„Max Havelaar", litteraire reus der negentiende eeuw, na honderd jaar nog steeds een bron van tweestrijd TONEEL IN LONDEN: PINTER OP WEG, SIMPSON GEARRIVEERD Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlenische Courant en IJ muider Courant IN MEI 1860, dus honderd jaar geleden, is Multatuli's kunnen maken. Nog steeds zijn de schrijver en zijn boek Max Havelaar verschenen en nog is het rumoer om beurtelings het slachtoffer van grove verguizing en deze roman niet verklonken en de strijdbijl niet begra- voorwerp van mateloze bewondering. Wanneer men ven. Al voor het boek ter perse ging, hadden zich moei- ziet hoe fel een man als Du Perron vlak voor de tweede lijkheden voorgedaan; een jaar later werd er reeds een oorlog Multatuli verdedigt tegen zijn aanvallers en proces over gevoerd en sindsdien zijn er publikaties tegen zijn eeuwige vijand Jan Lubbes, kan men zich over blijven verschijnen, publikaties pro en publikaties contra. Noch de dood van de auteur, noch de eeuwwis seling, noch de eerste, noch de tweede wereldoorlog heeft aan die stroom van boeken en artikelen een einde voorstellen hoe hoog de golven zijn gegaan in de tijd dat de auteur nog leefde en het volle pond zijner emotio naliteit in de strijd wierp. Hoogleraren van de Gemeen te-universiteit zijn het over hem nog oneens NlilliPp m. i Mll Eduard Douwes Dekker in 1875 Het huis, dat Multatuli als assisteiu-resi- dent te Lebak bewoonde. DE VOORGESCHIEDENIS van de Max Havelaar kan hier niet worden be sproken om de eenvoudige reden dat zij de levensgeschiedenis is van Eduard Douwes Dekker tot I860, het jaar waarin zijn eersteling werd gepubliceerd. En hiermede is tevens verklaard waardoor zo velen zich geroepen hebben gevoeld voor en tegen het bock te getuigen. Was dit boek een roman? Was het een auto biografie? Is Max Havelaar het ware of het geïdealiseerde portret van Douwes Dekker? Zijn de gebeurtenissen waar heidsgetrouw weergegeven of zijn zé gekleurd door de fantasie van de schrij ver en misschien nog meer door de wrok van de ontslagen ambtenaar? Had Mul tatuli het recht aan zijn zijde? Streed hij vergeefs tegen heimelijk gesanctioneerd wanbeheer en geborneerde bureaucratie? Of moeten we in hem de doldriftige amokloper zien tegen een gouvernement dat al zijn best heeft gedaan hem te sau veren, maar dat hem tenslotte niet kon handhaven? Deze vragen kunnen met talloze worden vermeerderdze zijn met talloze vermeerderd. Hoever men daarin gegaan is, blijkt misschien het duidelijkst uit de voor ons geval lachwekkende ver bittering, waarmee men heeft gekibbeld over het probleem of zich achter de ambtswoning van Douwes Dekker in Lebak een ravijn heeft bevonden, zoals in Max Havelaar wordt gezegd. De redenering was in alle ernst: als Dekker in zulke kwesties liegt, zal hij het in de rest ook wel doen. HET ENIG MOGELIJKE antwoord heeft, Multatuli al gegeven in de impo sante apotheose van zijn werk, als hij zegt.: „Het boek is bonter is geen geleidelijkheid in.jacht op effect. de stijl is slecht.de schrijver is on bedreven. geen talent.... geen methode.... Goed, goed, alles goed! Maar.De Javaan wordt mishandeld! Want: wederlegging der hoofdstrekking van mijn werk is onmogelijk!" EN ZO IS HET. Ravijn of geen ravijn, fi nanciële betrouwbaarheid en zedelijke of onzedelijke levenswandel van de auteur, authenticiteit van de toespraak tot de hoofden van Lebak, identiteit tussen de resident Brest van Kempen en de Slijme- ring uit Max Havelaar, het zijn alle punten van ondergeschikte betekenis. Hoofdzaak is of de Javaan mishandeld werd en of het de plicht van de assistent-resident was daartegen op te treden. Het gouvernement achtte zijn handelwijze onjuist en ontsloeg hem. Dekker zwierf nog enige jaren rond en toen opeens, in het tijdperk van zijn. grootste materiële ellende, werd het boek geboren waarmee hij zich onsterfelijk heeft gemaakt. Het is als een wonder: binnen zeven weken, van 17 september tot 3 no vember 1859 werd de Havelaar geschreven èn overgeschreven. Het letterkundige meesterwerk van onze 19de eeuw behoefde geen langer tijd om geschreven te worden, omdat het in de ziel, in de geest, in het hart van de schrijver tot volledige wasdom gekomen was. TINE, Dekkers vrouw, en Jan, Dekkers; broei', bewonderden beiden het manuscript en Jan wist misschien een weg het gepubli ceerd te krijgen. Langs een omweg kwam het in handen van Jacob van Lennep, ro manschrijver, behoudend Amsterdams pa triciër en Rijksadvocaat. De romanschrijver vond het boek bliksems mooi, de Rijks advocaat achtte de uitgave gevaarlijk. Uit dit innerlijke conflict is Van Lennep niet ongeschonden tevoorschijn gekomen. Op weinig elegante wijze heeft hij Douwes Dekker zonder dat deze zich dit bewust was, de auteursrechten van het boek af getroggeld: vervolgens heeft hij er een kostbare uitgave van bezorgd, waarin data en namen waren weggelaten en waarin bij na ook het beroemde slot aan de voor zichtigheid van Van Lennep ten offer ge- Vallen was. En dat. terwijl Dekker een volksuitgave wilde en aan de man die hij toen nog als zijn vriend en weldoener be schouwde, geschreven had: „Moet Max Havelaar zijn staart missen? 't Is er mee als met de paradijsvogel. Het heele dier is om dien staart geschapen. Juist, het weg laten der data maakte M. H. tot een roman; maar het is geen roman, 't Is eene ge schiedenis. 't Is een memorie van grieven, Foto links (derde huis van links, met trap): het geboortehuis van Multatuli te Amsterdam in de Korsjespoortsteeg tussen Singel en Herengracht. Hier onder: Het sterf huis van Multatuli te Nieder-Ingel- heim in Duitsland. Hij overleed daar op 19 februari 1887. 't is eene aanklagt, 't is eene sommatie. En dat dit alles in den beginne op een roman lijkt, is slechts om 't ding verkoopbaarder te maken MERKWAARDIGE UITSPRAAK! Dou wes Dekker zou Batavus Droogstoppel en consorten hebben gecreëerd om de Max Havelaar verkoopbaarder te maken? Ge- love wie het wil. Als zo dikwijls in zijn leven zegt Multatuli het anders dan hij het bedoelt. Het is immers aan geen enkele twijfel onderhevig dat de hoofdstukken waarin Droogstoppel sprekend wordt inge voerd, meer zijn dan franje, meer dan ko misch intermezzo. Er is in de Max «Have laar een duidelijk parallellisme: zoals Sjaalman de tegenspeler is van Droogstop pel, is in het motto Lothario de tegen speler van de Rechter; Max Havelaar is de tegenspeler van Slijmering en Multatuli die van Koning Willem III aan wie hij zijn boek opdraagt. Droogstoppel, de geslaagde materialist, staat tegenover Sjaalman, de maatschappelijk mislukte idealist. Dé Rechter veroordeelt Lothario tot de strop. Weliswaar heeft hij Barbertje niet in stuk jes gesneden en ingezouten, maar hij is schuldig aan eigenwaan. Max Havelaar is de ambtenaar met het gouden hart in zijn strijd tegen muffe bureaucratie en „rustige rust". En Multatuli tenslotte, in de reeds genoemde peroratie, heft het „geval" dat zich in Lebak heeft afgespeeld, op tot een botsing van twee werelden. MULTATULI, de naam waaronder Dou wes Dekker zijn Max Havelaar schreef, betekent: ik heb veel geleden. De keuze van het pseudoniem is typerend: er spreekt een groot medelijden met zichzelf uit de naam en dat doe' nu eenmaal niet sympa thiek aan. Zo zijn er meer trekken in Dou wes Dekker die afstotend hebben gewerkt. Maar wat men ook tegen zijn persoon, zijn levenswijze, zijn karakter heeft ingebracht, aan zijn betekenis als schrijver heeft nie mand durven tornen. Men moet eens boe ken uit de jaren omstreeks 1860 naast die van Multatuli leggen. Dan pas kan men be grijpen welk een verademing zijn fi'isse taal en ongemene stijl zijn geweest in een periode waarin de kanselstijl nog schering en inslag was. En dan zijn oorspronkelijkheid! Wat doet eigenlijk onze gehele Nederlandse letter kunde van de 19de eeuw met uitzonde ring van de Camera en De Kleine Johannes bleekjes aan tegenover Max Havelaar. En dat niet alleen om de opwindende in houd, evenzeer om de geweldige conceptie. In de Havelaar is speelse scherts, is bijten de spot, is brandende verontwaardiging, is anderzijds de beheerste sentimentaliteit in Saidjah en Adinda, het Oud-Testamen- tische in de Toespraak lot de hoofden van Lebak en in De Japanse steenhouwer, maar en dit is het verbluffende on danks alle verschillen in stijl, in gedachten- gang, in verhaaltrant is Max Havelaar een volkomen gaaf, evenwichtig en harmonisch kunstwerk geworden. land gegaan, veroorzaakt door een boek" (Van Hoëvell in de Ilde Kamer op 25 sep- tem er 1860). Die rilling is er geen ge weest van schoonheidsontroering. Het was wel degelijk de rilling van een verontrust geweten. Maar lang heeft die verontrusting niet geduurd. Naarmate er meer op de persoon van de schrijver bleek aangemerkt te kunnen worden, werd het geweten snel- „Sjaalman", portret van Multatuli uit 1862. Ier gesust. Dat is de wrede teleurstelling in Multatuli's leven geworden. Men roem de ,.de mooiheid van zijn geschrijf" en liet de Indische zaken zoals ze waren. Multa tuli had verwacht dat Nederland toestan den als hij had geschreven, niet zou aan vaarden. dat het van zijn regering reken schap zou vragen, ja dat het opstandig zou worden. Niets daarvan is geschied. En dat heeft Douwes Dekker grenzenloos ver bitterd. Na de Havelaar is hij een ander mens geworden, heeft zijn haat hem niet meer losgelaten, is zijn blik soms ver troebeld. ZO HEVIG is tenslotte zijn afkeer van het Nederlandse volk geworden, dat hij de laatste twaalf jaar van zijn leven in litte raire zin heeft gezwegen. Het is dwaasheid te menen dat hij voor zijn tijd uitgeschre ven was. Een geest als -de zijne raakt niet plotseling uitgeblust. Neen, Multatuli „ver ging van walging over zoveel walglijks om hem" en misschien walgde hij wel het meest over Nederlands burgerdeugd die niet ophield de intimiteiten van zijn per soonlijke leven te grabbel te gooien voor wie van onsmakelijke finesses wilden smullen en voor dat genot gaarne de rechtvaardigheid wan. zijn zaak.cadea.u gaven. En toch is Multatuli de schrijver der negentiende eeuw die als allereerste tot het volk van Nederland heeft gesproken als tot gelijken, tot medemensen die mede-verantwoordelijkheid droegen voor wat zich daar afspeelde in ,,'t prachtig rijk van Insulinde, dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van sma ragd". Het is niet zijn schuld dat zijn volk zich van die verantwoordelijkheid pas veel later bewust geworden is. P. H. Schröder schrijvers. Het is dan verder een kwestie van wennen aan de manier waarop Pinter zijn bedoelingen vertolkt. Die is inderdaad ongewoon, en wekt op het eerste gehoor het vermoeden dat de dialoog helemaal niets betekent, alleen „modern" en „gek" is. Het is niet altijd onwaar, maar de kunst is dan ook niet om dit werk wroe tend te leren begrijpen, maar om het luis terend te leren genieten. Daarna komt de rest vanzelf, en er lijkt weinig twijfel aan of Pinter zal op den duur wel algemeen aanvaard worden, zoals ook Eugene rones- co aanvaard is, met wie hij wel iets ge meen heeft. EEN ANDERE JONGE Engelse toneel schrijver heeft sinds kort het stadium van de aanvaarding al bereikt. Dit is N. F. Simpson, wiens eerste stuk enkele jaren geleden een prijs kreeg van de Observer, maar bij het publiek geen ingang vond. Het tweede, „The One Way Pendulum", heeft met zijn onafgebroken stroom van intelligente nonsens het publiek voor zich gewonnen, en loopt nu al een paar maan den op Piccadilly Circus. Hier is nog min der dan bij Pinter een kwestie van be grijpen aan de orde, alleen van genieten, en er worden zoveel 'lachsalvo's bij ge lost dat de toeschouwer uitgeput het thea ter verlaat; maar het is toch inderdaad een mooie prestatie van Simpson, die niet in het minst een publiekspeler is, en door niemand gewantrouwd wordt wanneer hij verzekert dat hij „zichzelf bevrijdt" met deze aanslagen op de logika. Er is verder één ander stuk gekomen van de jonge schrijvers dat enige aan dacht heeft getrokken maar verder alge meen afgekeurd is, niet omdat het te moeilijk maar omdat het te makkelijk was: „Change for the Angel" van Berard Kops. Dit is toch geen slecht stuk, maar het probleem voor Kops is dat hij, te eer lijk om gladde psychologie en intrigues te gebruiken, vaak in een volkse sentimen taliteit vervalt die op den duur een on gezochte lachlust wekt. Het is wel te ho pen dat hij daar nog eens overheen komt, niet alleen voor hemzelf maar ook voor het publiek, dat dan meer van zijn kwa liteiten zou kunnen profiteren. DE REDEN OM BIJ een bespreking van het Londense toneel altijd over de jonge schrijvers te beginnen, is voor een HET TRAGISCHE is dat het Nederland se volk dat heeft gevoeld, dat heeft ge waardeerd, maar het daarbij heeft gelaten. Een bekend gezegde luidt dat de verschij ning van de Max Havelaar „een rilling deed gaan door het land". „Er is in den laatsten tijd eene zekere rilling door het ALS HET LONDENSE THEATER van de laatste maanden beoordeeld moest worden naar de voorstel lingen die met de meeste publici teit ingeleid zijn, zou het een zwakke indruk maken. Twee Ame rikaanse musical comedies, „Flower Drum Song" en „The Most Happy Fella", waren bij de première al voor weken uitverkocht, maar zij hebben niet veel indruk gemaakt, en het ziet er niet naar uit dat zij de carrière zullen nadoen van hun twee recente grote voorgangers, „My Fair Lady" en „West Side Story''. De Amerikaanse schrijver William Saroyan, de laatste tien jaar niet zo beroemd meer als vroeger, verscheen in de weken voor zijn nieuwe Londense pre mière bij herhaling op de televisie, en vertelde dan dat hij uit zijn va derland geweken was vanwege moeilijkheden met de belastingen, en dat het heel goed mogelijk is om een stuk al te regisseren terwijl het nog geschreven wordt, zoals hij dat bezig was te doen bij de Theatre Workshop; maar toen „Sam, the Highest Jumper of Them All" tenslotte voor het publiek ver scheen, bleek het vorm noch in houd te hebben. Tenslotte was er de Ier Dominic Behan, bekend door zijn muziek en door zijn broer Bren dan, de auteur van „The Hostage", die verwachtingen wekte voor zijn debuut als toneelschrijver, „Poste rity be Damned!"; ook dat bleek GELUKKIG IS er ook wel beier nieuws. Harold Pinter, wiens werk hier in een vo rig artikel genoemd werd, heeft zijn repu tatie aanzienlijk versterkt, hoewel niet in de eerste plaats met de hulp van de theaters. De commerciële televisie is zich voor hem gaan interesseren, en heeft een bewerking van zijn „The Birthday Party" vertoond, zowel als een stuk dat hij voor radio en televisie geschreven had (het was al eerder door de B.B.C. als hoorspel uit gezonden), „A Night Out." Intussen heb ben wij ook van een groep amateurs in Hampstead twee éénakters van hem kun nen zien, „The Room" en „The Dumb Waiter". Het aantal van hen die menen te weten dat Pinter een onbegrijpelijke auteur is, moet door al deze voorstellin gen sterk toegenomen zijn; maar verhou dingsgewijs is het aantal van hen die met zijn bedoelingen sympathiseren misschien nog wel meer gegroeid. Weinigen zullen een zwak stuk te zijn, met maar hier ?ov\endi™ ontkennen dat wi-i ^er^e" dia" loog hebben van grotere helderheid en en daar een aardig grapje er In. kracht dan bij enige andere van de jonge Een scène van de generale repetitie van de door Gerald Frow voor toneel bev;erkte roman van Dickens „Great Expectations'', die onder regie van Sally Miles in het Mermaid Theatre wordt, opgevoerd. Van links naar rechts Josephine Wilson als Miss Havisham, John Hall als Young Pip en Gillian Gale als Young Estella. deel dat er maar zelden iets te zien is van de weinige ouderen die interessante stukken kunnen schrijven. Het voornaam ste stuk van de laatste tijd waar een oude bekénde naam bij te pas kwam, is „A Passage to India", van E. M. Forster; zoals men weet 'is dat eigenlijk een roman, maar er is een toneelbewerking van ge maakt door een Indische genaamd Santha Rama Rau. De talrijke bewonderaars van het boek kunnen, zoals altijd in zulke ge vallen, makkelijk bezwaren vinden om in te bréngen tegen dit uittreksel; dat neemt (Vervolg zie pag 2:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 17