Westeuropese zigeuners houden hun grote jaarhijeenhomst in Scheveningen Werk van Jan van Goyen en van J. B. Jongkind IJdelheid ZATERDAG 2 JULI 1960 Erbij PAGINA DRIE TV-TOREN IN STUTTGART BETAALDE ZICHZELF DIT JAAR ZAL VOOR het eerst in Nederland een „Welthar- mation" worden gehouden. Eind juli of eind augustus, de juiste datum moet nog worden bepaald, zullen zigeunerfamilies uit landen van West-Europa naar Scheveningen komen, teneinde daar hun jaarlijkse samenkomst te houden. Zo'n samenkomst, eens per jaar, is voorgeschreven in het ingewikkelde stramien van de ongeschreven wetten der zigeuners. Ongeveer duizend zigeuners zullen Scheveningen gedurende enkele dagen een wel zeer bijzonder aanzien geven met hun kleurige kledij en hun vaak opvallende verschijning. Om deze samenkomst moge lijk te maken heeft Tata (Joseph) Mirando bekend leider van een zigeunerorkest en 69 jaar oud zich in verbinding gesteld met een verwant stamhoofd in West-Duitsland. Mirando is namelijk het hoofd van de in Nederland levende zigeuner gemeenschap. De zigeuners vormen een streng besloten ge meenschap, ook al is die beslotenheid lang niet meer zo sterk als vóór het uitbreken van de tweede wereldoorlog. Vóór 1940 kwamen huwelijken tussen zigeuners en burgers vrijwel niet voor. Tegenwoordig is dat weliswaar nog geen schering en in slag, maar toch zijn er een aantal zigeuners in ons land gehuwd met Nederlandse meisjes. Zo heeft onze moderne tijd. ook de zigeuner gemeenschap niet onberoerd gelaten. Gedurende de oorlog stierven tienduizenden zigeuners in de Duitse concen tratiekampen, want zij werden fel door de nazi's vervolgd. Sommige families zijn vrijwel geheel uitgeroeid, zodat het vaak niet meevalt, in de eigen kringen te huwen DE AMSTERDAMSE KUNSTHANDEL E. J. van Wisselingh Co. exposeert tot 6 juli een aantal schilderijen van Johan Barthold Jongkind (1819—1891). Het Leidse Stedelijk Museum „De Lakenhal" laat ons tot 27 juli een groot aantal tekeningen en schilderijen van Jan van Goyen (1596—1656) zien. Een aantrekke lijk samenvallen, deze exposities. Want om verschilende redenen hebben zij nog al wat met elkaar te maken. Beide meesters, die tot onze grootste landschap schilders gerekend mogen worden, werden in eigen land in ieder geval pas laat gewaardeerd. Mogelijk dat de zoveel later geboren Jongkind in Frankrijk eerder gewaardeerd werd dan Van Goyen. De waardering voor Van Goyen werd vooral groter na de opkomst van het impressionisme dat op Jongkinds werk ontstond, hoewel Jongkind toch juist steunde op oude Hollandse tradities. Moet Jongkind een vernieuwer genoemd worden, Van Goyen was daarentegen meer een voort zetter van hetgeen oorspronkelijk in Haarlem ontwikkeld werd door kunstenaars, die maar weinig jonger waren dan Avercamp. Dit leren wij uit de inleiding tot de van vele illustraties voorziene catalogus, geschreven door de heer J. N. van Wessem, directeur van De Lakenhal. Een rond 1585 geboren generatie van schil ders schilderde al landschappen, waartoe de stoffering wel niet meer aanleiding was, maar waarin de sfeer ook nog niet primair was. Iets daarvan is nog wel zicht baar in Van Goyens vroege werk. Het is echter opvallend hoezeer vooral ook in de vele tekeningen figuurjes opgenomen zijn in het geheel. Gezicht op Dordrecht (1651) van Jan van Goyen. EEN AANZIENLIJK AANTAL zigeu ners heeft gebroken met het zwervend bestaan. In verschillende grote steden van West-Europa exploiteren zigeuners thea ters, nachtclubs en andere ondernemingen. Een aantal zwerft nog wel, hetzij als ker misexploitant, of als musicus. Slechts een zeer klein deel bewandelt nog de oude paden en trekt zwervend door de wereld, zij het dat het paard vervangen is door de auto; ook de woonwagen is comfortabel geworden. Het gevolg is dat in de woon wagenkampen van Nederland vrijwel geen zigeuners meer leven. Tachtig percent van de kampbewoners bestaat uit Neder landers. Van de overige twintig percent bestaat slechts een te verwaarlozen aan tal uit zigeuners en ook zij vallen onder de vele (vaak zeer strenge) stamwetten. Een vergrijp tegen de maatschappij in het algemeen en de zigeunerwetten in het bij zonder kan voor de dader bijzonder ernstige gevolgen hebben. In zo'n geval wordt hij, na een onderzoek naar de juist heid van de beschuldiging, voor langere of kortere tijd uit de gemeenschap en het familieverband gestoten. Gedurende de De Seine bij Honfleur (1864) van Jongkind. 1SÜP HET IS NATUURLIJK door beider kwa liteiten dat hun kunst zo levendig bleef. De aard van de door hen gekozen onder werpen, het echt Nederlandse landschap, en voor Jongkind ook bepaalde Franse landschappen, draagt hiertoe bij. Anders zou het immers zijn wanneer zij zich vooral gericht hadden op het stadsgezicht. In ieder geval is het zo dat wij ons landschap nog zo kunnen zien als Van Goyen en Jongkind het zagen. Van Goyens schilderijen blijken bij het weerzien donkerder dan men zich ze was gaan voorstellen. Op deze expositie treffen vooral de tekeningen, waarvan vele Twee vechtende eenden van Piet Killaars. met groepen figuurtjes in het landschap. Waar Jongkind op enige afstand van de steden bleef gaf hij ons veel, dat we nog zó kunnen zien. In of zeer nabij de steden is het vooral de stemming, die we nog zo kunnen proeven en daarmee reikt hij ver der dan vele Nederlandse tijdgenoten. In beider werk spelen de luchten zo'n grote rol. Het is of die buiten geschilderd wer den. En toch ontstonden zij op het atelier naar studies. Natuurlijk is hierbij het levendige handschrift van groot belang. Maar hoe kon men in dit handschrift zo levend blijven als men toch niet „zag" wat men schilderde. Dit geldt vooral Jongkind. Instructief ware geweest op de expositie ook aquarellen van zijn hand te ontmoeten. Want deze ontstonden direct naar <le na tuur. Opvallend zal het verschil van toets niet zijn, al meende ik in een enkel „zeetje" aan de factuur iets te proeven, dat niet direct van buiten kwam. Dat was dan ech ter alleen bij nadere bestudering van de tails, want als geheel was het een van de meest levendige schilderijtjes. VAN GOYENS expositie herinnert er ook aan dat verschillende Nederlanders weer onderwerpen als de zijne hebben op genomen. Dat zijn dan voornamelijk teke naars en grafici, van wie we wel werk „In 't Goede Uur" mochten ontmoeten. Ik dacht onder meer aan Steyn, Giltay, Dool en Veldhoen. Zij vertolken hun indrukken WIE OP REIS NAAR Zuid-Duitsland, Oostenrijk of Zwitserland via de auto baan langs Stuttgart komt, kunnen wij aanraden even bij de „Ausfahrt Stuttgart Stid-Degerloch" de auto baan te verlaten om van daar naar de ten zuiden van Stuttgart gelegen Hohen Bopser (481 meter hoog) te rijden, waar de 211 meter hoge „Fernsehturm" staat. Deze Stuttgarter televisie toren, met op 150 meter hoogte een groot restaurant kwam op 4 februari 1950 klaar en is op het Empire State Building in New York (442 meter hoog) en de Eif- feltoren (300 meter) na tot het hoogste bouwwerk van de wereld. De toren is dus hoger dan de Utrechtse Dom (110 meter), de Keulse Dom (156 meter) en hoger ook dan de hoogste kerk toren van de wereld, name lijk de Ulmer Münster die lèo meter haalt. Toen wij ons onlangs met de lift, die plaats biedt voor 15 personen, in de Stuttgar ter Fernsehturm omhoog lieten voeren, reageerden onze trommelvliezen, zoals dit ook in de Euromast te Rotterdam is te voelen, even op het snelle lucht- drukverschil, daar deze lift in 52 seconden op 150 meter hoogte komt. De liftboy vertelde ons dat de belang stelling voor deze toren overweldigend is. Op druk ke zon- en feestdagen wor den er per dag gemiddeld 6000 bezoekers' naar boven beide boven elkaar gelegen uitzichtplatforms voor on geveer 450 personen. Nog deze zomer verwacht men de viermiljoenste be- gebracht en.weer naar beneden, anders zou het ge drang te groot worden. De twee boven elkaar gelegen restaurants bieden plaats voor 160 personen en de zoeker, zodat de kosten van dit bouwwerk reeds in vier jaar zijn betaald. Waarom, zo vragen wij ons af. heeft men iets der gelijks ook niet met de hoge Smilder televisietoren, vlak aan de verkeersweg gele gen, durven wagen. Het had na enige jaren zeker de kosten van de bouw gedekt. Bij gunstige weersomstan digheden heeft men van deze toren af 'n fantastisch uitzicht over geheel Zuid- Duitsland. In polaire lucht met. zeer goed zicht is de Zugspitze (200 km verwij derd), de in Zwitserland gelegen Tödi (216 km.) en de Finsteraarhorn (260 km verwijderd) met op het platform opgestelde verre kijkers te zien. De verdikking in de toren bestaat uit twee boven el kaar gelegen restaurants, daaronder de keuken met voorraden etc. In de onder ste ring zijn de zendinstal- laties ondergebracht. Angst dat de toren bij een orkaanwind zal omwaaien, behoeft men volgens des kundigen niet te hebben. Wel gaat de toren bij zwa re stormen schommelen. Op het hoogste platform kan dit 25 a 30 cm bedragen. Aan de voet van deze TV-toren treft men ver schillende gebouwen aan, waaronder een restaurant met terras en ook de grote zenderzaal van waaruit de Südwestfunk haar televisie programma's de lucht in zendt. op volkomen eigen wijze, maar brachten zaken uit dezelfde sfeer. En zo hielpen ook zij ons het werk van Van Goyen als levend te ontmoeten. Jongkind is voor vele onzer aquarellisten nog steeds een wegwijzer. Minder voor hen die in olieverf werken. Het is of de schilderkunstige problematiek ons te zeer dwars zit. Bij de reisschets in waterverf is daar meestal minder of geen sprake van. De Fransman Marquet was een van de weinige moderne schilders in wiens gehele werk Jongkonds schilderkunst een vervolg op kwaliteit vond. Ook Marquet plaatste nog de mens in zijn landschappen en stadsgezichten en dat zo dat de figuren niet alleen in het geheel werden opgeno men, maar ook dat het geheel niet denk baar is zonder die figuurtjes. Dat is ook zo met het werk van Van Goyen en Jong kind. Misschien dat de liefhebber van Jongkind zich vooral diens havens en an dere landschappen, waarin het figuur nau welijks voorkomt, herinnert. Bij Van Wis selingh ontmoet men dan een en ander, waarin het menselijke figuur toch een in tegrerend deel vormt. OOK TOT 27 JULI is in De Lakenhal nog een expositie te zien van tekeningen uit de collectie Welcker. Ik acht deze ten toonstelling er meer een voor de liefheb ber en kenner. Ik wijs echter iedere be zoeker van de expositie van werken van Van Goyen op deze collectie, omdat dan op kan vallen welk een unieke figuur Van Goyen was. Evenals deze laatstgenoemde tentoonstelling is die van werken van hedendaagse Nederlandse beeldhouwers in de Hortus Academicus aan het Rapenburg te danken aan het vieren van het 77ste lustrum van de Leidse Universiteit. Deze beeldententoonstelling duurt tot 11 augus tus. Een bezoek hieraan doet ons dan met een die heerlijke tuin kennen. Het is voor Arnhem wel spijtig dat de daar opgezette openluchttentoonstellingen van beeldhouwkunst zo'n succes bleken, dat men elders daartoe in zo'n mate over ging, dat men in Arnhem het dit jaar moest overslaan omdat nu op veel minder belang stelling gerekend mocht worden. Wij die nen af te wachten wat het beeldenpark op de Hoge Veluwe wordt om te kunnen oor delen over het nut of zelfs maar de recht vaardigheid van zo'n concurrentie. Een verslag van enige stand van zaken betref fende de Nederlandse beeldhouwkunst van vandaag is in ieder geval nu wat dichter in onze buurt te vinden. Een volledig verslag is de expositie „Tijdsbeeld", zoals men de Leidse tentoon stelling noemde, niet. gezien het ontbreken van de vertegenwoordiging van enkele be langrijke figuren. Maar dat is misschien wel een tijdsbeeld. In ieder geval biedt de expositie veel moois, veel interessants. Men ontmoet weer werk van Dannenburg, waaronder diens uitstekende portret van de hier eveneens vertegenwoordigde The- resia van der Pant, Van Lith, Eva Mend- lik en Sterenberg. Er is een zeer boeiend portret van de architect Buys door prof. V. P. S. Esser, Auke Hettema's beeld van Piet Paaltjens houdt het in de openlucht prachtig. Ik werd verrast door een portret van jhr. D. C. Roëll door Charlotte van Pallandt en werk van Gooitzen de Jong. Nieuw was voor mij een lam van Wezeiaar en onder de kleinplastiek viel me een vrouwefiguurtje van zijn gade, L. Weze- laar-Dobbelmann, op. Bij het binnenkomen wordt men getrof fen door een groep van L. O. Wenckebach, „De fietsers". Wenckebachs werk ontmoet men te weinig om enig oordeel te kunnen hebben over het hier gepresenteerde in zijn ontwikkeling. Maar deze vorm van uiten is een verrassing na ander werk van hem. Nog weet ik niet of ik Kneulmans gekke „Kind" niet prefereren moet boven Wen ckebachs „Wicht". Nieuw was voor mij ook een groepje „Prentkijkers" van Cor Hund, die eigenlijk veel te weinig exposeert. Hij beschouwe dat als een compliment. Meer uit danse ressen dan „korfbalspeelsters" bestaande lijkt Carasso's groepje van die naam. Wei nig ontmoet men werk in onze contreien van Koremans uit Breda, die ik laatst als voorbeeld van een belangrijk Brabants ar tiest mocht noemen. Totaal zijn er achten veertig beeldhouwers vertegenwoordigd. Bob Buys Een van de dingen, waarop de Westduit ser weer prijsstelt, is een „lintje". De meest normale orde, welke de Westduitse president pleegt uit te reiken, is het Bun- desverdienstkreuz. De 53-jarige gewoonte misdadiger Hermann Köpfer volkomen vertrouwd met alle menselijke zwakheden -zette enige tijd geleden een „Actie Bun- desverdienstkreuz" op, die hem dërtigdui- zend mark opleverde. Köpfer stak er eerst wat geld in: hij liet fraai schrijfpapier bedrukken met de woorden „Bundespraes- idialamt Oberregierungsrat zum Keiler", dat suggereerde afkomstig te zijn van het bureau van bondspresident Lübke te Bonn. De oplichter zocht vervolgens in het adres boek van Freiburg en andere steden een reeks klinkende namen uit de industrie. Hij zond daarop ieder van deze heren een „hoogst vertrouwelijke" brief met de me dedeling, dat aan de ontvanger van de brief wegens zijn bijzondere verdiensten voor het Westduitse volk tijdens een vol tallige zitting van de Bondsdag te Bonn door de president het „Bundesverdienst- kreuz" zou worden uitgereikt. Maar de belastingbetalers zouden de kosten van zo'n feest niet willen en kunnen betalen en dus werd de ontvanger van de brief verzocht vijftig mark te storten op een gironummer. En zouden er familieleden naar Bonn mee komen, dan kostte dat per persoon negentig mark. Deze exploita tie der ijdelheid leverde Köpfer dertigdui zend mark op. Maar voor hij het geld van de giro kon halen, greep de politie in en zette de man achter de tralies. Het was een truc, zoals naar de politie van Freiburg bekende nog nimmer in Duits land was uitgehaald. Zij zwijgt over de vele ijdele heren, die zo dwaas waren om tientallen marken op Köpfers giro te stor ten. straftijd zal zelfs zijn naaste familie niet met de gestrafte praten, eten, hem iets geven of iets van hem aannemen. Na zijn straftijd wordt hem door het stamhoofd vergiffenis geschonken, maar daarmee is de kous niet af. Zijn bezittingen worden dan verkocht en van de opbrengst viert men het verzoeningsfeest. De zondaar zal dus van de grond af aan opnieuw moeten beginnen, maar over het algemeen wordt hij door zijn familie daarbij een handje geholpen. Als een zigeuner met zijn gezin in behoeftige omstandigheden komt te verkeren, springen de familieleden al tijd bij. DE STRENGE VOORSCHRIFTEN en het gesloten stamverband hebben tot ge volg dat een zigeuner slechts zelden tegen de wetten zondigt. Zo streng zijn de voor schriften, dat een stamhoofd voor een van zijn zoons, die een overtreding heeft be gaan, wel zelf de straf bepaalt, maar na het beëindigen van de straftijd kan hij hem geen vergiffenis schenken. Daarvoor moet de zoon het komt echter zo goed als nooit voor naar een verwant stam hoofd, soms op honderden kilometers af stand. De zigeuners zijn Rooms Katholiek, maar daarnaast handhaven zij allerlei oude gebruiken, waarvan de oorsprong wellicht tot vóór het begin van onze jaar telling teruggaat. Aangenomen wordt, dat de zigeuners uit Voor-Indië afkomstig zijn en zich omstreeks de Middeleeuwen in de Balkan vestigden. Aanvankelijk zijn zij daar terechtgekomen in Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Later trokken zij door heel Europa. Een aantal vestigden zich voorgoed in Spanje in de omgeving van Granada, waar zij het hunne hebben bijgedragen aan de folkloristische muziek en dans. DE ZIGEUNERS HEBBEN een eigen taal, die echter met geschreven maar al leen gesproken wordt. Zij noemen die taal „Romanische", maar met de Roemeense taal heeft die niets van doen. Men zou het Romanisch in zekere zin met het Jiddisch kunnen vergelijken, zij het, dat alle zigeuners het Romanisch beheersen, rnaar lang niet alle leden van de Joodse gemeenschap kennen het Jiddisch. Ook bij de zigeuners heeft men rangen en stan den. Aan het hoofd van de vaak zeer uitgebreide families staan de familie- of stamhoofden. Het leiderschap gaat van de vader over op de oudste zoon, als hij tenminste met een zigeunerin is getrouwd. Als dat niet het geval is, wordt een andere zoon aangewezen die wèl een echtgenote van zigeunerbloed heeft. De welstand van de zigeuner en daarmee ook vaak zijn be langrijkheid voor de stam is te zien aan het goud dat hij draagt. Voor de mannen zijn dat de ringen en de tanden, voor de vrouwen de sierraden. Hoe meer goud, des te belangrijker de drager. DE ECHTGENOTE van het stamhoofd heeft geen gemakkelijke taak. Zij zwaait de scepter over de vrouwen van de fa milie en maakt zowel de meisjes als de jonge vrouwen vertrouwd met de gebrui ken en voorschriften. Die voorlichtende taak wacht haar tijdens de jaarlijkse bijeenkomst eveneens. De samenkomst betekend voor de overtreders, die in niet al te sterke mate gezondigd hebben, een algemene amnestie, ruzies zijn tijdens de samenkomst ten strengste verboden en er heerst op dergelijke samenkomsten dan ook altijd een geest van saamhorigheid, die te merken is aan de uitbundige feest vreugde, de feestelijke maaltijden, mu ziek, zang en dans. Het is een spectacu lair kleurenspel door de veelal schilder achtige kleding. Tijdens de samenkomst worden eventuele geschillen tussen fami lies definitief door het stamhoogfd opge lost en gedurende de dagen van de sa menkomst is het stamhoofd met zijn echtgenote het middelpunt van alle ge beurtenissen. DE TIJD DAT EEN zigeuner een on nodig gevreesde nomade was, ligt reeds ver achter ons. Velen van hen vestigden zich voorgoed op één plaats en zijn ach tenswaardige burgers, die zich overigens niet alleen te houden hebben aan de wet- Zigeunertypen ten van het land waar zij vertoeven, maar ook aan de ongeschreven wetten van de zigeuner gemeenschap. In dat opzicht heb ben zij het dus minder gemakkelijk dan hun medeburgers. Om de echte zwerf zigeu ners te ontmoeten, zal men naar Grieken land of Turkije moeten reizen, waar zij met paard en wagen nog steeds langs de stoffige wegen trekker van de ene plaats naar de andere. Hier in het westen is dat anders geworden. Straks zullen woonwa gens en caravans, getrokken door auto's, naar Scheveningen rijden. Spaanse „gitanas": moderne caravan en antieke theeketel.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 19