Piazza d' Azeglio, Tussen liet blanke en het Mongoolse ras wisten de Lappen zich te handhaven Zo leefden onze voorouders NEDERLANDSE ZEVENTIENDE EEUW IN FRANSE SERIE „LA VIE QUOTIDIENNE NIEUWE BOEKEN in zakformaat een gewoon plein met gewone mensen in Florence IN DE BEKENDE SERIE „La Vie Quotidienne", waarin sedert enige jaren de Uitgeverij Librairie Hachette boeken doet verschijnen die de lezer inlichten over het dagelijks leven in vroegere tijden, is thans ook ons land vertegenwoordigd. Prof. Dr. Paul Zumthor, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, wiens ro man over de watersnood in Zeeland „Les Hautes Eaux" hier verleden jaar besproken is, heeft door het schrijven van „La Vie Quotidienne en Hollande au temps de Rembrandt" onze voorouders uit de Gouden Eeuw een plaats bezorgd in de galerij waarin men het leven van Grieken ten tijde van Pericles, van Flo- rentijnen tijdens de Medici, Fransen on der de regering van Hendrik IV, Azteken en Inca's afgebeeld ziet. De auteur heeft zich beperkt tot de periode van 1600 tot ongeveer 1672 en in dertig hoofdstukken geen aspect van het leven in die tijd on belicht gelaten. Zo wordt de lezer inge licht over het leven in de stad en op 't land, over de kleding, de inrichting van het huis, het familieleven, de godsdienst, de volksfeesten, het liefdeleven, sport en spel. kunst, criminaliteit, leger en vloot, handel en industrie enz. enz. DE SCHRIJVER heeft natuurlijk bronnen geraadpleegd, waarvan vele de Nederland se lezer bekend zijn. Het is echter inte ressant te zien hoe een buitenlander deze gegevens interpreteert. De lectuur van dit werk is zo bijzonder aantrekkelijk omdat de geleerde, die de schrijver is, glashel der formuleert en de ontelbare gegevens overzichtelijk rangschikt, terwijl de ro mancier in hem het wetenswaardige in een boeiende vorm verwerkt. Er zijn heel wat parallellen te trekken tussen de Gouden Eeuw en onze tijd. Zo blijkt dat reeds in 1615 in Amsterdam een verkeersprobleem bestond. Voor het goede renvervoer moest zelfs voor sommige stra ten het éénrichtingverkeer worden voorge schreven. En in de binnenstad was het rijden met particuliere voertuigen verbo den. Ook toen was er een volkstelling. Uit die van 1622, ten behoeve van een buiten gewone personele belasting, blijkt dat onze goede stad Haarlem in dat jaar 39000 in woners had (matrozen, in Indië dienst- doende soldaten, zwervers en gevangenen niet meegeteld!) tegen Rotterdam 19.500 en Den Haag 16.000. Ook toen reeds werd onze Hollandse boter geëxporteerd zodat er niets overbleef voor binnenlands ge bruik en ook toen reeds vonden de Fran sen ons te papperig brood „niet te eten". NU ONLANGS met groot vertoon een tulpenbol uit Turkije naar Leiden is ge bracht, is het interessant te lezen hoe er in de zeventiende eeuw in bollen gespecu leerd werd: in Hoorn kon men een huis kopen voor drie bollen, een „Admiraal Liefkens" bracht 4400 gld op, een „Semper Augustus" 5000 gld. In de winter van 1636 bereikte deze „tulipomanie" haar hoogte punt, enige maanden later gevolgd door een krach, waarin onder anderen de schil der Jan van Goyen al zijn geld verspeelde. Haarlem nam in die tijd een voorname plaats in: de beul van Holland, een be langrijk ambtenaar, die 3,- per onthoof ding kreeg, woonde in onze stad en de bekende „Moorse" piraat Morate Reis (Jan Janszen) was er geboren. De faam der stad berustte echter ook op feiten van minder bedenkelijke aard: evenals Den Haag, Delft, Leiden en Rotterdam bezat het een soort krant in klein folioformaat. Dit informatieblad publiceerde op 9 janua ri 1627 berichten uit Linz, die van 12 de cember 1626 dateerden, en voorvallen uit Venetië die daar 18 december hadden plaatsgevonden. Gelukkige tijd toen de te lex niet bestond. brouwer van Holland. Tegen 1600 leverde zijn „brouwindustrie" 250.000 hectoliters bier. De inwoners der Spaarnestad zullen wel een pinteke meegedronken hebben. Zou dat de mooie gelaatskleur der toen malige dochteren der stad verklaren? Want volgens een vreemdeling die in de Gouden Eeuw ons land bezocht, zou de ideale Hol landse vrouw een combinatie moeten zijn van „het gezicht van een Amsterdamse, de loop van een Delftse, de houding van een Leidse, de stem van een Goudse, de taille van een Dordrechtse en de gelaats kleur van een Haarlemse". Onze voorou ders hielden wel van een slokje. Hollandse kooplieden hadden kantoren in het gebied van de Loire en de Gironde. In Ponts-de-Cé controleerden en sorteerden zij zelfs de wijnoogst: de mindere kwaliteit wijn ging naar Parijs, de beste naar Rotterdam. Onze voorzaten hadden als ieder mens naast hun ondeugden en gebreken hun goe de eigenschappen, die de auteur terdege in het licht stelt. En zij werden in het buitenland vooral gewaardeerd om twee eigenschappen: hun tolerantie en hun lief dadigheidszin. „Welk ander land, waar men een zo volmaakte vrijheid genieten kan" heeft Descartes gezegd en Lodewijk XIV zou, toen hij op het punt stond de Lage Landen met zijn leger binnen te val len, Karei II gerustgesteld hebben met deze woorden: „Maak u niet bezorgd om Amsterdam. De Voorzienigheid zal deze stad zeker redden, als was het maar ter wille van haar naastenliefde". DE ZO JUIST GENOEMDE tolerantie had tot gevolg, dat in de zeventiende eeuw en ook in de achttiende eeuw, vele Fran se non-conformistische geschriften in ons land uitgegeven wei-den. In onze tijd zijn het vooral bibliofiele uitgaven van Franse teksten die Nederlandse Uitgevers ver zorgen. Een der laatste van deze publi- katies is een fraai verzorgd boekje, ge drukt door de Grafische inrichting Joh. Enschedé en Zonen, dat de Nederlandse Vereniging voor Druk- en Boekkunst haar leden heeft geschonken. Het bevat twee niet zeer bekende verhalen van Diderot, en is door Guus Hartmann verlucht met tere illustraties. Mevr. B. Mayer-Swart heeft de verha len voorzien van een korte duidelijke in leiding, waarin zij het leven van Diderot in vogelvlucht tekent en tevens een van zijn kanten belicht, die in de verhalen goed tot uiting komt: een menselijke,-gevoelige auteur, wiens voorkeur uitging naar het ironiserende verhaal, waarin hij kon filo soferen, en naar een pittoresk realisme, waarin hij, die geen groot schepper van karakters was, het aspect van zijn perso nages beeldt door hun handelingen en ge baren. Een kostelijk boekje om te bezitten. S. Elte Een plein in Florence, met het vrouwtje dat in de lente zulk overheerlijk paas- brood verkoopt, de hartewens van de kinderen (foto Cas Oorthuys). de prijzen. Waren in Holland de huizen net zo duur als in Italië? Betaalden wij ook de helft van wat we verdienden aan de huisbaas? En het vlees en het brood en de kleren en de schoenen? Wij vertel den, vergeleken, rekendenguldens herleidend tot lires en lires tot guldens. OP EEN ZONDAGAVOND in juni ontdekten we Piazza d'Azeglio. Zoekt u er niet naar in uw reisgids, u zult het niet vinden. Een plein zonder geschiedenis en zonder schoonheid, in een omgeving waar de culturele erfenis der eeuwen straten-hoog ligt opgetast. Neen, Piazza d'Azeglio had werke lijk niets bijzonders. Het zou een plein hebben kunnen zijn in uw woonplaats, een neutraal rustpunt in een willekeurige stad, even buiten het schootsveld, van knallende motoren en ronkende scooters. Stel u voor.een stad met tientallen paleizen, kerken, musea, pleinen en bruggen die oog en ooi- van drommen toeristen betoveren met hun edele schatten en klinkende namen.... Michelangelo, Dante, Filippino Lippi, Botticelli, Ghiberti, Angelico.En stel u voor. in dié stad, een carré van eentonige, grauwe huizen, langs alle zijden een smalle rijweg en daartussen een zanderige, stoffige vlakte, met aan de randen symmetrische lapjes dor gras en grijze bomen die aan blad-armoede lijden. Precies in het midden een onaanzienlijke fontein, omringd, door een hek van gietijzer. Niet velen zullen het bestaan vermoeden van zulk een plein, nog geen tien minuten gaans van het bronzen spoor dat. de Arno trekt door het heiligdom der Medici, Florence. Florence is niet alleen een stad. van be roemde namen en kunstwerken, een internationaal gebied waar de toeristen van noord en zuid, van oost en west te hoop lopen. Firenze is ook de woonplaats can een half miljoen gewone mensen zoals u en ik.en zoals Lido, de man die hard, heel hard moet werken om het hoofd, boven water te kunnen houden. Lido, de man die woont aan het scha mele einde van een lange, donkere binnentrap met zijn vrouw en kinderen voor wie hij veel te weinig tijd heeft. Alleen 's zondagsavonds, dan kunt u hem vinden met zijn gezin op Piazza d'Azeg lio, niet ver van zijn woning. DE KINDEREN speelden op Piazza d'Azeglio onder het verliefde oog van de moeders en grootmoeders, vaders en grootvaders, grote broers en zusters. In het midden, bij de fontein stond een sol daat. Hij tilde een klein meisje van de grond en hief het hoog boven zijn hoofd. Het keek ons aan met stralende ogen. Met moeite vonden we een plaats op een van de vele banken, indringers in een kring waar we niet waren genood, op een feest dat niet voor ons was aangericht om dat het een familiefeest was. Maar dat kón niet lang duren, want misschien is er geen volk ter wereld dat zo zeer de gave der gastvrijheid in het hart draagt als juist het Italiaanse. We hoorden er dadelijk bij en van het ogenblik af, dat we het jongetje aan onze voeten even door de zwarte krullen streken, waren we een der hunnen. Ook dat is Italië! Wie één welgevallig oog waagt aan de bambini ver tedert en wint het hart van padre, madre en de hele buurt erbij. maar wij verstonden het niet. Vóór de bank speelde de kleine Lido onverstoor baar verder. Hij liet kleine hoopjes zand op een torretje vallen en keek dan met devote aandacht hoe het zich moeizaam bevrijdde. Was dat gelukt dan bedolf hij het opnieuw onder een miniatuur-lawine, een spel dat hij tot in het oneindige scheen te kunnen herhalen zonder er ooit genoeg van te krijgen. Overal op het plein stegen stofwolken omhoog, waar groepjes kinderen elkaar achterna renden of met een bal speelden. De soldaat leunde nu op het hek bij de fontein en keek naar de kringen die ont stonden als de kleintjes tussen de spijlen door kiezelstenen in het water gooiden. De oude vrouw die naast ons zat, kreeg gezelschap van een meisje met grote ver wonderde ogen onder lange wimpers. Zij had de haren van Juliette Greco en de gang van een godin. Er kwamen twee jon getjes van een jaar of vier met haar mee. In hun ogen was de ondeugendheid gesu- „DUE ANNI e quatro mési", zei de man die achter ons zat en die zich aldus ontpopte als de vader van het donkere cherubijntje dat aan onze voeten in het zand speelde. Hij keek ons vol verwach ting aan. Wij zochten naar een volzin die deze verwachting niet zou beschamen. Maar hij was ons ruimschoots te vlug af. „Two years and four months". Natuurlijk vonden we het kind groot voor zijn leef tijd en taxeerden het op minstens drie jaar. Hij vertaalde ons compliment ten gerieve van de vrouw aan zijn zijde. Zij lachte gevleid en de man begon te ver tellen over de bevalling die zwaar was geweest. Het kind had maar even negen pond gewogen. Hoe het heette? „Lido, net als ik. We hebben ook nog een dochter. Die is negentien. Ze is twee maanden ge leden getrouwd!" We moeten verrast heb ben gekeken, want na ons een sigaret te hebben aangeboden, vervolgde hij: „U ge looft het niet, maar kijk hier heb ik de foto's van de bruiloft. Is ze niet mooi? Lijkt ze niet sprekend op mijn vrouw? Feodora is negentien jaar., ik ben acht en dertig." Hij keek ons triomfantelijk aan en nam een andere foto uit zijn porte feuille. „Dit is de man van mijn doch ter, een goede jongen. Hij verdient meer geld dan ik. Hij werkt op een grote fa briek waar ze scooters maken. Ik ben maar een arm man, ik verkoop hoeden van stro en raffia tassen aan de toeris ten. Van 's morgens zeven tot 's avonds negen. Waar? Op de Mercato Nuovo.II Porcellino. Elke dag, behalve zondag." Wij wilden weten waar hij zo goed En gels had leren spreken. „In Zuid-Afrika. Tijdens de oorlog, ja natuurlijk tijdens de oorlog, moest ik in Lybië vechten tegen de Engelsen. Maar ik heb geluk gehad. Ze hebben me gevangen genomen en naar een kamp in Zuid-Afrika gebracht. Het was er niet slecht. Ik ben er twee jaar gebleven Zijn verhaal werd onderbroken door de vrouw. „Lido, wil jij nu eerst het brood halen?" Zij had een zachte stem, die heel goed paste bij de glimlach waarmee ze had geluisterd en waarmee ze wist dat mannen grote kinderen zijn. Lido veront schuldigde zich. Hij zou binnen een kwar tier terugkomen. NAAST ONS WAS inmiddels een oude vrouw komen zitten. Nadat zij ons een Buona Sera had gewenst en een krant had gespreid op de stoffige bank, was zij gaan breien. Van tijd tot tijd wisselde zij enkele woorden met de vrouw van Lido, EEN DER BELANGRIJKSTE schrijvers op dit gebied, de Zweed Wicklund, heeft dan ook gemeend de Lappen niet onder de Mongolen te moeten rangschikken doch er naast en wel tussen het blanke ras en het gele in. De Lappen hebben donker sluik haar en bruine ogen. Wicklund is dus van mening dat, nadat de gemeen schappelijke voorouders van de gehele mensheid, welker bakermat in Azië ge zocht wordt, in verschillende rassen uit een zijn gegaan, de Lappen een kleine, weinig verbreide tak zijn gebleven, terwijl het blanke, zwarte en gele ras zich sterk vermeerderd heeft. Hij verklaart deze geringe uitbreiding uit de natuurlijke om standigheden. Zij kwamen namelijk te recht op. een gebied, dat door zeeën en oceanen was omsloten en dat later door de vergletschering van de laatste ijstijd steeds kleiner en onherbergzamer werd. Omdat het klimaat kouder werd en de sneeuw, die 's winters viel, 's zomers niet geheel wegdooide, groeide geleidelijk het landijs aan en bereikte zelfs een dikte van vierduizend meter. De Lappen trok ken zich steeds verder terug op de ijs vrije plekken, de zogenaamde Nunataks (dit is een der weinige oorspronkelijk Lapse woorden, die internationaal in de geografie gebruikt worden; een ander woord is de naam van de berg Sulitjel- ma). Deze waren geheel door landijs of deels door landijs, deels door de oceaan omsloten, zodat verkeer tussen deze Nuna taks over zee nog mogelijk was. ARCHEOLOGISCHE VONDSTEN heb ben aangetoond, dat de Lappen in hun huidig gebied reeds waren in een tijd, die tenminste twaalfduizend jaar achter ons ligt. Het Lappenvolk is dan ook wel zo oud als de oudste Nijldalbewoners waar van wij iets weten. Als hun land niet door Zweden, Noren en Finnen geoccupeerd was maar zij bij voorbeeld met Ameri kanen te maken hadden gehad, dan zou den deze er trots op zijn als zij een spoor tje Laps bloed in hun aderen hadden. Men is in de Verenigde Staten vaak gevoelig voor het hebben van een Indiaanse voor ouder, die als het ware als adelsbrief dienst doet. Men is dan afstammeling van de oudste en meest rechtmatige bewoners van het land. Dit is in Scandinavië an ders. Een huwelijk met een Lap wordt als een mésalliance beschouwd. Intussen heeft Zweden zowel als Noorwegen een open oog voor de belangen der Lappen. Tussen twee haakjes: de Lappen die de toerist tijdens een korte vakantie in het land van de middernachtzon te zien krijgt, kan men het best vergelijken met inwoners van Marken in de zomer. Een indruk van Nederland krijgt men daar al even wei nig als in het toeristengebied van Lap land. JONGELUI, die niet tegen vermoeiende voettochten en menige muggesteek oop- zien, kunnen wandelend in heuvels en ber gen de echte nomaden nog treffen, druk bezig met hun rendierkudden, het merken der jonge dieren, het slachten en castre ren. Dit laatste geschiedt om er goede trekdieren van te maken. Ten noorden van het Zweedse volk van ingenieurs dat in de industriële perfectie en de sociale zorg zijn kracht vond, leeft dus dit agra risch gebleven oude nomadenvolk, dat ge heel andere behoeften heeft dan het Zweedse. De overheid heaft dit ingezien en bij het lager onderwijs wordt bij voor beeld plaats ingeruimd aan meteorologie en sterrenkunde, meer plaats aan biologie en eenvoudige geneeskunde terwijl ook de oude Lapse volkskunst wordt aangewak kerd. Er is een tijd geweest dat de Lappen aan de alcohol ten onder dreigden te gaan. Een Zweedse bioloog, tevens predi kant, Lars Levi Laestadius die in 1800 geboren werd en in 1861 stierf, heeft zijn leven gegeven om dit volk van de onder gang te redden. Zijn boetpredikaties brachten de mannen onder zijn ban. Hij wist tijdens een streng puriteins bewind zijn doel te bereiken, offers eisend en offers brengend. Hij heeft het Lappen- volk behouden. Helaas heeft hij de con sequenties zo ver doorgetrokken, dat hij ook de oude Lapse volksmuziek (het Joike), de kleurige kledingversiering en de dans in de ban gedaan heeft. Daar door is veel verloren gegaan deels on herstelbaar, deels moeizaam te renove ren door in verzamelingen bijeen te bren gen wat er over is en dit ten toon te stellen. Zulk een expositie is er momen teel in Rotterdam, niet ver van de Floria- de. ER IS INTUSSEN veel veranderd in Zweden. De welvaartsstaat heeft onder het volk, dat een Laestadius voortbracht, veroorzaakt dat het alcoholmisbruik sterk is toegenomen. Ondanks het grote aantal georganiseerde geheelonthouders (100.000 leden) steeg het aantal geconstateerde ge vallen van openbare dronkenschap van 37.500 in 1950 tot 89.700 in 1956, na op heffing van de distributie van sterkedrank. Het aantal niet-geconstateerde gevallen ligt waarschijnlijk nog hoger. Men zou wensen dat er weer eens een Laestadius opstond maar nu niet om onder de Lap pen te werken. Van Edmund Wilson, tot dusver hoofdzakelijk befaamd door zijn briljante critieken en essays en zijn „The Dead Sea Scrolls" (dat zich gedu rende een lange tijd op de bestsellerlijst heeft weten te handhaven) verscheen onlangs een poc keteditie van zijn eerste werk op het terrein der romankunst: „Memoirs of Hecate County". Uit zuiver litterair oogpunt bezien mag men dit bock beschouwen als een der belangrijkste titels, die de moderne Amerikaanse litteratuur vertegen woordigen in de zich nog steeds uitbreidende paperbackseries. Niet zozeer omdat dit werk bij verschijnen in Amerika nogal wat beroering heeft gewekt, maar vooral omdat de auteur zijn stof, een scherpe analyse van en critiek op de levenshouding der pseudo-culturelen in de V.S., op zo meesterlijke wijze, om niet te zeggen on overtrefbare, wijze in romanvorm gestalte heeft weten te geven. Wat de keuze van onderwerp betreft wordt hij op de voet gevolgd door een andere Amerikaanse auteur van betekenis, die al eerder getoond heeft c-en zekere fanatieke voorliefde te bezitten voor het omvertrappen van heilige huisjes: Philip Wylie. Ongetwijfeld herinnert men zich nog zijn ..Generation of Vipers", waarin hij op een genade loze wijze de hedendaagse Amerikaan van oud tot jong, van hoog tot laag, in zijn persoonlijk en openbaar leven aan de kaak stelt. Van de in zijn „Opus 21" ten tonele gevoerde figuren zegt Wylie, dat zij allemaal even gek zijn als de lieden die men vandaag de dag overal ontmoet een nogal onaardig compliment aan het adres van zijn le zers dat zij de hedendaagse beschaving waar onder zij gebukt heten te gaan, niet meer aan kunnen en dus de opvatting huldigen dat het niet al te lang meer zal kunnen blijven zoals het tegenwoordig is. Om deze nogal pedant klinkende zienswijze op zijn land- en tijdgenoten te verdui delijken en waar te maken is hij echter gedwon gen tot het bijeenbrengen van een verzameling evident uitzonderlijke lieden. Deze treden dan op als gasten in een peperduur New Yorks hotel, waar zij langzaam maar zeker evolueren tot aan hangers van Wylies opvattingen over de proble men van leven en maatschappij. Een soortgelijk probleem verschaft Edmuiul Srhiddel de stof voor zijn „The Devil in Bucks County". Lieden uit de grote stad trekken naar Bucks County om daar soelaas en bevrijding te vinden van de spanningen en het geharrewar van New York, ver weg van Madison Avenue en Ra dio City. Hun droom van een rustig Utopia valt echter al gauw in scherven want de geestelijke misere die zij dachten achter gelaten te hebben blijken zij toch te hebben meegebracht naar hun nieuwe omgeving, waar zij bovendien op nog meer worden onthaald. Geen wonder dat Bucks County op de duur niet dat paradijs blijkt te kunnen worden wat zij zich hadden voorgesteld; het ontaardt ten leste in een broeiplaats van schandaal en geweld. Het thema klinkt niet erg opwekkend, maar Schiddel. die o.a. met zijn „The girl with the golden yo-yo" reeds eerder blijk heeft gegeven van zijn vakmanschap, heeft er ook dit keer weer een van begin tot eind boeiend verhaal van weten te maken. Kathrvn Ilulme, ook al een naam van de best sellerlijst zij schreef het nog steeds gevraagde .The Nun's Story" heeft in haar „The wild place" het licht laten vallen op een van de meest tragische problemen van het na-oorlogse Europa, dal van de Displaced Persons. In haar sober ge houden en juist daardoor zo effectieve verhaal beschrijft zij de aankomst en verdere lotgevallen van een grote groep van dergelijke oorlogsslacht offers in een kamp voor D.P.'s in Beieren. Men maakt kennis met het heldhaftig groepje helpers en helpsters dat met ongekende moeilijkheden te kempen heeft om iets te kunnen bereiken. Wat dit boek echter zijn grootste waarde geeft is het feit dat de D.P.'s die men hier ontmoet, niet ge zien worden als dorre nummers op de statistiek, maar als persoonlijkheden, die als individuën hun rol in dit verhaal spelen. Een boek dat men niet voorbij kan gaan wanneer men de werkelijkheid, zoals zij vijftien jaar na de ooi-log is wenst te weten. Een aantal andere titels, die deze dagen zeker belangstelling verdienen, zijn „Arnhem", het ver slag van de heldhaftige poging om Hitler's oorlog te verkorten, gedaan door de man die de opera ties heeft geleid: Generaal Urquhart; verder,Alan Moorehead's .African Trilogy", „Sink the Bis marck" van Frank Brennaud, „Death of a Navy" waarin Andricu d'Albas de overwinningen en uiteindelijke ondergang van de Japanse vloot be schrijft en tenslotte Robert E. Merriams uitste kende „The Battle of the Ardennes". A. M. (Van onze medewerker in Scandinavië) blimeerd tot zo'n olijke twinkeling, dat men alle kattekwaad bij voorbaat moest vergeven. Ze vormden elkanders volmaak te evenbeeld en waren zeer druk in de weer met zelfgemaakte papieren vlieg tuigjes, die onophoudelijk hun grillige cur ven in het luchtruim trokken. Als een van de vliegtuigjes ook maar even in onze richting zwenkte, vermaande het meisje met een warme, donkere stem „Giovanni! Giorgio!" En men mocht verlangen dat haar blik, waarin bestraffing het zo roy aal verloor van vergeving, een andere on deugendheid gold dan die der tweeling op wier guitige snoeten de ontwapenende on schuld zo ostentatief te lezen stond. LIDO KWAM TERUG met brood en worst en wij moesten mee-eten van het brood en mee-proeven van de worst, de lekkerste die er in Toscane gemaakt werd. Vertellen moesten we ook. Hoe koud het was in Olanda, hoe de mensen er leefden en wat wij er deden. En natuurlijk TOEN KWAM de snoepman. Wij zagen hem pas terwijl hij al omstuwd was door kinderen, die van alle zijden op hem toe stormden. Midden op het plein stond de soldaat eenzaam in dwarrelende wolkjes zand en stof. Giovanni en Giorgio kregen ieder een geldstuk en verdwenen tussen de dringende kinderen. Even later kwa men zij terug, tevreden drop kauwend. Giovanni gaf zijn wisselgeld aan het meis je, maar Giorgio verdiepte zich weer in de capriolen van zijn vliegtuig. „Giorgio, heb jij geen geld terug ge kregen?" Hij keek verbaasd op en schudde zijn hoofd. Om zijn woordeloze ontkenning kracht bij te zetten toonde hij zijn lege handjes. Het meisje keek hem vor,send aan. „Giorgio". Zij sprak de naam lang zaam en nadrukkelijk uit. „Waar is het geld?Heb je dat in je zak gestoken?" De verbazing op zijn gezicht verdween ter stond. Hij tastte in zijn rechter broek zak en haalde er enkele lires uit met het gebaar van iemand die weet dat hij dit maal het spel verloren heeft. „Giorgio, ik krijg nog meer geld van je", zei het meisje. Aarzelend en een beetje verongelijkt stak hij zijn hand nog eens in de broek zak. Dat was niet eerlijk, vond hij. Het meisje keek ons aan met een vluchtige glimlach en haar mooie ogen zeiden: „Zie ie wel hoe ondeugend ze zijn? Maar ver geef het ze. Ze zijn zo klein en zo lief". 99 IN DIE PERIODE was Haarlem de DE LAPPEN en hun rendieren genieten in Europa populariteit. Er gaat iets van hen uit, dat met verering voor de on gerepte natuur te maken heeft. Hun vrijheid bezit voor de westerse stede lingen van overbevolkte landen een aureool. Dertig duizend Lappen kunnen be schikken over een areaal dat vele malen zo groot is als Nederland. Daar, in Lapland, dat zich over drie staten uitstrekt, kan een mens nog zichzelf zijn. Hij kan zijn krachten meten met die van de natuur, hij kan ze vrij ontplooien. Er is niemand, die hem in een keurslijf van gedragsregels bindt. Een film over de Lappen, zoals Laila, kan dan ook steeds op een grote belangstelling rekenen. Wie wat dieper op de kwestie wil ingaan, vindt al gauw tegenstrijdige uitspraken. Sommigen schrijven over „een volk met Aziatische trekken". Dat is al heel on wetenschappelijk omdat er in Azië, gelijk bekend, vol ken met geheel verschil lende gelaatstrekken en overige lichamelijke ken merken wonen. De Indiërs zijn immers ook Aziaten. Maar als men met Aziatisch Mongools zou bedoelen dan is ook dat voor bestrijding vatbaar. De Lappen hebben wel de zogenaamde Mon- golenplooi, het door huid bedekte ooghoekje, waar door hun ogen scheef schij nen te staan (schijnen, want Japanners en Chinezen hebben geen scheefstaande ogen, alleen die ooglidver lenging). Maar de Lappen hebben niet de Mongolen- vlek, een vlek op de be- Lappenkinderen in hun typische kleding nedenrug, die de echte Mongolen als raskenmerk bezitten. HET BEGON AL schemerig te worden. We maakten aanstalten om te'gaan, want er zou nog een concert gegeven worden op Piazza Santissima Annunziata. Lido vroeg, hoe lang we in Firenze zou den blijven. Hadden wij nog tijd om een avond bij hem op bezoek te komen? Zijn vrouw en hij zouden het als een grote eer beschouwen. Konden we de volgende avond om negen uur bij II Porcellino zijn? Dan was het werk gedaan en zou hij ons opwachten. Afgesproken? Bene! Toen we langs de fontein liepen stond de soldaat nog tegen het hek geleund. Hij was in heftig gesprek met zijn vriend de politie-agent. Om hen heen speelden nog altijd de kinderen onder het verliefde oog van de vaders en moeders. Neen, Piazza d'Azeglio had werkelijk niets bijzonders. Een gewoon plein met gewone mensen, in een willekeurige stad in Italië. P. 1. van den Burg O

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 9