Faciliteit voor werkende gehuwde vrouw pas in 1962 van kracht Belastingvoorstellen voor beursman niet ongunstig OP EN OM HE T BINNENHOF Het vragen en aannemen van sleutelgeld is niet strafbaar BELASTINGWIJZIGINGEN VOORGESTELD Duizend gulden inkomsten vrij als achttien uur per week werkt zij Katwijks raad wil op zondag geen vermaak VRIJDAG 29 JULI 1960 9 Minder vrijstelling op coöperatieve winsten Hogere belasting op dividend geen verzwaring Dief liet de politie gestolen bromfiets bewaren Faciliteiten voor schadeverzekeraars K.L.M. gaat op Ghana vliegen (Vervolg van pagina 1) Van de by de Tweede Kamer ingediende wetsontwerpen is op de voorpagina van dit blad een overzicht gegeven. Wij laten hier nog enige gedetailleerde gegevens volgen. Tot'dusverre werden de inkomsten van de werkende gehuwde vrouw onevenredig zwaar belast omdat zij worden opgeteld bij het inkomen van de man, waardoor de be lasting volgens een hoger tarief wordt be rekend. In 1958 heeft minister Hofstra reeds voorgesteld drie gulden per werkdag vrij te stellen van belasting tot een maximum van 624 gulden per jaar. Minister Zijlstra heeft thans op dit nog niet behandelde wetsontwerp een wijziging ingediend. Hij wil de vrijstelling verhogen tot 4,50 per arbeidsdag en het maximum verhogen tot duizend gulden per jaar. Minister Hofstra had als voorwaarde ge steld dat de gehuwde vrouw ten minste 4 uur per dag moest werken om voor de belastingvrijstelling in aanmerking te ko men. Minister Zijlstra heeft deze voorwaar de teruggebracht tot 3'/2 uur per dag omdat het veel voorkomt dat de vrouw een volle ochtend-werktijd of namiddag-werktijd heeft, maar dat deze minder dan vier uur bedraagt. Een belangrijke niéuwe verruiming is voorts dat de gehuwde vrouw, indien zij in één kalenderweek totaal ten minste 18 uur beroepsarbeid heeft verricht, een aftrek voor zes dagen wordt verleend. Van deze bepaling zullen in de eerste plaats de vrou wen profiteren wier werkkring een arbeids duur omvat die de ene dag onder en de andere dag boven het gestelde komt. Daar naast zal het voorschrift echter ook een gunstige werking uitoefenen in vele andere gevallen, waarin de arbeid een meer in cidenteel karakter draagt en de vrouw dus niet een heel jaar geregeld werkt. Voorwaarde voor de aftrek is dat de be lastingplichtige aantoont dat aan de voor waarden voor de aftrek per dag dan wel per kalenderweek is voldaan. De maatregel zou kunnen bijdragen tot vermindering van de thans heersende schaarste aan arbeids krachten, maar het is niet te verwachten dat de faciliteit eerder dan in 1962 in wer king kan treden. Een andere voorgestelde maatregel is de beperking van de belastingvrijstelling van de winst die coöperaties maken. Een be zwaar van het huidige belastingsysteem is de mogelijkheid, ook winsten belastingvrij aan leden uit te keren uit activiteiten die geen verband meer houden met de inge brachte grondstoffen van de leden, bijvoor beeld bij landbouwcoöperaties. Er worden bijvoorbeeld winsten gemaakt door een ver gaande veredeling van de grondstoffen. De voorgestelde wijzigingen komen hierop neer dat de winst, gemaakt in het coöpera tieve produktieproces en berekend op basis van marktprijzen die ook in het verkeer met derden gelden, wordt gesplitst in een zogenoemde verzelfstandigde, belaste coö peratiewinst en een bij uitdeling onbelaste „verlengstukwinst". De laatstbedoelde winstfactor wordt bij produktiecoöperaties en andere coöperaties, die goederen van de leden afnemen, bepaald door de verhouding tussen de waarde van de grondstoffen die door de leden aan de coöperatie zijn afgeleverd en in hun eigen onderneming zijn voortgebracht en de waarde van alle kostfactoren die tot de eindomzet hebben bijgedragen. Indien dus bijvoorbeeld voor 100 miljoen gulden suikerbieten door de leden is inge bracht en indien daar 50 miljoen andere waarde aan wordt toegevoegd bij verwer king van de suikerbieten, dan wordt de vrijgestelde winst alleen gebaseerd op de ingebrachte suikerbieten. Voor de consumentencoöperaties en an dere coöperaties die goederen aan de leden leveren, wordt eenzelfde regeling voorge steld. Teneinde te bereiken dat kleine, een voudige coöperaties, die uitsluitend met leden werken en haar gehele winst uit delen, volledig vrij zijn van vennootschaps belasting, is er een algemene winstvrijstel ling aan de voet van 5000 gulden. Van de beperking van de vrijstelling verwacht de regering een hogere belastingopbrengst van 10 miljoen gulden per jaar. De voorgestelde verhoging van de divi dendbelasting van 15 percent tot 25 percent betekent geen verzwaring van belasting druk, want de dividendbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting. De meeste ontvangers van dividenden betalen meer dan 25 percent inkomstenbelasting en als men minder belasting moet betalen, wordt het teveel betaalde teruggegeven. De verhoging is echter wel van belang voor dividenden die naar het buitenland gaan. Dan zal 25 percent worden geheven. Daar- Een 20-jarige machinebankwerker uit Delft kwam in het politiebureau aan het Buitenhof te Den Haag vragen of men daar enige uren op zijn bromfiets wilde passen. Hij had er namelijk een adsprirant-koper voor, vertelde hij, en de ze wilde de bromfiets wel hebben, maar moest eerst de papieren zien. Met de ad- spirant-koper zou hij deze gaan ophalen, waarna hij weer op het Buitenhof zou te rugkomen De wachtcommandant nam de bromfiets in ontvangst en toen de ma chinebankwerker was weggegaan vergeleek hij de nummers van de bromfiets met de politieregisters. Daarbij kwam aan het licht dat de bromfiets als gestolen stond genoteerd. De machinebankwerker werd bij zijn terugkeer opgesloten in de cel. Na twee dagen gaf hij toe de bromfiets op 7 juli in Den Haag te hebben gestolen. van wordt een opbrengst verwacht van 45 miljoen gulden per jaar. Nederland heeft met andere landen een aantal verdragen gesloten waarin is be paald dat over en weer bij uitvoer van dividend geen belasting zal worden ge heven. Nu Nederland in toenemende mate een debiteurstaat is geworden, ligt het in het voornemen voor naar het buitenland gaande dividenden een heffing bij de bron te handhaven. Getracht zal worden metter tijd een verdragsregeling te bereiken waar bij beide partijen hun bronheffing tot een gelijk niveau van bijvoorbeeld 15 percent verlagen, zoals ook Amerika en Duitsland reeds hebben gedaan. Wie met een inkomen beneden 7450 gul den per jaar alleen loonbelasting betaalt, zou dividendbelasting betalen indien onder de neven-inkomsten beneden 300 gulden per jaar dividenden zijn begrepen. Deze dividendbelasting zal worden terugbetaald indien zij meer dan tien gulden bedraagt. Ditzelfde minimumbedrag van tien gul den zal gelden voor de teruggave van divi dendbelasting en loonbelasting aan per sonen die buiten de inkomstenbelasting vallen omdat hun inkomen beneden het be lastbare minimum blijft. In de thans be staande regeling is de teruggave aan een minimum van vijftien gulden gebonden. Sedert de oorlog bestaat voor verzeke ringsmaatschappijen de mogelijkheid om in het bijzonder met het oog op verliezen door rampen een onbelaste egalisatiereserve te vormen. De regering is echter tot de con clusie gekomen dat bij levensverzekeraars, gelet op het statische karakter van het be drijfsrisico in deze branche, geen wettige grond meer aanwezig is voor een bijzondere belastingfaciliteit. Zij stelt daarom aan de Tweede Kamer voor haar te laten ver vallen. Voor de schadeverzekeraars draagt het bedrijfsrisico veeleer een dynamisch ka rakter. Met het oog hierop achtte de re gering voor deze ondernemingen een bij zondere tegemoetkoming gemotiveerd in de vorm van een verruimde mogelijkheid tot „carry-back" van verliezen. In het alge meen kunnen verliezen alleen worden ver rekend met winst uit een enkel vorig jaar. Thans wordt voorgesteld voor schadever zekeraars het aantal jaren te vergroten tot vijf. Hiermee wordt de normale verreke ningsperiode van acht jaren (een verlies van een bepaald jaar kan worden ver rekend met de winsten van het vorige jaar en van de volgende zes jaren) voor deze verzekeringsmaatschappijen uitgebreid tot twaalf jaren. De gemeenteraad van Katwijk, die gister avond in openbare vergadering bijeen kwam, heeft met 15 stemmen voor en 6 tegen besloten alle openbare vermakelijk heden des zondags te verbieden. Dit besluit werd genomen na uitgebreide en vaak be wogen discussies. De voetbalvereniging K.R.V. en de exploitant van een bioscoop zouden door deze maatregel worden gedu peerd, maar de burgemeester, de heer H. Duiker, wees erop, dat hij bevoegd is in bepaalde gevallen ontheffing te verlenen. De heer N. Parlevliet (A.R.), die tegen stemde, vond het een uitermate moeilijk en gecompliceerd probleem, dat hij gaarne nader bestudeerd wenste te zijn. „B. en W. trachten het christelijke karakter van de badplaats te bewaren, maar de bevolking schijnt er niet hetzelfde over te denken", zei de heer Parlevliet. In Vogelenzang is donderdag met mi litaire eer begraven het stoffelijk overschot van de Nederlandse dienst plichtige soldaat J. J. Monkel uit Bloemendaal, die zondag bij een onge val met een jeep in La Courtine in Frankrijk om het leven is gekomen. Manschappen van het garderegiment Prinses Irene dragen de kist het kleine kerkhof op. In het najaar zal de K.L.M. een lucht lijn openen op Akkra, de hoofdstad van Ghana. Het ligt in de bedoeling, dat de K.L.M. op de nieuwe lijn voorlopig Akkra als eindpunt heeft De route zal via Tunis lopen, zodat deze stad dan een directe verbinding met Akkra krijgt. Tot nu toe bestond deze niet. De K.L.M. is van plan de nieuwe dienst tweemaal per week uit te voeren en wel voorlopig met vliegtui gen van het type Super-Constellation. (Van onze financiële medewerker) Over de thans gepubliceerde stukken met betrekking tot de Algemene Herziening van de Belastingen zal door de belastingdeskundigen waartoe wij niet behoren ongetwijfeld heel wat te zeggen zijn, ook al sluiten de minister en de staatssecretaris van Financiën zich in het algemeen bij de ontwerpen voor nieuwe wetten op de In komstenbelasting, de Vermogensbelasting en de Loonbelasting aan die onder het vorig kabinet zijn ingediend. De nieuwe voorstellen dragen in bepaalde opzichten ook een belastingtechnisch karakter, waarover slechts zij kunnen oordelen, die met de belas tingwetgeving volkomen op de hoogte zijn. Direct en indirect zijn enkele van de voor stellen echter ook van belang voor dc effectenbeurs en voor hen, die er bij betrokken zijn en ook als niet-deskundige zal men daarom trachten zich over de nieuwe be lastingvoorstellen een voorlopig oordeel te vormen. Dit voorlopig oordeel kan, dunkt ons, niet ongunstig zijn, ook al zullen de be staande verwachtingen bij velen niet wor den vervuld. Dat van een algehele nelas- tingverlaging geen sprake is, blijkt al aan stonds uit de mededeling dat het fisiaal nadeel voor de Staat niet meer dan 65 miljoen zal bedragen en dat dit resultaat eerst na een aantal jaren zal worden be reikt. Het zijn slechts enkele plooien m bet fiscale kleed, die worden gladgestreken. Daaronder moet allereerst worden ge noemd de verlaging van de Vennoot schapsbelasting voor de uitgekeerde winst. Deze zal 15 pönten lager zijn dan de be lasting op de winsten, die in het bedrijf blijven en waardoor de dubbele belasting van de vennootschapswinsten dus ten cele wordt opgeheven. De fiscale tegemoecko- ming is bescheiden en blijft nog ver achter bij die, welke in Duitsland tot stand kwam, waar, voor zover wij weten, bij de jongste wijziging de belasting op ingehouden win sten van 45 tot 51 percent is verhoogd en die op de uitgekeerde winsten van 30 tot 15 percent is verlaagd. Daar de heffing op de in het bedrijf blijvende winst ten onzent niet wordt verhoogd, betekent het desbe treffende voorstel echter in elk geval ren lichte verlaging van de belastingdruk voor de vennootschappen. De kans op een noger dividend wordt er uiteraard door vergroot, hetgeen voor de aandelenmarkt een kleine stimulans kan zijn. Bevorderlijk voor de aankoop van aan delen door de kleine spaarder is ook net voorstel om aan loontrekkers, wier nct'o- inkomen niet meer bedraagt dan ƒ7450.— terwijl hun „neven-inkomsten" de grens van 300 niet overschrijden, de dividend belasting over ontvangen dividend te res titueren. Zolang dit niet geschiedt, v.ordt de opbrengst van dividenden (waarop bij de bron 15 percent, straks 25 percent be lasting wordt geheven) achtergesteld hij de andere „neven-inkomsten", bij voorbeeld de rente op spaarbankboekjes. Hier weidt dus een onbillijkheid ten aanzien van l et effectenbezit weggenomen. Overigens wordt de Dividendbelasting, zoals reeds gezegd, van 15 tot 25 percent verhoogd. Voor de Nederlandse ingezete nen is dit geen groot bezwaar, omdat het hier een zogenaamde voorheffing betreft, welke later met de Inkomstenbelasting wordt verrekend. Voor de niet-ingezetenen, die de betaalde dividendbelasting niet te rugkrijgen, is deze verhoging echter een nadeel, al betreft het hier slechts enkele landen, waarmee nog een bevredigende verdragsregeling moet worden gesloten. Er zal echter worden gepoogd tot een z o- danige verdragsregeling met het bui tenland te komen, dat partner-landen hun bronheffing tot een gelijk niveau van bij voorbeeld 15 percent verlagen. Dit 3:gt volkomen in de lijn van de Europese inte gratie, welke de laatste tijd wordt gevoigd. Interessant is ook de afschaffing van de Commissarissenbelasting, tegen welke be lasting terecht wordt geopponeerd. Vol komen juist karakteriseert het ontw°rp deze belasting als een discriminatie ten nadele van een bepaalde groep belasr.ing- plichtigen in strijd met de eis van gelijk heid, die in belastingzaken dient te worden gesteld. Hier wordt dan tegenover gesteld dat de tantièmes voor commissarissen voortaan niet meer ten volle van de fis cale winst der bedrijven mogen worden afgetrokken. Dit zal slechts voor de helft toelaatbaar zijn met een minimum van 2000,en een maximum van 10.000, per commissaris. Hier worden dus voor namelijk de grote uitkeringen aan commis sarissen getroffen. De regering verwacht dat door deze wijziging de tantièmes aan commissarissen zullen dalen en als zij ge lijk heeft, zullen commissarissen er per saldo dus niet zo veel beter van worden. Van belang is voorts dat de handelswin sten, welke coöperaties maken in het ver keer met derden ook aan de Vennoot schapsbelasting onderhevig zijn. Hierdoor vervalt, althans ten dele, de discriminatie, welke er thans tussen de coöperatieve en de speculatieve ondernemingen bestaat cn waarover bij voorbeeld de Lyempf in haar laatste jaarverslag nog eens de alarmklok heeft geluid. Ook eeri concern als de Wes tersuikerraffinaderij zal met deze wijziging ingenomen zijn. Voor de beurs zijn dit, naar wij menen, wel de meest belangrijke punten uit de thans gepubliceerde belastingvoorstellen, welke van een uitgebreide toelichting zijn voorzien. Zoals gezegd, het voorlopig oordeel kan niet ongunstig zijn. Wethouder wil aftreden. De Tilburgse wethouder ïr. J. F. L. Krugers (P.v.d.A.) is van plan het wethouderschap en even tueel het raadlidmaatschap neer te leggen. De reden hiertoe is de herhaalde critiek op het beleid van deze wethouder, zowel in als buiten de gemeenteraad. Hij is voor nemens een klacht in te dienen tegen een plaatselijk blad, omdat hij zich door publi- katies in dit blad beledigd acht. Sedert 1 januari 1954 verstaat de Huurwet onder „prijs": het geheel van de ver plichtingen, welke de huurder tegenover de verhuurder bij of ter zake van huur en verhuur op zich neemt. Deze definitie brengt mede, dat sleutelgeld deel uitmaakt van de overeengekomen huursom en dientengevolge als te veel betaalde huur kan worden teruggevorderd. Bovendien bevat artikel 2 van de Huurwet sedert dezelfde datum een derde lid, luidende: Elk in verband met het tot stand komen van huur en verhuur van onroerend goed gemaakt beding, waarbij door of tegenover een derde enig niet redelijk voordeel wordt overeengekomen, is nietig. Ook deze bepaling richt zich tegen ontduiking van de huurprijsbeheersing door middel van sleutelgeld. Het vragen en aannemen van sleutel geld is niet strafbaar. Degene, die sleu telgeld ontvangt, loopt dus alleen het risi co, dat hij dit later weer zal moeten te rugbetalen. Dit risico is meestal niet groot, omdat het sleutelgeld veelal onder vier ogen „onder de tafel" wordt betaald, het geen moeilijk te bewijzen is. Aan de hand van enkele rechterlijke be slissingen zullen wij thans trachten na te gaan, in hoeverre artikel 2, lid 3, van de Huurwet®'de mogelijkheid heeft geschapen sleutelgeld terug te vorderen. Deze bepa ling is vooral van belang, wanneer de huurder van een bedrijfspand zijn zaak wil verkopen en de eigenaar van het pand de koper slechts als huurder wil aanvaar den, mits hij (de eigenaar) een aandeel in de koopsom ontvangt. Een groentehandelaar, die wij verder A zullen noemen, oefende zijn bedrijf uit in een gehuurd perceel. Op een gegeven moment wilde A. zijn zaak verkopen aan B. voor 6.000.-. Hiervoor vroeg en ver kreeg A. de medewerking van de eigenaar van het perceel. Deze ontsloeg A. van de lopende huur en aanvaardde B. als nieuwe huurder. Voor deze medewerking betaalde A. 600.- aan de eigenaar. Later vorder de A. dit bedrag weer van de eigenaar terug. De rechtbank te 's Gravenhage wees in haar vonnis op de Memorie van Toelich ting van het wetsontwerp, waarin het nieu we derde lid van artikel 2 van de Huur wet was opgenomen. Daarin wordt gezegd, dat dit' lid opgenomen is teneinde te voor komen, dat - b.v. ter camouflage van sleu telgeld" - bij of ter zake van 'n huurover eenkomst door of jegens derden onredelijke voordelen worden bedongen. Maar rede lijke vergoedingen, b.v. een normale ma kelaarsprovisie, blijven uiteraard geoor loofd. De rechtbank was van oordeel, dat in het onderhavige geval inderdaad kon wor den gesproken van een beding, waarbij door de eigenaar in verband met de tot standkoming van de door hem met B. ge sloten huurovereenkomst tegenover 'n der de, A, enig voordeel werd bedongen. De rechtbank stelde vervolgens de vraag, of dit bedongen voordeel niet redelijk ge noemd kon worden, in welk geval alleen dit beding nietig zou zijn. De rechtbank achtte het beding echter niet onredelijk. A. had zijn zaak nimmer aan B. kunnen verkopen, wanneer de eige naar A. niet van zijn huur had willen ontslaan en aan B. geen vergunning had gegeven om het betreffende perceel te hu ren en daarin het bedrijf van A. voort te zetten. Nieuwe senatoriale activiteit Mr. Van Riel, de aanvoerder van de liberale fractie in de Eerste Kamer, heeft zijn verzoek om zowel de minister van Defensie als diens ambtgenoot van Buiten landse Zaken te mogen interpelleren naar aanleiding van de kort voor de intree van haar zomerreces door de Tweede Kamer behandelde Defensie-nota, ingewilligd ge kregen. Ambtshalve genoodzaakt in het buitenland te vertoeven als lid van de Legercommissie woonde hij de militaire oefeningen in Noord-Frankrijk bij kon mr. Van Riel in de dinsdag gehouden ver gadering van de Eerste Kamer niet aan wezig zijn. Zelf kon hij daardoor niet de toestemming van zijn mede-senatoren vra gen om te mogen interpelleren ten einde nadere inlichtingen te verkrijgen in ver band met genoemde nota. Voorzitter Jonk man was echter zo vriendelijk het verzoek van de V.V.D.-afgevaardigde over te bren gen. Niemand maakte enig bezwaar en zo is dan eenstemmig beslist, dat de inter pellatie op 27 september zal mogen plaats vinden. Enige raadseltjes De namens mr. Van Riel gedane aan vrage heeft overigens enige raadseltjes met zich meegebracht. Allereerst is het reeds de vraag, waarom vermelde senator de be hoefte koestert de regering aan de tand te voelen met betrekking tot haar defensie beleid nadat nog slechts kort tevoren hier omtrent aan de overzijde van het Binnen hof een gedachtenwisseling heeft plaats gevonden. Denkbaar is, dat in de ogen van mi\ Van Riel die discussie te weinig heeft opgeleverd en te veel in het duister heeft gelaten, want inderdaad had dat debat tenslotte niet veel om het lijf. In hoeverre het bij die gelegenheid ook nogal povere optreden van minister Visser mede een factor is geweest die mr. Van Riel tot diens interpellatie-aanvrage bracht, valt op het ogenblik niet uit te maken. In elk geval heeft minister Visser nu ruimschoots de tijd om zich goed in de materie in te zal kunnen geven aan wat hij in de Eerste Kamer zal moeten opmerken dan het ge- val.was met zijn in de Tweede Kamer ge houden beloog. De heer Van Riel had laten weten, dat hij zo spoedig mogelijk wilde interpelleren. Nu is „zo spoedig mogelijk" een rekbaar begrip. Aldus valt te verklaren dat de aspirant-interpellant er genoegen mee ge nomen heeft, niet alleen, dat zijn interpel latie pas na het reces aan de orde zal komen, doen bovendien, dat zij dan nog niet eens in de week van 13 september op die èn op de volgende dag zal de Senaat het ontwerp tot wijziging van de Loterij- wet behandelen zal worden gehouden, doch eerst twee weken later. Eerste Kamer en voetbaltoto „Geeft deze tijdsvolgorde, dat wil zeggen, op 13 september de wijziging van de Loterijwet en pas veertien dagen daarna de interpellatie over het defensiebeleid, u niets te denken!", vroeg mij iemand uit de kring van de Eerste Kamer. Ronduit moest ik bekennen dit raadseltje bepaald niet te kunnen oplossen. De vraagsteller bleek een hulpvaardig man te zijn, want hij was be reid om mij het juiste antwoord te doen raden. „Gesteld eens, dat de voetbaltoto in de Kamer van Vijfenzeventig op een debacle zou uitlopen, dat men daar het wetsontwerp in kwestie zou verwerpen, dan zou op dat tijdstip het resultaat daar van niet meer kunnen zijn dat minister Beerman tot een stringent vergunningen stelsel zou overgaan op de grondslag van de bestaande Loterijwet, dus met alle denkbare beperkingen, maar dat hij zelf zijn portefeuille zou hebben neer te leggen. Met het gevolg, dat ook de drie overige ministers van Protestants-Christelijke hui ze het bijltje er bij zouden neerleggen, wat dan meteen de ineenstorting van het ganse kabinet-De Quay zou betekenen. En het uitbreken van een dergelijke crisis zou de hele interpellatie-Van Riel overbodig ma ken." Aldus de uitleg, die ik kreeg. Mij kwam werken, zodat hij allicht wat meer inhoud het intussen voor, dat de raadsel-dokter, die mij op deze redenering had onthaald, wel een beetje aan het fantaseren was ge slagen en daardoor achter de voor de in terpellatie vastgestelde datum (waarmee, naar mij bekend is, mr. Van Riel zich bij voorbaat had verenigd) veel te veel ge zocht heeft. Trouwens, het moet, dunkt me, al buitengewoon vreemd lopen, wil inder daad een meerderheid in onze Senaat het ontwerp-Beerman om hals brengen. Dat het aan bezwaren tegen dat ontwerp in de Eerste Kamer niet zal ontbreken, ligt voor de hand, maar voorlopig acht ik het hoogst twijfelachtig dat de Eerste Kamer, hoe buitengewoon actief zij dan ook tegen woordig moge zijn, in de gegeven omstan digheden een toto-crisis voor haar verant woording zou durven nemen. De belastingwetgeving De parlementaire vakantie vormt te recht voor de regering geen beletsel om, na even lange als deugdelijke voorberei ding, door haar panklaar gemaakte wets ontwerpen bij de volksvertegenwoordiging in te dienen. Dit is nu gebeurd met een ontwerp-wet op de vennootschapsbelasting 1960 en op de dividendbelasting 1960, ter wijl tegelijkertijd nota's van wijziging met betrekking tot de reeds van 1958 daterende ontwerpen inzake de inkomstenbelasting, de vermogensbelasting en de loonbelas ting zijn ingediend. Dit gehele pakket be oogt uitsluitend veranderingen in onze op menig punt verouderde belartingwetgeving aangebracht te krijgen, zonder dat hierbij van enige verlaging noch van verhoging van de belastingdruk sprake zal zijn. Toen ik informeerde, wannéér men in het kamp der regering verwacht dat de door haar voorgestelde „technische" herzienin gen wetskracht zullen verkrijgen, vernam ik van de meest bevoegde zijde dat het naar alle waarschijnlijkheid niet eerder zou zijn dan met ingang van het belasting jaar 1962. Het moge soms niet geheel en al ontbreken aan Nurkse belastingplichtigen, die aan belastingwetten niets menselijks eigen vinden, in werkelijkheid blijkt er tussen menselijke wezens en belastingwet ten toch ten minste in één opzicht een grote mate van overeenstemming te bestaan. Staatssecretaris dr. Van den Berge, bij uitstek deskundige op dit gebied, heeft namelijk eens uitgerekend dat „rijp en groen door elkaar genomen", belastingont- werpen het levenslicht als wet plegen te aanschouwenna negen maanden. Af gaande op deze berekening mag ik dus wel als vaststaand aannemen, dat het onmoge lijk zal zijn de herzieningsontwerpen vóór mei 1961 als wetten in het Staatsblad te krijgen en daarmee staat dan meteen vast, dat zij niet eerder dan in 1962 zullen kun nen gaan werken. Overigens ware het zeer wel denkbaar dat, indien het straks op fis caal gebied tot iets geheel anders mocht komen, namelijk tot voorstellen ter ver laging van een of meer belastingen, de Kamers aanmerkelijk grotere spoed aan de dag zullen leggen om maatregelen van dien aard ten snelste rechtskracht te doen ver werven. Of en in hoeverre de regering tot dergelijke voorstellen zal overgaan, zal men zeker niet vroeger dan op de derde dinsdag van september gewaar kunnen worden. De commisise-Koersen, die zich met aan gelegenheden inzake 't militaire aankoop beleid bezig houdt, heeft bij de voorberei ding van haar tweede verslag, uitermate belangrijk materiaal met het oog op de toekomst verzameld. Ik denk hier aan de zeer interessante en grote waarde bezit tende gegevens omtrent de wijze, waarop elders het parlementaire toezicht op be steding van 's lands gelden tot zijn récht kan komen en doeltreffend vermag te werken. Lezing van wat de commissie- Koersen in dat opzicht bijeen heeft ge bracht, geeft alleszins aanleiding om de hoop te koesteren dat Parlement en Rege ring er hun voordeel mee zullen doen. Het zou de moeite lonen, een of meer commis sies te belasten met nadere bestudering van de mogelijkheden om op het gebied in kwestie, eventueel met behulp van de wet gever en misschien op een enkel punt ook van de grondwetgever, nuttige hervormin gen aan te brengen. Dr. E. van Raalte De rechtbank overwoog voorts, dat A, die de 600.- betaalde, niet de toekomstige huurder was. Dit bedrag was dus niet een deel geworden van de verplichtingen, welke de huurder bij of ter zake van huur op zich had genomen. A. kon de betref fende 600.- dus niet als te veel betaalde huur terugvorderen. Aldus werd de vor dering van A. ontzegd. In het volgende geval had een emigrant de huur van zijn winkelwoning overgedaan aan de koper van zijn zaak. Hiervoor moest hij ƒ2.000.- aan de eigenaar van de winkelwoning betalen. Zelf ontving de emigrant een koopprijs van 20.000.- van zijn opvolger. Toen de emigrant goed en wel in Canada was, vorderde hij voor de rechtbank te 's Hertogenbosch de door hem betaalde 2.000.- weer van de eigenaar terug. De rechtbank achtte de overeenkomst, op grond waarvan de emigrant 2.000.- aan de eigenaar had betaald, nietig inge volge artikel 2, lid 3, van de Huurwet. De rechtbank achtte deze bepaling van toepas sing, daar de emigrant betaalde als derde, opdat de huurovereenkomst tussen de eige naar en de opvolger van de emigrant tot stand zou komen. Daaraan doet niet af, dat de emigrant uitei delijk niet ten be hoeve van zijn opvolger betaalde, doch ten behoeve van zich zelf, namelijk om zijn bedrijf te kunnen verkopen, aldus de rechtbank. De eigenaar bracht nog in het midden, dat de betaling van 2.000.- geen onrede lijke bevoordeling was. Met een beroep op de Memorie van Toelichting was de recht bank evenwel van oordeel, dat onder „re delijke bevoordeling" slechts viel de ge bruikelijke betaling aan personen, die nor maliter bij het tot stand komen ener huur overeenkomst betrokken zijn, zoals b.v. de normale makelaarsprovisie. De onderhavi ge bevoordeling, bestaande in participatie in de opbrengst van de overdracht van het bedrijf van de emigrant, vond de recht bank echter niet redelijk. Met deze moti vering wees de rechtbank de vordering van de emigrant toe. Maar de eigenaar ging in beroep bij het gerechtshof te 's Her togenbosch en had daarmede succes. Het gerechtshof overwoog, dat de eige naar indertijd zeer serieus het voornemen koesterde om het betreffende perceel te verkopen, zodra de emigrant dit zou heb ben verlaten. Deze alleszins mogelijke ver koop „vrij van huur" oordeelde de eige naar in financieel opzicht veel aantrek kelijker dan een verdere verhuring van het perceel. De eigenaar had daarom lang geaarzeld alvorens van die verkoop af te zien. Tenslotte heeft hij daarvan afgezien uitsluitend teneinde de emigrant in de ge legenheid te stellen zijn winkelbedrijf met inventaris voor een alleszins aanvaardba re prijs aan zijn opvolger over te doen. Afstand doende van de mogelijkheid tot het realiseren van een door hem verwacht voordeel, zou de eigenaar zich zelf schade hebben berokkend, indien de emigrant niet bereid was gebleken om een tegenpresta tie te stellen. De emigrant had dit zelf ook gezien en was daarom met de eige naar een schadeloosstelling van 2.000.- overeengekomen. In deze omstandigheden kan zeker niet worden gezegd, dat de eige naar enig niet redelijk voordeel heeft be dongen, aldus het gerechtshof. X., huurder van een woning te Leiden, wenste door middel van een driehoeksruil naar Amsterdam te verhuizen. Hiervoor zou een zekere Y. de woning van X. te Leiden moeten betrekken. Doch de eige naar van deze woning wilde Y. slechts als nieuwe huurder in de plaats van X. aanvaarden tegen een betaling van 1.000. Toen de driehoeksruil to' stand was ge komen, vorderde X. de door hem betaal de 1.000.- weer van de eigenaar terug. De eigenaar verweerde zich door te stel len, dat hem door het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst met Y. 'n winst van 7.000.- was ontgaan. Na het vertrek van X. zou hij zijn eigendom met een winst van 7.000.- hebben kunnen verko pen, zodat enige tegemoetkoming in die schade hem geenszins onredelijk voor kwam. Maar dit standpunt vond de kantonrech ter te Leiden onhoudbaar wegens de daaraan verbonden consequenties. Het is immers van algemene bekendheid, dat een vrije verkoop van z.g. „oud-bezit" belang rijk meer opbrengt dan een verkoop in verhuurde staat. Het standpunt van de eigenaar zou dus medebrengen, dat prak tisch iedere eigenaar bij een woningruil als de onderhavige een dergelijke vergoe ding zou mogen bedingen. Dit achtte de kantonrechter in lijnrechte strijd met de bedoelingen van de wetgever. Aldus wees de kantonrechter de vordering van X toe. In hoger beroep kon de rechtbank te s Gravenhave zich geheel met deze be slissing verenigen. De rechtbank wees er nog op, dat artikel 2, lid 3, van de Huur wet er juist op gericht is te voorkomen, dat huiseigenaren van derden voordelen bedingen, die hun grondslag vinden in of verband houden met de bestaande huizen- nood. Mr. C. A. baron Bentinck

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 9