Piazza d' Azeglio,
Tussen liet blanke en het Mongoolse ras
wisten de Lappen zich te handhaven
Zo leefden onze
voorouders
NEDERLANDSE ZEVENTIENDE EEUW IN FRANSE
SERIE „LA VIE QUOTIDIENNE
NIEUWE BOEKEN
in zakformaat
een gewoon plein
met gewone mensen in Florence
IN DE BEKENDE SERIE „La Vie
Quotidienne", waarin sedert enige jaren
de Uitgeverij Librairie Hachette boeken
doet verschijnen die de lezer inlichten over
het dagelijks leven in vroegere tijden, is
thans ook ons land vertegenwoordigd.
Prof. Dr. Paul Zumthor, hoogleraar aan
de Universiteit van Amsterdam, wiens ro
man over de watersnood in Zeeland
„Les Hautes Eaux" hier verleden jaar
besproken is, heeft door het schrijven van
„La Vie Quotidienne en Hollande au
temps de Rembrandt" onze voorouders uit
de Gouden Eeuw een plaats bezorgd in
de galerij waarin men het leven van
Grieken ten tijde van Pericles, van Flo-
rentijnen tijdens de Medici, Fransen on
der de regering van Hendrik IV, Azteken
en Inca's afgebeeld ziet. De auteur heeft
zich beperkt tot de periode van 1600 tot
ongeveer 1672 en in dertig hoofdstukken
geen aspect van het leven in die tijd on
belicht gelaten. Zo wordt de lezer inge
licht over het leven in de stad en op
't land, over de kleding, de inrichting van
het huis, het familieleven, de godsdienst,
de volksfeesten, het liefdeleven, sport en
spel. kunst, criminaliteit, leger en vloot,
handel en industrie enz. enz.
DE SCHRIJVER heeft natuurlijk bronnen
geraadpleegd, waarvan vele de Nederland
se lezer bekend zijn. Het is echter inte
ressant te zien hoe een buitenlander deze
gegevens interpreteert. De lectuur van dit
werk is zo bijzonder aantrekkelijk omdat
de geleerde, die de schrijver is, glashel
der formuleert en de ontelbare gegevens
overzichtelijk rangschikt, terwijl de ro
mancier in hem het wetenswaardige in
een boeiende vorm verwerkt.
Er zijn heel wat parallellen te trekken
tussen de Gouden Eeuw en onze tijd. Zo
blijkt dat reeds in 1615 in Amsterdam een
verkeersprobleem bestond. Voor het goede
renvervoer moest zelfs voor sommige stra
ten het éénrichtingverkeer worden voorge
schreven. En in de binnenstad was het
rijden met particuliere voertuigen verbo
den. Ook toen was er een volkstelling. Uit
die van 1622, ten behoeve van een buiten
gewone personele belasting, blijkt dat onze
goede stad Haarlem in dat jaar 39000 in
woners had (matrozen, in Indië dienst-
doende soldaten, zwervers en gevangenen
niet meegeteld!) tegen Rotterdam 19.500
en Den Haag 16.000. Ook toen reeds werd
onze Hollandse boter geëxporteerd zodat
er niets overbleef voor binnenlands ge
bruik en ook toen reeds vonden de Fran
sen ons te papperig brood „niet te eten".
NU ONLANGS met groot vertoon een
tulpenbol uit Turkije naar Leiden is ge
bracht, is het interessant te lezen hoe er
in de zeventiende eeuw in bollen gespecu
leerd werd: in Hoorn kon men een huis
kopen voor drie bollen, een „Admiraal
Liefkens" bracht 4400 gld op, een „Semper
Augustus" 5000 gld. In de winter van 1636
bereikte deze „tulipomanie" haar hoogte
punt, enige maanden later gevolgd door
een krach, waarin onder anderen de schil
der Jan van Goyen al zijn geld verspeelde.
Haarlem nam in die tijd een voorname
plaats in: de beul van Holland, een be
langrijk ambtenaar, die 3,- per onthoof
ding kreeg, woonde in onze stad en de
bekende „Moorse" piraat Morate Reis
(Jan Janszen) was er geboren. De faam
der stad berustte echter ook op feiten van
minder bedenkelijke aard: evenals Den
Haag, Delft, Leiden en Rotterdam bezat
het een soort krant in klein folioformaat.
Dit informatieblad publiceerde op 9 janua
ri 1627 berichten uit Linz, die van 12 de
cember 1626 dateerden, en voorvallen uit
Venetië die daar 18 december hadden
plaatsgevonden. Gelukkige tijd toen de te
lex niet bestond.
brouwer van Holland. Tegen 1600 leverde
zijn „brouwindustrie" 250.000 hectoliters
bier. De inwoners der Spaarnestad zullen
wel een pinteke meegedronken hebben.
Zou dat de mooie gelaatskleur der toen
malige dochteren der stad verklaren? Want
volgens een vreemdeling die in de Gouden
Eeuw ons land bezocht, zou de ideale Hol
landse vrouw een combinatie moeten zijn
van „het gezicht van een Amsterdamse,
de loop van een Delftse, de houding van
een Leidse, de stem van een Goudse, de
taille van een Dordrechtse en de gelaats
kleur van een Haarlemse". Onze voorou
ders hielden wel van een slokje. Hollandse
kooplieden hadden kantoren in het gebied
van de Loire en de Gironde. In Ponts-de-Cé
controleerden en sorteerden zij zelfs de
wijnoogst: de mindere kwaliteit wijn ging
naar Parijs, de beste naar Rotterdam.
Onze voorzaten hadden als ieder mens
naast hun ondeugden en gebreken hun goe
de eigenschappen, die de auteur terdege
in het licht stelt. En zij werden in het
buitenland vooral gewaardeerd om twee
eigenschappen: hun tolerantie en hun lief
dadigheidszin. „Welk ander land, waar
men een zo volmaakte vrijheid genieten
kan" heeft Descartes gezegd en Lodewijk
XIV zou, toen hij op het punt stond de
Lage Landen met zijn leger binnen te val
len, Karei II gerustgesteld hebben met
deze woorden: „Maak u niet bezorgd om
Amsterdam. De Voorzienigheid zal deze
stad zeker redden, als was het maar ter
wille van haar naastenliefde".
DE ZO JUIST GENOEMDE tolerantie
had tot gevolg, dat in de zeventiende eeuw
en ook in de achttiende eeuw, vele Fran
se non-conformistische geschriften in ons
land uitgegeven wei-den. In onze tijd zijn
het vooral bibliofiele uitgaven van Franse
teksten die Nederlandse Uitgevers ver
zorgen. Een der laatste van deze publi-
katies is een fraai verzorgd boekje, ge
drukt door de Grafische inrichting Joh.
Enschedé en Zonen, dat de Nederlandse
Vereniging voor Druk- en Boekkunst haar
leden heeft geschonken. Het bevat twee
niet zeer bekende verhalen van Diderot,
en is door Guus Hartmann verlucht met
tere illustraties.
Mevr. B. Mayer-Swart heeft de verha
len voorzien van een korte duidelijke in
leiding, waarin zij het leven van Diderot
in vogelvlucht tekent en tevens een van
zijn kanten belicht, die in de verhalen goed
tot uiting komt: een menselijke,-gevoelige
auteur, wiens voorkeur uitging naar het
ironiserende verhaal, waarin hij kon filo
soferen, en naar een pittoresk realisme,
waarin hij, die geen groot schepper van
karakters was, het aspect van zijn perso
nages beeldt door hun handelingen en ge
baren. Een kostelijk boekje om te bezitten.
S. Elte
Een plein in Florence, met het vrouwtje
dat in de lente zulk overheerlijk paas-
brood verkoopt, de hartewens van de
kinderen (foto Cas Oorthuys).
de prijzen. Waren in Holland de huizen
net zo duur als in Italië? Betaalden wij
ook de helft van wat we verdienden aan
de huisbaas? En het vlees en het brood
en de kleren en de schoenen? Wij vertel
den, vergeleken, rekendenguldens
herleidend tot lires en lires tot guldens.
OP EEN ZONDAGAVOND in juni ontdekten we Piazza
d'Azeglio. Zoekt u er niet naar in uw reisgids, u zult het niet
vinden. Een plein zonder geschiedenis en zonder schoonheid,
in een omgeving waar de culturele erfenis der eeuwen
straten-hoog ligt opgetast. Neen, Piazza d'Azeglio had werke
lijk niets bijzonders. Het zou een plein hebben kunnen zijn
in uw woonplaats, een neutraal rustpunt in een willekeurige
stad, even buiten het schootsveld, van knallende motoren en
ronkende scooters. Stel u voor.een stad met tientallen
paleizen, kerken, musea, pleinen en bruggen die oog en ooi-
van drommen toeristen betoveren met hun edele schatten
en klinkende namen.... Michelangelo, Dante, Filippino
Lippi, Botticelli, Ghiberti, Angelico.En stel u voor.
in dié stad, een carré van eentonige, grauwe huizen, langs
alle zijden een smalle rijweg en daartussen een zanderige,
stoffige vlakte, met aan de randen symmetrische lapjes dor
gras en grijze bomen die aan blad-armoede lijden. Precies
in het midden een onaanzienlijke fontein, omringd, door een
hek van gietijzer. Niet velen zullen het bestaan vermoeden
van zulk een plein, nog geen tien minuten gaans van het
bronzen spoor dat. de Arno trekt door het heiligdom der
Medici, Florence. Florence is niet alleen een stad. van be
roemde namen en kunstwerken, een internationaal gebied
waar de toeristen van noord en zuid, van oost en west te hoop
lopen. Firenze is ook de woonplaats can een half miljoen
gewone mensen zoals u en ik.en zoals Lido, de man
die hard, heel hard moet werken om het
hoofd, boven water te kunnen houden.
Lido, de man die woont aan het scha
mele einde van een lange, donkere
binnentrap met zijn vrouw en kinderen
voor wie hij veel te weinig tijd heeft.
Alleen 's zondagsavonds, dan kunt u hem
vinden met zijn gezin op Piazza d'Azeg
lio, niet ver van zijn woning.
DE KINDEREN speelden op Piazza
d'Azeglio onder het verliefde oog van de
moeders en grootmoeders, vaders en
grootvaders, grote broers en zusters. In
het midden, bij de fontein stond een sol
daat. Hij tilde een klein meisje van de
grond en hief het hoog boven zijn hoofd.
Het keek ons aan met stralende ogen.
Met moeite vonden we een plaats op een
van de vele banken, indringers in een
kring waar we niet waren genood, op een
feest dat niet voor ons was aangericht om
dat het een familiefeest was. Maar dat
kón niet lang duren, want misschien is
er geen volk ter wereld dat zo zeer de
gave der gastvrijheid in het hart draagt
als juist het Italiaanse. We hoorden er
dadelijk bij en van het ogenblik af, dat
we het jongetje aan onze voeten even door
de zwarte krullen streken, waren we een
der hunnen. Ook dat is Italië! Wie één
welgevallig oog waagt aan de bambini ver
tedert en wint het hart van padre, madre
en de hele buurt erbij.
maar wij verstonden het niet. Vóór de
bank speelde de kleine Lido onverstoor
baar verder. Hij liet kleine hoopjes zand
op een torretje vallen en keek dan met
devote aandacht hoe het zich moeizaam
bevrijdde. Was dat gelukt dan bedolf hij
het opnieuw onder een miniatuur-lawine,
een spel dat hij tot in het oneindige scheen
te kunnen herhalen zonder er ooit genoeg
van te krijgen.
Overal op het plein stegen stofwolken
omhoog, waar groepjes kinderen elkaar
achterna renden of met een bal speelden.
De soldaat leunde nu op het hek bij de
fontein en keek naar de kringen die ont
stonden als de kleintjes tussen de spijlen
door kiezelstenen in het water gooiden.
De oude vrouw die naast ons zat, kreeg
gezelschap van een meisje met grote ver
wonderde ogen onder lange wimpers. Zij
had de haren van Juliette Greco en de
gang van een godin. Er kwamen twee jon
getjes van een jaar of vier met haar mee.
In hun ogen was de ondeugendheid gesu-
„DUE ANNI e quatro mési", zei de
man die achter ons zat en die zich aldus
ontpopte als de vader van het donkere
cherubijntje dat aan onze voeten in het
zand speelde. Hij keek ons vol verwach
ting aan. Wij zochten naar een volzin die
deze verwachting niet zou beschamen.
Maar hij was ons ruimschoots te vlug af.
„Two years and four months". Natuurlijk
vonden we het kind groot voor zijn leef
tijd en taxeerden het op minstens drie
jaar. Hij vertaalde ons compliment ten
gerieve van de vrouw aan zijn zijde. Zij
lachte gevleid en de man begon te ver
tellen over de bevalling die zwaar was
geweest. Het kind had maar even negen
pond gewogen. Hoe het heette? „Lido, net
als ik. We hebben ook nog een dochter.
Die is negentien. Ze is twee maanden ge
leden getrouwd!" We moeten verrast heb
ben gekeken, want na ons een sigaret te
hebben aangeboden, vervolgde hij: „U ge
looft het niet, maar kijk hier heb ik de
foto's van de bruiloft. Is ze niet mooi?
Lijkt ze niet sprekend op mijn vrouw?
Feodora is negentien jaar., ik ben acht
en dertig." Hij keek ons triomfantelijk aan
en nam een andere foto uit zijn porte
feuille. „Dit is de man van mijn doch
ter, een goede jongen. Hij verdient meer
geld dan ik. Hij werkt op een grote fa
briek waar ze scooters maken. Ik ben
maar een arm man, ik verkoop hoeden
van stro en raffia tassen aan de toeris
ten. Van 's morgens zeven tot 's avonds
negen. Waar? Op de Mercato Nuovo.II
Porcellino. Elke dag, behalve zondag."
Wij wilden weten waar hij zo goed En
gels had leren spreken. „In Zuid-Afrika.
Tijdens de oorlog, ja natuurlijk tijdens de
oorlog, moest ik in Lybië vechten tegen
de Engelsen. Maar ik heb geluk gehad. Ze
hebben me gevangen genomen en naar
een kamp in Zuid-Afrika gebracht. Het
was er niet slecht. Ik ben er twee jaar
gebleven
Zijn verhaal werd onderbroken door de
vrouw. „Lido, wil jij nu eerst het brood
halen?" Zij had een zachte stem, die heel
goed paste bij de glimlach waarmee ze
had geluisterd en waarmee ze wist dat
mannen grote kinderen zijn. Lido veront
schuldigde zich. Hij zou binnen een kwar
tier terugkomen.
NAAST ONS WAS inmiddels een oude
vrouw komen zitten. Nadat zij ons een
Buona Sera had gewenst en een krant
had gespreid op de stoffige bank, was zij
gaan breien. Van tijd tot tijd wisselde zij
enkele woorden met de vrouw van Lido,
EEN DER BELANGRIJKSTE schrijvers
op dit gebied, de Zweed Wicklund, heeft
dan ook gemeend de Lappen niet onder
de Mongolen te moeten rangschikken doch
er naast en wel tussen het blanke ras en
het gele in. De Lappen hebben donker
sluik haar en bruine ogen. Wicklund is
dus van mening dat, nadat de gemeen
schappelijke voorouders van de gehele
mensheid, welker bakermat in Azië ge
zocht wordt, in verschillende rassen uit
een zijn gegaan, de Lappen een kleine,
weinig verbreide tak zijn gebleven, terwijl
het blanke, zwarte en gele ras zich sterk
vermeerderd heeft. Hij verklaart deze
geringe uitbreiding uit de natuurlijke om
standigheden. Zij kwamen namelijk te
recht op. een gebied, dat door zeeën en
oceanen was omsloten en dat later door
de vergletschering van de laatste ijstijd
steeds kleiner en onherbergzamer werd.
Omdat het klimaat kouder werd en de
sneeuw, die 's winters viel, 's zomers niet
geheel wegdooide, groeide geleidelijk het
landijs aan en bereikte zelfs een dikte
van vierduizend meter. De Lappen trok
ken zich steeds verder terug op de ijs
vrije plekken, de zogenaamde Nunataks
(dit is een der weinige oorspronkelijk
Lapse woorden, die internationaal in de
geografie gebruikt worden; een ander
woord is de naam van de berg Sulitjel-
ma). Deze waren geheel door landijs of
deels door landijs, deels door de oceaan
omsloten, zodat verkeer tussen deze Nuna
taks over zee nog mogelijk was.
ARCHEOLOGISCHE VONDSTEN heb
ben aangetoond, dat de Lappen in hun
huidig gebied reeds waren in een tijd, die
tenminste twaalfduizend jaar achter ons
ligt. Het Lappenvolk is dan ook wel zo
oud als de oudste Nijldalbewoners waar
van wij iets weten. Als hun land niet door
Zweden, Noren en Finnen geoccupeerd
was maar zij bij voorbeeld met Ameri
kanen te maken hadden gehad, dan zou
den deze er trots op zijn als zij een spoor
tje Laps bloed in hun aderen hadden. Men
is in de Verenigde Staten vaak gevoelig
voor het hebben van een Indiaanse voor
ouder, die als het ware als adelsbrief
dienst doet. Men is dan afstammeling van
de oudste en meest rechtmatige bewoners
van het land. Dit is in Scandinavië an
ders. Een huwelijk met een Lap wordt als
een mésalliance beschouwd. Intussen heeft
Zweden zowel als Noorwegen een open
oog voor de belangen der Lappen. Tussen
twee haakjes: de Lappen die de toerist
tijdens een korte vakantie in het land van
de middernachtzon te zien krijgt, kan men
het best vergelijken met inwoners van
Marken in de zomer. Een indruk van
Nederland krijgt men daar al even wei
nig als in het toeristengebied van Lap
land.
JONGELUI, die niet tegen vermoeiende
voettochten en menige muggesteek oop-
zien, kunnen wandelend in heuvels en ber
gen de echte nomaden nog treffen, druk
bezig met hun rendierkudden, het merken
der jonge dieren, het slachten en castre
ren. Dit laatste geschiedt om er goede
trekdieren van te maken. Ten noorden
van het Zweedse volk van ingenieurs dat
in de industriële perfectie en de sociale
zorg zijn kracht vond, leeft dus dit agra
risch gebleven oude nomadenvolk, dat ge
heel andere behoeften heeft dan het
Zweedse. De overheid heaft dit ingezien
en bij het lager onderwijs wordt bij voor
beeld plaats ingeruimd aan meteorologie
en sterrenkunde, meer plaats aan biologie
en eenvoudige geneeskunde terwijl ook de
oude Lapse volkskunst wordt aangewak
kerd.
Er is een tijd geweest dat de Lappen
aan de alcohol ten onder dreigden te
gaan. Een Zweedse bioloog, tevens predi
kant, Lars Levi Laestadius die in 1800
geboren werd en in 1861 stierf, heeft zijn
leven gegeven om dit volk van de onder
gang te redden. Zijn boetpredikaties
brachten de mannen onder zijn ban. Hij
wist tijdens een streng puriteins bewind
zijn doel te bereiken, offers eisend en
offers brengend. Hij heeft het Lappen-
volk behouden. Helaas heeft hij de con
sequenties zo ver doorgetrokken, dat hij
ook de oude Lapse volksmuziek (het
Joike), de kleurige kledingversiering en
de dans in de ban gedaan heeft. Daar
door is veel verloren gegaan deels on
herstelbaar, deels moeizaam te renove
ren door in verzamelingen bijeen te bren
gen wat er over is en dit ten toon te
stellen. Zulk een expositie is er momen
teel in Rotterdam, niet ver van de Floria-
de.
ER IS INTUSSEN veel veranderd in
Zweden. De welvaartsstaat heeft onder
het volk, dat een Laestadius voortbracht,
veroorzaakt dat het alcoholmisbruik sterk
is toegenomen. Ondanks het grote aantal
georganiseerde geheelonthouders (100.000
leden) steeg het aantal geconstateerde ge
vallen van openbare dronkenschap van
37.500 in 1950 tot 89.700 in 1956, na op
heffing van de distributie van sterkedrank.
Het aantal niet-geconstateerde gevallen
ligt waarschijnlijk nog hoger. Men zou
wensen dat er weer eens een Laestadius
opstond maar nu niet om onder de Lap
pen te werken.
Van Edmund Wilson, tot dusver hoofdzakelijk
befaamd door zijn briljante critieken en essays
en zijn „The Dead Sea Scrolls" (dat zich gedu
rende een lange tijd op de bestsellerlijst heeft
weten te handhaven) verscheen onlangs een poc
keteditie van zijn eerste werk op het terrein der
romankunst: „Memoirs of Hecate County". Uit
zuiver litterair oogpunt bezien mag men dit bock
beschouwen als een der belangrijkste titels, die
de moderne Amerikaanse litteratuur vertegen
woordigen in de zich nog steeds uitbreidende
paperbackseries. Niet zozeer omdat dit werk bij
verschijnen in Amerika nogal wat beroering
heeft gewekt, maar vooral omdat de auteur zijn
stof, een scherpe analyse van en critiek op de
levenshouding der pseudo-culturelen in de V.S.,
op zo meesterlijke wijze, om niet te zeggen on
overtrefbare, wijze in romanvorm gestalte heeft
weten te geven.
Wat de keuze van onderwerp betreft wordt hij
op de voet gevolgd door een andere Amerikaanse
auteur van betekenis, die al eerder getoond heeft
c-en zekere fanatieke voorliefde te bezitten voor
het omvertrappen van heilige huisjes: Philip
Wylie. Ongetwijfeld herinnert men zich nog zijn
..Generation of Vipers", waarin hij op een genade
loze wijze de hedendaagse Amerikaan van oud
tot jong, van hoog tot laag, in zijn persoonlijk en
openbaar leven aan de kaak stelt. Van de in zijn
„Opus 21" ten tonele gevoerde figuren zegt Wylie,
dat zij allemaal even gek zijn als de lieden die
men vandaag de dag overal ontmoet een nogal
onaardig compliment aan het adres van zijn le
zers dat zij de hedendaagse beschaving waar
onder zij gebukt heten te gaan, niet meer aan
kunnen en dus de opvatting huldigen dat het
niet al te lang meer zal kunnen blijven zoals het
tegenwoordig is. Om deze nogal pedant klinkende
zienswijze op zijn land- en tijdgenoten te verdui
delijken en waar te maken is hij echter gedwon
gen tot het bijeenbrengen van een verzameling
evident uitzonderlijke lieden. Deze treden dan op
als gasten in een peperduur New Yorks hotel,
waar zij langzaam maar zeker evolueren tot aan
hangers van Wylies opvattingen over de proble
men van leven en maatschappij.
Een soortgelijk probleem verschaft Edmuiul
Srhiddel de stof voor zijn „The Devil in Bucks
County". Lieden uit de grote stad trekken naar
Bucks County om daar soelaas en bevrijding te
vinden van de spanningen en het geharrewar van
New York, ver weg van Madison Avenue en Ra
dio City. Hun droom van een rustig Utopia valt
echter al gauw in scherven want de geestelijke
misere die zij dachten achter gelaten te hebben
blijken zij toch te hebben meegebracht naar hun
nieuwe omgeving, waar zij bovendien op nog
meer worden onthaald. Geen wonder dat Bucks
County op de duur niet dat paradijs blijkt te
kunnen worden wat zij zich hadden voorgesteld;
het ontaardt ten leste in een broeiplaats van
schandaal en geweld. Het thema klinkt niet erg
opwekkend, maar Schiddel. die o.a. met zijn „The
girl with the golden yo-yo" reeds eerder blijk
heeft gegeven van zijn vakmanschap, heeft er
ook dit keer weer een van begin tot eind boeiend
verhaal van weten te maken.
Kathrvn Ilulme, ook al een naam van de best
sellerlijst zij schreef het nog steeds gevraagde
.The Nun's Story" heeft in haar „The wild
place" het licht laten vallen op een van de meest
tragische problemen van het na-oorlogse Europa,
dal van de Displaced Persons. In haar sober ge
houden en juist daardoor zo effectieve verhaal
beschrijft zij de aankomst en verdere lotgevallen
van een grote groep van dergelijke oorlogsslacht
offers in een kamp voor D.P.'s in Beieren. Men
maakt kennis met het heldhaftig groepje helpers
en helpsters dat met ongekende moeilijkheden te
kempen heeft om iets te kunnen bereiken. Wat
dit boek echter zijn grootste waarde geeft is het
feit dat de D.P.'s die men hier ontmoet, niet ge
zien worden als dorre nummers op de statistiek,
maar als persoonlijkheden, die als individuën hun
rol in dit verhaal spelen. Een boek dat men niet
voorbij kan gaan wanneer men de werkelijkheid,
zoals zij vijftien jaar na de ooi-log is wenst te
weten.
Een aantal andere titels, die deze dagen zeker
belangstelling verdienen, zijn „Arnhem", het ver
slag van de heldhaftige poging om Hitler's oorlog
te verkorten, gedaan door de man die de opera
ties heeft geleid: Generaal Urquhart; verder,Alan
Moorehead's .African Trilogy", „Sink the Bis
marck" van Frank Brennaud, „Death of a Navy"
waarin Andricu d'Albas de overwinningen en
uiteindelijke ondergang van de Japanse vloot be
schrijft en tenslotte Robert E. Merriams uitste
kende „The Battle of the Ardennes".
A. M.
(Van onze medewerker in
Scandinavië)
blimeerd tot zo'n olijke twinkeling, dat
men alle kattekwaad bij voorbaat moest
vergeven. Ze vormden elkanders volmaak
te evenbeeld en waren zeer druk in de
weer met zelfgemaakte papieren vlieg
tuigjes, die onophoudelijk hun grillige cur
ven in het luchtruim trokken. Als een
van de vliegtuigjes ook maar even in onze
richting zwenkte, vermaande het meisje
met een warme, donkere stem „Giovanni!
Giorgio!" En men mocht verlangen dat
haar blik, waarin bestraffing het zo roy
aal verloor van vergeving, een andere on
deugendheid gold dan die der tweeling op
wier guitige snoeten de ontwapenende on
schuld zo ostentatief te lezen stond.
LIDO KWAM TERUG met brood en
worst en wij moesten mee-eten van het
brood en mee-proeven van de worst, de
lekkerste die er in Toscane gemaakt werd.
Vertellen moesten we ook. Hoe koud het
was in Olanda, hoe de mensen er leefden
en wat wij er deden. En natuurlijk
TOEN KWAM de snoepman. Wij zagen
hem pas terwijl hij al omstuwd was door
kinderen, die van alle zijden op hem toe
stormden. Midden op het plein stond de
soldaat eenzaam in dwarrelende wolkjes
zand en stof. Giovanni en Giorgio kregen
ieder een geldstuk en verdwenen tussen
de dringende kinderen. Even later kwa
men zij terug, tevreden drop kauwend.
Giovanni gaf zijn wisselgeld aan het meis
je, maar Giorgio verdiepte zich weer in
de capriolen van zijn vliegtuig.
„Giorgio, heb jij geen geld terug ge
kregen?"
Hij keek verbaasd op en schudde zijn
hoofd. Om zijn woordeloze ontkenning
kracht bij te zetten toonde hij zijn lege
handjes. Het meisje keek hem vor,send
aan. „Giorgio". Zij sprak de naam lang
zaam en nadrukkelijk uit. „Waar is het
geld?Heb je dat in je zak gestoken?"
De verbazing op zijn gezicht verdween ter
stond. Hij tastte in zijn rechter broek
zak en haalde er enkele lires uit met het
gebaar van iemand die weet dat hij dit
maal het spel verloren heeft.
„Giorgio, ik krijg nog meer geld van je",
zei het meisje.
Aarzelend en een beetje verongelijkt
stak hij zijn hand nog eens in de broek
zak. Dat was niet eerlijk, vond hij. Het
meisje keek ons aan met een vluchtige
glimlach en haar mooie ogen zeiden: „Zie
ie wel hoe ondeugend ze zijn? Maar ver
geef het ze. Ze zijn zo klein en zo lief".
99
IN DIE PERIODE was Haarlem de
DE LAPPEN en hun
rendieren genieten in
Europa populariteit. Er
gaat iets van hen uit, dat
met verering voor de on
gerepte natuur te maken
heeft. Hun vrijheid bezit
voor de westerse stede
lingen van overbevolkte
landen een aureool. Dertig
duizend Lappen kunnen be
schikken over een areaal
dat vele malen zo groot is
als Nederland. Daar, in
Lapland, dat zich over drie
staten uitstrekt, kan een
mens nog zichzelf zijn. Hij
kan zijn krachten meten
met die van de natuur, hij
kan ze vrij ontplooien. Er is
niemand, die hem in een
keurslijf van gedragsregels
bindt. Een film over de
Lappen, zoals Laila, kan
dan ook steeds op een grote
belangstelling rekenen. Wie
wat dieper op de kwestie
wil ingaan, vindt al gauw
tegenstrijdige uitspraken.
Sommigen schrijven over
„een volk met Aziatische
trekken". Dat is al heel on
wetenschappelijk omdat er
in Azië, gelijk bekend, vol
ken met geheel verschil
lende gelaatstrekken en
overige lichamelijke ken
merken wonen. De Indiërs
zijn immers ook Aziaten.
Maar als men met Aziatisch
Mongools zou bedoelen dan
is ook dat voor bestrijding
vatbaar. De Lappen hebben
wel de zogenaamde Mon-
golenplooi, het door huid
bedekte ooghoekje, waar
door hun ogen scheef schij
nen te staan (schijnen, want
Japanners en Chinezen
hebben geen scheefstaande
ogen, alleen die ooglidver
lenging). Maar de Lappen
hebben niet de Mongolen-
vlek, een vlek op de be-
Lappenkinderen in hun
typische kleding
nedenrug, die de echte
Mongolen als raskenmerk
bezitten.
HET BEGON AL schemerig te worden.
We maakten aanstalten om te'gaan, want
er zou nog een concert gegeven worden op
Piazza Santissima Annunziata.
Lido vroeg, hoe lang we in Firenze zou
den blijven. Hadden wij nog tijd om een
avond bij hem op bezoek te komen? Zijn
vrouw en hij zouden het als een grote
eer beschouwen. Konden we de volgende
avond om negen uur bij II Porcellino zijn?
Dan was het werk gedaan en zou hij
ons opwachten. Afgesproken? Bene!
Toen we langs de fontein liepen stond
de soldaat nog tegen het hek geleund. Hij
was in heftig gesprek met zijn vriend de
politie-agent. Om hen heen speelden nog
altijd de kinderen onder het verliefde oog
van de vaders en moeders.
Neen, Piazza d'Azeglio had werkelijk
niets bijzonders. Een gewoon plein met
gewone mensen, in een willekeurige stad
in Italië.
P. 1. van den Burg
O