VOOR JULLIE
ÜJ
ui
M
Sf
Bridge
Dammen
jj
gj
B
ÉHI
vim
jjjl
i|f
Sf
9
MS
K
ij
5
Hf
9
s
ft a
5
ff
m
üf
S
5
9
ff
ff:
S
H
ijp
"1
H
ff
IS
ss
|jjj
H
BS
üf
B
o
üf
8
H
O
1
ill
ÉI
u
«1
Het bolle jongetje
ZATERDAG 18 JUNI 1960
>jL Crbl]
PAGINA VfER
m M m iJ
Geniale vervalser kreeg
roem na zijn zelfmoord
De speelgoeddokter
De Nederlandse schakers mogen trots
zijn op hun vertegenwoordigers Donner en
Van Scheltinga, die in de zone-toernooien
in Spanje en Hongarije opvallend goede
prestaties leverden. Donner toonde zich zijn
grootmeestertitel ten volle waardig door
de eerste plaats te delen met onder andere
Gligoric, een van 's werelds topspelers. En
Van Scheltinga heeft zichzelf bepaald over
troffen door zijn succes te Boedapest, waar
hij tesamen met onder anderen Matanovic
de tweede plaats bezette. Een jaar of zes
geleden scheen de nu 46-jarige meester op
zijn retour te zijn. De twaalfde (laatste)
plaats in de strijd om het kampioenschap
van Nederland was wel het dieptepunt.
Nadien heeft de Amsterdamse crack zich
zelf echter hervonden. Hij dankt zijn resul
taten aan zijn intensieve theoretische stu
die, zijn ijzeren wilskracht en wedstrijd
mentaliteit en zijn prima gezondheid. Voor
al deze laatste kwaliteiten maakten pres
taties mogelijk, welke niet velen hem zul
len nadoen. Een staaltje. In de veertiende
ronde maakte Van Scheltinga tegen de
winnaar van het toernooi, de grote Barcza,
reeds spoedig een fout welke hem een pion
kostte. In schijnbaar hopeloze stelling hield
hij het toen vijfennegentig zetten(!) cor
responderende met een speeltijd van circa
twaalf uren! uit om tenslotte remise
uit het vuur te slepen. Hoewel deze he
roïsche strijd hem de gehele vrije dag vóór
de laatste ronde ontnam, wist hij in die
slotrönde door een magistrale overwinning
zijn concurrent voor de gedeelde tweede
plaats Kozma uit te schakelen.
Van Scheltinga kan er lustig op los com
bineren, maar hij verstaat ook het geheim
van de positionele eenvoud. In onderstaand
partijtje gebeurt er niets spectaculairs en
toch wint onze landgenoot in slechts vijf
entwintig zetten met zwart.
Wit: Kostro. Zwart: Van Scheltinga.
Siciliaans
1. e2-e4 c7-c5. 2. Pglf3 e7-e6, 3. Pbl-c3
a7-a6, 4. d2-d4 c5xd4, 5. Pf3xd4 Dd8-c7.
Van Scheltinga is een groot kenner van dit
systeem, waarmede hij tal van successen
boekte. Maar ook de witspeler is op de
hoogte; hij probeert een systeem te volgen,
waarmede hij in 1959 in Warschau tegen'
Suetin een gunstige stelling verkreeg.
6. Rfl-d3 b7-b5, 7. 0-0 Rc8-b7, 8. Tfl-el.
Afkomstig van Tal. De pointe is, dat wit na:
8Pc6, 9. Pc6:Dc6, 10. a4 b4 kansrijk
met 11. Pd5! voortzet. Tal behaalde er in
1958 te Riga een fraaie overwinning mee
tegen Gipslis. Zwart wacht daarom nog
even met de ontwikkeling van Pc6. 8
d7-d6, 9. Rcl-d2 Pg8-f6, 10. a2-a4! b5xa4!
Veel meer voor de hand ligt b5-b4, maar
dan krijgt wit met 11. Pa2 a5, 12. c3! po
sitioneel voordeel. De tekstzet schijnt echter
ook een bezwaar te hebben, namelijk dat
pion a6 zwak wordt. Dat is nu juist het doel
van de witte strategie. 11. Pc3xa4 Rf8-e7!
Een simpel zetje met diepe achtergrond.
Zwart laat Pb8 voorlopig maar eens op
zijn plaats. In de zojuist aangestipte partij
KostroSuetin geschiedde 11Pc6,
12. Pc6-Dc6, 13. De2 met voordeel wit, om
dat pion a6 een zorgenkindje blijft. 12.
Ddl-e2 0-0, 13.Pa4-c3 Tf8-e8. Nog steeds
hetzelfde recept. 14. Pd4-b3Om via a5
de goed geposteerde zwarte dameloper af
te ruilen 14Pf6-d7! Zo handhaaft
zwart het evenwicht; via e5. of c5 wordt zo
nodig Rd3 onschadelijk gemaakt. 15. Pb3-
a5 Pd7-e5, 16. Pa5xb7 Dc7xb7. Duidelijk
blijkt nu het nut van het nog niet ontwik
kelen van Pb8. 17. Pc3-dl Dekt b2
en is indirect gericht tegen de sleutelzet
der stelling, de opmars d6-d5, welke het
zwarte spel geheel bevrijdt. Na een even
tuele afruil op d5 kan het paard via e3
naar f5. 17Pe5xd3, 18. De2xd3 Pb8-c6.
Nu kan het eindelijk! 19. Rd2-c3 Te8-d8.
Zwart staat nu klaar voor d6-d5. 20. Dd3-
e2(?) Wit kan nog niet loskomen van
zijn opzet, te spelen op de zwakte van a6.
Beter was 20. Dg3 Rf8 met gelijk spel. Van
Scheltinga vermeldt een aardige remise
variant: 21. Pe3 d5, 22. ed5:ed4, 22. Pf5 d4,
23. Te7! Pe7, 24. Ph6f Kh8, 25. Pf7:f met
eeuwig schaak. 20Re7-f8.
ccccoc
wik.
w
2
eM ÉSK» mm
■ccoccccccccaxcca:coyyx>:oyxxcco-x^zcooo^xco
Schijnbaar is er in deze stelling nog niet
veel aan de hand. Wit onderschat echter
de consequenties van de opmars d6-d5-d4
en steekt nu zijn hoofd regelrecht in de
strop. 21. Pdl-e3? d6-d5! Dreigt een vork
op d4. 22. e4xd5 e6xd5, 23. Pe3-dl Om
na d4, 24. R tenminste pion b2 gedekt
te houden. 23d5-d4, 24. Rc3-d2 d4-d3!
25. c2xd3 Pc6-d4 en wit gaf het op, daar
hij na een damezet Pb3 of Pc2 met ma
teriaalwinst moet toelaten.
Gestroomlijnde eenvoud!
Mr. Ed. Spanjaard
ongeloofwaardig?
De vorige week zondag speelden 44 brid-
geparen in Scheveningen de finale van het
Martini-parentoernooi. Het gevolgde wed-
strijdschema met totaal-vergelijking en
dus hoge topscores per spel, liet de zwak
kere paren weinig kansen wat op de rang
lijst tot uiting kwam.
Het volgende spel is een voorbeeld van
welke ongeloofwaardige zaken zich in een
parentoernooi waar sterk en zwak mee
spelen, kunnen voordoen:
V 10 5
O A H 5 2
O A 3
•f»H632
oost nam met de boer. Vermoedelijk was
oost bang dat zuid schoppen speelde zón
der wat in die kleur te hebben dat is
weer het voordeel van een bridgereputatie.
Dies haastte oost zich óók schoppenheer en
aas mee te nemen, zodat zuids schoppen 9
vrij werd maar hoe daarbij te komen?
Het antwoord zou wederom door de
tegenpartij gegeven worden: oost vermoe
delijk belust op volledige misleiding (van
wie?), speelde ruiten 9 na, west ruiten 8
en noord won met ruitenaas. Zuids situatie
leek hopeloos 3 kwetsbaar down leek
een uitgemaakte zaak. De énige kans leek
nog een bluf en van noord uit werd
ruiten 3 gespeeldwaarop oost klein
speelde en west dus met ruitenvrouw aan
slag kwam.
Van een complete nederlaag was het in
eens een grandioze overwinning geworden
west moest harten of klaveren naspelen
en oost mocht zijn drie vrije ruitens mee
naar huis nemen. Wat west ook deed. de 8
slagen waren nu verzekerd wie had dat
durven dromen toen het noordspcl open
ging? Zéker zuid niet!
H. W. Filarski
86
<D V 10 8 7 6 4
O V 8
A B 9 4
A H B 4
3
O H B 10 9 4
V 7 5
9 7 3 2
Q B 9
07 6 5 2
A 10 8
NZ stonden kwetsbaar en er werd een
contract gespeeld van 2 Sansatout, gedou
bleerd. U zult zich afvragen door wie en
vermoedelijk zult u OW de beste kansen
geven voor dat contract. Mis het was
zuid die dat ogenschijnlijk kansloze par
koers mocht afleggen. Dit was als volgt tot
stand gekomen: noord 1 harten oost
doublet zuid 1 Sansatout west pas
noord 2 SA - oost dacht heel lang na en
paste zuid paste west meende nu te
doubleren en, behalve zuid, was iedereen
voorlopig tevreden.
Zuids 1 SA-bod was ronduit slecht. Het
was uw reporter die dit op zijn gewe'cc-n
heeft en zijn motief was, dat de tegen
partij het wellicht nóg slechter zou doen.
Tegen 2 SA begon west met 4*9 uit 1e
komen daarmede was de „vaste klave-
renslag" die OW van huis uit meegekregen
hadden, reeds verdwenen. Oost speelde
klaverenvrouw bij en zuid nam met de
heer. Zuid dorst voorlopig geen klaveren
na te spelen daar hij niet wilde aannemen
dat de tegenpartij al een eerste offer l ad
gebracht. Dus in slag 2 werd schoppen na
gespeeld, gesneden met schoppen 10 en
Jaarlijks organiseert de damclub IJmui-
den in de maand mei het tweedaagse
„Kerst de Jong"-toernooi. Het sterke mees-
terkwartet: Roozenburg, Laros, Tielrooy,
Dukel treedt dan in de strijd tegen sterke
meesterkwartetten van andere erkend ster
ke damclubs.
Dit jaar waren de gasten 't Oosten uit
Haarlem, Residentie Damgenootschap. Den
Haag en Constant te Rotterdam. Evenals
vorige jaren won ook nu weer het IJmui-
der kwartet de zilveren IJmuider vuur
toren.
De jeugdkwartetten van Gezellig Samen
zijn en de Christelijke Damclub uit Am
sterdam en van RDG uit Den Haag speel
den tegen het winnende IJmuider jeugd-
kwartet. Dit DCY-jeugdkwartet bestond
uit: Varno Morseld, Kees Duivenbode,
Gerrit Moleman en Kees Appel.
Een prachtige prestatie leverde de 17-
jarige Varno Morseld, die de nieuwe Ne
derlandse jeugdkampioen Leen de Rooy
versloeg.
Hieronder een fragment uit de ontmoe
ting MorseldRooy (zwart):
DE ENGELSE SCHRIJVER Horace Wal
pole was niet weinig verbaasd toen hij in
maart 1769 van iemand, die hem totaal
onbekend was, een uiterst belangwekken
de brief ontving. De schrijver van het
epistel was een zekere Thomas Chatterton,
die te Bristol woonde. Chatterton berichtte
Walpole, dat hij met veel belangstelling
de eerste twee delen van diens „Anecdo
tes of Painting in England" had gelezen
en beschikte over enige gegevens, die wel
licht in een derde deel van deze „Anec
dotes" zouden kunnen worden opgenomen.
Deze gegevens bestonden uit een verhan
deling, die in 1469 geschreven was door
een monnik uit Bristol, Thomas Rowley
geheten. De titel van het geschrift luid
de: „The Ryse of Peyncteynge yn Englade"
en Chatterton had het ten gerieve van
Walpole netjes overgeschreven en voorzien
van verklarende aantekeningen. Deze aan
tekeningen waren allerminst overbodig
want het „Saxon" of Middelengels, uit de
vijftiende eeuw was voor Walpole bijna
onleesbaar.
Chatterton schreef voorts, dat hij in het
bezit was van een groot aantal prachtige
gedichten, die door de zelfde vijftiende
eeuwse monnik geschreven waren. Had
Walpole daar soms ook belangstelling
voor? Zo ja, dan zou hij de wereld een
dienst bewijzen, wanneer hij een uitgave
van deze unieke oud-Engelse poëzie zou
kunnen verzorgen.
WALPOLE WAS ONMIDDELLIJK hevig
geïnteresseerd. Hij schreef een enthousias
te brief aan Chatterton, waarin hij ver
zocht om nog meer bijzonderheden te mo
gen vernemen omtrent de tot dusver
volkomen onbekend gebleven dichter
Thomas Rowley en diens werk. Uit deze
brief blijkt, dat Walpole in de veronder
stelling verkeerde, dat Chatterton een bij
zonder ontwikkeld man, ja, misschien zelfs
een taalgeleerde was.
Thomas Chatterton was echter in wer
kelijkheid een jongen van zestien jaar, de
zoon van een arme schoolmeester. Hij
zwoegde als leerlingklerk op een advoca
tenkantoor, maar droomde van een grote
carrière als litterator. Hij zag echter zijn
eenvoudige afkomst als een onoverwinne
lijke hinderpaal op de weg naar litteraire
roem en hij trachtte op wel zeer won
derlijke wijze deze hinderpaal te omzeilen.
Hij schafte zich eentweede, litteraire ik
aan en dat was de vijftiende eeuwse mon
nik Thomas Rowley. Oud-Engelse letter
kunde stond in de tweede helft van de
achttiende eeuw zeer in de belangstelling
en Chatterton meende niet ten onrechte,
dat de geschriften van een dichter, die
driehonder jaar eerder leefde, meer de
aandacht zouden trekken, dan de penne-
vruchten van een jeugdige leerlingklerk.
Dus legde hij zich toe op de studie van
het Middelengels en schreef in deze taal
een groot aantal gedichten, die hij onder
tekende met de naam van Thomas Row
ley.
THOMAS ROWLEY had inderdaad drie
honderd jaar tevoren in Bristol geleefd en
een tamelijk vooraanstaande positie in de
stad bekleed. Chatterton was deze naam
tegengekomen op een aantal oude akten,
die min of meer toevallig in handen ge
komen waren van zijn vader. Maar van
enige litteraire produktie, die aan Rowley
kon worden toegeschreven, was nergens
een spoor të ontdekken. Daar zou Chatter
ton pas driehonderd jaar later voor zorgen.
De respectvolle en vriendelijke brief, die
hij van Horace Walpole ontving, moet de
jongen geweldig blij en trots hebben ge
maakt. Walpole, de gevierde schrijver, het
vermaarde parlementslid, de rijke graaf van
Orford beschouwde hem, de arme puber,
als iemand, van wie hij nog veel leren
kon! En hij wilde er voor zorgen, dat
de gedichten van Rowley werden uitge
geven.
HELAAS DUURDE Chatterton's vreugde
slechts kort. Hij zond Walpole een groot
aantal verzen, maar deze ging niet over
één nacht ijs. Hij liet informeren naar de
onbekende mijnheer Chatterton en liet bo
vendien de gedichten beoordelen door een
paar taalgeleerden. Uit zijn informaties
bleek, dat Chatterton een zestienjarige
schoolmeesterszoon was en de taalgeleer
den verklaarden, dat de gedichten onmo
gelijk door een vijftiende eeuwer geschre
ven konden zijn. Er stonden woorden in,
die Thomas Rowley onmogelijk kon heb
ben gekend, omdat Chatterton ze zelf had
verzonnen! Daarmee was voor Walpole het
spel afgelopen. In een koel briefje be
richtte hij Chatterton, dat hij het bedrog
had ontdekt en gaf de jongen de raad om
zich voortaan maar ijverig aan zijn kler-
kentaak te wijden en geen litteraire grap
jes meer uit te halen.
DEZE REACTIE kwetste Chatterton ont
zettend. Hij hield vol, dat de verzen van
Thomas Rowley echt waren, maar Wal
pole wilde niets meer met hem te maken
hebben. Toch ging Chatterton voort met
het schrijven gedichten in het „Saxon"
onder de naam van Thomas Rowly. Toen
een paar van zijn verzen, die in „ge
woon Engels geschreven waren, in een
tijdschrift werden gepubliceerd, meende
hij van zijn pen te kunnen leven en ver-
36) 44-40 4-10? Tweede fout. Sterker is
9-14 om op 33-29 24x33 38x29 met 4-9 en
9-13 te vervolgen. 37) 30-25 11-17? Derde
fout. Veel beter is 9-13. 38) 37-32.
Prachtig heeft Varno zich combinatie-
kansen geschapen. Er dreigt dam met 25-
20 24x15, 36-31 26x30 en 35x4. En nu
maakte de Nederlandse jeugdkampioen de
vierde fout door met 38) 17-22? te vervol
gen. Stand na 38) zet van wit:
Zwart: 9, 10, 17, 16, 18, 19, 21, 23, 24, 26.
Wit: 25, 32, 33, 34, 35, 36, 38, 40, 42, 48.
Om houdbaar spel te houden moet zwart
spelen 38) 9-13, 39) 34-30 23-29, 40) 33-28
18-23, 41) 36-31 26x37, 42) 42x31 12-18, 43)
31-27 10-14 met gelijk spel.
Un de partij verliep het spel als volgt:
38) 17-22, 39) 33-28 22x33, 40) 38x20
10-15, 41) 48-43 15x24, 42) 25-20 24x15, 43)
36-31 26x30 en na 35x4 gaf zwart zich ge
wonnen.
Bijzonder produktief was het spel van de
IJmuidenaar Theo Tielrooy, die zijn drie
gespeelde partijen alle wist te winnen.
Hieronder het korte partijtje met H. v. d.
Vossen ('t Oosten) (zwart):
1) 33-29 17-22, 2) 39-33 11-17, 3) 44-39 7-
11, 4) 32-28 19-23, 5) 28x19 14x23, 6) 35-30
16-21, 7) 31-26 20-25, 8) 38-32 9-14. Vossen
dreigt met de combinatie 21-27, 22-18, 18x
16, 15x33, 9) 30-24 13-19? De eerste fout.
welke wit keurig afstraft. Er moest als
negende zet met 11-16 worden vervolgd.
10) 24x13 8x19, 11) 37-31 11-16, 12) 31-27
22x31, 13) 36x27 1-7, 14) 33-28 14-20, 15)
39-33 3-8, 16) 41-36 20-24. 17) 29x20 15x24,
18) 42-38 4-9, 19) 43-39 9-13, 20) 49-43 10-
15, 21) 36-31 24-30, 22) 50-44 30-35, 23) 47-
42 15-20, 24) 46-41 5-10, 25) 42-37 10-15, 26)
48-13 20-24? Zwart verloor eenvoudig door
20-24? met 34-29 en 28-22, 26x17. Er is
echter in de stelling na de 26ste zet van
wit volop spel aanwezig.
H. v. d. VOSSEN Ct Oosten)
w,
m
m,
9j.
mm.-
m._
T. TIELROOY (DCY)
Zwart: 2, 6, 7, 8, 12, 13, 15, 16, 17, 18, 19,
20, 21, 23, 25, 35.
Wit: 26, 27, 28, 31, 32. 33, 34, 37, 38, 39,
40, 41, 42, 43. 44, 45.
Indien Vossen nu eens met 26) 7-11 had
vervolgd? Er komt dan 27) 41-36 20-24 of
2-7, en wit forceert met nauwkeurig spel
steeds het voordeel van een stuk.
B. Dukel
Zwart: 10 stukken op 3, 4, 6, 12, 16, 19,
20, 21, 23, 26.
Wit: 10 stukken op 30, 33, 35, 36, 37, 38,
45, 47, 48, 49.
Morseld (wit) kan met 30-24 20x29 33x13
3-9 niets bereiken. In de partij verliep het
spel als volgt:
32) 47-42 20-24. 33) 45-40 12-18, 34) 40-34.
Sterker is 34) 4.9-43, om daarna 37-31 te
vervolgen. 34) 3-9, 35) 49-44 6-11?
Hier maakt zwart een positiefout in de op
bouw. Er moet in plaats van 6-11 9-13, 4-10
en 10-14 worden gespeeld om op de velden
13 en 14 te komen.
trok naar Londen om zich geheel aan let
terkundig werk te gaan wijden. De teleur
stelling, die Walpole hem had bezorgd,
kon hij echter niet verkroppen. Tegenover
iedereen, die maar luisteren wilde, ver
klaarde hij, dat Walpole hem schandelijk
onrecht had aangedaan en dat hij zich nog
wel eens zou wreken.
Het ging Chatterton in Londen steeds
slechter. Hij leed honger, liep een be
schamende ziekte op en zag tenslotte geen
uitweg meer uit zijn lichamelijke en gees
telijke ellende. Op 24 augustus 1770 pleeg
de hij zelfmoord met arsenicum. Hij was
toen nog geen achttien jaar oud.
ENKELE JAREN na zijn dood werden
door bemiddelling van enige vrienden te
Bristol de Rowley-verzen uitgegeven tot
grote verbazing van Walpole, die toen pas
vernam op welk een tragische wijze Chat
terton aan zijn eind was gekomen. De
„Rowley Poems" verwekten grote sensa
tie. De uitgevers lieten in het midden of
deze gedichten werkelijk door Rowley ge
schreven waren en er ontstond een hevige
strijd over de echtheid van de verzen.
Walpole werd tot zijn ergernis ten nauwste
in deze strijd betrokken en moest zich fel
verzetten tegen de voorstanders van de
authenticiteit, die beweerden, dat hij door
zijn botte ongelovigheid de arme Chatter
ton de dood had ingedreven.
De controverse duurde voort tot om
streeks het midden van de negentiende
eeuw, maar tenslotte moest men toch al
gemeen toegeven, dat er te veel taalkun
dige fouten in de gedichten stonden om
ze te kunnen toeschrijven aan een vijftien
de eeuwse auteur. Chatterton moest ze
zelf hebben geschreven, hoewel hij dat
nooit had willen erkennen. Maar deze con
clusie kon alleen leiden tot een grote be
wondering voor de jeugdige dichter. Want
ook al bevatten de Rowley-verzen enige
taalkundige onjuistheden, zij waren ge
schreven in een prachtige taal en getuig
den van een zeer groot dichterlijk talent.
WORDSWORTH noemde Chatterton:
„The marvellous Boy, the sleepless Soul
that perished in his pride." Byron stelde
later Chatterton op de zelfde lijn als
Bruns en Wordsworth. Scott betreurde het,
dat de levensgeschiedenis van Chatterton
nooit door een groot schrijver in een ro
man was verwerkt. Keats noemde Chat
terton „The purest writer in the English
language" en „The most English of poets
except Shakespeare".
De roem, waar Chatterton van had ge
droomd, toen hij akten zat te kopiëren
op het advocatenkantoor, verkreeg hij ten
volle na zijn dood. Onder de Engelse
dichters neemt de geniale jongen een
thans onomstreden ereplaats in. Maar on
willekeurig vraagt men zich af of hij deze
plaats ook ingenomen zou hebben als hij
zichzelf was geweest en niet de litteraire
gedaante had aangenomen van een vijf
tiende eeuwse monnik. Als kunstenaar
was hij een fenomeen en tegelijk een ab
surditeit.
W. Kielich
OP EEN DAG dacht de zon, het gaat
niet goed met mij. Het gaat zelfs met
mij helemaal verkeerd,
„Ik sta lang niet meer zo "mooi aan
de hemel", zei de zon, „als in het
begin van de zomer en ik geef lang
niet meer zoveel warmte. Ik geloof
dat ik verleerd ben hoe dat moet".
Op het ogenblik dat de zon dat zei,
viel hij rrrtsj van de hemel naar be
neden. En hij kwam als een aardig,
klein, bol, héél bol jongetje terecht in
een zigeunerkamp.
Op de trap van een woonwagen za
ten drie zigeunerkindertjes en die za
gen dat bolle jongetje het eerst.
„Wie ben 'jij", vroegen ze, „en waar
kom jij- vandaan?"
„Ik ben de zon", zei het bolle jon
getje, ,en ik kom net van de hemel
gevallen, want ik ben 't eigenlijk een
beetje verleerd om een goede zon te
zijn, zie je".
De drie zigeunerkindertjes vonden
dat bolle jongetje heel aardig en ze
wilden graag iets vriendelijks voor hem
doen. „O, ik leer je wel weer al die
kunstjes die een goede zon moet ken
nen", zei het oudste zigeunerjongetje
heel vriendelijk. „Ik kan alles, weet
je, alles".
HIJ LIEP NAAR het bolle jongetje
toe, maar toen bedacht hij pas, dat
hij eigenlijk maar één kunstje kende
en dat was op zijn handen lopen. En
omdat hij niets anders kende dan dat,
leerde hij het bolle jongetje dat kunst
je maar. Na een poosje kon het bolle
jongetje toen óók op zijn handen lo
pen, maar dat was iets anders, iets
heel anders dan aan de hemel staan
en lekkere warmte geven.
„Wacht", riep het zigeuner meisje,
„ik zal je wel leren hoe je weer een
goede zon moet worden". En het zi
geunermeisje danste naar het bolle
jongetje toe en toen bedacht het zi
geunermeisje pas dat ze eigenlijk niets
anders kon dan dansen en één goochel-
trucje, hel trucje om zichzelf bijna on
zichtbaar te maken. En dat leerde ze
het bolle jongetje toen maar. Na een
tijdje kon het bolle jongetje toen ook
heel goed dansen en zich bijna hele
maal onzichtbaar maken. En hij vond
het zigeunermeisje heel erg lief. Maar
hij had nog niet weer geleerd om mooi
aan de hemel te staan en warmte te
geven.
stond hij nog steeds niet weer aan de
hemel.
„Weet je wat", riepen toen de drie
zigeunerkinderen tegelijk, „we bren
gen je naar onze grootmoeder. Onze
grootmoeder weet altijd alles".
En ze namen het bolle jongetje mee
de woonwagen in en daar zat de groot
moeder op een mooie, paarlemoeren
kist een glaasje wijn te drinken. Ze
hoefden helemaal niets tegen de groot
moeder te zeggen, want die zag dade
lijk wat er aan de hand was.
„Weet je wat jou scheelt," zei de
grootmoeder tegen het bolle jongetje,
„je lamp is stuk. En omdat je lamp
stuk is kun je geen goede zon meer
zijn en ben je van de hemel geval
len. Dat is alles".
„O, is dat alles", zei het bolle jon
getje, „dan zal ik dat gauw verhelpen.
Dank je wel hoor!" En het bolle jon
getje holde het zigeunerkamp uit,
holde de weg op naar de stad en holde
in de stad naar een grote lampenwin
kel.
„Ik wil graag de grootste lamp die
u hebt", zei hij in de lampenwinkel.
En hij kreeg een hele grote lamp, de
Allergrootste lamp die ze in de lam
penwinkel hadden. En die lamp kost
te wel zes gulden.
MAAR HET BOLLE JONGETJE had
niet één gulden, hij had zelfs niet één
cent. En toen de baas van de win
kel hoorde dat hij zelfs niet één cent
had, kreeg hij die lamp niet mee en
moest hij zonder lamp weer de win
kel uit.
Helemaal bedroefd en met heel veel
tranen in zijn ogen liep het bolle jon
getje terug naar het zigeunerkamp. En
hij vertelde de zigeunerkinderen dat hij
geen nieuwe lamp kon krijgen omdat
die wel bijna zes gulden kostte en waar
moest hij nu zes gulden vandaan ha
len?
„Dat weten wij wel", riepen de zi
geunerkinderen. Ze namen het trieste
bolle jongetje bij de hand en holden
met hem terug naar de stad.
En daar in de stad, op het grote
plein vlak voor het stadhuis, gaven
ze een prachtige voorstelling. Het zi
geunermeisje danste en deed het goo-
chelturcje waarbij ze bijna helemaal
verdween. Het oudste zigeunerjongetje
liep op zijn handen, op één hand zelfs,
en het jongste zigeunerjongetje floot
met dubbele tonen een prachtig lied.
En omdat het bolle jongetje ook al
deze kunstjes kende, deed hij ze ook
allemaal.
De mensen die kwamen kijken von
den het erg mooi wat ze deden en ze
gaven bijna allemaal een stuiver of een
dubbeltje.
TOEN ZE ZO ZES gulden bij elkaar
hadden, liepen ze naar de lampenwin
kel, waar ze nog net op tijd, voor de
winkel dicht ging, aankwamen.
Ze legden de zes gulden op de toon
bank en toen kregen ze de allergrootste
lamp die in de winkel was. Het bolle
jongetje schroefde de lamp vlug in zijn
bolle buikje, wuifde naar de zigeuner
kindertjes en rrtsj was hij verdwenen.
De volgende morgen zagen de zigeu
nerkindertjes het bolle jongetje weer
als de zon mooi aan de hemel staan
en daar waren ze erg blij om. Want
hij gaf ook weer net zoveel warmte als
vroeger.
Een enkele keer denkt de zon nog
wel eens aan dat lieve zigeunermeisje.
En dan doet hij weer dat goocheltrucje
van haar, dan laat hij zichzelf bijna
helemaal verdwijnen. Als je daar gro
te mensen naar vraagt, dan noemen
ze dat een zonsverduistering.
Ferdinand Langen
111111 WmÉz
„DAT LEER IK JE dan wel", zei
het jongste zigeunerjongetje, „kijk maar
eens goed naar mij". Maar het jong
ste zigeunerjongetje kon eigenlijk niets
anders dan prachtig fluiten. Twee to
nen tegelijk! Het bolle jongetje leerde
toen ook twee tonen tegelijk fluiten
en het klonk prachtig, maar daarmee
De speelgoeddokter is erg druk,
want heel wat speelgoed is er stuk.
De kinderen komen uit 't hele land,
ze hebben: een auto met 1 band
of een pop zonder armen of oren,
de neus zit opzij, inplaats van voren.
Een brandweerwagen zonder slang,
een conducteursdoos zonder tang.
En als je Piet van Dalen ziet,
dan ga je huilen van verdriet.
Want domme Piet van Dalen
stept altijd met zijn autostep
en botst dan tegen palen.
Nu is het hele wiel weer krom!
„Wees dan ook niet zo oliedom!"
roept luid de speelgoeddokter uit.
„Ik zal 't nog één keer maken
en dan geen paal meer raken!"
Nu rijdt Piet van Dalen
heel netjes langs de palen.
■piaaqjooAhq
tadai uaa sieoz 'uadaaAuooA
apuaquqq jebui uaane
raa^s tbbjii uaa isuissoiciq
Annie van Selm
de stoute kraai
Wat is hier fout in dit
plaatje? De kraai steelt de
slab van Jantje en Jantje
vindt het vreselijk. Wat is
er nu fout?