BERLINALE 1960: een
stortvloed van films
Iers toneelgezelschap speelt
werk van Shaw en Beckett
Concert in Sint Janskerk te Gouda
Willem Rees morgen tachtig jaar
Holland
Festival
Openluchtpremière van
Panchatantia
Surinaamse pers
over „Faja lobbi"
Strijd tussen moeder
en zoon
Regeringsopdrachten aan
twintig componisten
13
Bruikleen van mansportret
van Frans Hals
De Nederlandse Bachvereniging
Openbaar Kunstbezit
koopt werk van Voorzanger
Prix d'Excellence
DONDERDAG 3 0 JUNI 196 0
HET TONEELGEZELSCHAP van Cyril Cusack uit Dublin opgericht in
1946 en gespecialiseerd in de werken van oorspronkelijk Ierse schrijvers als
Synge, Shaw en O'Casey heeft buiten het groene eiland
van herkomst vooral bekendheid gekregen door zijn optreden
in het Theatre des Nations te Parijs, nu alweer zes jaar ge
leden. Ook in Amerika heeft deze acteur, die voor en tijdens
de oorlog aan het roemruchte Abbey Theatre verbonden
was, veel succes gehad. Thans neemt hij voor het eerst met
zijn ensemble deel aan het Holland Festival en wel met een
amusante opvoering van „Arms and the man" van B. Shaw.
In Nederland is dit stuk het laatst door
„Comedia" onder regie van Johan de
Meester als „De held en de soldaat" ge
speeld, aan het eind van de veertiger ja
ren. Het is een van Shaw's eerste blijspe
len, daterend van 1894. Het was toen de
hoogste tijd om de dweepzieke heldenvere
ring, waarin de romantiek steeds vozer
ontaardde, door middel van spot te bestrij
den. Zeer effectief (maar aanvankelijk
daardoor nogal wat misverstand wekkend
ten aanzien van de artistieke waarde)
heeft Shaw dat gedaan door zijn moralis
tische klucht in elkaar te zetten met in
achtneming van de conventies, die voor de
de operette gangbaar waren. Daarbij zorg
de de buitenlandse politiek van Gladstone
(sympathie met de bevrijding van de
Balkanstaten uit het gruwelijke wanbe
heer van de Turken) voor de gewenste
actualiteit bij. de plaatsing der handeling
in een spectaculair milieu. Voor de eigen
zinnige socialist Shaw bestond het liberale
idealisme voornamelijk uit niet minder
overdreven retoriek van holle leuzen en
versleten sentiment.
Maar men doet hem wezenlijk onrecht
door in navolging van hemzelf van een
antiromantische komedie te spreken. Shaw
was namelijk (en wie het nog niet wist kan
het uit zijn gedrukte en thans ook gespeel
de correspondentie nog gemakkelijker dan
voorheen gewaar worden) zelf een aarts
romanticus. Hij bestreed alleen de zinloze
cultus van het byronisme, het tot niets
verplichtende spelen met vuur van loze
woorden, de vergoding van het heldendom
in met klatergoud beslikte uniformen, kort
om de ongezonde uitwassen. Doch hij stel
de daar een andere vorm van romantiek
voor in de plaats, een niet minder geïdea
liseerde visie op de werkelijkheid: het ver
trouwen in de overwinning van het vrije
verstand. Tegenover de op waan en toeval
berustende bravoure van de amateuris
tische officier Sergius heeft Shaw de prak
tische en doelbewuste beroepssoldaat
Bluntschli getekend als een nieuw soort
veroveraar, eenvoudig en effectief, een
rationele avonturier, die 't leven voldoen
de liefheeft om het te willen behouden en
verbeteren. Plezierige zelfspot maakt de
ze echte minnaar tot een van de aardigste
schepselen van Shaw's geestelijk vader
schap.
De ironie is trouwens in alle opzichten
werkzaam in dit paradestuk van het an-
timilitarisme. Men heeft er enkele koste
lijke scènes aan te danken, waar een Mo
lière zich niet voor geschaamd zou héb
ben. En men gevoelt daardoor zelfs zo
iets als sympathie voor de vrouwelijke
hoofdpersoon, die immers haar intelligen
tie gebruikt om haar natuurlijke gevoe
lens het beslissende woord te laten spre
ken. De rol van kapitein Bluntschli, die
pastilles boven patronen verkiest, werd
door Cyril Cusack met joyeuze eenvoud
en gereserveerde humor opmerkelijk goed
gespeeld. Seamus Locke zorgde als Ser
gius met de allure van een tenor uit
een provinciale opera voor het gewenste
contrast van opgepoetste domheid. Van
Maureen Cusack, Shelah Richards, Ann
O'Dwyer, Paul Farrell en P. J. Stephens
zag men woensdagavond in Amster
dam de in principe gewenste typerin
gen. Zonder nodeloos chargeren gaven
zij de situaties hun komische uitwerking en
de slagzinnen van de tekst hun scherpe
puntigheid.
DE VOORSTELLING werd aangevuld
met de navrante éénakter of lyrische mo
noloog „Krapp's last tape" van Samuel
Beckett, door Cyril Cusack met geconcen
treerde expressiviteit vertolkt. Dit is het
eerste van zijn werken voor het toneel,
Heden in Bloemendaal
Hedenavond geeft de „Little Ballet
Troupe from Bombay" in het Openlucht
theater te Bloemendaal de Holland Festi
valpremière van „Panchatantra".
Het verhaal van deze dans betreft de
legendarische koning Amar Shakti, die drie
domme zoons had. Ze weigerden ook maar
iets te leren. Ten einde raad zocht de ko
ning de hulp van de wijze Pandit Visjnoe
Sharma, die hen door middel van dier
fabels de kunst van verstandig leven bij
bracht. In de cyclus „Panchatantra" zijn
het de kraai en de muis, dieren die tot een
elkaar van oudsher vijandige soort behoren,
die vriendschap slui
ten. Het zijn de kraai
Laghupatnak en de
muis Hiranyak,cdie in
verstandige samen
werking hun mede-
dieren trachten te be
schermen tegen de
listen van de jagers:
de kraai is altijd snel
ter plaatse en draagt
zijn muizenvriend op zijn vluchten op de
rug mee. Zo redden zij duiven, die in een
val zijn geraakt. Een derde vriend, de
schildpad, die een wijze leraar is, voegt
zich bij hen. Een muizenkolonie, die niet
naar de woorden van Hiranyak wil luis
teren, kunnen zij niet redden: die valt ten
offer aan de kat. Het door de jager be
laagde hert wordt door hen met list uit
zijn strikken bevrijd, al moet de trage
schildpad, die niét zo snel uit de weg kan,
een angstige tijd als gijzelaar bij de jager
door maken. Maar ook de schildpad gelukt
het door een list van het hert weer vrij te
komen. „Is dit bos soms betoverd?", vraagt
de verbaasde jager en hij keert terug op
zijn schreden. Dan biedt het bos de dieren
weer een vrije woonplaats en een on
bekommerd leven.
De muziek, zoals bij alle Indische dans
vormen, speelt hierbij een grote rol. De
verschillende melodie- en ritmepatronen
behoren in feite niet alleen bij bepaalde
uren van de dag en bij bepaalde tijden van
het jaar, maar zij zijn eveneens onafschei
delijk geassocieerd met bepaalde gemoeds
stemmingen. De zangstem vervult in deze
muziek een bijzondere rol.
die deze zich doorgaans van het Frans
bedienende Ierste schrijver rechtstreeks in
zijn moedertaal heeft opgesteld. Mag men
daaruit de conclusie trekken, dat het hier
om regelrechte uitdrukking van eigen er
varing gaat? Er is in ieder geval geen
sprake van distributie van vertaalde emo
ties over andere personen. Maar volgens
mij is deze poëzie wel degelijk drama
tisch, niet alleen door de theatrale bewo
genheid, maar ook en vooral omdat de so
listisch optredende figuur tegelijk de rol
speelt, die hij van zijn leven heeft ge
maakt. En wel op een bijzonder letterlijke
manier: de oude Krapp bezit namelijk een
verzameling magnetofoonbanden, waarop
hij een gesproken dagboek heeft bijgehou
den. In kunstmatige opwinding houdt hij
zichzelf bezig met deze mondelinge kro
niek van verloren tijd. De eenzaamheid
van de man, wiens avond woest en ledig
is, krijgt een afschuwelijk reliëf door de
afgedraaide herinnering aan een grote
liefde van dertig jaar geleden, waarvan
de evocatie toen al werd besloten met de
bekentenis het ondanks alles niet te willen
overdoen
Men vraagt zich af wat Beckett nog kan
laten volgen. In „Wachten op Godot" be
stond er nog zoiets als de dwaasheid van
de illusie van het onbekende. In „Fin de
partie" werd de absurditeit van het be
staan getoond in de wegkwijnende vormen
van parasitaire gedaanten. Hier is de mo
gelijkheid van geluk al bij voorbaat be
dorven. En na de alleenspraak? Men
denkt aan het verhaal door Heinrich Böll
van de man, die een geluidsband van alle
stukken stilte uit een reeks hoorspelen
heeft samengesteld.
David Koning
De commentaren in Surinaamse kran
ten over de film van Herman van der
Horst „Faja lobbi" lopeft uiteen van
groots en fascinerend tot „grandioos en
mislukking".
„De West" merkte op, dat de cineast
zich op waarlijk koninklijke wijze van zijn
taak heeft gekweten. „Hij moet wel met
ogen en oren ons land verslonden hebben
om dit meesterlijke werk te kunnen schep
pen. Beeld en geluid zijn vibrerend van
leven en ritme. Van der Horst heeft het
juiste evenwicht tussen beeld en klank we
ten te vinden. Voor ons allen hier zal dit
kunstwerk een openbaring zijn en blijven.
Misschien juist wel, omdat Van der Horst
als volkomen outsider hier kwam en fau
na en flora en heel het bonte mensenge-
doe als het ware indronk, was het moge
lijk dat hij een dergelijk objectief beeld
van land en volk kon scheppen".
„De nieuwe tijd" schrijft o.a. dat de
filmer de prachtigste opnamen heeft ge
maakt en dat de film dan ook voorname
lijk uitmunt door de fotografie. „Er kle
ven evenwel uit artistiek oogpunt bezien
toch nog verschillende fouten aan, als ge
volg waarvan zij ons niet heeft kunnen ont
roeren, hetgeen bij een betere montage
wel mogelijk ware geweest. De cineast
heeft vaak de fragmenten ietwat- onsa
menhangend aan elkaar geregen. Hoewel
„Faja lobbi" een fascinerend geheel is ge
worden, komt het ons voor, dat Herman
van der Horst een prachtkans voorbij
heeft laten gaan om een meesterwerk te
maken".
Het blad „Suriname" noemt de film
„grandioos, omdat Van der Horst ons ver
rast met een weelde van kleuren, omdat
Van der Horst ons minutieuze details van
land en volk, van bos en rivier, van mens
en beest laat zien, die wij zelf niet ken
den en die zo overtuigend van zijn grote
liefde voor ons, voor ons land spreken,
dat men er ontroerd door kan worden.
Maar eveneens een mislukking, omdat
deze aan Suriname opgedragen film wel
iswaar de vurige liefde uitdraagt van de
cineast, maar Suriname in vele opzichten
tekort doet. Want het Suriname van 1960
is niet alleen het Suriname van de
zwijgende Indiaan of de luidruchtige bos
neger, het land van de stroomversnellin
gen alleen en de oerwoudreuzen.".
In de verzamelingen van het Frans Hals
museum wordt gedurende enige maanden
als bruikleen een mansportret van Frans
Hals geëxposeerd. Het portret, dat afkom
stig is uit particulier bezit, dateert van
omstreeks 1645. Het kunstwerk heeft een
tijdelijke plaats in de nabijheid van het
groepsportret van de Regenten van het St.
Elisabelhsgasthuis, dat enige jaren eerder
is ontstaan.
Francoisc Sagan. De echtscheiding tus
sen de bekende schrijfster Frangoise Sa
gan, 24 jaar, en uitgever Guy Schoeller, 44
jaar, is uitgesproken. Hun huwelijk, twee
jaar geleden gesloten, is met wederzijds
goedvinden ontbonden.
Advertentie
Ontelbare vrouwen herinneren zich het boeiende verhaal „Huibert
Kollewijns Opgang" door Louis van Orden. Deze beroemde Neder
landse auteur schreef voor Libelle een nieuw dramatisch feuilleton
over de strijd tussen een moeder ea haar zoon, getiteld„OM HET
HART VAN EEN ZOON".
In de nieuwe Libelle leest u bovendien over het offer, dat een
Nederlandse huisvrouw bracht voor de bewoners van een troosteloos
vluchtelingenkamp.
Natuurlijk in Libelle, want LIBELLE is nu eenmaal beter'.
DE RESTAURATIE van het beroemde orgel in de Sint Janskerk te Gouda is
bijna voltooid. Over enkele weken, waarschijnlijk in de maand september, zal
het fraaie instrument met een concert officieel in gebruik genomen worden. Maar
op het concert, dat woensdagavond door de Nederlandse Bachvereniging in de
Goudse kerk werd gegeven als een der muzikale manifestaties in het Holland
kestival, heeft men het orgel reeds kunnen horen en genoten van de zeldzame
glans van de registerklanken.
De organist Albert de Klerk gaf als in
leiding van het festivalconcert een uitvoe
ring van vier orgelwerkjes van een der
grootste componisten van de Franse barok:
Jean Francois Dandrieu. Hij was een dei-
voortreffelijkste clavenisten van zijn tijd.
Maar ook als kerkmusicus, als organist en
componist was hij een man van bijzondere
betekenis. De orgelmuziek van Dandrieu,
die door Albert de Klerk zo uitmuntend
en met stralende klank werd gespeeld, gaf
daarvan een overtuigend bewijs. Het orgel
met zijn tintelende,
'.ilveren klanken leent
zich uitnemend voor
de verklanking van
deze levendige of be
zonken Franse mu
ziek, die noch de rijk
geornamenteerde cla-
vecimbelmuziek, noch
haar verheven af
komst van de vocale
polyfonie verloochent. De orgelmuziek van
Dandrieu zou niet het enige werk van
Franse origine zijn. Daarbij kon men ook
de twee grote koorwerken, het Usquequo
Domine van M. R. Lalaude en het „Te
Deum" van Mare Antoine Charpentier
voegen, die in het overwegend Frans geo
riënteerde programma waren opgenomen.
Het kerkelijke werk van Lalaude verte
genwoordigt met zijn ingetogen, beschou
wende tekst en muziek een andere geeste
lijke sfeer dan het extatische „Te Deum"
van Charpentier. Dit onderscheid kwam in
de fraaie uitvoeringen treffend tot uitdruk
king. Zowel het koor van de Nederlandse
Bachvereniging als de solisten en het be
geleidende Nederlands Kamerorkest hand
haafden het specifieke karakter door inge
togen zang, maar ook door de stralende
klankjubel van menselijke stemmen en in
strumenten. En de klank van het orgel
voegde zich hierbij tot een eenheid van
grote schoonheid.
Om praktische redenen waren blijkbaar
De staatssecretaris van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen mr. Y. Schol
ten heeft de volgende opdrachten aan Ne
derlandse componisten verleend: een werk
voor normaal bezet symfonie-orkest aan
Ton de Leeuw; een niet te moeilijk werk
voor vrouwenkoor a capella of met instru
mentale begeleiding aan Marius Flothuis;
een werk voor orgel aan Jan Mul; een
concert voor piano en orkest aan Hans
Kox; een werk voor zangstem met bege
leiding van klein orkest aan Rudolf
Escher; een eenvoudig uitvoerbaar werk
voor driestemmig koor (sopraan, alt en
één mannenstem) met orkestbegeleiding
aan Herman Strategier; een eenvoudig uit
voerbaar werk voor gemengd koor met
begeleiding van harmonie en/of fanfare-or
kest aan Meindert Boekei; een eenvoudig
uitvoerbaar werk voor harmonie-orkest
aan Karei Mengelberg; enkele werken
voor mannenkoor a capella aan Jacques
Reuland; een concert voor blokfluit met
begeleiding van kamerorkest aan Peter
Schat; een kwintet voor blazers aan
Guillaume Landré; een pianokwintet aan
Danië Ruyneman; een werk voor drie tot
vijf blazers met piano aan Jan van Vlij
men; een werk voor blaas- of strijkin
strumenten met piano aan Jan Wisse.
Voorts heeft de staatssecretaris de vol
gende opdrachten verleend voor 't compo
neren van werken, geschikt om gespeeld
te worden door jeugdige amateurs: een
kort stuk voor twee blokfluiten aan Nico
Schuyt en Max Vredenburg; een kort stuk
voor drie blaasinstrumenten aan Louis An-
driessen en Jan Felderhof; een kort stuk
voor twee strijkinstrumenten aan Jan van
Dijk en Jaap Geraedts.
WEST-BERLIJN, 28 juni. Circa 2400 mensen uit meer dan vijftig verschillende
landen en uit alle werelddelen zijn naar West-Berlijn gekomen, ter bijwoning van
het internationale filmfestival, de Berlinale. Onder hen bevinden zich meer dan vijf
honderd journalisten; de anderen zijn filmproducenten, -regisseurs, -importeurs,
-exporteurs, -„sterren", enz. en uit hun aanwezigheid in zo groten getale blijkt wel,
dat het internationale filmbedrijf waarde hecht aan de Berlinale, die voor dit bedrijf
bovenal uitgangspunt is voor het doen van zaken. Deze Berlinale is de tiende sinds
het uiterst-bescheiden begin in 1951 en zij heeft dus enigszins een jubileumkarakter.
Zij is gegroeid tot een indrukwekkende manifestatie. Er zijn veertig landen vertegen
woordigd met films en uit de redevoeringen van Berlijns burgervader Willy Brandt
blykt enige trots over de bereikte resultaten, die dan ook inderdaad opmerkelijk zijn.
de solisten achter het orkest opgesteld, het
geen voor de radio-opnamen, die gemaakt
werden, gunstig was. Voor de talrijke toe
hoorders in het kerkgebouw betekende
deze opstelling vaak een wegvallen van de
goede klankverhoudingen tussen orkest en
solisten. Overigens kon men zeer onder de
indruk komen van hun zang.
Annette de la Bije fungeerde in deze
koonverken als eerste sopraan, Annemie
van Tricht wist zich naast deze eminente
zangeres als tweede sopraan uitstekend te
handhaven. Aafje Heynis' stem klonk soms
wat „ver weg", maar onder gunstige om
standigheden werd haar stemklank als die
van een zeer mooi strijkinstrument. De
vertolking door de tenor Tom Brand viel
eveneens te loven. Veel waardering ver
dient ook het Nederlands Kamerorkest met
zijn solisten voor de steun aan de uitvoe
ringen verleend.
Afzonderlijk zij. de vertolking vermeld
van de Cantate no. 51 van Johann Sebas
tian Bach door de sopraan Erna Spooren-
berg en het Nederlands Kamerorkest, dat
zich gewillig overgaf aan de dwingende
directie van dr. Anlhon van der Horst. Met
haar magistrale voordracht van de cantate
toonde zij zich een van onze grootste zan
geressen. Het orkest stond haar bij deze
vertolking prachtig terzijde, en speciaal
mag wel de trompettist Marinus Komst
voor zijn zeldzaam mooi solo-spel genoemd
worden.
En ten slotte gaan onze gevoelens van
dankbaarheid uit naar dr. Anthon van dei-
Horst, wiens artistieke leiding dit kerk-
concert tot een belangrijke gebeurtenis van
het festival maakte.
De stichting „Openbaar Kunstbezit" heeft
drie aquarellen van de Haarlemse schilder
A. Voorzanger aangekocht. De heer Voor
zanger exposeert tekeningen en aquarellen
tot 9 juli in gebouw „Bloemenheuvel" te
Bloemendaal.
Spencer Tracy (rechts) in de film
„Inherit the wind".
Voorstellingen in de Waldbühne brengen
voor de te vertonen films zekere risico's
met zich mede, want als er 25.000 mensen
naar een film kijken, zou het wel een won
der zijn, als iedereen in dezelfde mate door
die film zou worden geboeid. Zondagavond
voltrok zich dat wonder in elk geval niet
bij de film „Freddy und die Melodie der
Nacht", met de acteur-zanger Freddy
Quinn. Als Freddy middenin het overigens
wel aardige en soms spannende verhaal een
lied zong, applaudisseerde een deel van het
publiek en floot een ander deel. Als hem
een overval dreigde riep men hier en daar
„Pas op!" en anderen lachten honend. Er
zaten ook nog een paar grappenmakers met
toetertjes en in één hoek van het theater
waren vooral de nozems goed vertegen
woordigd, die meer sympathie leken të
hebben voor de boeven in het verhaal dan
voor de rechtschapen liedenIs het
wonder, dat filmproducenten of -verhuur
ders veel aarzeling moeten overwinnen
voor ze een film afstaan voor vertoning in
die Waldbühne?
Op festivalpeil stond deze film beslist
niet, maar dat verwacht ook geen bezoeker
van dit theater. Beslist' wel op festivaipeil
stond de in de gewone festivalbioscopen
vertoonde nieuwste film van de Ameri
kaanse onafhankelijke producent-regisseur
Stanley Kramer: „Inherit the Wind", die
in ons land zal worden uitgebracht onder
de titel zal wind erven". Daarin be
handelt Kramer, overigens naar het toneel
stuk, dat reeds te onzent gespeeld is, het
zogenaamde „apenproces", dat in 1925 in
een Amerikaanse stad in de staat Tennes
see werd gevoerd tegen een onderwijzer, die
de evolutietheorie van Darwin had behan
deld, hetgeen de orthodox-protestantse be
volking zag als een aanval op het bijbel
verhaal over de schepping, -en ingevolge
de wetten van die staat betekende dat
wetsschending.
Kramer heeft er een bijzonder-knappe
film van gemaakt, die naar de inhoud een
pleidooi wil zijn voor de vrijheid van me
ningsuiting en die daarom ook het pu
bliek van 1960 nog wel iets te zeggen heeft,
nu de evolutieleer van Darwin algemeen
aanvaard is en die naar de vorm een
bevestiging werd. niet slechts van Kramers
cinegrafische kwaliteiten, maar tevens van
de acteerkracht van Spencer Tracy en Fre-
dric March, die de eigenlijke hoofdrollen
spelen, respectievelijk als de verdediger
van de onderwijzer en als de openbare aan
klager. Dat werden staaltjes van subliem
acteren, hetgeen misschien niet zoveel met
filmkunst te maken heeft, maar een genot
is om te zien.
Goed werk uit Japan en een
verrassing uit Zuid-Korea
Japan vertoonde ook een belangrijke
film, Drie liefdes, die eigenlijk drie ver
schillende korte verhalen vertelt; alle met
de liefde van een vrouw -als onderwerp,
maar dooi; verschillende regisseurs ge
maakt en door verschillende actrices en
acteurs gespeeld. De drie verhalen zijn
soms verrassend in hun wendingen en hou
den steeds de aandacht geboeid, ook omdat
het tempo zeer vlot is. Dat laatste dankt
men stellig aan het feit, dat men in Japan,
voor men deze film naar de Berlinale
stuurde, ingrijpende wijzigingen in de op
zet heeft aangebracht omdat een westers
publiek andere filmeisen stelt dan een oos
ters. Zo kon^Jiet gebeuren, dat de ons ver
strekte persgegevens over de film stukjes
dialoog en foto's van scènes vertoonden, die
in de film niet te vinden waren.
Een verrassing kwam uit Zuid-Korea, na
melijk een weliswaar naïeve, maar toch be
koorlijke speelfilm „Na regen komt. zonne
schijn", met het nu en dan zelfs ontroeren
de verhaal van lief en leed van een arm
schoolmeisje. Het is voor ons Westeuro
peanen, niet steeds aantrekkelijk, op festi
vals films te zien uit landen, wier film-
produktie nog in de kinderschoenen staat
en wier films dus voor onze begrippen vaak
onverteerbaar zijn, maar des te meer waar
deert men het als men dan ineens uit een
land als Zuid-Korea een film ziet „die
wat begint te lijken" en die tóch typisch-
oosters gebleven is.
Humor uit Finland en uit
Frankrijk
Humor kwam er ditmaal onder andere
uit Finland, dat een voor een land met zulk
een kleine bevolking omvangrijke filmpro-
auktie heeft, welke te onzent vrijwel on
bekend is. „Tweemaal verliefd" was de
titel van de Finse filmkomedie, die bewees,
dat de Finnen daar in dat hoge noorden
niet allen onder alle omstandigheden zulke
ernstige mensen zijn, als wij misschien ge
neigd waren te geloven.
Humor kwam er ook uit Frankrijk, dat
de openingsavond „Les Jeux de 1'Amour"
(Liefdesspelletjes) vertoonde, een nogal on
deugende maar tevens ontwapenend-char-
mante komedie van een jong regisseur. Phi
lippe de Broca, gespeeld door een jonge ac
trice, Geneviève Cluny van wie ook het
idee voor de film afkomstig was en twee
jonge acteurs: Jean-Pierre Cassel en Jean-
Louis Maury.
Aangezien Harold Lloyd, eens Ameri-
ka's filmkomiek nummer één en in ons
land bekend als „Kareltje", hier voorzitter
is van de jury voor de speelfilms, mag men
een alleszins deskundig oordeel verwachten
over de Berlinalefilms-met-humor.
Mocht er een prijs zijn voor de slechtste
film van het festival, dan zou men die, op
grond van de tot nu toe vertoonde werken,
kunnen verdelen tussen Brazilië en Argen
tinië. Uit Brazilië kwam een voor de be
weging voor morele herbewapening ge
maakte, uitermate slechte kleurenfilm,
„Mannen van Brazilië", en uit Argentinië
een nogal zonderling geval, „Het eind van
het feest", van een regisseur met een Scan
dinavische achternaam, Leopoldo Torre
Nilsson.
Op het ogenblik dat ik dit artikel ver
zend, moet de Nederlandse bijdrage tot het
festival nog in vertoning komen: Herman
van der Horsts grote klcurendocumentaire
over Suriname, „Faja Lobbi". Van der
Horst zal zelf bij de vertoning aanwezig
zijn. Zijn film kreeg een ereplaats in het
festival, namelijk op een geheel aan de
cultuur gewijde dag, waarop we 's avonds
de opera „Der Rosenkavalier" gaan zien.
Jan Koomen
Morgen, vrijdag 1
juli, wordt de Haar
lemse schilder Wil
lem Rees tachtig jaar.
Van drie tot vijf uur
staat zijn woning,
Veiserstraat 64 rd.,
open voor de vele
vrienden die vastbe
sloten zijn deze gele
genheid aan te grij
pen om Willem Rees
en zijn echtgenote
zonder bescheiden
heid te laten merken
hoezeer zij gewaar-
ieerd worden.
Willem Karei Rees
.verd in 1880 in Haar-
.em geboren. Hij ont
ving zijn opleiding
aan de Haarlemse
School voor Kunst
nijverheid aan de
Dreef, avond aan
avond drie uur stu
deren. Hij werkte in
de schilderklasse van
Krabbé, maar was
ook leerling van ar
chitect De Basel.
Door deze laatste
kwam hij in contact
met de bekende schil
der en ontwerper G.
W. Dijsselhof, die
hem liet meewerken
aan een opdracht
waarin grote batiks
verwerkt waren.
Daarvóór was Rees
ontwerper geweest
op het Haarlemse decor rlie-atelier van
Veldheer, waar een werkjongen, met pet,
achttien cent per uur verdiende en een
ontwerper twintig cent, met het recht een
hoedje te dragen. Via een opdracht tot het
kopiëren van een schilderij van Van
Ostade, kreeg hij naam als kopiist en dooi
de hieruit voortvloeiende opdrachten van
vele vooraanstaande families, bleef hem
weinig tijd over zich aan de eigen schil
derkunst te wijden. Bij Rees' vijfenzeven
tigste verjaardag schreef Otto B. de Kat
hierover: „Te zwaarder viel hem dit, daar
hij zich ervan bewust was dat hij de eigen
vorm moest zoeken, onafhankelijk van zijn
begrip voor, en kennis van; oude meesters.
Zijn verantwoordelijkheidsgevoel en grote
eerlijkheid dwongen hem steeds zichzelf
te wezen". Zo zegt Willem Rees: „Als ik
een schilderij gemaakt heb, moet ik het
toch vooral zelf in de eerste plaats goed
vinden. Bevalt het mij niet geheel, dan
maakt de door anderen verkondigde lof
het voor mij niet beter". Otto de Kat te
kent hier bij aan: „Deze bescheidenheid
tekent ook zijn schilderstrols".
In het begin van deze eeuw heeft Willem
Rees meegewerkt aan de vernieuwing van
het kunstambacht. Zijn bekwaamheid als
schilder werd erkend door aankopen en
opdrachten, onder andere van de gemeente
Haarlem, het ministerie van Binnenlandse
Zaken. Werk van hem is in het bezit van
Teylers Museum, het Frans Halsmuseum,
het Rijksprentenkabinet, de verzameling
van provincie en gemeente en in de galerij
van directeursportretten van de Neder
landse Bank. Sinds 1913 is hij lid van
Kunst Zij Ons Doel, welk genootschap hem
tot lid van verdienste heeft benoemd.
Willem Rees is jeugdig. Hij heeft altijd
met een grote innerlijke rust de onrust dei-
tijden weten op te vangen. Als hij spreekt
doet hij dat kalm, niet uit voorzichtigheid
weloverwogen; hij heeft geen neiging tot
formuleerlust. Men voelt bij alles wat hij
zegt dat het geen gevolg is van een be
dachtzaam tot stand gebrachte mening,
maar dat het een levensuiting is die de hele
mens Rees kenmerkt. Hij leeft helemaal in
alles wat hij zegt. Zijn artistiek geweten
heeft hij niet voorbehouden aan zijn kunst.
Hij heeft een innerlijke zekerheid, die hij
niet als dwang aan zijn omgeving oplegt,
maar die hem juist een ideale kameraad
doet zijn, niet in de toffe zin van het
woord. Zijn charmante bescheidenheid doet
hem openstaan voor ook het meest actuele.
De moderne kunst heeft in hem geen prin
cipiële voor- of tegenstander. Hij beoor
deelt niet de stroming de golfslag heeft
hij te dikwijls op en neer zien gaan
maar het werk zelf. Soms zegt hij: „Ik zou
willen dat ik dit werk meer bewonderen
kon", maar werk van bijvoorbeeld Luce-
bert, Corneille en Appel heeft hem over
tuigd. „Ik zag laatst een Appel, zo mooi,
en toen dacht ik: laten ze nou maar eens
'n keer hun mond houden allemaal".
„De getijdewisseling in de kunst gaat zo
snel, het is tegenwoordig een dringen om
er bij te komen want anders lig je ernaast".
„Maar ja, het bestaan telt ook mee. Armoe
is wel een mooie theorie, maar„Ik
heb al zoveel goden zien vallen". Het zijn
geen uitingen van een man die met het
voortschrijden der jaren de resignatie heeft
geleerd; maar van een man die in een rots
vaste overtuiging steeds de modieuze am
bitie en eerzucht ver van zich heeft gehou
den, die zijn werk met een innerlijke ze
kerheid maakte welke de tijd niet op een
afstand hield, maar wèl betrekkelijk maak
te. Dit rustige evenwicht geeft Willem Rees
zijn door vrienden zo beminde onwankel
baarheid. Hij heeft er steeds bij behoord,
hij staat midden in'zijn tijd, maar gean
kerd. Hij hoeft zich niet op zijn leeftijd
te laten voorstaan „oud word je vanzelf"
maar mag dat wel doen om de wijze waar
op hij jong is gebleven, altijd Willem Rees
is gebleven. Daarom is de kenschetsing,
die de onvolprezen J. H. de Bois in 1938
in ons blad schreef, nog onveranderd waar:
„Zijn opgewektheid en gelukkig gemis aan
felle eerzicht beloven hem een onvergrijsde
ouderdom en een door teleurgestelde am
bities niet verslapte werklust. Met Rees
iets minder oppervlakkig aan de praat ra
kend treft men een welgeordend geheugen,
een logisch doordenken en een zich niet
opdringend gevoel voor stille humor aan,
die gemeenlijk meer des filosofen dan des
bacchantischen kunstenaars zijn".
Geslaagd voor het examen ter verkrij
ging van de Prix d'Exellence voor piano,
Miep Simonis, leerling van het Rotterdams
Toonkunst Conservatorium, uit de klasse
van Lilly van Spengen.
Schenking voor U.B. De Amsterdamse
gemeenteraad heeft het voorstel van B. en
W. ontvangen het handschrift te aanvaar
den „Leidraad door de werken van Hein
rich Heine (Heine-krabbels)" en een col
lectie boekwerken van en over Heinrich
Heine, die de heer S. G. A. Crommelin aan
de gemeente, ten behoeve van de Univer-
siteils-Bibliotheek, heeft aangeboden