BERLINALE 1960: een stortvloed van films Iers toneelgezelschap speelt werk van Shaw en Beckett Concert in Sint Janskerk te Gouda Willem Rees morgen tachtig jaar Holland Festival Openluchtpremière van Panchatantia Surinaamse pers over „Faja lobbi" Strijd tussen moeder en zoon Regeringsopdrachten aan twintig componisten 13 Bruikleen van mansportret van Frans Hals De Nederlandse Bachvereniging Openbaar Kunstbezit koopt werk van Voorzanger Prix d'Excellence DONDERDAG 3 0 JUNI 196 0 HET TONEELGEZELSCHAP van Cyril Cusack uit Dublin opgericht in 1946 en gespecialiseerd in de werken van oorspronkelijk Ierse schrijvers als Synge, Shaw en O'Casey heeft buiten het groene eiland van herkomst vooral bekendheid gekregen door zijn optreden in het Theatre des Nations te Parijs, nu alweer zes jaar ge leden. Ook in Amerika heeft deze acteur, die voor en tijdens de oorlog aan het roemruchte Abbey Theatre verbonden was, veel succes gehad. Thans neemt hij voor het eerst met zijn ensemble deel aan het Holland Festival en wel met een amusante opvoering van „Arms and the man" van B. Shaw. In Nederland is dit stuk het laatst door „Comedia" onder regie van Johan de Meester als „De held en de soldaat" ge speeld, aan het eind van de veertiger ja ren. Het is een van Shaw's eerste blijspe len, daterend van 1894. Het was toen de hoogste tijd om de dweepzieke heldenvere ring, waarin de romantiek steeds vozer ontaardde, door middel van spot te bestrij den. Zeer effectief (maar aanvankelijk daardoor nogal wat misverstand wekkend ten aanzien van de artistieke waarde) heeft Shaw dat gedaan door zijn moralis tische klucht in elkaar te zetten met in achtneming van de conventies, die voor de de operette gangbaar waren. Daarbij zorg de de buitenlandse politiek van Gladstone (sympathie met de bevrijding van de Balkanstaten uit het gruwelijke wanbe heer van de Turken) voor de gewenste actualiteit bij. de plaatsing der handeling in een spectaculair milieu. Voor de eigen zinnige socialist Shaw bestond het liberale idealisme voornamelijk uit niet minder overdreven retoriek van holle leuzen en versleten sentiment. Maar men doet hem wezenlijk onrecht door in navolging van hemzelf van een antiromantische komedie te spreken. Shaw was namelijk (en wie het nog niet wist kan het uit zijn gedrukte en thans ook gespeel de correspondentie nog gemakkelijker dan voorheen gewaar worden) zelf een aarts romanticus. Hij bestreed alleen de zinloze cultus van het byronisme, het tot niets verplichtende spelen met vuur van loze woorden, de vergoding van het heldendom in met klatergoud beslikte uniformen, kort om de ongezonde uitwassen. Doch hij stel de daar een andere vorm van romantiek voor in de plaats, een niet minder geïdea liseerde visie op de werkelijkheid: het ver trouwen in de overwinning van het vrije verstand. Tegenover de op waan en toeval berustende bravoure van de amateuris tische officier Sergius heeft Shaw de prak tische en doelbewuste beroepssoldaat Bluntschli getekend als een nieuw soort veroveraar, eenvoudig en effectief, een rationele avonturier, die 't leven voldoen de liefheeft om het te willen behouden en verbeteren. Plezierige zelfspot maakt de ze echte minnaar tot een van de aardigste schepselen van Shaw's geestelijk vader schap. De ironie is trouwens in alle opzichten werkzaam in dit paradestuk van het an- timilitarisme. Men heeft er enkele koste lijke scènes aan te danken, waar een Mo lière zich niet voor geschaamd zou héb ben. En men gevoelt daardoor zelfs zo iets als sympathie voor de vrouwelijke hoofdpersoon, die immers haar intelligen tie gebruikt om haar natuurlijke gevoe lens het beslissende woord te laten spre ken. De rol van kapitein Bluntschli, die pastilles boven patronen verkiest, werd door Cyril Cusack met joyeuze eenvoud en gereserveerde humor opmerkelijk goed gespeeld. Seamus Locke zorgde als Ser gius met de allure van een tenor uit een provinciale opera voor het gewenste contrast van opgepoetste domheid. Van Maureen Cusack, Shelah Richards, Ann O'Dwyer, Paul Farrell en P. J. Stephens zag men woensdagavond in Amster dam de in principe gewenste typerin gen. Zonder nodeloos chargeren gaven zij de situaties hun komische uitwerking en de slagzinnen van de tekst hun scherpe puntigheid. DE VOORSTELLING werd aangevuld met de navrante éénakter of lyrische mo noloog „Krapp's last tape" van Samuel Beckett, door Cyril Cusack met geconcen treerde expressiviteit vertolkt. Dit is het eerste van zijn werken voor het toneel, Heden in Bloemendaal Hedenavond geeft de „Little Ballet Troupe from Bombay" in het Openlucht theater te Bloemendaal de Holland Festi valpremière van „Panchatantra". Het verhaal van deze dans betreft de legendarische koning Amar Shakti, die drie domme zoons had. Ze weigerden ook maar iets te leren. Ten einde raad zocht de ko ning de hulp van de wijze Pandit Visjnoe Sharma, die hen door middel van dier fabels de kunst van verstandig leven bij bracht. In de cyclus „Panchatantra" zijn het de kraai en de muis, dieren die tot een elkaar van oudsher vijandige soort behoren, die vriendschap slui ten. Het zijn de kraai Laghupatnak en de muis Hiranyak,cdie in verstandige samen werking hun mede- dieren trachten te be schermen tegen de listen van de jagers: de kraai is altijd snel ter plaatse en draagt zijn muizenvriend op zijn vluchten op de rug mee. Zo redden zij duiven, die in een val zijn geraakt. Een derde vriend, de schildpad, die een wijze leraar is, voegt zich bij hen. Een muizenkolonie, die niet naar de woorden van Hiranyak wil luis teren, kunnen zij niet redden: die valt ten offer aan de kat. Het door de jager be laagde hert wordt door hen met list uit zijn strikken bevrijd, al moet de trage schildpad, die niét zo snel uit de weg kan, een angstige tijd als gijzelaar bij de jager door maken. Maar ook de schildpad gelukt het door een list van het hert weer vrij te komen. „Is dit bos soms betoverd?", vraagt de verbaasde jager en hij keert terug op zijn schreden. Dan biedt het bos de dieren weer een vrije woonplaats en een on bekommerd leven. De muziek, zoals bij alle Indische dans vormen, speelt hierbij een grote rol. De verschillende melodie- en ritmepatronen behoren in feite niet alleen bij bepaalde uren van de dag en bij bepaalde tijden van het jaar, maar zij zijn eveneens onafschei delijk geassocieerd met bepaalde gemoeds stemmingen. De zangstem vervult in deze muziek een bijzondere rol. die deze zich doorgaans van het Frans bedienende Ierste schrijver rechtstreeks in zijn moedertaal heeft opgesteld. Mag men daaruit de conclusie trekken, dat het hier om regelrechte uitdrukking van eigen er varing gaat? Er is in ieder geval geen sprake van distributie van vertaalde emo ties over andere personen. Maar volgens mij is deze poëzie wel degelijk drama tisch, niet alleen door de theatrale bewo genheid, maar ook en vooral omdat de so listisch optredende figuur tegelijk de rol speelt, die hij van zijn leven heeft ge maakt. En wel op een bijzonder letterlijke manier: de oude Krapp bezit namelijk een verzameling magnetofoonbanden, waarop hij een gesproken dagboek heeft bijgehou den. In kunstmatige opwinding houdt hij zichzelf bezig met deze mondelinge kro niek van verloren tijd. De eenzaamheid van de man, wiens avond woest en ledig is, krijgt een afschuwelijk reliëf door de afgedraaide herinnering aan een grote liefde van dertig jaar geleden, waarvan de evocatie toen al werd besloten met de bekentenis het ondanks alles niet te willen overdoen Men vraagt zich af wat Beckett nog kan laten volgen. In „Wachten op Godot" be stond er nog zoiets als de dwaasheid van de illusie van het onbekende. In „Fin de partie" werd de absurditeit van het be staan getoond in de wegkwijnende vormen van parasitaire gedaanten. Hier is de mo gelijkheid van geluk al bij voorbaat be dorven. En na de alleenspraak? Men denkt aan het verhaal door Heinrich Böll van de man, die een geluidsband van alle stukken stilte uit een reeks hoorspelen heeft samengesteld. David Koning De commentaren in Surinaamse kran ten over de film van Herman van der Horst „Faja lobbi" lopeft uiteen van groots en fascinerend tot „grandioos en mislukking". „De West" merkte op, dat de cineast zich op waarlijk koninklijke wijze van zijn taak heeft gekweten. „Hij moet wel met ogen en oren ons land verslonden hebben om dit meesterlijke werk te kunnen schep pen. Beeld en geluid zijn vibrerend van leven en ritme. Van der Horst heeft het juiste evenwicht tussen beeld en klank we ten te vinden. Voor ons allen hier zal dit kunstwerk een openbaring zijn en blijven. Misschien juist wel, omdat Van der Horst als volkomen outsider hier kwam en fau na en flora en heel het bonte mensenge- doe als het ware indronk, was het moge lijk dat hij een dergelijk objectief beeld van land en volk kon scheppen". „De nieuwe tijd" schrijft o.a. dat de filmer de prachtigste opnamen heeft ge maakt en dat de film dan ook voorname lijk uitmunt door de fotografie. „Er kle ven evenwel uit artistiek oogpunt bezien toch nog verschillende fouten aan, als ge volg waarvan zij ons niet heeft kunnen ont roeren, hetgeen bij een betere montage wel mogelijk ware geweest. De cineast heeft vaak de fragmenten ietwat- onsa menhangend aan elkaar geregen. Hoewel „Faja lobbi" een fascinerend geheel is ge worden, komt het ons voor, dat Herman van der Horst een prachtkans voorbij heeft laten gaan om een meesterwerk te maken". Het blad „Suriname" noemt de film „grandioos, omdat Van der Horst ons ver rast met een weelde van kleuren, omdat Van der Horst ons minutieuze details van land en volk, van bos en rivier, van mens en beest laat zien, die wij zelf niet ken den en die zo overtuigend van zijn grote liefde voor ons, voor ons land spreken, dat men er ontroerd door kan worden. Maar eveneens een mislukking, omdat deze aan Suriname opgedragen film wel iswaar de vurige liefde uitdraagt van de cineast, maar Suriname in vele opzichten tekort doet. Want het Suriname van 1960 is niet alleen het Suriname van de zwijgende Indiaan of de luidruchtige bos neger, het land van de stroomversnellin gen alleen en de oerwoudreuzen.". In de verzamelingen van het Frans Hals museum wordt gedurende enige maanden als bruikleen een mansportret van Frans Hals geëxposeerd. Het portret, dat afkom stig is uit particulier bezit, dateert van omstreeks 1645. Het kunstwerk heeft een tijdelijke plaats in de nabijheid van het groepsportret van de Regenten van het St. Elisabelhsgasthuis, dat enige jaren eerder is ontstaan. Francoisc Sagan. De echtscheiding tus sen de bekende schrijfster Frangoise Sa gan, 24 jaar, en uitgever Guy Schoeller, 44 jaar, is uitgesproken. Hun huwelijk, twee jaar geleden gesloten, is met wederzijds goedvinden ontbonden. Advertentie Ontelbare vrouwen herinneren zich het boeiende verhaal „Huibert Kollewijns Opgang" door Louis van Orden. Deze beroemde Neder landse auteur schreef voor Libelle een nieuw dramatisch feuilleton over de strijd tussen een moeder ea haar zoon, getiteld„OM HET HART VAN EEN ZOON". In de nieuwe Libelle leest u bovendien over het offer, dat een Nederlandse huisvrouw bracht voor de bewoners van een troosteloos vluchtelingenkamp. Natuurlijk in Libelle, want LIBELLE is nu eenmaal beter'. DE RESTAURATIE van het beroemde orgel in de Sint Janskerk te Gouda is bijna voltooid. Over enkele weken, waarschijnlijk in de maand september, zal het fraaie instrument met een concert officieel in gebruik genomen worden. Maar op het concert, dat woensdagavond door de Nederlandse Bachvereniging in de Goudse kerk werd gegeven als een der muzikale manifestaties in het Holland kestival, heeft men het orgel reeds kunnen horen en genoten van de zeldzame glans van de registerklanken. De organist Albert de Klerk gaf als in leiding van het festivalconcert een uitvoe ring van vier orgelwerkjes van een der grootste componisten van de Franse barok: Jean Francois Dandrieu. Hij was een dei- voortreffelijkste clavenisten van zijn tijd. Maar ook als kerkmusicus, als organist en componist was hij een man van bijzondere betekenis. De orgelmuziek van Dandrieu, die door Albert de Klerk zo uitmuntend en met stralende klank werd gespeeld, gaf daarvan een overtuigend bewijs. Het orgel met zijn tintelende, '.ilveren klanken leent zich uitnemend voor de verklanking van deze levendige of be zonken Franse mu ziek, die noch de rijk geornamenteerde cla- vecimbelmuziek, noch haar verheven af komst van de vocale polyfonie verloochent. De orgelmuziek van Dandrieu zou niet het enige werk van Franse origine zijn. Daarbij kon men ook de twee grote koorwerken, het Usquequo Domine van M. R. Lalaude en het „Te Deum" van Mare Antoine Charpentier voegen, die in het overwegend Frans geo riënteerde programma waren opgenomen. Het kerkelijke werk van Lalaude verte genwoordigt met zijn ingetogen, beschou wende tekst en muziek een andere geeste lijke sfeer dan het extatische „Te Deum" van Charpentier. Dit onderscheid kwam in de fraaie uitvoeringen treffend tot uitdruk king. Zowel het koor van de Nederlandse Bachvereniging als de solisten en het be geleidende Nederlands Kamerorkest hand haafden het specifieke karakter door inge togen zang, maar ook door de stralende klankjubel van menselijke stemmen en in strumenten. En de klank van het orgel voegde zich hierbij tot een eenheid van grote schoonheid. Om praktische redenen waren blijkbaar De staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen mr. Y. Schol ten heeft de volgende opdrachten aan Ne derlandse componisten verleend: een werk voor normaal bezet symfonie-orkest aan Ton de Leeuw; een niet te moeilijk werk voor vrouwenkoor a capella of met instru mentale begeleiding aan Marius Flothuis; een werk voor orgel aan Jan Mul; een concert voor piano en orkest aan Hans Kox; een werk voor zangstem met bege leiding van klein orkest aan Rudolf Escher; een eenvoudig uitvoerbaar werk voor driestemmig koor (sopraan, alt en één mannenstem) met orkestbegeleiding aan Herman Strategier; een eenvoudig uit voerbaar werk voor gemengd koor met begeleiding van harmonie en/of fanfare-or kest aan Meindert Boekei; een eenvoudig uitvoerbaar werk voor harmonie-orkest aan Karei Mengelberg; enkele werken voor mannenkoor a capella aan Jacques Reuland; een concert voor blokfluit met begeleiding van kamerorkest aan Peter Schat; een kwintet voor blazers aan Guillaume Landré; een pianokwintet aan Danië Ruyneman; een werk voor drie tot vijf blazers met piano aan Jan van Vlij men; een werk voor blaas- of strijkin strumenten met piano aan Jan Wisse. Voorts heeft de staatssecretaris de vol gende opdrachten verleend voor 't compo neren van werken, geschikt om gespeeld te worden door jeugdige amateurs: een kort stuk voor twee blokfluiten aan Nico Schuyt en Max Vredenburg; een kort stuk voor drie blaasinstrumenten aan Louis An- driessen en Jan Felderhof; een kort stuk voor twee strijkinstrumenten aan Jan van Dijk en Jaap Geraedts. WEST-BERLIJN, 28 juni. Circa 2400 mensen uit meer dan vijftig verschillende landen en uit alle werelddelen zijn naar West-Berlijn gekomen, ter bijwoning van het internationale filmfestival, de Berlinale. Onder hen bevinden zich meer dan vijf honderd journalisten; de anderen zijn filmproducenten, -regisseurs, -importeurs, -exporteurs, -„sterren", enz. en uit hun aanwezigheid in zo groten getale blijkt wel, dat het internationale filmbedrijf waarde hecht aan de Berlinale, die voor dit bedrijf bovenal uitgangspunt is voor het doen van zaken. Deze Berlinale is de tiende sinds het uiterst-bescheiden begin in 1951 en zij heeft dus enigszins een jubileumkarakter. Zij is gegroeid tot een indrukwekkende manifestatie. Er zijn veertig landen vertegen woordigd met films en uit de redevoeringen van Berlijns burgervader Willy Brandt blykt enige trots over de bereikte resultaten, die dan ook inderdaad opmerkelijk zijn. de solisten achter het orkest opgesteld, het geen voor de radio-opnamen, die gemaakt werden, gunstig was. Voor de talrijke toe hoorders in het kerkgebouw betekende deze opstelling vaak een wegvallen van de goede klankverhoudingen tussen orkest en solisten. Overigens kon men zeer onder de indruk komen van hun zang. Annette de la Bije fungeerde in deze koonverken als eerste sopraan, Annemie van Tricht wist zich naast deze eminente zangeres als tweede sopraan uitstekend te handhaven. Aafje Heynis' stem klonk soms wat „ver weg", maar onder gunstige om standigheden werd haar stemklank als die van een zeer mooi strijkinstrument. De vertolking door de tenor Tom Brand viel eveneens te loven. Veel waardering ver dient ook het Nederlands Kamerorkest met zijn solisten voor de steun aan de uitvoe ringen verleend. Afzonderlijk zij. de vertolking vermeld van de Cantate no. 51 van Johann Sebas tian Bach door de sopraan Erna Spooren- berg en het Nederlands Kamerorkest, dat zich gewillig overgaf aan de dwingende directie van dr. Anlhon van der Horst. Met haar magistrale voordracht van de cantate toonde zij zich een van onze grootste zan geressen. Het orkest stond haar bij deze vertolking prachtig terzijde, en speciaal mag wel de trompettist Marinus Komst voor zijn zeldzaam mooi solo-spel genoemd worden. En ten slotte gaan onze gevoelens van dankbaarheid uit naar dr. Anthon van dei- Horst, wiens artistieke leiding dit kerk- concert tot een belangrijke gebeurtenis van het festival maakte. De stichting „Openbaar Kunstbezit" heeft drie aquarellen van de Haarlemse schilder A. Voorzanger aangekocht. De heer Voor zanger exposeert tekeningen en aquarellen tot 9 juli in gebouw „Bloemenheuvel" te Bloemendaal. Spencer Tracy (rechts) in de film „Inherit the wind". Voorstellingen in de Waldbühne brengen voor de te vertonen films zekere risico's met zich mede, want als er 25.000 mensen naar een film kijken, zou het wel een won der zijn, als iedereen in dezelfde mate door die film zou worden geboeid. Zondagavond voltrok zich dat wonder in elk geval niet bij de film „Freddy und die Melodie der Nacht", met de acteur-zanger Freddy Quinn. Als Freddy middenin het overigens wel aardige en soms spannende verhaal een lied zong, applaudisseerde een deel van het publiek en floot een ander deel. Als hem een overval dreigde riep men hier en daar „Pas op!" en anderen lachten honend. Er zaten ook nog een paar grappenmakers met toetertjes en in één hoek van het theater waren vooral de nozems goed vertegen woordigd, die meer sympathie leken të hebben voor de boeven in het verhaal dan voor de rechtschapen liedenIs het wonder, dat filmproducenten of -verhuur ders veel aarzeling moeten overwinnen voor ze een film afstaan voor vertoning in die Waldbühne? Op festivalpeil stond deze film beslist niet, maar dat verwacht ook geen bezoeker van dit theater. Beslist' wel op festivaipeil stond de in de gewone festivalbioscopen vertoonde nieuwste film van de Ameri kaanse onafhankelijke producent-regisseur Stanley Kramer: „Inherit the Wind", die in ons land zal worden uitgebracht onder de titel zal wind erven". Daarin be handelt Kramer, overigens naar het toneel stuk, dat reeds te onzent gespeeld is, het zogenaamde „apenproces", dat in 1925 in een Amerikaanse stad in de staat Tennes see werd gevoerd tegen een onderwijzer, die de evolutietheorie van Darwin had behan deld, hetgeen de orthodox-protestantse be volking zag als een aanval op het bijbel verhaal over de schepping, -en ingevolge de wetten van die staat betekende dat wetsschending. Kramer heeft er een bijzonder-knappe film van gemaakt, die naar de inhoud een pleidooi wil zijn voor de vrijheid van me ningsuiting en die daarom ook het pu bliek van 1960 nog wel iets te zeggen heeft, nu de evolutieleer van Darwin algemeen aanvaard is en die naar de vorm een bevestiging werd. niet slechts van Kramers cinegrafische kwaliteiten, maar tevens van de acteerkracht van Spencer Tracy en Fre- dric March, die de eigenlijke hoofdrollen spelen, respectievelijk als de verdediger van de onderwijzer en als de openbare aan klager. Dat werden staaltjes van subliem acteren, hetgeen misschien niet zoveel met filmkunst te maken heeft, maar een genot is om te zien. Goed werk uit Japan en een verrassing uit Zuid-Korea Japan vertoonde ook een belangrijke film, Drie liefdes, die eigenlijk drie ver schillende korte verhalen vertelt; alle met de liefde van een vrouw -als onderwerp, maar dooi; verschillende regisseurs ge maakt en door verschillende actrices en acteurs gespeeld. De drie verhalen zijn soms verrassend in hun wendingen en hou den steeds de aandacht geboeid, ook omdat het tempo zeer vlot is. Dat laatste dankt men stellig aan het feit, dat men in Japan, voor men deze film naar de Berlinale stuurde, ingrijpende wijzigingen in de op zet heeft aangebracht omdat een westers publiek andere filmeisen stelt dan een oos ters. Zo kon^Jiet gebeuren, dat de ons ver strekte persgegevens over de film stukjes dialoog en foto's van scènes vertoonden, die in de film niet te vinden waren. Een verrassing kwam uit Zuid-Korea, na melijk een weliswaar naïeve, maar toch be koorlijke speelfilm „Na regen komt. zonne schijn", met het nu en dan zelfs ontroeren de verhaal van lief en leed van een arm schoolmeisje. Het is voor ons Westeuro peanen, niet steeds aantrekkelijk, op festi vals films te zien uit landen, wier film- produktie nog in de kinderschoenen staat en wier films dus voor onze begrippen vaak onverteerbaar zijn, maar des te meer waar deert men het als men dan ineens uit een land als Zuid-Korea een film ziet „die wat begint te lijken" en die tóch typisch- oosters gebleven is. Humor uit Finland en uit Frankrijk Humor kwam er ditmaal onder andere uit Finland, dat een voor een land met zulk een kleine bevolking omvangrijke filmpro- auktie heeft, welke te onzent vrijwel on bekend is. „Tweemaal verliefd" was de titel van de Finse filmkomedie, die bewees, dat de Finnen daar in dat hoge noorden niet allen onder alle omstandigheden zulke ernstige mensen zijn, als wij misschien ge neigd waren te geloven. Humor kwam er ook uit Frankrijk, dat de openingsavond „Les Jeux de 1'Amour" (Liefdesspelletjes) vertoonde, een nogal on deugende maar tevens ontwapenend-char- mante komedie van een jong regisseur. Phi lippe de Broca, gespeeld door een jonge ac trice, Geneviève Cluny van wie ook het idee voor de film afkomstig was en twee jonge acteurs: Jean-Pierre Cassel en Jean- Louis Maury. Aangezien Harold Lloyd, eens Ameri- ka's filmkomiek nummer één en in ons land bekend als „Kareltje", hier voorzitter is van de jury voor de speelfilms, mag men een alleszins deskundig oordeel verwachten over de Berlinalefilms-met-humor. Mocht er een prijs zijn voor de slechtste film van het festival, dan zou men die, op grond van de tot nu toe vertoonde werken, kunnen verdelen tussen Brazilië en Argen tinië. Uit Brazilië kwam een voor de be weging voor morele herbewapening ge maakte, uitermate slechte kleurenfilm, „Mannen van Brazilië", en uit Argentinië een nogal zonderling geval, „Het eind van het feest", van een regisseur met een Scan dinavische achternaam, Leopoldo Torre Nilsson. Op het ogenblik dat ik dit artikel ver zend, moet de Nederlandse bijdrage tot het festival nog in vertoning komen: Herman van der Horsts grote klcurendocumentaire over Suriname, „Faja Lobbi". Van der Horst zal zelf bij de vertoning aanwezig zijn. Zijn film kreeg een ereplaats in het festival, namelijk op een geheel aan de cultuur gewijde dag, waarop we 's avonds de opera „Der Rosenkavalier" gaan zien. Jan Koomen Morgen, vrijdag 1 juli, wordt de Haar lemse schilder Wil lem Rees tachtig jaar. Van drie tot vijf uur staat zijn woning, Veiserstraat 64 rd., open voor de vele vrienden die vastbe sloten zijn deze gele genheid aan te grij pen om Willem Rees en zijn echtgenote zonder bescheiden heid te laten merken hoezeer zij gewaar- ieerd worden. Willem Karei Rees .verd in 1880 in Haar- .em geboren. Hij ont ving zijn opleiding aan de Haarlemse School voor Kunst nijverheid aan de Dreef, avond aan avond drie uur stu deren. Hij werkte in de schilderklasse van Krabbé, maar was ook leerling van ar chitect De Basel. Door deze laatste kwam hij in contact met de bekende schil der en ontwerper G. W. Dijsselhof, die hem liet meewerken aan een opdracht waarin grote batiks verwerkt waren. Daarvóór was Rees ontwerper geweest op het Haarlemse decor rlie-atelier van Veldheer, waar een werkjongen, met pet, achttien cent per uur verdiende en een ontwerper twintig cent, met het recht een hoedje te dragen. Via een opdracht tot het kopiëren van een schilderij van Van Ostade, kreeg hij naam als kopiist en dooi de hieruit voortvloeiende opdrachten van vele vooraanstaande families, bleef hem weinig tijd over zich aan de eigen schil derkunst te wijden. Bij Rees' vijfenzeven tigste verjaardag schreef Otto B. de Kat hierover: „Te zwaarder viel hem dit, daar hij zich ervan bewust was dat hij de eigen vorm moest zoeken, onafhankelijk van zijn begrip voor, en kennis van; oude meesters. Zijn verantwoordelijkheidsgevoel en grote eerlijkheid dwongen hem steeds zichzelf te wezen". Zo zegt Willem Rees: „Als ik een schilderij gemaakt heb, moet ik het toch vooral zelf in de eerste plaats goed vinden. Bevalt het mij niet geheel, dan maakt de door anderen verkondigde lof het voor mij niet beter". Otto de Kat te kent hier bij aan: „Deze bescheidenheid tekent ook zijn schilderstrols". In het begin van deze eeuw heeft Willem Rees meegewerkt aan de vernieuwing van het kunstambacht. Zijn bekwaamheid als schilder werd erkend door aankopen en opdrachten, onder andere van de gemeente Haarlem, het ministerie van Binnenlandse Zaken. Werk van hem is in het bezit van Teylers Museum, het Frans Halsmuseum, het Rijksprentenkabinet, de verzameling van provincie en gemeente en in de galerij van directeursportretten van de Neder landse Bank. Sinds 1913 is hij lid van Kunst Zij Ons Doel, welk genootschap hem tot lid van verdienste heeft benoemd. Willem Rees is jeugdig. Hij heeft altijd met een grote innerlijke rust de onrust dei- tijden weten op te vangen. Als hij spreekt doet hij dat kalm, niet uit voorzichtigheid weloverwogen; hij heeft geen neiging tot formuleerlust. Men voelt bij alles wat hij zegt dat het geen gevolg is van een be dachtzaam tot stand gebrachte mening, maar dat het een levensuiting is die de hele mens Rees kenmerkt. Hij leeft helemaal in alles wat hij zegt. Zijn artistiek geweten heeft hij niet voorbehouden aan zijn kunst. Hij heeft een innerlijke zekerheid, die hij niet als dwang aan zijn omgeving oplegt, maar die hem juist een ideale kameraad doet zijn, niet in de toffe zin van het woord. Zijn charmante bescheidenheid doet hem openstaan voor ook het meest actuele. De moderne kunst heeft in hem geen prin cipiële voor- of tegenstander. Hij beoor deelt niet de stroming de golfslag heeft hij te dikwijls op en neer zien gaan maar het werk zelf. Soms zegt hij: „Ik zou willen dat ik dit werk meer bewonderen kon", maar werk van bijvoorbeeld Luce- bert, Corneille en Appel heeft hem over tuigd. „Ik zag laatst een Appel, zo mooi, en toen dacht ik: laten ze nou maar eens 'n keer hun mond houden allemaal". „De getijdewisseling in de kunst gaat zo snel, het is tegenwoordig een dringen om er bij te komen want anders lig je ernaast". „Maar ja, het bestaan telt ook mee. Armoe is wel een mooie theorie, maar„Ik heb al zoveel goden zien vallen". Het zijn geen uitingen van een man die met het voortschrijden der jaren de resignatie heeft geleerd; maar van een man die in een rots vaste overtuiging steeds de modieuze am bitie en eerzucht ver van zich heeft gehou den, die zijn werk met een innerlijke ze kerheid maakte welke de tijd niet op een afstand hield, maar wèl betrekkelijk maak te. Dit rustige evenwicht geeft Willem Rees zijn door vrienden zo beminde onwankel baarheid. Hij heeft er steeds bij behoord, hij staat midden in'zijn tijd, maar gean kerd. Hij hoeft zich niet op zijn leeftijd te laten voorstaan „oud word je vanzelf" maar mag dat wel doen om de wijze waar op hij jong is gebleven, altijd Willem Rees is gebleven. Daarom is de kenschetsing, die de onvolprezen J. H. de Bois in 1938 in ons blad schreef, nog onveranderd waar: „Zijn opgewektheid en gelukkig gemis aan felle eerzicht beloven hem een onvergrijsde ouderdom en een door teleurgestelde am bities niet verslapte werklust. Met Rees iets minder oppervlakkig aan de praat ra kend treft men een welgeordend geheugen, een logisch doordenken en een zich niet opdringend gevoel voor stille humor aan, die gemeenlijk meer des filosofen dan des bacchantischen kunstenaars zijn". Geslaagd voor het examen ter verkrij ging van de Prix d'Exellence voor piano, Miep Simonis, leerling van het Rotterdams Toonkunst Conservatorium, uit de klasse van Lilly van Spengen. Schenking voor U.B. De Amsterdamse gemeenteraad heeft het voorstel van B. en W. ontvangen het handschrift te aanvaar den „Leidraad door de werken van Hein rich Heine (Heine-krabbels)" en een col lectie boekwerken van en over Heinrich Heine, die de heer S. G. A. Crommelin aan de gemeente, ten behoeve van de Univer- siteils-Bibliotheek, heeft aangeboden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 13