn definitieve afscheid, zestig jaar na het begin van zijn carrière, in 1952. Als gast vervulde hij toen de titelrol in ..De Spaanse Brabander^ van Breero bij het Amsterdams Toneelgezelschap, dat de gelegenheidsvoorstellingen tot de grote steden moest beperken. Èr kwamen echter zoveel aan vragen uit „de provincie" dat hij in het volgende seizoen met een speciaal daartoe gevormd ensemble in talrijke plaatsen des lands in „De Vrek" van Molière één der boeiendste crea ties uit zijn repertoire liet herleven. Bij zijn diamanten jubi leum werd hij benoemd tot officier in de orde van Oranje- Nassau, in 1955 werd hem de zilveren eremedaille van de gemeente Amsterdam uitgereikt. In de Stadsschouwburg van zijn geboortestad staat sindsdien een afgietsel in brons van een door hemzelf vervaardigd borstbeeld. Bij de onthulling daarvan herinnerde jan Musch er met fonkelende pretogen in zijn markante kop de aanwezigen aan, dat hij één dei- eersten der afgewezenen van toelating tot de Toneelschool was geweest, wegens ..het in het oog vallend contrast tussen mij en Adonis, alsmede omdat mijn antwoorden op de ge stelde vragen getuigden van stompzinnigheid". Op het hoogtepunt van zijn loopbaan fungeerde hij niet alleen als leraar aan deze instelling en aan het conservatorium, maar ook als docent aan de hoofdstedelijke universiteit. JAN MUSCH werd geboren in de buurt van de Westertoren te Amsterdam, waar hij ook zijn jeugd doorbracht. Folkert Kra mer typeerde hem als jongeling met de volgende woorden: ..Een grillige kerel, die alles wat er te zien en te beleven was ver droomde in zijn mateloze fantasie en die zich als spotvogel amuseerde met de dwaasheden en ongerijmde voorvallen om zich heen". Bij het gezelschap van Kreuk niet en Poolman in de Salon des Variétés kreeg hij zijn eerste rol: een koekebak- kersjongen, die vier woorden mocht zeg gen. In 1899 werd hij opgenomen in de Ne derlandse Toneelvereniging, waar hij in 1903 met zoveel vaart en fantasie de hoofd rol in de Duitse klucht „Een avond uit" vervulde, dat hij herhaaldelijk voor dit emplooi werd aangewezen en zich binnen korte tijd een bijzondere populariteit als typeur in zowel het. grove als meer verfijn de blijspel verwierf. Na jarenlang ver geeft daarop te hebben aangedrongen kreeg hij eindelijk de kansen ook zijn buitenge wone begaafdheid in het ernstige genre en klassieke werk te bewijzen. Onder leiding van Willem Royaards (die hem in 1909, na zijn eerste tournee door het toenmalige Ne derlands Indië, engageerde) ontwikkelde Jan Musch zich tot een opvallende Von delspeler, waarna hij aansluiting zocht bij Eduard Verkade om zich in voorname proeven van contemporaine komedie te be kwamen. In 1916 begon zijn samenwerking met Herman Heijermans. wiens ..Wijze ka ter" door zijn toedoen meer dan vijfhon derd keer achtereen voor het voetlicht moest worden gebracht „om de acteur nam het publiek de auteur op de koop van het plaatsbewijs toe!"constateerde ar. B. Hunningher achteraf. Ook zijn Jasper in „Eva Bonheur" was een vrijwel unaniem geprezen figuur van bijzonder formaat. Met Adriaan van der Horst nam hij in 1919 de leiding van Het Schouwtoneel, dat met „Het wederzijds huwelijksbedrog" van Langendijk en „De Paradijsvloek" van Laudy veelbelovend inzette en zich jarenlang in de gunst van de uitgaande ge meente handhaafde als een ondernemend en homogeen ensemble. Het Schouwtoneel fungeerde gedurende enige seizoenen als vaste bespeler van de Haarlemse Schouw burg en "heeft uitmuntende diensten be wezen aan. de Nederlandse dramaturgie. WIE DE LOOPBAAN van Jan Musch overziet, wordt in de eerste plaats getrof fen door de enorme veelzijdigheid. In on telbare grote en kleine rollen heeft hij markante bewijzen geleverd van zijn tege lijk breedvoerig gedetailleerde en kern achtige of doeltreffende typeringskunst. Zijn humoristisch talent was virtuoos. On vergetelijke toonbeelden daarvan zijn spe ciaal de titelrollen in „Elias weet het be ter" en „Dr. Knock" (van Jules Romains) Jan Musch in de titelrol van „Dr. Knock" van Jules Romains. Na expertise en contra-expertise, met medewerking van Nederlandse specialis ten, is volgens het Franse persbureau AFP onomstotelijk komen vast te staan, dat in een Frans dorpje in de buurt van Agen een schilderij van Rembrandt is ontdekt. Het schilderij meet 90 bij 73 centimeter en stelt Christus aan het kruis voor. Het schilderij behoort aan de kerk van Le Mas d' Agenais, een dorp bij Agen, toe. Ver leden jaar september werd het voor res tauratie naar de ateliers van het Louvre te Parijs gezonden omdat het verkleurde en schilferig werd. Men schreef het schil derij aan de Nederlandse School van de Gouden Eeuw toe zonder echter de maker te kennen. Een studie met behulp van ultraviolette stralen bracht de handteke ning van Rembrandt aan het licht. Neder landse experts werden voor een contra expertise te hulp geroepen. Zij bevestig den de uitslag van het eerste onderzoek. Het thans gerestaureerde schilderij is vermoedelijk door Rembrandt in diens vijfentwintigste jaar, in 1631, geschilderd. In 1805 werd het door Xavier Duff au, die uit Le Mas d' Agenais geboortig was, te Duinkerken aangekocht en als geschenk voor de kerk aan zijn broer gezonden. Het is bekend, dat graaf Eugène de Lonlay het meesterwerk totaal verstoft in de sacristie vond en het in 1854 voor het eerst liet herstellen. Op 10 mei zal de bis schop van Agen een bezoek aan Le Mas d'Agenais brengen ter gelegenheid waar van de Rembrandt weer in de kerk zal worden geplaatst. geweest. Zijn bewegelijke Puck in „Een Midzomernachtdroom" van Shakespeare is binnen onze grenzen onovertroffen ge bleven. Evenmin lijkt het mogelijk zijn Jago in Othello" te verbeteren. Aan ver scheidene Nederlandse films heeft hij zijn waardevolle medewerking verleend, het laatst als de kok in „Myrthe en de demo nen". Internationale erkenning vond zijn spel in „Dood water" van Gerard Rutten, waarvoor de hoofdredacteur van dit blad destijds het scenario schreef. Het sterkst kwamen zijn kwaliteiten tot gelding in het romantische realisme, waarin hij zich kon doen gelden a'ls een wezenlijk Hollands acteur, onmiddellijk pakkend door de zwie rige vitaliteit van kenschetsende lijnen, de aandacht bekorend en boeiend daarna door een zintuigelijke weelde van illustratieve details. Creatieve verbeeldingskracht, scherpe concentratie en het persoonlijke magnetisme om tot een volledig emotio neel akkoord met het publiek te geraken, aan deze kenmerkende eisen beantwoord de Jan Musch nog op hoge leeftijd. IN DE CIRCULAIRE ter voorbereiding van zijn laatste huldiging in Haarlem schreef mijn voorganger J. B. Schuil als secretaris van het comité onder meer: „Zou men Jan Musch als karakterspeler, als dramatisch acteur en komische kracht misschien naast andere groten kunnen stel len. als zegger van verzen is hij door nie mand overtroffen. Nooit is Vondels taal mooier en krachtiger tot ons gekomen dan in zijn voordracht". Jongeren zullen zijn trant waarschijnlijk ouderwets hebben ge vonden. Musch jongleerde met de woor den van de taal, waarvan het hem in na volging van zijn geestverwant Breero on verschillig was of zij „uyt het vuylnisvat of uyt de cierlijckste en grootste schatka mers van de werelt komen!" Eveneens huldigde hij diens devies: „Het zijn de beste schilders die het leven naast ko men". Het nabootsende van deze sugges tieve manier deelde zich ook aari de klank werking mee. Meeslepend op zoek naar de volheid van een andere werkelijkheid, naar spirituele beheersing van de stof en materialisatie van de geestdrift, was Jan Musch ook aldus een specifiek romantische acteur. Kenmerkend voor de geyoelsrijk- dom van de romantiek was onder rrieér het dooreenlopen der genres. Die eigenaardig heid trof men ook en in alle opzichten bij Jan Musch aan. Wie zijn voordracht wil jan Musch als Harpagon in vari Molière. ,Dc Vrek" de prijzen, bediende zich van vergelijkende termen om de volheid daarvan te kunnen weergeven. Taalplastiek en fijnzinnige mu zikaliteit waren de uiterlijke middelen om de innerlijke schoonheid een welspreken de stem te geven, die hoofd en hart tege lijk moest bevredigen. Klankschilderend daarin is eigenlijk alles samengevat. BUITEN HET THEATER herhaalde zich deze veelzijdigheid, te sterker naarmate hij daar noodgedwongen meer tijd toe kreeg. Nederlands „grootste acteur na Bouwmeester" was namelijk tevens een verwoede liefhebber van muziek en beel dende kunst. Hij bespeelde verscheidene instrumenten, de piano zelfs zeer verdien stelijk. Hij hield zich bezig met compone ren, maar daarnaast en vaak met bewon derenswaardig resultaat ook met schilde ren en boetseren. Maar even symptoma tisch was voor hem de hartelijkheid als mens, die hem tot in de gezegende lengte zijner jaren sierde en die ik ook persoon lijk zo dikwijls heb mogen ondervinden. Met deze opmerking moge ik de necrolo gie besluiten van hem. aan wie ik het eer ste'' voedsel van mijn liefde voor het toneel heb té danken. David Koning Het studiecentrum „Woudschoten" te Zeist was zaterdag- en zondag de plaats waar leden van de Koninklijke Nederland se Toonkunstenaarsvereniging bijeenkwa men om zich in referaten en discussies te bezinnen over muziek-pedagogische ont wikkelingen en richtlijnen, die door de verschillende vernieuwingsaspecten van de muziek als noodzakelijk gevoeld worden. Zaterdag werd aandacht gevraagd voor Ton de Leeuw, die zou spreken over het onderricht in eigentijdse muziek, en voor Wouter Paap, die een beschouwing zou houden over de muziekcritiek, in het bij zonder over haar bestaansvoorwaarden en haar pedagogische opdracht en haar be grenzing. Het muziekonderricht aldus Ton de Leeuw betreft thans nog in hoofdzaak de muziek, welke zo ongeveer tussen 1700 en 1900 is ontstaan. Deze voorkeursverhou ding komt over het algemeen eveneens tot uitdrukking in de programma's van de of ficiële concerten. De consequentie van dit verschijnsel werd openbaar door het ont staan van een brede kloof tussen de ver trouwde muziek en de hedendaagse voor wat betrof de appreciatie-gezindheid, zelfs van de muzikaal gevormde concertbezoe kers. Ongetwijfeld is het van belang na te gaan of deze kloof overbrugd kan worden, althans of de mogelijkheid daartoe reëel kan worden geacht. Ton de Leeuw zag voor het beleven van de muziek een gevaar in, wat hij noemde: passief luisteren. Naast het ontwikkelen van speelvaardigheid en van theoretisch begrip, moet het muziekonderricht ook de ontwikkeling van het muzikaal beleven van het luisteren beogen, een activiteit, die spreker zelfs wilde intensiveren in het beseffen van de relatie van toon tot toon. Tal van andere muzikale compositiefacto ren als ritmiek en modaliteit zouden be handeld moeten worden en vooral het te kort aan literatuurkennis dient te worden aangevuld, waarbij de grammofoonplaat en de geluidsband uiteraard als voortref felijke hulpmiddelen kunnen worden toe gepast. Ton de Leeuw had bij zijn betoog het oog op de muzikale vorming in algemene kring. Voor het vakonderwijs zouden de principes nog verdiept kunnen worden. Bij de discussies werd gewezen op het gevaar van cerebralisme en theorisme, dat hier dreigt en op de afremming van de muzikale emotie. Men was het wel eens over de opvatting, dat er inzake deze ma terie sprake is van een allereerste „vage erkenning". De muziekcritiek Voor het uitoefenen van het beroep van muziekcriticus bestaan geen wettelijke be voegdheidsvoorschriften, aldus Wouter Paap. Iedereen kan criticus worden en het is zelfs moeilijk om daaraan te ont komen. want elke concertbezoeker, iedere luisteraar naar muziek heeft een of ander oordeel over wat hij gehoord heeft, hoe dan ook. Het beroep van muziekcriticus is nergens te leren. Het is een merkwaardig beroep dat volgens Wouter Paap twee as pecten heeft, die de essentie er van uit maken: het journalistieke en het muzikaal- technische, estëtische en musicologische aspect en op elk gebied liggen bijzondere, karakteristieke eisen. De muziekrecensent dient verslaggever te zijn en hij moet in De staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen mr. Y. Scholten zal dinsdag 26 april in Amsterdam het nieuwe onderkomen voor het Toneelmuseum in een zeventiende-eeuws patriciërshuis aan de Herengracht nabij de Raadhuisstraat officieel openen. Vijfendertig jaren lang heeft de vereniging „Het Toneelmuseum" op dit ogen blik gewacht. Een groot deel van deze tijd heeft Joh. M. Coffeng, de conservator secretaris, in vrije uurtjes in kelders, op zolders en thuis tot diep in de nacht gewerkt aan de systematisering en catalogisering van de tienduizenden boeken, affiches, pro gramma's, foto's, tekeningen, schilderijen, decorontwerpen, toneelsieraden en wat niet al. Thans staat hij nog te schilderen op de derde verdieping van het zeventiende- eeuwse pand, terwijl de voorzitter van de vereniging, prof. dr. F. W. S. van Thienen, in het achterhuis in hemdsmouwen staat te zwoegen aan het mechaniek van een miniatuurtheatertje, terwijl hij droomt van een instituut voor de toneelwetenschap waarvan dit museum met zijn kostelijke collectie de kern kan zijn. alle takken van muzikale activiteiten ge oriënteerd zijn. Hij moet niet alleen over prestaties schrijven, ook de mens in de kunstenaar moet zijn aandacht hebben. Zijn interesse moet uitgaan naar alle ge bieden van de muziek, zelfs naar de grote „jazzmu7.iek"-gemeenschap, hoe hij hier ook persoonlijk tegenover staat, ook al om de eigenaardige afstand te overbruggen, die er bestaat tussen de „specialisten" op jazzgebied en de „serieuze"-muziekcritici. Wouter Paap verzette zich tegen de re censenten, die „durven" te schrijven om te voldoen aan de arena-mentaliteit van een bepaald soort publiek. Afschuwelijke situaties zijn hier door ontstaan: Bruno Walter werd uit ons land „weggeschreven". Eugen .lochum verliet Mtinchen onder een zelfde druk. De criticus behoeft niet de erfvijand van de toonkunstenaar te zijn. Moet de recensent alleen maar prestaties critiseren? Neen. hij heeft een critisch be middelende taak, vormend, opbouwend in de zuiverste zin. informerend als „een man van de muziek", niet gevreesd, maar ge respecteerd. En zijn belangstelling moet de gehele muziekmaatschappij betreffen. Eén algemene muziekleer? Het is een bekend verschijnsel dat hij een natuurlijke ontplooiing van de toon kunst theoretische beschouwingen en for muleringen pas achteraf de wetenschappe lijke verantwoording van die evolutie tot uitdrukking brengen. De ontwikkeling, die de muziek in onze dagen, hoe dan ook ge manifesteerd. doormaakt, heeft niet zelden twijfel doen ontstaan aan de mogelijkheid van een muziekleer, welke a«lle nieuwe mu zikale verschijnselen bevat als voort vloeiend uit algemeen-geldige elementen. Prof. dr. Walter Wioza uit Kiel heeft een studie gemaakt van deze materie. Zondag morgen sprak hij over zijn bevindingen en over zijn inzichten, die hem zelf in de rich ting van de oplossing van het probleem gebracht hadden. Het is in wezen een pe dagogisch probleem, want het gaat om de kennis van de muzikale elementen, die zich niet alleen zouden voordoen in de heden daagse, maar ook, en in dezelfde construc tieve betekenis in de oude en de exotische muziek. Er werden in het betoog van prof. Wiora begrippen geformuleerd, die een in druk konden geven van het karakter van een eventuele nieuwe algemene, universele muziekleer, zoals „de tonaliteit is geen natuurwet", wetmatigheden die primair van aard zijn; „de brug van klassiek naar modern is niet te herstellen". Het kinderlied is internationaal gelijk, voor alle volken; vrije liedvormen zijn ge meenschappelijk. Alle muziek berust in direct op grondslagen. Er zijn veel stijlen, maar er is één ondergrond en bij de vor ming van een nieuwe muziekleer moet men daarvan uitgaan. In de bijeenkomst van zondagmiddag werd aan dr. J. Daniskas, rijksinspecteur voor het muziekonderwijs in Nederland, het woord gegeven. Dr. Daniskas sprak over de drang naar culturele verdieping, die zich in onze tijd kenbaar maakt. Het zijn waarlijk niet al leen de amusementsgrammofoonplaten, die 'gekocht worden. In gelijke matebestaat er belangstelling voor de „serieuze" mu ziek. Het organiseren van jeugdconcerten berust op een behoefte aan muziek en ook de ontwikkeling van het mu7.iekonderwi.js kan daardoor verklaard worden. Als wettelijk voorschrift is nu de alge meen muzikale vorming op de lagere scho len gekomen. Maar nu komt het er op aan hoe de muziekpedagoog deze behoefte aan muziek moet verwerken in zijn werk. Zijn De geschiedenis van het Toneel-Mu seum gaat terug tot de dag waarop de Amsterdammer A. Th. Hartkamp over leed. Dat was in 1925. De heer Hartkamp was een hartstochtelijk verzamelaar. On der meer bezat hij een uitgebreide toneel collectie die na zijn dood werd aange kocht door het Nederlands Toneelver bond. Toen reeds leefde de gedaente tot het instellen van een museum. De vereni ging „Het Toneel-Museum" werd opge richt. Er was meer enthousiasme dan geld. Met dat enthousiasme is vijfenderig jaar achtereen in alle stilte gecollectioneerd, maar de financiën ontbraken om de ver zameling in een gebouw of enkele zalen uit te stallen. Het Toneel-Museum bestond al die jaren uit een partij koffers en kis ten opgeslagen in de kelder van het Slede- lijk Museum waar de ruimte te klein bleek, later op de zolder van het museum Willet Holthuysen, waar het dak lek was, vervolgens in het zogenaamde palfreniers- hok van de Universiteitsbibliotheek waai de ratten aan de programmaboekjes be gonnen te knagen en ten slotte in het voor malige distributiekantoor aan de Amslel. De kans op een eigen gebouw kwam toen de gemeente Amsterdam van de hervorm de diaconie het zeventiende-eeuwse huis Herengracht 168 huurde en het vervol gens weer verhuurde aan de vereniging, maar de vriendelijkheid had om tevens een subsidie te verlenen gelijk aan het huurbedrag. Het pand bleek volkomen uit gewoond en verwaarloosd, maar dankbaar togen de verenigingsleden aan het werk. Monumentenzorg verstevigde de funde ring en herstelde de marmeren vloeren van het prachtige in 1633 door de beroem de bouwmeester Vingboons gebouwde pa triciërshuis. Er kwamen wat particuliere giften. Verschillende musea waaronder het Rijksmuseum en het Mauritshuis gaven schilderijen in bruikleen en de Erven Dreesmann schonken door Sluyters gete kende portretten van mevr. Theo Mann- Bouwmeester en Esther de Boer-van Rijk. Dinsdag opent het Toneel-Museum dus zijn deuren. Men heeft voor de exposite een keus moeten maken want het overi gens ruime gebouw kan slechts een vijf tigste deel van de totale verzameling be vatten. De begane-grondverdieping heeft twee grote stijlkamers met in de voor zaal behangsel-schilderingen van Jacob de Wit en Abraham de Moucheron jr., voor- stcllende de geschiedenis van Jephta. Deze zalen werden zoveel mogelijk intact gela ten om dienst te kunnen doen als ont vangstruimten. In een derde benedenzaal staat het miniatuurtoneel opgesteld van jhr. Six van Hillegom, die in de achttien de eeuw voorzitter was van de Stads schouwburg en die in zijn woning speelde met de coulissen en vaak beweegbare de cors van het miniatuur-schouwburgmodel. De vierde zaal op deze verdieping is gewijd aan het zestiende- tot achttiende- eeuwse volkstoneel. In een van de wan den zijn weer twee miniatuur-tonelen in gebouwd die kunnen worden verwisseld met andere uit de collectie van veertien stuks. In een ingebouwde voormalige buf fetkast zullen kopieën komen van acht- tiende-eeuwse porseleinfiguren van de Ita liaans-Zwitserse kunstenaar F. A. Bustel- li voorstellende figuren uit de Italiaanse commedia del'arte. Op de eerste verdieping bevinden zich in twee gangnissen een miniatuur-toneel, alsmede een figuur gekleed in de japon die mevr. Mann-Bouwmeester heeft gedragen in het stuk „Madame sans Gêne", dat ter gelegenheid van de opening van de herbouwde Stadsschouwburg in 1894 werd opgevoerd. De kamer aan de straatzijde is gewijd aan de romantiek. Hier bevindt zich een collectie toneeljuwelen waarvan de meeste meer dan een eeuw oud zijn en die van generatie op generatie zijn over gegaan. Ook vindt men er virtuoos geschil derde toneelontwerpen uit die periode en in een aparte afdeling twee grote maquet tes uit de romantiek, geschilderd door Pfeiffer. Voorts zijn op deze etage kamers gewijd aan Louis en Theo Bouwmeester, Royaards, Verkade, Heijermans en Else Mauhs. Op de tweede verdieping bevindt zich een aan het moderne toneel gewijde zaal die tevens geschikt is voor het houden van lezingen en voordrachten. Meer dan in het verleden reeds het ge val was zal het Toneel-Museum een vraagbaak worden van ieder die iets over de toneelgeschiedenis wil weten. De be langrijkheid van de collectie komt onder meer tot uiting in het. jeit dat bij de ope ning tal van buitenlandse belangstellen den aanwezig zullen zijn. Conservator Tot de collectie beroemde toneel kostuums behoort ook het Hamiet- kostuum waarin Eduard Verkade triomfen vierde. Links een kostuum van de vroegere acteur Fred van Looy. Coffeng zal degenen die serieuze belang stelling tonen graag bepaalde onderdelen van de uitgebreide collectie laten zien, die in de zalen geen plaats konden vinden. Want het Toneel-Museum heeft onder andere ruim 200 toneelaffiches van 1800 af, een volledig programma-archief (80.000 exemplaren), vele oude en recen te publikaties, laden vol decorontwerpen, van vroeger en nu, en een bibliotheek van 15.000 toneelstukken. Het Toneel-Museum is een aanwinst waarop niet alleen Am sterdam., maar geheel Nederland trots mag zijn. Zaterdag heeft een dief uit het Stedelijk Museum van Hamburg het schilderij „Rui ter in de duinen" van de Nederlandse meester Philips Wouwerman (1619-1668) gestolen. Zaterdagmiddag constateerde een suppoost in hel op dat moment vrij druk bezochte museum dat het doek door wegschuiven van vier klemmen uit de lijst was genomen. De politie heeft de grens bewaking, de gehele Westduitse politie, en ook „Interpol" gealarmeerd. Het schilde rij heeft een waarde van ongeveer 50.000 gulden en was het pronkstuk van de Hamburgse gemeentelijke collectie. Vocalistcnconcours I960. Van 3 tot 7 sep tember wordt in 's Hertogenbosch weer een internationaal vocalistenconcours gehou den. Er zijn vier eerste prijzen. De win naars hiervan ontvangen een medaille en een daaraan verbonden geldprijs van 1000. Zij worden voorts geëngageerd voor een optreden voor de K.R.O. met het Bra bants Orkest. De vier tweede prijswin naars ontvangen een geldprijs van 500 en de penning van de Stichting 's Herto genbosch Muziekstad. De jury bestaat uit Manus Willemsen, Frans van Amelsvoort, Helene Bouvier, Leonce Gras, Roy Hen derson. Gerard Hüsch, Virgilio Mortair, Julius Palzak. Frans Vroons en Annie Woud. Kunstmaand Orkest. Het Kunstmaand Orkest onder leiding van Anton Kersjes zal op vrijdag 6 mei des avonds een concert geven in het Thédtre des Nations te Parijs. Het uit te voeren programma luidt als volgt: Symfonie nr. 39 van J. Haydn, Harp- concert van L. van Delden, Largo en alle gro van H. Badings, Cantico della creature van R. Heppener en Symfonie nr. 3 van F. Schubert. De solisten zijn: Elly Ameling, sopraan, en Edward Witsenburg, harp. Op de vier daaraanvolgende avonden zal het Kunstmaand Orkest voorstellingen van het Nederlands Ballet begeleiden, eveneens in het Théatre des Nations. Cultuurprijs Hilversum. B. en W. van Hilversum hebben bekendgemaakt, dat voor 1960 de vertolkende muziek in aan merking zal komen voor toekenning van de jaarlijkse cultuurprijs der gemeente Hilversum ten bedrage van 1.000. taak is grootser en geheel anders dan voor heen. Hij zal zich moeten bezinnen op de vraag: wat wil de maatschappij van ons? Er is al aan muzikale vorming gedaan sinds 1930 volgens methoden als van Geh- rels en van Ward en dit is tot een ver trouwd begrip geworden. Maar is het niet nodig dat begrip regelmatig onder de loep te nemen? Heeft die vorming zich tot nu toe niet te veel afgespeeld buiten het eigen lijke musiceren? Worden theorie en prak tijk niet te veel gescheiden? En aan de andere kant heeft de aankomende solist niet even hard de algemene vorming als essentie van zijn opleiding nodig? Muziek is een merkwaardig element in de samen leving. Zij staat in tegenstelling tot andere kunsten in de actieve belangstelling van een ontzaglijk grote groep van vakmusici en amateurs. Muziek behoort bij ons men selijk bestaan en de muziekpedagoog moet in die relatie de hoofdrol gaan spelen. Hij kan gespecialiseerd zijn in piano-, viool spel of een andere vorm van beoefening, maar niet meer mag zijn pedagogische ar beid gezien worden als een artistieke de valuatie. integendeel. Op allerlei gebied ontwaart men verbetering van pedagogi sche vorming. Koren, muziekkorpsen on dergaan er de verheffende invloed van. Hel gaat. om het geven van schoonheids beleving, om het brengen van muziek als therapeutische, genezende factor in het leven van de mens, om de harmonisering van de krachten der ziel, aldus dr. Danis kas. V. Z ic aai is wijk In de kunstzaal De Ark in het Nieuw Heiligland is zondagmiddag door de heer Joh. Ph. Hoogwoud een expositie geopend van werk van de nestor der Haarlemse schilders, de 83-jarige Henri Frangois Boot. Er was veel belangstelling voor deze ope ning, vooral ook van jonge mensen. De heer Hoogwoud memoreerde de levensloop van de exposant, die in februari 1877 in Maastricht is geboren uit van afkomst Franse ouders. In Rotterdam bezocht hij het gymtiasium en vervolgens de academie aldaar. Later verhuisde hij naar Spaarn- dam en vandaar naar Haarlem waar hij van grote invloed is geweest op vele jonge talenten, van wie er velen bekend zijn ge worden. De inleider verhaalde op beeldende wijze hoe hij bij zijn eerste bezoek bij Boot de schilder na vele omzwervingen door het huis wist te vinden en vertelde humoris tische anekdotes over zijn leermeester. Onder andere vertelde de inleider dat hij eens werk had opgeborgen in het atelier en hij toen een briefje van Boot kreeg: „Aan opbergen heb ik een grote hekel. Ais dat. weer eens gebeurt stel ik geen prijs meer op je bezoek". Ook vertelde de in leider hoe een vrouwelijke leerling eens het koper ging poetsen bij Boot thuis. „Boot werd toen zéér dreigend!" „Boot maakt geen stillevens, hij zet ze niet in elkaar. Hij leeft in stillevens, hij ontdekt het zo aanwezige. Daarom mag er niet opgeborgen en gepoetst worden", zei de heer Hoogwoud. De inleider merkte vervolgens op dat zoals prof. Derkinde ren zei over schilderijen niets gezegd kan worden, het werk moet zelf spreken. „Dit is ook de mening van Boot." „Boot heeft klassieke deugden maar ook mo derne. Hij heeft het kleinsteedse van Haar lem overwonnen en leeft binnen eigen ge vonden grenzen. Al zijn werk getuigt van mannelijke kracht." Met deze woorden ver klaarde de inleider de expositie geopénd. De Zwolse jounalist-auteur Flans Alma, adjunct-hoofdredacteur van de „Provin ciale Overijsselsche en Zwolsche Courant" en zijn echtgenote zijn gisteravond om streeks zeven uur op de grote weg Baste naken (Bastogne)—Marché in de Belgische Ardennen bij een autobotsing om het le ven gekomen. Het echtpaar Alma was op terugreis van Lugano (Zwitserland) waar het met vakantie had vertoefd, naar Zwol le. Bij een botsing met een Belgische auto werd de auto van de heer Alma totaal ver nield. Mevrouw Alma-Visscher was vrij wel op slag dood. De heer Alma werd ern stig gewond naar een ziekenhuis in Bas togne vervoerd waar hij later overleed. De heer Alma kwam in 1944 in de jour nalistiek. Hij werkte o.m. bij de regerings voorlichtingsdienst en bij de Nijmeegse Courant. In 1946 werd hij redacteur bii de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, voor welk blad hij vele >-eporta- ges schreef. Ook maakte hij vele réizen door Europa en naar de V.S., die hem stof gaven voor vijf reisboeken. Flans Alma heeft bovendien een zich in Amerika af spelende roman geschreven, „En kat zei merci".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 4