Drieënhalve eeuw Wieringerwaard PRESTIGEZUCHT, motor èn bederver van onze maatschappij J Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant en IJ muider Courant - m- - 11 nm, S uitvèr^op] NA HET ENORME SUCCES dat Packard, de Amerikaanse journalist-socioloog, heeft gehad met zijn „Verborgen verleiders", waarin hij de praktijken van de moderne reclame en de „motivation-research" aan de kaak stelde, schijnt hij met zijn zojuist ook in het Nederlands vertaalde werk „De status zoekers" de weg van de bestsellers nog niet verlaten te hebben, want we nemen graag aan dat dit boek de nodige opgang zal maken. Packard vertelt immers goed, hij heeft zich behoorlijk op de hoogte van de feiten gesteld en hij schrijft een gemakkelijk leesbare taal. Dat hij de zaken soms wat eenzijdig voorstelt, maakt het lezen van zijn werk dikwijls aantrekkelijker dan het door werken van zware wetenschappelijke delen waarin men alle kanten van een sociale aangelegenheid recht probeert te doen. Packard wil echter geen wetenschappelijke verhandeling schrijven, hij wil de vinger op bepaalde wonde plekken in de Ameri kaanse en ook wel Westeuropese cultuur leggen en men mag zeggen dat hij dat goed doet. W. Langeveld Erbij .i DONDERDAG 4 AUGUSTUS a.s. zal met de komst van de Commissaris der Koningin in de provincie Noordholland het programma der feestelijkheden ter ge- tegenheid van't 350-jarig bestaan van de polder Wieringerwaard begonnen wor den. Het moge duidelijk zijn, dat de pol derbewoners alle reden hebben om te feesten, want hun polder is een béste polder, welks bodem gerekend wordt te behoren tot de beste die wij binnen onze NATUURLIJK ZIJN ER óók wel eens spannende momenten geweest in de ge schiedenis van dit waterschap. Zo liep in 1775 de polder groot gevaar, want bij de duikers, waarmede men water loosde op de Zuiderzee, sloeg van 14 op 15 novem ber de vloedgolf een groot gat in de ring dijk en stond het Zuiderzee-water al tot op 1.25 m van de kruin van de dijk. Ook elders, waar het echter minder gevaarlijk was, waren reeds gaten in de dijk gesla gen, terwijl van het kostbare paalwerk in het noordwesten en noorden, ter be scherming van de dijk aangebracht, niet minder dan 8000 palen en 600 gordin gen reeds waren losgespoeld en wegge slagen. Toen de nood op het hoogst was en men vreesde de dijk niet te zullen hou den, nam de wind af. Een soortgelijk geval deed zich voor tijdens de zo geduchte februari-storm van 1825. Door de aanhoudende stormwinden was het Zuiderzee-water thans zelfs tot op 70 cm vanaf de dijkskruin opgejaagd. Ouden van dagen herinnerden zich toen als de dag van gister de vloed van 1775 en zij vreesden het ergste. „Met siddering" zegt de geschiedschrijver „zag men 't avond-vloedgetijde tegemoet. Dan, niet tegenstaande de wind aanhoudend bleef woeden en 't water met ontzettende snel heid des avonds ten 6 ure (zijnde het toen maar eerst „half tij") dezelfde hoogte van de vorige nacht bereikt had, daalde het te 6'/a ure tot ieders verwondering, zo aanmerkelijk, dat men te 11 ure, wanneer dé wind mede begon te stillen, het gevaar gerust konde rekenen voorbij te wezen.." ZO VOORSPOEDIG als de polder zich heeft kunnen handhaven tegen de water wolf, zo moeilijk was het begin geweest. Het was een zekere Coetenburg, een voor naam man uit de stad Alkmaar, kapitaal krachtig, die voor zich en zijn medestan ders, vergunning vroeg aan 's Lands re gering in dit geval de Staten van Hol land en Westfriesland om een stuk Zuiderzee-wad, genaamd „het Slik", te mogen omdijken; 6 september 1597 kreeg hij het verlangde octrooi geldig voor zes jaren. En dat wilde dan tevens zeggen, dat hij, indien de omdijking en droogleg ging gelukte, het alzo verkregen land in volle vrije eigendom ontving en tevens vrij gesteld van allerlei lasten. Maar we gens gebrek aanarbeidskrachten kon het werk niet voltooid worden, zodat in 1603 uitstel verleend werd en een nieuw octrooi voor zes jaren. Vijf jaar liet men desniettemin de zaak op z'n beloop en men begon pas in 1608 het bedijken voort te zetten. Het volgend jaar moest men weer stoppen, doch dit keer omdat er de nodige „stoffe, waarmede de dycken in dese ge westen gemaeckt worden" ontbraken. (Vermoedelijk werd hier gedoeld op zee-wier, waarmede van oudsher in deze streken voortreffelijke zeeweringen wer den gebouwd). Men ging toen op andere wijze te werk en eindelijk in 1610 had de dijk de gewenste breedte en zwaarte. Maarthans kwam de eerste zware storm opzetten en sloeg vele gaten in de nieuwe dijk. Nadien had men nog de pech, dat een natte zomer de arbeid niet begun stigde. Er waren dijkstukken, welke ge heel wegzonken in de slappe bodem. Op sommige plaatsen zelfs tot twee en drie keer toe!. Opnieuw moest verlenging aangevraagd worden van het octrooi en ook nu weer werd dit verleend (thans voor vijf achter eenvolgende jaren). Maar in 1612 had men dit waddengebied droog en daarmede ook de bodem van de nieuwe polder, welke al spoedig als de „Wieringerwaard" bekend zou worden. De oplettende lezer zal gezien hebben, dat de feestvierende ingezetenen niet kon den wachten tot het 350-jarig bestaan van het droogvallen, doch gekozen hebben het jaar waarin de omdijking een feit werd. sterren EN ZO LIGT DAN AL drieënhalve eeuw lang daar in de „kop van Noordholland" een prachtig stuk boerenland. Driehon- derdvfjftig jaren hebben deze polder niet van karakter kunnen doen veranderen. De Wieringerwaard is nog steeds bij uitstek een landbouwgebied, is een agrarisch stuk je Noordholland, is een polder, waar de boer de scepter zwaait en het boerenleven een stempel op de samenleving heeft gesteld. De enige industrie (een zuivel fabriek) gesticht in 1875 ging zeven jaar geleden ter ziele en we kunnen niet inzien, grenzen kennen. Bovendien kan men vreugdevol de arbeid der vaderen her denken want die hebben de waterkerende zeedijken indertijd goed en degelijk ge legd, zodat de ingelanden driehonderd- vijftig jaar lang geen overlast van het water hebben gekend. Er zijn polders in de onmiddellijke omgeving, waar men dat niet kan zeggen. De veel jongere buur polder Anna-Paulowna verdronk in 1916 compleet en de nóg jongere Wie- dat de polder er beter aan toe zou zijn, wanneer er industrieën zouden worden ge vestigd. Het is een zekere mode-zucht om aan industrialisatie mede te doen, maar het lijkt ons toe, dat zulks alleen verant woord is, wanneer daarmede werkelijk in een behoefte wordt voorzien. Maar in een zuivere argrarische gemeente polder-cn gemeentegrenzen vallen hier net als in de Haarlemmermeer samen is er eerder gebrek aan arbeidskrachten dan een te veel. Vooral wanneer zelfs vèr weggele- gen industrieën als de Hoogovens de werk nemers helemaal van hier wegzuigen. Voorheen is de Wieringerwaard wel voornamelijk een veehouderspolder ge weest. Er werd bést vee gehouden, want op goede grond kunnen goede koeien tie ren! Tegenwoordig is de helft van de 1680 ha (belastbare) oppervlakte in gebruik voor de akkerbouw en de overblijvende helft gereserveerd voor het vee. Dat zijn zo de gevolgen van oorlogstoestanden, wanneer goede grond ten dienste van de graanteelt wordt gesteld. Dan wordt het grasland „gescheurd", zoals men dat noemt. Maar al is er dan een 800 ha bouwland: op oie andere 800 ha tiert nog het beste vee van Noordholland. Er is een fokvere- niging, welke ook tijdens de feestdagen zal laten zien welk een prachtig vee hier geteeld wordt, zó schoon zelfs, dat buiten landers er hun stammateriaal komen ha len! ZOALS GEZEGD, de polder- en gemeen- ringermeer, ook al een buurman, werd door 's vijands krijgsmacht volkomen zin loos tegen het einde van de oorlog geïn undeerd. Ook de wester buurman de Zijpe genaamd is meermalen een weer loze prooi der woeste wateren geweest. Waarmede maar gezegd wil zijn, dat die van Wieringerwaard destijds ook wel „De Nieuwe Zijpe" genaamd met recht dankbaar kunnen zijn op een ongestoord bestaan gedurende 350 jaar. tegrenzen vallen samen. Dat is in de Haar lemmermeer óók het geval, maar in laatstgenoemde polder was de gemeente slechts negen dagen ouder dan het water schap! Beide hadden ze daar een zware en zeer uiteenlopende taak. Maar in elk geval hadden ze beide een taak, welke duidelijk afgebakend was. In de nieuwe Wieringerwaard van de zeventiende eeuw was er alleen maar een polderbestuur, bestaande uit de Heren uit Alkmaar. Dat waren de Dijkgraaf, de Heemraden en de Hoofdingelanden. Bij het octrooi van 's Lands Overheid van 1597 was voorge schreven, dat de „polder ten eeuwigen dage geregeert zal worden bij den Dijk- graeve ende Heemraden aldaer. Ende sullen d'Ingelanden van voornoemde Wie- ringer-Waert vermogen ende blijven ge- authoriseert, te verkiesen Dykgrave, Heemraden, Penningmeester ende andere nodige Officieren, met aprobatie ende sommissie van ons ofte die van de Reke- ninge voornoemt. De eigenaren van de gronden (de inge landen) gaven hun bevoegdheden in han den van.... vijf hoofdingelanden, voor hun leven benoemd en die voor zich het recht bedongen hadden in de bezetting van alle openvallende plaatsen zélf te mo gen voorzien! En zo kon 't dan gebeuren, dat deze vijf heren onderling de baantjes verdeelden en dat van de vijf er drie naaste familie van elkaar waren: de rijke Amsterdamse koopman en burgemeester Bartholt Cromhout en zijn twee oomzeg- gers M. Coetenburgh en A. du Gardijn. Maar het is zoals Dr. Jonker in zijn zo juist verschenen dissertatie ook al zegt: „voor aanpakken en definitief voltrekken van de riskante en kostbare bedijkingson derneming heeft de aanwezigheid van zulk een klein, besluitvaardig college van finan- cieël krachtige durvers groot nut gehad". Inderdaad, de regenten regeerden met vaste, doch rustige hand. Ze verstonden hun vak en bovendien er behoefde op deze wijze niet gekonkeld en gekuipt te worden, want ook de andere openbare functies had den zij in handen! De Overheid benoem de namelijk op voorstel van de Hoofdinge landen (dus van deze 5 personen) een Bal juw en de Schepenen. Welnu, dat werden natuurlijk de Dijkgraaf en de Heemraden. Zo was dus ook de rechtspraak geheel in handen van hetpolderbestuur! Door deze merkwaardige figuur werd het gehele polderleven beheerst door deze Heren, die zorgden voor de bouw van een polderhuis in 1630, voor een armenhuis in 1797, voor een kerk in 1633, voor een schoolmeesterswoning en nieuwe school in 1655. De kosten voor al deze zaken namen zij op zich als iets vanzelf sprekends. Ja, zó sterk was het polderbe stuur doordrongen van zijn taak het open bare leven en het algemeen belang dei- ingelanden naar elke richting te moeten dienen, dat het toen de onderwijzer na 1813 in gemeentedienst kwam hem toch zijn salaris maar betaalde tot 1851 in de vorm van een subsidie aan de gemeente- tekas! De gemeente Wieringerwaard heeft lange tijd bestaan bij de gratie van de polder van die naam. En eerlijk ge zegd is het in bescheiden wijze eigen lijk nóg wel zo! Want burgemeester Kloe ke is tevens Dijkgraaf van de polder en de gemeente-huishouding wordt bestierd van uit lokaliteiten welke de gemeente gehuurd heeft van de polder! Voor de somma van 80.- per jaar woont het gemeentebestuur bij de polder in. Op de gevel van het ui terlijk op een voorname zeventiende- eeuwse Westfriese slelphoeve gelijkend gebouw staat met grote letters „Polder huis" te lezen, het woord „Raadhuis" zult ge tevergeefs zoeken HET IS WEL DEGELIJK de moeite waard deze polder eens te bezoeken, al moet men er geen groot vermaak zoeken. De verbindingen (per autobus) zijn spaar zaam, maar voor fietstochten leent de pol der zich zéker. Het ziet er alles welva rend uit. Het is Westfriesland op z'n best, al is er veel moois teloor gegaan toen men een paar jaar geleden begon de machtige iepen te rooien. Maar mét iepen of zónder iepen, men zal het met ons eens zijn: er is alle re den om eens vier dagen lang de afgeleg de weg van 350 jaren te vieren! Slob Dr. H. Jonker Hzn.: Hoofdstukken uit de geschiedenis van de polder Wieringerwaard 1610— 1960. Amsterdam 1960. De oudste boerderij Het polder-raadhuis Romantisch doorkijkje in de binnenkort jubilerende polder. 7I3 HET ONDERWERP dat hij in „De sta- tuszoekers" behandelt is allerminst nieuw. Het is in feite al jaren geleden door Ameri kaanse sociologen als Warner en Lunt uit de doeken gedaan, maai misschien dat het dankzij het werk van Packard nu ein delijk eens verder komt dan de colleges en de studeerkamers. Packard verstaat onder statuszoekers lieden die zich voort durend inspannen om de zichtbare tekenen om zich heen te verzamelen van de rang die zij opeisen. Wel zal men zeggen, dan zijn er ook in Nederland de nodige exem plaren van deze soort en dat is onmisken baar. Packard gaat na waarom lieden die een bepaald inkomen verdienen wel in deze wijk willen wonen, maar niet in een andere; naar welke scholen men zijn kinderen stuurt; van welke clubs men lid is en wie daartoe niet worden toege laten enz. Zoals gezegd, Amerikaanse sociologen hebben na een grondig onderzoek reeds lang geleden geconstateerd dat de Ameri kaanse samenleving niet klasseloos is, zo als de legende dat zo graag wil, maar dat er duidelijk klassen bestaan met een eigen gedragspatroon, en met scherpe af bakeningen ten opzichte van elkaar.Pac- kard onderscheidt vijf klassen: De gediplo meerde elite, die hij verdeelt in twee cate gorieën: de werkelijk hogere klasse, die ook inderdaad de belangrijkste posten in de maatschappij bezet houdt, en de semi- hogere klasse bestaande uit mensen met veel ambitie, met een universitaire oplei ding en met de wil om carrière te maken. Dan komt er een diepe kloof en daarna komen de drie ondersteunende klassen, namelijk: De klasse met beperkt suc ces, die gevormd wordt door wat ook wel „de lagere middenklasse" wordt genoemd, mensen die niet bij de arbeidersklasse wil len worden gerekend en dat in hun gedrag ook tonen. Ze hebben meestal een middel bare opleiding genoten. Vervolgens komt de arbeidersklasse, die numeriek de groot ste is en daarna de werkelijk lagere klas se van half- en ongeschoolden, de klasse waarop alle anderen neerkijken. AMERIKANEN HOUDEN er niet van dat zij opmerkzaam gemaakt worden op het beslaan van klasseverschillen in „God's own country". Het oude ideaal van het land met degelijke kansen voor ieder die van krantenjongen miljonair wil worden, leeft volgens Packard nog steeds. Het be staan van uitgekristalliseerde klassen is daarmee in strijd en er bestaat dus een grote spanning tussen de feiten en de ideeën over die feiten, een spanning die zich volgens Packard tijdens een econo mische crisis wel eens zou kunnen ont laden. De klassen zijn immers duidelijk ver stard, mogen wij Packard geloven. De bar rières tussen de verschillende groepen worden hoger en hoger en met name tot de werkelijk hogere klasse dringt men bijna niet meer door. Wel kan men trach ten de statussymbolen van een bepaalde hogere klasse te verwerven, zoals een duurdere auto; een groter huis in een gedistingeerde wijk dat dan op de juiste wijze wordt ingericht; door zijn kinderen naar de universiteit te sturen en lid te worden van een bepaalde club en kerk genootschap. Ten dele vallen de klasse- lijnen samen met die van etnische groe pen. Negers, Portoricanen en Joden worden nog altijd van allerlei „betere" groepen en verenigingen uitgesloten. Met de Joden gaat men weliswaar tijden;, het werk en in het sociale leven normaal om, maar van de sociëteiten kunnen zij in de regel geen lid worden. PACKARD VERKLAART de jacht op status voor een belangrijk deel uit de een voudige, vrij geestdodende arbeid, waar toe een groot deel van de bevolking in een geïndustrialiseerde samenleving le venslang gedoemd is. Deze arbeid wordt verricht in grote, door een geweldig bu reaucratisch apparaat beheerste bedrijven waarin de promotiekansen gering zijn. De enige manier om aan deze weinig pers pectieven biedende situatie te ontvluchten is het streven naar prestige waarmee man zich van alle anderen, die tot het zelfcre lot veroordeeld zijn, onderscheidt. Het is de reclame die bij het zoeken naar sta tus de helpende hand biedt. Packard zou Packard niet zijn als hij op deze zijde niet tevens de aandacht vestigde. De re clamespecialisten speculeren bewust op de behoefte aan status bij de kopers. Zij cre- eren behoeften die met een hogere status in overeenstemming zijn en pogen de schuld gevoelens weg te nemen die inherent zijn aan het „boven de stand leven". Wil men status verkrijgen dan is het bezit van liefst universitaire diploma's daarvoor een voorwaarde. Voor de middelbare en hogere functies zijn deze langzamerhand een dwingende eis geworden en ook al heeft men nog zo veel capaciteiten, zonder graad komt men er niet of veel moeilijker. Packard waar schuwt dat deze tendensen bestaan in alle geïndustrialiseerde samenlevingen en dat ook West-Europa, hoewel de situatie daar thans mischien nog wat beter is dan in de V.S., steeds sterker een klassekarakter zal krijgen. Het doorstromingsproces van laag naar hoog zal zwakker en zwakker worden, de sociale stratificatie voortdu rend sterker. HIERMEDE KAN MEN het stellig eens zijn, immers de moderne complexe samen leving eist hooggekwalificeerden op de belangrijkste posten. De uitvoerende ar beid wordt door de automatisering steeds eenvoudiger en voor de zeer weinig be gaafden zal er als de lopende band uitvalt, nog maar heel weinig te doen zijn. Is het bestaan van klassen nu zo te ver oordelen? Opvallend is dat men zich daar juist in de V.S. en in de Sovjet-Unie zo druk over maakt. Ook Rusland beweert klasseloos te zijn, maar men weet thans wel beter. Ons dunkt dat, behalve mis schien in de zeer primitieve maatschap pijen, er altijd klasseverschillen hebben bestaan en dat het doorstromingsproces in de ene periode eens wat beter is dan in de andere. De neiging van de mens om zich te onderscheiden van zijn naasten, men mag het nu onplezierig vinden of niet, schijnt zo oud als de wereld te zijn en dus typisch menselijk. Anderzijds wil len we ook weer niet te sterk van elkaar afwijken en volgen we in onze distinctie drang de normen die in onze cultuur gel den. Het zoeken naar status is een moder ne vorm van de oude prestigezucht, die past in een democratie waarin de massa- produktie alles voor iedereen bereikbaar probeert te maken. Breidt men het terrein wat uit, dan zoeken wij allemaal naar sta tus, grote groepen doen dat thans in de consumptie, andere daarentegen juist door zich te onthouden van consumptie. Pac kard geeft daar zelf enige voorbeelden van. (De rijke dame die in een oude, ge deukte Ford rijdt, omdat Cadillacs ook door de semi-hogere klasse kunnen wor den gekocht.) MAAR PACKARD is niet tevreden met de starre maatschappelijke gelaagdheid, waarin de reële opstijgkansen gering 'zijn. Hij zoekt de oplossing in de opleiding van de kinderen en meent dat de universitei ten door een ruim beurzen-systeem voor de onderste drie klassen toegankelijk moe ten worden. Langs een achterdeur haalt hij hiermee de nieuwe klassemaatschap pij, die meesterlijk wordt beschreven in Michael Youngs „Meritocratie", al weer binnen. Immers intelligentie is het fraai ste statussymbool dat men zich denken kan, want het kan niet gekocht worden. De „gelijke kansen" leiden onverbidde lijk tot het ontstaan van een nieuwe elite die men moeilijk het recht op haar posi tie zal kunnen ontzeggen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1960 | | pagina 11