De Tsjechische vrouw moet de kost
voor het gezin helpen verdienen
Inflatiedreiging niet keren
met overheidsingrijpen
Russisch ruimteschip is met
het blote oog waarneembaar
Ministers confereren
Vrijwillige zelfbeperking is
economisch meer verantwoord
DINSDAG 17 MEI 1960
5
REISINDRUKKEN UIT TSJECHOSLOWAKlJE (II)
EEG en landbouw
VERBOND VAN NEDERLANDSE WERKGEVERS
Twee kinderen verdronken
kantoormachines
Seinen komen per radio en per telefoon over
kantoormachines
Vlak bij de Poolse grens, in een mooi bosrijk heuvellandschap, maar onder
een eeuwige vuilgele rook, ligt Ostrava, het kolen- en staalcentrum van Tsjecho-
slowakije. Op de kinderen en de winkeliers na zijn de ruim 200.000 inwoners van
deze stad vrijwel allen werkzaam bij de hoogovens, in de staalfabrieken of in de
kolenmijnen. En met „allen" zijn dan niet alleen de gezinshoofden, de mannen,
bedoeld, maar ook de vrouwen. Het grote aantal vrouwen is opvallend in élke
Tsjechoslowaakse fabriek of werkplaats, maar bij de zware industrie valt het de
bezoeker uit het Westen wel bijzonder op. Aan de tewerkstelling van vrouwen
en meisjes in zulke industriële ondernemingen als levensmiddelen- en textiel
fabrieken is men ook in West-Europa al lang gewend, maar hij ons zal het niet
licht voorkomen dat men in een staalfabriek een reusachtige loopkraan of een
staalwalsmachine door een vrouw ziet bedienenIn Ostrava is dat, al vanzelf
sprekend geworden.
Zoals de tewerk
stelling van vrouwe
lijke arbeiders in
bijna alle beroepen
overal in Tsjechoslo-
wakije vanzelfspre
kend geworden is. In
1956 bestond de wer
kende bevolking voor
42V-2 percent uit vrou
wen en dat percen
tage is sindsdien nog
gestegen, zodat het
aantal werkende
vrouwen nu niet veel
kleiner meer is dan
iet aantal werkende
nannen. Vier jaar ge
leden waren er in de
landbouw zelfs al
veel meer vrouwen
jan mannen werk
zaam (956.000 visou
wen tegenover 679.000
mannen) en ook daar
schijnt het percentage
vrouwelijke arbeiders
intussen nog te zijn
toegenomen. Maar
terwijl vrouwenar
beid bij de landbouw
min of meer uit het
beroep voortvloeit,
althans traditioneel
is en die traditie
vvordt ook in Tsjecho-
slowakije's commu-
nistisch-geleide col
lectieve boerenbedrij
ven gehandhaafd
is de vrouwenarbeid
in de Tsjechische
industrie een kwes
tie van economische
noodzaak. Noodzaak
aan twee kanten: èn
voor de industrie zelf,
die in verband met haar snelle uitbreiding
dringend behoefte aan werkkrachten heeft,
en voor de gezinnen, die financieel niet of
nauwelijks kunnen rondkomen als niet
twee of meer gezinsleden voor inkomsten
zorgen. Het leven is duur in Tsjechoslo
wakije, tenminste als men de kosten van
levensonderhoud voor een gezin berekent
in verhouding tot het salaris van één per
soon, zoals men dat in West-Europa pleegt
te doen. Maar in Tsjechoslowakije gaat
men er bij die berekening gewoonlijk al
van uit dat man en vrouw beiden werken,
en van hun gecombineerde inkomens (die
overigens door de fiscus elk afzonder-
1 ij k worden aangeslagen) kan een gezin
in het algemeen heel behoorlijk leven.
Dit komt er dus op neer, dat bijna
iedere vrouw verplicht is een beroep uit
te oefenen en bijgevolg ook, dat zij bij
het zoeken van een baan niet al te kies
keurig kan zijn. Zo ziet men op straat
niet slechts, zoals bij ons, keurig ge-
uniformeerde vrouwelijke politieagenten,
maar ook vrouwelijke straatvegers; en in
de fabrieken kan men arbeidsters lood
zware kisten zien versjouwen en andere
zien rondlopen met zoveel machine-olie en
roet op hun gezicht dat van vrouwelijke
trekken niets meer te bespeuren valt. Er
zijn voor de vrouwenarbeid wel bepaalde
grenzen gesteld, maar verboden zijn daar
bij alleen die werkzaamheden waarvan is
vastgesteld dat vrouwen er lichamelijke
schade (in 't bijzonder voor de voortplan
tingsorganen) van zouden ondervinden.
Voor het overige is de Tsjechische vrouw
in haar beroepskeuze, evenals de man in
de zijne, alleen gelimiteerd door haar in
dividuele geestelijke èn lichamelijke capa
citeiten.
De geldelijke beloning is voor mannen
en vrouwen gelijk. Althans in theorie;
maar in de praktijk vindt men wel aller
lei slecht betaalde betrekkingen die, juist
omdat ze slecht betaald worden, alleen
door vrouwen (en dan voornamelijk oude
re) worden vervuld. In een grote choco
ladefabriek in Praag bij voorbeeld be
staat het personeel voor 82 percent uit
vrouwen, van wie er zeer vele 50 jaar of
ouder zijn. Maar de lonen variëren daar
danook van gemiddeld 1200 kronen per
maand in de fabricage-afdelingen tot ge
middeld 880 kronen in de afdeling ver
pakking; de laatstgenoemde zijn lonen
waarvoor alleen vrouwen die geen vak
kennen maar toch op enige „bijverdiens
ten" gesteld zijn, willen werken.
Hierbij moet ter verduidelijking wei iets
worden opgemerkt omtrent de koopkracht
van het geld. De officiële koers van de
Tsjechische kroon is in Nederland onge
veer 53 cent, maar buitenlanders kunnen
in Tsjechoslowakije hun deviezen inwisse
len tegen tweemaal zoveel kronen als het
aantal waarop zij volgens die officiële
koers recht zouden hebben. Met andere
woorden: voor de Nederlandse bezoeker
heeft de Tsjechische kroon een waarde
van 26'/2 cent, en deze verhouding geeft
een juister beeld van de koopkracht van
de kroon dan de officiële koers. Als men
deze „toeristenkoers" van de kroon als
basis neemt, is het loon van een arbei
der in de staalfabrieken van Ostrava te
vergelijken met 475 Nederlandse guldens
per maand, dat van een technisch specia
list met 555 gulden, dat van een groeps-
baas met 635 gulden, en dat van iemand
in een toppositie met 1200 tot 1400 gulden.
De zoeven genoemde paksters van de
chocoladefabriek verdienen volgens deze
berekening dus 283 gulden per maand.
Van dit bedrag gaat. behalve de loonbe
lasting, één percent af voor vakbondcon
tributie en (bij de leden van „de" partij)
gemiddeld twee percent partijcontribu-
butie. De huren, die aan de staat moeten
Een groot deel van het personeel in een Tsjechoslowaakse
fabriek van camera's bestaat uit vrouwen.
worden betaald, zijn heel laag en alle me
dische verzorging is gratis.
Maar nu de prijzen! Een confectiepak
van zeer matige kwaliteit kostte de vo
rige maand (sommige prijzen zijn intus
sen bij regeringsdecreet enigszins ver
laagd) 200 a 225 gulden; een eenvoudig
sportjasje 100 gulden; een dunne regenjas
125 gulden; een dameszomermantel 250
gulden; een gewone meisjesjurk 55 gul
den; een paar goede herenschoenen 65 tot
80 gulden; een kilo brood 70 cent, een
pond boter 4 gulden, een pond margarine
2,15 gulden; een dozijn eieren 3,20 gulden
(kort voor Pasen kostten ze nog 4,80 gul
den); totaal benodigde eetwaren voor een
echtpaar met één kind zeker 9 gulden pe:
dag (tenzij de werkende gezinsleden in een
bedrijfskantine eten); en sigaretten (Tsje
chisch fabrikaat) 1,30 tot 2,65 gulden per
pakje van 20. Deze prijzen zijn ook, even
als de lonen, omgerekend op de basis van
de „toeristenkoers" van de kroon. Het is
dus wel duidelijk dat een gezin behal
ve als het dat van een fabrieksdirecteur
of van een hooggeplaatst functionaris is
alieen dan gemakkelijk kan rondkomen
indien man en vrouw beiden een beroep
uitoefenen.
Als men zo hier en daar mot Tsjechi
sche arbeiders spreekt, blijken deze veel
al wel tevreden te zijn met hun loon
maar klachten te hebben over de hoge
prijzen. Het nauwe verband tussen lonen
en prijzen in een communistische staat
nog veel nauwer dan in een kapitalisti
sche ontgaat hun dus blijkbaar. Zij
spreken hun voldoening uit over hun so
ciale verzorging (de gratis medische be
handeling, het ouderdomspensioen, de va
kantieregelingen), maar vergeten daarbij
dat deze maatregelen voor een groot deel
door henzelf gefinancierd worden via de
zéér hoge indirecie belastingen: en het
zijn juist die indirecte belastingen die de
duurte van vele verbruiksartikelen veroor
zaken. Zij juichen om de lage huren die
zij betalen, maar beseffen niet dat zij het
verschil tussen deze en normale huren zelf
bijpassen door voor allerlei levensmidde
len veel méér dan een normale prijs te
betalen.
De vreemdeling uit het Westen krijgt in
Tsjechoslowakije nog al eens te horen dat
het kapitalistische stelsel toch maar een
grote afhankelijkheid meebrengt van de
conjunctuur, waarop het individu in 't ge
heel geen vat heeft. Maar als men daarop
antwoordt dat het individu onder het com
munistische stelsel in 't geheel geen vat
heeft op zijn regering, die het loon- en
prijspeil dan niet volgens de conjunctuur
maar volgens politieke overwegingen en
belangen manipuleert, kijkt de Tsjechi
sche arbeider of hij het in Keulen hoort
donderenDe propaganda voor het re
gime, en het ontbreken van alle openbare
critiek daarop, heeft blijkbaar goed ge
werkt.
Van die propaganda merkt men overi
gens, behalve in de pers, in het openbare
leven maar weinig. Er wordt op straat
verblijdend zuinig omgegaan met leuzen,
spandoeken, luidsprekers en andere instru
menten van totalitaire regimes. In fabrie
ken en werkplaatsen merkt men er meer
van. Daar ontbreekt het geenszins aan
slagzinnen en opwekkingen om de socialis
tische gemeenschap te dienen. Hier en
daar vindt men er muurkranten en in één
fabriek zag ik aan de wand een hele por
trettengalerij van personeelsleden, die in
twee delen was gesplitst: de ene helft be
stond uit de portretten van arbeiders die
in een bepaalde maand uitblinkers op het
een of andere gebied waren geweest, in
de andere helft trof men de foto's aan
van hen die in diezelfde maand hun
„plicht tegenover de gemeenschap" had
den verwaarloosd, bijvoorbeeld door te
laat op hun werk te komen, te luieren of
slordig te zijn. Of met zo'n systeem het
beoogde psychologische effect inderdaad
wordt bereikt, valt te betwijfelen; in elk
geval had het dat niet gehad op enkele
arbeiders van het bewuste bedrijf, wier
portretten maand na maand aan deze mo
derne schandpaal waren genageld wegens
allerlei nalatigheden, maar die er daar
door klaarblijkelijk toch niet toe waren ge
bracht hun „plicht jegens de gemeen
schap" met meer toewijding te vervullen
De voornaamste zwakke plek in de
Tsjechoslowaakse economie is ongetwij
feld nog altijd de landbouw. Terwijl het
communistische regime voortbouwend
op de uitstekende basis die er in dit op
zicht door zijn democratische voorgangers
was gelegd belangrijke vorderingen ge
maakt heeft op industrieel gebied, heeft
het ten aanzien van de modernisering van
de landbouw al evenmin als die voorgan
gers grote successen geboekt. Waarschijn
lijk moet dit in de eerste plaats worden
toegeschreven aan de wens van het regi
me om op korte termijn concrete resulta
ten te bereiken, wat op industrieel gebied
heel wat gemakkelijker was dan op dat
van de landbouw. In de tweede plaats
heeft het gebrek aan geestdrift van de
boeren voor de politiek van collectivisa
tie der landbouwbedrijven niet tot een vlot
verloop van zaken bijgedragen. In de
derde plaats wordt het werk op de zoge
naamde „coöperatieve boerderijen" be
moeilijkt door een ernstig tekort aan mo
derne landbouwmachines, zodat delen van
de vaak zeer uitgestrekte gronden dezer
coöperaties soms nog met de hulp van
paarden cn ossen moeten worden bewerkt.
Sedert de grote landbouwhervorming
van 1940, toen de legering besloot tot ont
eigening van 4'/2 miljoen hectare bouw
land van grootgrondbezitters, is het aan
tal zelfstandige boeren en de oppervlak
te van hun grondbezit steeds kleiner ge
worden. Onder toenemende dwang hebben
De ministers van landbouw der E.E.G.-
landen en vertegenwoordigers der E.E.G.
Executieve Commissie hielden gisteren en
vandaag in Den Haag een van hun perio
dieke informele bijeenkomsten.
De besprekingen zijn gisteren kort na
tien uur begonnen. Zij waren omstreeks
één uur geëindigd. Gesproken werd over
de voor de komende maanden gewenst
geachte toenadering van prijzen van land-
bouwprodukten in de verschillende E.E.G.-
landen, over concurrentiepolitiek en han
del met derde landen. Ook kwamen de
plannen, om in het komende najaar een
conferentie over sociale problemen in de
landbouw te houden, ter tafel. Naar ver
luidt staan Brussel en Rome op de nomi
natie voor deze conferentie. Vandaag zul
len problemen, de eiermarkt betreffend,
worden behandeld. Zoals bekend bestaat
in Nederland de vrees dat West-Duitsland
aan Denemarken zodanige toezeggingen
zal doen dat Nederlands export van agra
rische produkten, o.m. eieren, naar West-
Duitsland in het gedrang komt.
In de Beemster is maandag het tweejarig
jongetje C. P. Vos in een sloot nabij de
ouderlijke woning verdronken. Het kindje
was op het erf achtergelaten door zijn
moeder, die even wegging. Het wist onder
het gaas van de omheining door te kruipen
en is te water geraakt.
Maandagmiddag is de tienjarige Frans
Kriger uit Amsterdam bij het hengelen
naar een dood visje in het water van de
Amstel geraakt en verdronken. Na enige
uren dreggen slaagde men erin, het stoffe
lijk overschot van de jongen te bergen.
Advertentie
In het jaarverslag over 1959 van het Verbond van Nederlandsche Werkgevers dat
zo juist is verschenen wordt in het eerste hoofdstuk ingegaan op het dreigende
inflatiegevaar voortkomende uit de nationale zowel als internationale expansiedrang.
Nog kort geleden waren wij op het dieptepunt van de neergang, thans zyn wy weer
een eind gevorderd op de weg omhoogde vraag is alleen maar of wy mogen
spreken van een „superhoogconjunctuur", zoals de toenmalige minister van Econo
mische Zaken de situatie in 1956 betitelde. Twee constateringen liggen onmiddellyk
voor de hand: Ten eerste dat de conjunctuurbeweging is versneld. Wy zouden het
ook zo kunnen zeggen: de conjunctuurgolven hebben niet alleen een kleinere ampli
tude, maar ook een kleinere golflengte gekregen; en ten tweede, laten wy thans
trachten profijt te trekken uit de lessen van het verleden en vooral erop uit zyn, een
verhaling van de in 1955-1956 gemaakte fouten te voorkomen.
de meesten van hen hun land aan coöpe
raties overgedragen, vooral in de laatste
twee jaar, en voor hun lidmaatschap van
die coöperaties en voor het werk dat zij
verrichten worden zij in „arbeidseenhe-
den" betaald. De waarde van die eenhe
den kan pas aan het eind van elk oogst
jaar worden vastgesteld; voordien worden
er uit de kas van de coöperatie voorschot
ten op gegeven, waarvan de leden intus
sen moeten leven. Bovendien mag elk ge
zin dat deel uitmaakt van een landbouw
coöperatie een halve hectare als „particu
lier grondbezit" beschouwen en dit stukje
grond naar eigen wens voor landbouw of
bescheiden vee- of pluimveeteelt gebrui
ken. Wat dit oplevert kan, nadat de eigen
behoeften van het gezin eruit zijn gedekt,
op de „vrije markt" worden verkocht.
„Ja, bij dit systeem gaat het tienduizen
den, die vroeger schandelijk-slecht betaal
de landarbeiders waren, veel beter dan
vroeger," zei een oude Tsjechische agra
riër naar wiens mening over deze toe
stand ik had gevraagd. „Maar zij die
vroeger zelfstandige boeren waren voelen
zich veelal van hun rechtmatig bezit be
roofd en zijn er veel slechter aan toe dan
ooit tevoren. Maar ze vormen een min
derheid en verkeren in een dwangpositie.
Het enige wat zij kunnen doen is: bek
houen en doorwerken."
En daarmee had hij de sfeer in de
landbouwgebieden van Tsjechoslowakije
kort maar kernachtig getekend.
Simon Koster
Ook bij de zware industrie zoals hier in een generatorenfabriek te Plzen (Pilsen)
worden in Tsjechoslowakije veel vrouwen te werk gesteld.
De voornaamste zorg van de leiders dei-
industriële ondernemingen wordt tegen
woordig volkomen terecht aangeduid
als het verzekeren van de continuïteit. In
de meeste gevallen moet de zorg om de
continuïteit worden gezien als het ten
minste handhaven van de relatieve positie
van een onderneming. Dit vereist niet al
leen de permanente aandacht van de onder
nemer, maar evenzeer een klimaat, waarin
hij zijn verantwoordelijkheden tot gelding
kan brengen. Dat klimaat wordt bepaald
door de economische situatie als zodanig en
door het beleid waarmede de overheid op
die situatie reageert.
Welke is nu de betekenis van de con
junctuur voor het ondernemen? De Neder
landse industrie bevindt zich, structureel
gezien, in een belangwekkende, en ook
noodzakelijke, expansieperiode.
De immense taak, waarvan vrijwel elke
industriële ondernemer een stuk op zich
heeft genomen, moet worden verricht in
korter wordende perioden van con
juncturele expansie. Daardoor is het totale
industriële investeringsvolume de van na
ture sterkst fluctuerende component van
de nationale bestedingen. Als zij er in
tijden van opgang niet komen, komen ze
er nooit.
Internationalisatie van
ondernemersactiviteiten
Het produceren voor een ruimere
markt betekent in de eerste plaats vaak
de noodzaak van produktie op vergrote
schaal. Wij zien dan ook in de praktijk
uitbreiding van ondernemingen met dit
doel, maar evenzeer nieuwe vormen van
samengaan tussen ondernemingen. Als er
gens de gedifferentieerdheid duidelijk aan
het licht treedt, dan is het wel bij het
integratiegebeuren. Daarom kunnen alleen
de betrokkenen zelf, en niemand anders,
in de concrete situatie van hun bedrijven
en van de markten waarop zij opereren,
bepalen welke voor hen de juiste vormen
van concentratie en/of combinatie zijn. Een
grotere markt kan slechts rationeel worden
bewerkt met grotere eenheden. Daarop is
het merendeel van de nieuwe initiatieven
tot samenwerking in binnen- en buiten
land ingesteld. Zij zijn dus een noodzakelijk
uitvloeisel van en zelfs een noodzakelijke
voorwaarde voor de integratie.
Consequenties voor het sociaal-
economisch beleid.
De gehele situatie overziende, moet wor
den uitgegaan van een aantal gegeven
heden:
1. Wij bevinden ons in een opgaande
conjunctuur, die een internationaal ka
rakter heeft.
2. Onze positie in het internationale ver
keer brengt mede, dat wij er bij voort
during op uit moeten zijn, onze concurren
tiepositie, dus onze kosten per eenheid pro-
dukt, zorgvuldig te bewaken.
3. Mèt de andere volken van het vrije
westen hebben wij aanvaard, dat er ge
streefd dient te worden naar het bereiken,
respectievelijk het handhaven, van vol
ledige werkgelegenheid.
4. Sinds het midden van het vorige jaar
is in Nederland een aanvang gemaakt met
een voorzichtige poging tot meer differen
tiatie in de loonvorming, hetgeen ook be
paalde consequenties heeft voor de prijs
politiek.
Als we deze gegevens als uitgangspunt
nemen, kunnen we de problematiek, waar
voor onze volkshuishouding zich ziet ge
plaatst globaal als volgt kenschetsen: hoe
kan worden voorkomen dat de algemene
expansiedrang ontaardt in een ontwikke
ling die enerzijds onze concurrentiepositie
ondergraaft en anderzijds ons nationale
spaarpotje onze monetaire reserve
doet leeglopen, zodat wy een toekomstige
conjuncturele teruggang verzwakt zouden
moeten ondergaan? Met andere woorden:
hoe kan de waardevastheid van onze
gulden worden veilig gesteld?
Inflatie is een der kwaadste dingen die
een volk kunnen overkomen. Zij ontstaat,
indien de volkshuishouding als geheel
inclusief het bedrijfsleven „verder wil
springen dan de nationale polsstok lang
is". Men kan dan alles aan de overheid
overlaten en van haar verlangen dat zij
alleen zulk een ontwikkeling tegengaat.
Maar daartegenover staat dat de maat
regelen die de centrale overheid onder
zulke omstandigheden kan treffen öf een
zeer algemeen karakter hebben, öf een
zeer gedetailleerd ingrijpen behelzen,
waardoor het paiiiculiere initiatief in een
dirigistisch dwangbuis wordt geperst en
daarmede verlamd.
Daarom meent het Verbond van Werk
gevers dat er, onder de erkenning dat het
behoud van het monetaire evenwicht pri
mair een taak is van de centrale overheid
en de centrale bank, alle aanleiding is om
steun te geven aan de in Nederland ge
kozen methode in wezen moeilyker dan
de andere welke erop neerkomt dat ge
tracht wordt de medewerking van het be
drijfsleven te verkrygen, zich uitende in
wat men zóu kunnen aanduiden als vrij
willige zelfbeperking. Dit betekent uiter
aard, dat zulk een medewerking niet uit
sluitend van de industrie mag worden ver
langd, maar dat andere bedrijfstakken
evenzeer in dit „spel" betrokken moeten
zijn.
De ondernemers vallen volgens het Ver
bond de conjuncturele hausse aan als het
meest geschikte klimaat voor hun activi
teiten. Het Verbond ziet met name de in
vesteringsaftrek niet als een conjunctuur-
politieke maatregel, maar als een onderdeel
van het structuurbeleid, een faciliteit die
trouwens in hoofdzaak moet worden be
schouwd als een op zichzelf zeer onvol
maakte tegemoetkoming in verband met
de verouderde opvattingen die de fiscus
terzake van de afschrijvingen op bedrijfs
middelen nog steeds in praktijk brengt.
In Nederland omringende landen zien
wij veelal een soortgelijke situatie en een
overheid die zich bezint op maatregelen.
Daar blijkt vaak te worden gedacht aan
conjunctuur-politieke instrumenten, die be
paald de sympathie van het Verbond niet
hebben. Wanneer de Westduitse minister
van Economische Zaken bijvoorbeeld blijkt
te denken aan verhoging van de directe
belastingen, dan kunnen wij slechts op
merken dat zulk een beleid voor ons niet
in aanmerking mag komen. Men zou dan
met behulp van een conjunctuur-theore
tisch wel verdedigbaar instrument over
gaan tot het voeren van een averechtse
structuurpolitiek. Het Verbondsbestuur
acht globale middelen van conjunctuurpoli-
tiek discriminerend voor bepaalde bedrijfs
takken en ondernemingen. Daarom wordt
de voorkeur gegeven aan de vrijwillige
zelfbeperking, om de noodzaak van meer
algemene remedies te voorkomen.
Men zou kunnen discussiëren over het
al dan niet „vrijwillige" aan de kant van
het particuliere bedrijfsleven. Het Verbond
ziet de „vrijwilligheid" betrekking hebben
op een keuze tussen drie dingen: verdere
geldontwaarding (de weg van de geringste
weerstand), het ondergaan van een globale
of meer gedetailleerde conjunctuurpolitiek
volgens de schema's uit de leerboekjes, of
de thans gekozen methode, die de moei
lijkste is. Het Verbond heeft, met de re
gering, gekozen voor de laatste, vooral om
dat er op die weg toch een belangrijk ele
ment van vrijheid te vinden is.
Immers, in het huidige loon- en prijsbe
leid passen geen stringente richtlijnen
meer, slechts globale aanwijzingen.
Juist omdat Nederlands industriële on
dernemingen in het integrerende Europa
doorlopend bezig zijn, zich aan te passen
aan telkens nieuwe situaties, is het van het
grootste belang dat. zij niet in een keurslijf
worden gedwongen door maatregelen, die
onvoldoende rekening kunnen houden met
de specifieke eisen van de ieder op eigen
wijze aan de concurrentiestrijd blootgestel
de bedrijven.
Advertentie
Even buiten het industriële centrum Ostrava verrijst een nieuwe woonstad voor
mijnwerkers en arbeiders van de staalfabrieken. Als ze voltooid is zullen er 60.000
mensen wonen.
MOSKOU (UPI) Het Russische ruimteschip, dat al meer dan dertig keer om de
aarde is gevlogen, kan in vele steden met het blote oog worden waargenomen bij
heldere lucht, omdat het op betrekkelijk lage hoogte (200 mijl) door de ruimte klieft.
Het is maandagochtend vroeg door het observatorium van Meudon buiten Parijs
waargenomen als een ster van de tweede grootte. Een corresponderend lid van de
Russische Academie van Wetenschappen zei dat het ruimteschip een „telefooninstal
latie bevat voor verbinding met de aarde". Behalve de radioboodschappen worden
de telefoonsignalen geregeld doorgegeven, aldus professor Sivorov.
Sivorov noemde het ruimteschip „de
cabine van de toekomst", die spoedig door
Russische ruimtevaarders gebruikt zal
worden.
Norair Sisakyan, lid van de Academie,
zei: „Wij zijn nimmer zo dicht bij de
verwezenlijking van de eeuwenoude droom
der mensheid ruimtevluchten ge
weest".
„Het zal niet lang meer duren dat
vluchten naar mars en de maan moge
lijk zullen zijn", aldus professor Jenike-
jev, „en de eerste passagiers die in die
richting vliegen, zullen uit de Sovjet-Unie
komen". Volgens de geleerde Vassily Fe-
senko biedt het ruimteschip de gelegen
heid tot het op grote schaal fotograferen
van de zon en bestudering van de zonne
straling die volledig door de atmosfeer
van de aarde wordt opgenomen. Het on
derzoek zou bijdragen tot de kennis van
de natuurkunde van de zon.
De pers maakt er geen geheim van dat
Spoetnik IV weloverwogen aan de voor-
avond van de topconferentie is gelanceerd.
De directeur van het planetarium van
Moskou, Sjevaliakov, schreef in het partij-
orgaan „Pravda": „De lancering van
het Russische ruimteschip, heeft doordat
het samenvalt met de opening van de top
conferentie, een diepe symbolische bete
kenis".
Vrijwilligers
De Academie van Wetenschappen is
„overstroomd" met aanbiedingen van Rus
sen en buitenlanders die bereid zijn een
ruimtevaart te maken. Onder de kop Rus
sisch ruimteschip baant voor de mens de
weg naar de sterren" schreef de „Prav
da": „Juist nu, nu een belangrijke mijl
paal is bereikt op de weg naar verove
ring van de wereldruimte is het Russische
volk hogelijk verontwaardigd over de po
gingen van de Amerikaanse autoriteiten
de koude oorlog te doen herleven".
Door de gevangenneming van Powers
„is duidelijk geworden waarop het Ame
rikaanse programma vooi ''mmtoonder-
zoek is gericht", aldus d< Pravdj".