De Tsjechische vrouw moet de kost voor het gezin helpen verdienen Inflatiedreiging niet keren met overheidsingrijpen Russisch ruimteschip is met het blote oog waarneembaar Ministers confereren Vrijwillige zelfbeperking is economisch meer verantwoord DINSDAG 17 MEI 1960 5 REISINDRUKKEN UIT TSJECHOSLOWAKlJE (II) EEG en landbouw VERBOND VAN NEDERLANDSE WERKGEVERS Twee kinderen verdronken kantoormachines Seinen komen per radio en per telefoon over kantoormachines Vlak bij de Poolse grens, in een mooi bosrijk heuvellandschap, maar onder een eeuwige vuilgele rook, ligt Ostrava, het kolen- en staalcentrum van Tsjecho- slowakije. Op de kinderen en de winkeliers na zijn de ruim 200.000 inwoners van deze stad vrijwel allen werkzaam bij de hoogovens, in de staalfabrieken of in de kolenmijnen. En met „allen" zijn dan niet alleen de gezinshoofden, de mannen, bedoeld, maar ook de vrouwen. Het grote aantal vrouwen is opvallend in élke Tsjechoslowaakse fabriek of werkplaats, maar bij de zware industrie valt het de bezoeker uit het Westen wel bijzonder op. Aan de tewerkstelling van vrouwen en meisjes in zulke industriële ondernemingen als levensmiddelen- en textiel fabrieken is men ook in West-Europa al lang gewend, maar hij ons zal het niet licht voorkomen dat men in een staalfabriek een reusachtige loopkraan of een staalwalsmachine door een vrouw ziet bedienenIn Ostrava is dat, al vanzelf sprekend geworden. Zoals de tewerk stelling van vrouwe lijke arbeiders in bijna alle beroepen overal in Tsjechoslo- wakije vanzelfspre kend geworden is. In 1956 bestond de wer kende bevolking voor 42V-2 percent uit vrou wen en dat percen tage is sindsdien nog gestegen, zodat het aantal werkende vrouwen nu niet veel kleiner meer is dan iet aantal werkende nannen. Vier jaar ge leden waren er in de landbouw zelfs al veel meer vrouwen jan mannen werk zaam (956.000 visou wen tegenover 679.000 mannen) en ook daar schijnt het percentage vrouwelijke arbeiders intussen nog te zijn toegenomen. Maar terwijl vrouwenar beid bij de landbouw min of meer uit het beroep voortvloeit, althans traditioneel is en die traditie vvordt ook in Tsjecho- slowakije's commu- nistisch-geleide col lectieve boerenbedrij ven gehandhaafd is de vrouwenarbeid in de Tsjechische industrie een kwes tie van economische noodzaak. Noodzaak aan twee kanten: èn voor de industrie zelf, die in verband met haar snelle uitbreiding dringend behoefte aan werkkrachten heeft, en voor de gezinnen, die financieel niet of nauwelijks kunnen rondkomen als niet twee of meer gezinsleden voor inkomsten zorgen. Het leven is duur in Tsjechoslo wakije, tenminste als men de kosten van levensonderhoud voor een gezin berekent in verhouding tot het salaris van één per soon, zoals men dat in West-Europa pleegt te doen. Maar in Tsjechoslowakije gaat men er bij die berekening gewoonlijk al van uit dat man en vrouw beiden werken, en van hun gecombineerde inkomens (die overigens door de fiscus elk afzonder- 1 ij k worden aangeslagen) kan een gezin in het algemeen heel behoorlijk leven. Dit komt er dus op neer, dat bijna iedere vrouw verplicht is een beroep uit te oefenen en bijgevolg ook, dat zij bij het zoeken van een baan niet al te kies keurig kan zijn. Zo ziet men op straat niet slechts, zoals bij ons, keurig ge- uniformeerde vrouwelijke politieagenten, maar ook vrouwelijke straatvegers; en in de fabrieken kan men arbeidsters lood zware kisten zien versjouwen en andere zien rondlopen met zoveel machine-olie en roet op hun gezicht dat van vrouwelijke trekken niets meer te bespeuren valt. Er zijn voor de vrouwenarbeid wel bepaalde grenzen gesteld, maar verboden zijn daar bij alleen die werkzaamheden waarvan is vastgesteld dat vrouwen er lichamelijke schade (in 't bijzonder voor de voortplan tingsorganen) van zouden ondervinden. Voor het overige is de Tsjechische vrouw in haar beroepskeuze, evenals de man in de zijne, alleen gelimiteerd door haar in dividuele geestelijke èn lichamelijke capa citeiten. De geldelijke beloning is voor mannen en vrouwen gelijk. Althans in theorie; maar in de praktijk vindt men wel aller lei slecht betaalde betrekkingen die, juist omdat ze slecht betaald worden, alleen door vrouwen (en dan voornamelijk oude re) worden vervuld. In een grote choco ladefabriek in Praag bij voorbeeld be staat het personeel voor 82 percent uit vrouwen, van wie er zeer vele 50 jaar of ouder zijn. Maar de lonen variëren daar danook van gemiddeld 1200 kronen per maand in de fabricage-afdelingen tot ge middeld 880 kronen in de afdeling ver pakking; de laatstgenoemde zijn lonen waarvoor alleen vrouwen die geen vak kennen maar toch op enige „bijverdiens ten" gesteld zijn, willen werken. Hierbij moet ter verduidelijking wei iets worden opgemerkt omtrent de koopkracht van het geld. De officiële koers van de Tsjechische kroon is in Nederland onge veer 53 cent, maar buitenlanders kunnen in Tsjechoslowakije hun deviezen inwisse len tegen tweemaal zoveel kronen als het aantal waarop zij volgens die officiële koers recht zouden hebben. Met andere woorden: voor de Nederlandse bezoeker heeft de Tsjechische kroon een waarde van 26'/2 cent, en deze verhouding geeft een juister beeld van de koopkracht van de kroon dan de officiële koers. Als men deze „toeristenkoers" van de kroon als basis neemt, is het loon van een arbei der in de staalfabrieken van Ostrava te vergelijken met 475 Nederlandse guldens per maand, dat van een technisch specia list met 555 gulden, dat van een groeps- baas met 635 gulden, en dat van iemand in een toppositie met 1200 tot 1400 gulden. De zoeven genoemde paksters van de chocoladefabriek verdienen volgens deze berekening dus 283 gulden per maand. Van dit bedrag gaat. behalve de loonbe lasting, één percent af voor vakbondcon tributie en (bij de leden van „de" partij) gemiddeld twee percent partijcontribu- butie. De huren, die aan de staat moeten Een groot deel van het personeel in een Tsjechoslowaakse fabriek van camera's bestaat uit vrouwen. worden betaald, zijn heel laag en alle me dische verzorging is gratis. Maar nu de prijzen! Een confectiepak van zeer matige kwaliteit kostte de vo rige maand (sommige prijzen zijn intus sen bij regeringsdecreet enigszins ver laagd) 200 a 225 gulden; een eenvoudig sportjasje 100 gulden; een dunne regenjas 125 gulden; een dameszomermantel 250 gulden; een gewone meisjesjurk 55 gul den; een paar goede herenschoenen 65 tot 80 gulden; een kilo brood 70 cent, een pond boter 4 gulden, een pond margarine 2,15 gulden; een dozijn eieren 3,20 gulden (kort voor Pasen kostten ze nog 4,80 gul den); totaal benodigde eetwaren voor een echtpaar met één kind zeker 9 gulden pe: dag (tenzij de werkende gezinsleden in een bedrijfskantine eten); en sigaretten (Tsje chisch fabrikaat) 1,30 tot 2,65 gulden per pakje van 20. Deze prijzen zijn ook, even als de lonen, omgerekend op de basis van de „toeristenkoers" van de kroon. Het is dus wel duidelijk dat een gezin behal ve als het dat van een fabrieksdirecteur of van een hooggeplaatst functionaris is alieen dan gemakkelijk kan rondkomen indien man en vrouw beiden een beroep uitoefenen. Als men zo hier en daar mot Tsjechi sche arbeiders spreekt, blijken deze veel al wel tevreden te zijn met hun loon maar klachten te hebben over de hoge prijzen. Het nauwe verband tussen lonen en prijzen in een communistische staat nog veel nauwer dan in een kapitalisti sche ontgaat hun dus blijkbaar. Zij spreken hun voldoening uit over hun so ciale verzorging (de gratis medische be handeling, het ouderdomspensioen, de va kantieregelingen), maar vergeten daarbij dat deze maatregelen voor een groot deel door henzelf gefinancierd worden via de zéér hoge indirecie belastingen: en het zijn juist die indirecte belastingen die de duurte van vele verbruiksartikelen veroor zaken. Zij juichen om de lage huren die zij betalen, maar beseffen niet dat zij het verschil tussen deze en normale huren zelf bijpassen door voor allerlei levensmidde len veel méér dan een normale prijs te betalen. De vreemdeling uit het Westen krijgt in Tsjechoslowakije nog al eens te horen dat het kapitalistische stelsel toch maar een grote afhankelijkheid meebrengt van de conjunctuur, waarop het individu in 't ge heel geen vat heeft. Maar als men daarop antwoordt dat het individu onder het com munistische stelsel in 't geheel geen vat heeft op zijn regering, die het loon- en prijspeil dan niet volgens de conjunctuur maar volgens politieke overwegingen en belangen manipuleert, kijkt de Tsjechi sche arbeider of hij het in Keulen hoort donderenDe propaganda voor het re gime, en het ontbreken van alle openbare critiek daarop, heeft blijkbaar goed ge werkt. Van die propaganda merkt men overi gens, behalve in de pers, in het openbare leven maar weinig. Er wordt op straat verblijdend zuinig omgegaan met leuzen, spandoeken, luidsprekers en andere instru menten van totalitaire regimes. In fabrie ken en werkplaatsen merkt men er meer van. Daar ontbreekt het geenszins aan slagzinnen en opwekkingen om de socialis tische gemeenschap te dienen. Hier en daar vindt men er muurkranten en in één fabriek zag ik aan de wand een hele por trettengalerij van personeelsleden, die in twee delen was gesplitst: de ene helft be stond uit de portretten van arbeiders die in een bepaalde maand uitblinkers op het een of andere gebied waren geweest, in de andere helft trof men de foto's aan van hen die in diezelfde maand hun „plicht tegenover de gemeenschap" had den verwaarloosd, bijvoorbeeld door te laat op hun werk te komen, te luieren of slordig te zijn. Of met zo'n systeem het beoogde psychologische effect inderdaad wordt bereikt, valt te betwijfelen; in elk geval had het dat niet gehad op enkele arbeiders van het bewuste bedrijf, wier portretten maand na maand aan deze mo derne schandpaal waren genageld wegens allerlei nalatigheden, maar die er daar door klaarblijkelijk toch niet toe waren ge bracht hun „plicht jegens de gemeen schap" met meer toewijding te vervullen De voornaamste zwakke plek in de Tsjechoslowaakse economie is ongetwij feld nog altijd de landbouw. Terwijl het communistische regime voortbouwend op de uitstekende basis die er in dit op zicht door zijn democratische voorgangers was gelegd belangrijke vorderingen ge maakt heeft op industrieel gebied, heeft het ten aanzien van de modernisering van de landbouw al evenmin als die voorgan gers grote successen geboekt. Waarschijn lijk moet dit in de eerste plaats worden toegeschreven aan de wens van het regi me om op korte termijn concrete resulta ten te bereiken, wat op industrieel gebied heel wat gemakkelijker was dan op dat van de landbouw. In de tweede plaats heeft het gebrek aan geestdrift van de boeren voor de politiek van collectivisa tie der landbouwbedrijven niet tot een vlot verloop van zaken bijgedragen. In de derde plaats wordt het werk op de zoge naamde „coöperatieve boerderijen" be moeilijkt door een ernstig tekort aan mo derne landbouwmachines, zodat delen van de vaak zeer uitgestrekte gronden dezer coöperaties soms nog met de hulp van paarden cn ossen moeten worden bewerkt. Sedert de grote landbouwhervorming van 1940, toen de legering besloot tot ont eigening van 4'/2 miljoen hectare bouw land van grootgrondbezitters, is het aan tal zelfstandige boeren en de oppervlak te van hun grondbezit steeds kleiner ge worden. Onder toenemende dwang hebben De ministers van landbouw der E.E.G.- landen en vertegenwoordigers der E.E.G. Executieve Commissie hielden gisteren en vandaag in Den Haag een van hun perio dieke informele bijeenkomsten. De besprekingen zijn gisteren kort na tien uur begonnen. Zij waren omstreeks één uur geëindigd. Gesproken werd over de voor de komende maanden gewenst geachte toenadering van prijzen van land- bouwprodukten in de verschillende E.E.G.- landen, over concurrentiepolitiek en han del met derde landen. Ook kwamen de plannen, om in het komende najaar een conferentie over sociale problemen in de landbouw te houden, ter tafel. Naar ver luidt staan Brussel en Rome op de nomi natie voor deze conferentie. Vandaag zul len problemen, de eiermarkt betreffend, worden behandeld. Zoals bekend bestaat in Nederland de vrees dat West-Duitsland aan Denemarken zodanige toezeggingen zal doen dat Nederlands export van agra rische produkten, o.m. eieren, naar West- Duitsland in het gedrang komt. In de Beemster is maandag het tweejarig jongetje C. P. Vos in een sloot nabij de ouderlijke woning verdronken. Het kindje was op het erf achtergelaten door zijn moeder, die even wegging. Het wist onder het gaas van de omheining door te kruipen en is te water geraakt. Maandagmiddag is de tienjarige Frans Kriger uit Amsterdam bij het hengelen naar een dood visje in het water van de Amstel geraakt en verdronken. Na enige uren dreggen slaagde men erin, het stoffe lijk overschot van de jongen te bergen. Advertentie In het jaarverslag over 1959 van het Verbond van Nederlandsche Werkgevers dat zo juist is verschenen wordt in het eerste hoofdstuk ingegaan op het dreigende inflatiegevaar voortkomende uit de nationale zowel als internationale expansiedrang. Nog kort geleden waren wij op het dieptepunt van de neergang, thans zyn wy weer een eind gevorderd op de weg omhoogde vraag is alleen maar of wy mogen spreken van een „superhoogconjunctuur", zoals de toenmalige minister van Econo mische Zaken de situatie in 1956 betitelde. Twee constateringen liggen onmiddellyk voor de hand: Ten eerste dat de conjunctuurbeweging is versneld. Wy zouden het ook zo kunnen zeggen: de conjunctuurgolven hebben niet alleen een kleinere ampli tude, maar ook een kleinere golflengte gekregen; en ten tweede, laten wy thans trachten profijt te trekken uit de lessen van het verleden en vooral erop uit zyn, een verhaling van de in 1955-1956 gemaakte fouten te voorkomen. de meesten van hen hun land aan coöpe raties overgedragen, vooral in de laatste twee jaar, en voor hun lidmaatschap van die coöperaties en voor het werk dat zij verrichten worden zij in „arbeidseenhe- den" betaald. De waarde van die eenhe den kan pas aan het eind van elk oogst jaar worden vastgesteld; voordien worden er uit de kas van de coöperatie voorschot ten op gegeven, waarvan de leden intus sen moeten leven. Bovendien mag elk ge zin dat deel uitmaakt van een landbouw coöperatie een halve hectare als „particu lier grondbezit" beschouwen en dit stukje grond naar eigen wens voor landbouw of bescheiden vee- of pluimveeteelt gebrui ken. Wat dit oplevert kan, nadat de eigen behoeften van het gezin eruit zijn gedekt, op de „vrije markt" worden verkocht. „Ja, bij dit systeem gaat het tienduizen den, die vroeger schandelijk-slecht betaal de landarbeiders waren, veel beter dan vroeger," zei een oude Tsjechische agra riër naar wiens mening over deze toe stand ik had gevraagd. „Maar zij die vroeger zelfstandige boeren waren voelen zich veelal van hun rechtmatig bezit be roofd en zijn er veel slechter aan toe dan ooit tevoren. Maar ze vormen een min derheid en verkeren in een dwangpositie. Het enige wat zij kunnen doen is: bek houen en doorwerken." En daarmee had hij de sfeer in de landbouwgebieden van Tsjechoslowakije kort maar kernachtig getekend. Simon Koster Ook bij de zware industrie zoals hier in een generatorenfabriek te Plzen (Pilsen) worden in Tsjechoslowakije veel vrouwen te werk gesteld. De voornaamste zorg van de leiders dei- industriële ondernemingen wordt tegen woordig volkomen terecht aangeduid als het verzekeren van de continuïteit. In de meeste gevallen moet de zorg om de continuïteit worden gezien als het ten minste handhaven van de relatieve positie van een onderneming. Dit vereist niet al leen de permanente aandacht van de onder nemer, maar evenzeer een klimaat, waarin hij zijn verantwoordelijkheden tot gelding kan brengen. Dat klimaat wordt bepaald door de economische situatie als zodanig en door het beleid waarmede de overheid op die situatie reageert. Welke is nu de betekenis van de con junctuur voor het ondernemen? De Neder landse industrie bevindt zich, structureel gezien, in een belangwekkende, en ook noodzakelijke, expansieperiode. De immense taak, waarvan vrijwel elke industriële ondernemer een stuk op zich heeft genomen, moet worden verricht in korter wordende perioden van con juncturele expansie. Daardoor is het totale industriële investeringsvolume de van na ture sterkst fluctuerende component van de nationale bestedingen. Als zij er in tijden van opgang niet komen, komen ze er nooit. Internationalisatie van ondernemersactiviteiten Het produceren voor een ruimere markt betekent in de eerste plaats vaak de noodzaak van produktie op vergrote schaal. Wij zien dan ook in de praktijk uitbreiding van ondernemingen met dit doel, maar evenzeer nieuwe vormen van samengaan tussen ondernemingen. Als er gens de gedifferentieerdheid duidelijk aan het licht treedt, dan is het wel bij het integratiegebeuren. Daarom kunnen alleen de betrokkenen zelf, en niemand anders, in de concrete situatie van hun bedrijven en van de markten waarop zij opereren, bepalen welke voor hen de juiste vormen van concentratie en/of combinatie zijn. Een grotere markt kan slechts rationeel worden bewerkt met grotere eenheden. Daarop is het merendeel van de nieuwe initiatieven tot samenwerking in binnen- en buiten land ingesteld. Zij zijn dus een noodzakelijk uitvloeisel van en zelfs een noodzakelijke voorwaarde voor de integratie. Consequenties voor het sociaal- economisch beleid. De gehele situatie overziende, moet wor den uitgegaan van een aantal gegeven heden: 1. Wij bevinden ons in een opgaande conjunctuur, die een internationaal ka rakter heeft. 2. Onze positie in het internationale ver keer brengt mede, dat wij er bij voort during op uit moeten zijn, onze concurren tiepositie, dus onze kosten per eenheid pro- dukt, zorgvuldig te bewaken. 3. Mèt de andere volken van het vrije westen hebben wij aanvaard, dat er ge streefd dient te worden naar het bereiken, respectievelijk het handhaven, van vol ledige werkgelegenheid. 4. Sinds het midden van het vorige jaar is in Nederland een aanvang gemaakt met een voorzichtige poging tot meer differen tiatie in de loonvorming, hetgeen ook be paalde consequenties heeft voor de prijs politiek. Als we deze gegevens als uitgangspunt nemen, kunnen we de problematiek, waar voor onze volkshuishouding zich ziet ge plaatst globaal als volgt kenschetsen: hoe kan worden voorkomen dat de algemene expansiedrang ontaardt in een ontwikke ling die enerzijds onze concurrentiepositie ondergraaft en anderzijds ons nationale spaarpotje onze monetaire reserve doet leeglopen, zodat wy een toekomstige conjuncturele teruggang verzwakt zouden moeten ondergaan? Met andere woorden: hoe kan de waardevastheid van onze gulden worden veilig gesteld? Inflatie is een der kwaadste dingen die een volk kunnen overkomen. Zij ontstaat, indien de volkshuishouding als geheel inclusief het bedrijfsleven „verder wil springen dan de nationale polsstok lang is". Men kan dan alles aan de overheid overlaten en van haar verlangen dat zij alleen zulk een ontwikkeling tegengaat. Maar daartegenover staat dat de maat regelen die de centrale overheid onder zulke omstandigheden kan treffen öf een zeer algemeen karakter hebben, öf een zeer gedetailleerd ingrijpen behelzen, waardoor het paiiiculiere initiatief in een dirigistisch dwangbuis wordt geperst en daarmede verlamd. Daarom meent het Verbond van Werk gevers dat er, onder de erkenning dat het behoud van het monetaire evenwicht pri mair een taak is van de centrale overheid en de centrale bank, alle aanleiding is om steun te geven aan de in Nederland ge kozen methode in wezen moeilyker dan de andere welke erop neerkomt dat ge tracht wordt de medewerking van het be drijfsleven te verkrygen, zich uitende in wat men zóu kunnen aanduiden als vrij willige zelfbeperking. Dit betekent uiter aard, dat zulk een medewerking niet uit sluitend van de industrie mag worden ver langd, maar dat andere bedrijfstakken evenzeer in dit „spel" betrokken moeten zijn. De ondernemers vallen volgens het Ver bond de conjuncturele hausse aan als het meest geschikte klimaat voor hun activi teiten. Het Verbond ziet met name de in vesteringsaftrek niet als een conjunctuur- politieke maatregel, maar als een onderdeel van het structuurbeleid, een faciliteit die trouwens in hoofdzaak moet worden be schouwd als een op zichzelf zeer onvol maakte tegemoetkoming in verband met de verouderde opvattingen die de fiscus terzake van de afschrijvingen op bedrijfs middelen nog steeds in praktijk brengt. In Nederland omringende landen zien wij veelal een soortgelijke situatie en een overheid die zich bezint op maatregelen. Daar blijkt vaak te worden gedacht aan conjunctuur-politieke instrumenten, die be paald de sympathie van het Verbond niet hebben. Wanneer de Westduitse minister van Economische Zaken bijvoorbeeld blijkt te denken aan verhoging van de directe belastingen, dan kunnen wij slechts op merken dat zulk een beleid voor ons niet in aanmerking mag komen. Men zou dan met behulp van een conjunctuur-theore tisch wel verdedigbaar instrument over gaan tot het voeren van een averechtse structuurpolitiek. Het Verbondsbestuur acht globale middelen van conjunctuurpoli- tiek discriminerend voor bepaalde bedrijfs takken en ondernemingen. Daarom wordt de voorkeur gegeven aan de vrijwillige zelfbeperking, om de noodzaak van meer algemene remedies te voorkomen. Men zou kunnen discussiëren over het al dan niet „vrijwillige" aan de kant van het particuliere bedrijfsleven. Het Verbond ziet de „vrijwilligheid" betrekking hebben op een keuze tussen drie dingen: verdere geldontwaarding (de weg van de geringste weerstand), het ondergaan van een globale of meer gedetailleerde conjunctuurpolitiek volgens de schema's uit de leerboekjes, of de thans gekozen methode, die de moei lijkste is. Het Verbond heeft, met de re gering, gekozen voor de laatste, vooral om dat er op die weg toch een belangrijk ele ment van vrijheid te vinden is. Immers, in het huidige loon- en prijsbe leid passen geen stringente richtlijnen meer, slechts globale aanwijzingen. Juist omdat Nederlands industriële on dernemingen in het integrerende Europa doorlopend bezig zijn, zich aan te passen aan telkens nieuwe situaties, is het van het grootste belang dat. zij niet in een keurslijf worden gedwongen door maatregelen, die onvoldoende rekening kunnen houden met de specifieke eisen van de ieder op eigen wijze aan de concurrentiestrijd blootgestel de bedrijven. Advertentie Even buiten het industriële centrum Ostrava verrijst een nieuwe woonstad voor mijnwerkers en arbeiders van de staalfabrieken. Als ze voltooid is zullen er 60.000 mensen wonen. MOSKOU (UPI) Het Russische ruimteschip, dat al meer dan dertig keer om de aarde is gevlogen, kan in vele steden met het blote oog worden waargenomen bij heldere lucht, omdat het op betrekkelijk lage hoogte (200 mijl) door de ruimte klieft. Het is maandagochtend vroeg door het observatorium van Meudon buiten Parijs waargenomen als een ster van de tweede grootte. Een corresponderend lid van de Russische Academie van Wetenschappen zei dat het ruimteschip een „telefooninstal latie bevat voor verbinding met de aarde". Behalve de radioboodschappen worden de telefoonsignalen geregeld doorgegeven, aldus professor Sivorov. Sivorov noemde het ruimteschip „de cabine van de toekomst", die spoedig door Russische ruimtevaarders gebruikt zal worden. Norair Sisakyan, lid van de Academie, zei: „Wij zijn nimmer zo dicht bij de verwezenlijking van de eeuwenoude droom der mensheid ruimtevluchten ge weest". „Het zal niet lang meer duren dat vluchten naar mars en de maan moge lijk zullen zijn", aldus professor Jenike- jev, „en de eerste passagiers die in die richting vliegen, zullen uit de Sovjet-Unie komen". Volgens de geleerde Vassily Fe- senko biedt het ruimteschip de gelegen heid tot het op grote schaal fotograferen van de zon en bestudering van de zonne straling die volledig door de atmosfeer van de aarde wordt opgenomen. Het on derzoek zou bijdragen tot de kennis van de natuurkunde van de zon. De pers maakt er geen geheim van dat Spoetnik IV weloverwogen aan de voor- avond van de topconferentie is gelanceerd. De directeur van het planetarium van Moskou, Sjevaliakov, schreef in het partij- orgaan „Pravda": „De lancering van het Russische ruimteschip, heeft doordat het samenvalt met de opening van de top conferentie, een diepe symbolische bete kenis". Vrijwilligers De Academie van Wetenschappen is „overstroomd" met aanbiedingen van Rus sen en buitenlanders die bereid zijn een ruimtevaart te maken. Onder de kop Rus sisch ruimteschip baant voor de mens de weg naar de sterren" schreef de „Prav da": „Juist nu, nu een belangrijke mijl paal is bereikt op de weg naar verove ring van de wereldruimte is het Russische volk hogelijk verontwaardigd over de po gingen van de Amerikaanse autoriteiten de koude oorlog te doen herleven". Door de gevangenneming van Powers „is duidelijk geworden waarop het Ame rikaanse programma vooi ''mmtoonder- zoek is gericht", aldus d< Pravdj".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 5