Ontstaan, verval en herstel
van de Olympische
Spelen
OE GRIEKSE SPELEN EN
DE OLYMPISCHE VREDE
COUBERTIN
HET ONTSTAAN VAN DE MODERNE SPORTEN
Wekelijks toegevoegd aan alle edities van
Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant
en uminaer courant
en de
huidige Spelen
wmwMÊÊ0w
-
De Coubertin, grondlegger der moderne Olympische Spelen
Een verschil van zestien eeuwen: boven
de ruïnes van de basiliek van Massen-
tius uit de vierde eeuw, waar ge
worsteld werd. Onder: de kleine hyper
moderne sporthal in Rome, waar de
basketbal- en gewichthef wedstrijden
zullen worden gehouden.
trad hij in de openbaarheid met zijn
streven de Olympische Spelen te doen
herleven. Hij hield hierover een confe
rentie in de Sorbonne.
DE SPORT WAS IN het oude Griekenland in de
allerleerste plaats een van de essentiële elemen
ten van de opvoeding. Op de school, die het kind
bezocht van zijn zevende tot zijn veertiende jaar
werd veel aandacht besteed aan zang en muziek,
waarna de jeugdige Atheense staatsburger vanaf
zijn achttiende jaar een zuiver sportieve opleiding
ontving. De opleiding omvatte in de allereerste
plaats de wedloop, waarin hef vooral aankwam
p snelheid, verder het hoog- en vèrspringen.
Ook omvatte de opleiding discus- en speerwer
pen. Ook het worstelen werd druk beoefend en
wel in verscheidene vormen, maar het hoogst in
aanzien stonden de deelnemers aan de Petathion,
die zoals Aristoteles zei, de meest volmaakte at
leten waren. Alle deelnemers werden toegelaten
tot het eerste onderdeel: het springen. Vijf moch
ten vervolgens deelnemen aan het speerwerpen,
de vier besten van hen aan de wedloop, waarin
wéér een deelnemer uitviel, zodat nog slechts drie
atleten uitkamen in het discuswerpen. Daarin viel
er weer een af, zodat de worstelfinale tenslotte
ging tussen de twee beste atleten, van wie de
winnaar de Olympische lauweren kreeg.
DE GRIEKEN kenden de spelen een
goddelijke oorsprong toe. Gedurende
meer dan elf eeuwen van 776 voor
Chr. tot 394 na Chr. werden zij om
de vier jaar gehouden bij de eerste volle
maan na de zonnewende. De plaats
waar de spelen plaats hadden was Olym-
pia, een stadje in de vlakte van Elis,
gelegen aan de westzijde van de Felo-
ponesus op de flank van de berg Kronos.
Het stadion was, dat zoals alle Griekse
stadions, gebouwd in de vorm van een
hoefijzer. De lengte ervan was 211 me
ter, de breedte 32 meter. De baan van
de wedloop ging over een afstand van
192,27 meter, dat is 600 maal de lengte
van de voeten van Hercules.
Nadat een dag was gewijd aan de gods
dienstige plechtigheden en de olympische
eed was afgelegd, begonnen de volgende
dag de eigenlijke spelen. Op de eerste dag
had de wedloop plaats over een afstand
van één en later over twee stadia, en ver
der een lange afstandloop. De tweede dag
was bestemd voor de pentathlon en de
derde dag voor de worstel- en vuistgevech
ten en het pankration (worstelen en vuist-
vechten). Op de vierde dag hadden de
wedloop en het worstelen voor junioren
plaats en op de vijfde dag was het de
beurt aan de wagenmenners, die uitkwa
men op strijdwagens bespannen met vier
paarden. Verder namen zij deel aan een
lange-afstandswedstrijd, eveneens voor
bespannen paarden. Op de laatste dag
werd de winnaar van elk onderdeel gehul
digd. De overwinningsti'ofee was een tak
van een wilde laurier.
De atleten kampten geheU. naakt. Ge
trouwde vrouwen werden niet tot het sta
dion toegelaten, maar de jonge meisjes
waren welkom. Later werden speciale
spelen in het leven geroepen voor ge
trouwde vrouwen. Gedurende de periode
van de Olympische Spelen heerste er in
geheel Griekenland wapenstilstand, de
Olympische vrede en de onderlinge twis
ten en gevechten begonnen pas weer na
de sluiting van de spelen.
NOG RUIM VEERTIG jaar bleven de
Olympische Spelen bestaan, nacfat koning
Mithradates in 80 voor Chr. de beslissen
de nederlaag leed tegen de Romeinse dic
tator Sulla. Maar van de hooggestemde
opvatting der Grieken bleef weinig meer
over. Sulla besloot zijn overwinning te
vieren met het overbrengen van de 175ste
Olympische Spelen naar Rome. Latere
keizers stimuleerden de SDelen. Augustus
schonk aanzienlijke geldbedragen en Tibe
rius won de gevaarlijke wagenrace, voor
dat hij keizer werd. Maar onder Nero ging
het bergafwaarts. De jaloerse keizer liet
de 211e spelen twee jaar uitstellen van 65
tot 67 na Chr., zodat hijzelf deel kon ne
men. Nex-o „won" toen de wedstrijd in
zang en romantisch spel en hij nam deel
aan de wagenx-ace, staande in een strijd
wagen bespannen met tien paarden. He
laas werd de keizer spoedig ter aarde ge
worpen. Geen nood, de race werd stop
gezet en toen Nero na enige tijd weer
rechtop stond, werd hem de prijs voor de
overwinnaar toegekend.
MAAR OOK IN GRIEKENLAND zelf
was het niveau van de Olympische spelen
lager geworden. Als men Filostratos wil
geloven, waren de atleten van het Helle
nistische tijdperk grote smulpapen en
beter thuis in de kunst der liefde dan dat
zij indruk maakten op het spox-tveld.
Ovex-winningen waren te koop voor de
meest biedende.
Tacitus schrijft dat de Romeinen aller
eerst uit een gevoel van nationale trots
de zeden van de buitenlanders wantrouw
den en dat zij verder uit morele ovex-we-
gingen tegen de Olympische Spelen waren;
tegen de algehele naaktheid der atleten en
tegen de sfeer van de spelen, die een bij
uitstek geëigende gelegenheid zouden zijn
voor laakbax-e verhoudingen.
IN ROME HAD men reeds een viertal
soorten balspelen, waarvan het „harpas-
tum", gespeeld door twee ploegen, te be
schouwen is als een verre voorloper van
ons huidige rugby. Ook het roeien was
een geliefkoosde spox-t, evenals boogschie
ten op duiven en een vorm van carrousel
rijden. Als een bij uitstek atletische sport
gold het „quinquertium", te vergelijken
met de Griekse vijfkamp. Hier stonden op
het programma: de wedloop, het worste
len, het vuistgevecht, het pancx-atim (een
soort combinatie van de vox'ige twee), het
discuswerpen en het speerwerpen. Maar
geen van deze wedstrijden trok grote be
langstelling. Die was voox'behouden aan
de wagenrennen.
OVERWELDIGENDE belangstelling
ti'okken gedui-ende het gehele keizerrijk de
ciixusspelen, de bloedige gevechten van
de gladiatoren, de strijd van dier tegen
dier, van dier tegen mens en van mens
tegen mens, mensen met de meest bizarre
wapens tegen goed bewapende strijdérsj
groep tegen groep, te water (soms liet
men de ax-ena onder water lopen) of te
land en altijd was de uitkomst dezelfde:
de vexmietiging, de dood van het individu
of de dood van de groep. Het behoeft dan
ook geen vex-wondering te wekken, dat
toen het Christendom eenmaal de over
winning had behaald het de cix-cusspelen
en de wedstrijden in de stadions, de mas
saslachtingen en de atletiekwedstrijden,
in hetzelfde vlak zag. De afkeer gold beide
en dat viel des te gemakkelijker omdat
het Christendom uitging van het primaat
van de ziel, die gex-ed moest wox'den, bo
ven het zolang vei-afgode lichaam. Daar
om ook gaf Theqdosius de. Groté rin 392
per decreet de Olympische Spelen de
genadeslag. Het zou meer dan vijftien
honderd jaar duren, voordat zij weer zou
den herrijzen.
Rome met het grote nieuwe Olympische
stadion.
HET WAS EEN FRANSMAN, Pierre
de Fredi, baron de Coubertin, historicus,
litterator, filosoof, pedagoog en socio-
loog, die zich roem verwierf als baan
breker voor de moderne sportbeweging
en herschepper van de Olympische Spe
len. Het was in 1889, dat hij voor het
eerst op de gedachte kwam, de antieke
Spelen te doen herleven. Hij kwam
daartoe, omdat hij de leemten in de
Franse universitaire opvoeding zag en
vooral na een studiereis door Enge
land, de noodzakelijkheid van een
totale vernieuwing besefte. Een ver
nieuwing, die zich al eerder in de
Duitse, de Scandinavische en de Angel
saksische sportbeweging had gedemon
streerd. De nederlaag, die de legers van
Napoleon de Derde tegen de Pruisen
hadden geleden, had de Franse peda
gogen bovendien de weg gewezen naar
de sport, zoals de nederlagen van de
Pruisen tegen de legers van Napoleon 1
in Duitsland de stoot hadden gegeven
tot de bloei van de gymnastiek. In 1892
NIET TE TELLEN zijn de decreten, die in de Middeleeuwen de koningen,
de bisschoppen en zelfs de pausen uitvaardigden om daarmee de
lichaamssporten in de ban te doen. De christelijke beschaving van dit
tijdperk hield de sport voor laakbaar. Slechts de ontwikkeling van de
geest telde. De overvloed van verboden getuigde evenwel blijkens
de historie ook van hun krachteloosheid. De sport kreeg meer en meer
voet in geheel Europa, vooral in Frankrijk. De naam sport is dan ook
waarschijnlijk voortgekomen uit het oude Franse woord „desport",
hetgeen behalve op geestelijke ontspanning ook duidde op lichame
lijke oefening. Het Spaanse „deportes" herinnert nog sterk aan de
originele term. De adellijke sport was ingesteld door verschillende or
den uit de ridderstand. Het was om te beginnen een oefening voor de
jacht en de oorlog. Vanaf zijn twaalfde jaar kreeg de jongeling les in
paardrijden en schermen. Als hij vijftien jaar was, kreeg hij zijn wapens.
De ridder moest zich dan verplichten zijn land te verdedigen, wedu
wen en wezen te helpen en het gegeven woord trouw te blijven.
HET EIGENLIJKE SPEL bestond uit
een duel tussen twee ridders, veelal in
toernooivorm. Zoals in Griekenland wer
den deze opgeluisterd door troubadours.
Daarnaast waren er andere spelen, die
minder wreed wax-en, zoals het kaatsspel,
dat op verschillende manieren werd ge
speeld. De geestdx-ift, waarmee men het
spel speelde, noodzaakte de beoefenaars
naar grote zalen over te gaan, waardoor
men niet meer afhankelijk was van het
weer. De twee partijen waren gescheiden
door een net. Het spel, zoals het gaande
weg beoefend werd, was de vooi-loper van
tennis. Het kaatsspel nam een grote vlucht
en alleen al in Parijs waren er in die tijd
250 zalen, waar het werd beoefend. Elke
provinciestad telde tientallen van deze
zalen.
Nog populairder was het balspel waar
bij het doel was, de bal op een bepaald
punt in het kamp van de tegenstander
te deponeren, een vooxdoper van het heden
daagse x-ugby. De strijd ging hierbij dik
wijls tussen naburige dorpen, waarbij het
hax'd tegen hard ging.
Het wox-stelen kreeg in de Middeleeu
wen grote aanhang. Het was geen hoog
staande spoxd, maar de edellieden waren
er desondanks verzot op.
DE WEDERGEBOORTE van de spor
tieve gedachte is één der gx'ote gebeurte
nissen van de negentiende eeuw. Aan het
begin van deze ontwikkeling staat één
man: de Duitser Friedxich Ludwig Jahn,
die onder de indruk van de nedex-lagen die
Napoleon de Px'uisen toebracht, droomde
van de gedachte de sport dienstbaar te
maken aan het reveil van zijn vadexdand.
In zijn werk „Das Deutsche Volkstum",
dat in 1809 werd gepubliceerd, stelde Lud
wig Jahn, die zelf nog bij Jena had ge
vochten en wiens patriottische gevoelens
ernstig waren gekwetst door de Pruisische
nederlaag, zich tot doel, datgene terug te
vinden, wat volgens hem de oer-kwalitei-
ten inhield van het Gex-maanse ras.
Hij zocht en vond aan het einde van dit
ondex-zoek de gymnastiek. De patriottische
kant van zijn ax'beid bleek ook wel duide
lijk uit de inscripties die voorkwamen op
het insigne, dat Jahn en zijn volgelingen
dx-oegen. Er stonden vier data op: het jaar
9 de vernietiging van de tx-oepen van de
Romeinse veldheer Varus door de Germa
nen), 919 en 1519 (de data van het eerste
en het laatste toernooi in Duitsland) en
1819 (de stichting van het „Turnkunst").
Hij nam in zijn systeem ondermeer wor
stelen op en vond uit, of vex-beterde, ver
schillende turn toestellen: rek, brug met
gelijke leggers, paard., kortom hij was de
grondlegger van de moderne gymnastiek.
Tex-wijl in Duitsland de traditie van
Jahn zich min of meer handhaafde werd
zijn methode in Denemarken en Scan
dinavië enigszins gewijzigd en aangepast.
De Deen Nachtegale introduceex-de in Ko
penhagen de Duitse gymnastiek, één van
zijn leerlingen was de Zweed Ling, wiens
„Zweedse gymnastiek" niet zozeer geba
seerd is op kracht maar meer op soepel
heid en harmonie van bewegingen.
EEN ANDERE BRON van de renais
sance van de sport was Groot-Brittannië,
waar de traditie van het spel en de ont
spanning in de Middeleeuwen een vrijwel
even grote rol speelden als in Frankrijk.
Tegen 1830 ontstonden op de Engelse kost
scholen en universiteiten de spelen, die
te zamen de modex-ne sport voiroen. Tho
mas Arnold, leraar aan de kostschool van
Rugby van 1828 tot 1842, stelde op morele
gronden een sex*ie voorschriften, die lang-
zamei'hand over de gehele wereld erkend
werden. Daar werd de grondslag gelegd
voor voetbal en rugby en ontstond ook de
moderne atletiek, gebaseerd op de li
chaamsoefeningen van de Grieken, en het
boksen, hoewel dat geen „uitvinding" is
van de universiteiten, maar al druk werd
beoefend door de bux-gers van de acht
tiende eeuw. In Engeland voltrok zich de
renaissance der sporten.
DE COUBERTIN wilde de Spelen op mo
derne leest schoeien. Hij vond echter geen
weex-klank.Meer succes boekte hij in 1894
toen in Pax-ijs een door hem georgani
seerd internationaal congres voor de be
studering en versterking van de beginselen
van het amateurisme wex'd gehouden. Tij
dens de achtdaagse besprekingen werd met
algemene stemmen besloten, iedere vier
jaar en telkens in een ander land
Olympische Spelen te houden. Bij de ver
wezenlijking van zijn ideaal werd De Cou
bertin geholpen door de franse journalist
Pascal Grousset. In Parijs werd beslo
ten tot de oprichting van het Internatio
naal Olympisch Comité en na een onder
houd met de Griek Bikelas besliste De
Coubertin, die zelf Parijs in zijn hoofd had,
dat de eerste moderne Olympische Spelen
zouden worden gehouden in Grieken
land, in Athene. In het voorjaar van
1896. De gehele organisatie, het charter,
de vlag, de vijf ringen, de reglementen
en het protocol, de eed, het openings-
en het sluitingsceremonieel, waren door
De Coubex-tin ontworpen.
VIER EN DERTIG LANDEN stemden
op het congres, dat op 16 juni 1894 in
de Sorbonne in Parijs werd gehouden, in
met het voorstel van baron Pierre de
Coubertin om de Olympische Spelen te
doen herleven. Maar toen de eex-ste mo
derne Spelen in 1896 in Athene werden
geopend, waren er slechts dertien ver
tegenwoordigd met totaal 285 deelnemers.
Het waren:Australië, Bulgarije, Chili, De
nemarken, Duitsland, Zwitserland, Frank
rijk, Groot-Brittannië, Hongarije, Oosten
rijk, Amerika, Zweden en natuurlijk Grie
kenland, dat alleen al meer dan 180 deel
nemers telde. Cijfers, die zelfs niet in
de schaduw kunnen staan van die voor
Rome 1960: meer dan tachtig landen, ver-
tegenwooi-digd met 6200 deelnemers, oefen-
meestei-s, functionarissen enzovoorts.
De Griekse dichter Dimitrios Bikelas
was president van de Olympische Spelen
1896; Piex-re de Coubertin bekleedde de
functie van secretaris-generaal. Zestig
duizend mensen woonden op 6 april de
opening bij, die geheel volgens het proto
col, zoals dat op 12 november 1894 was
vastgesteld, verliep. Koning Georges de
eex-ste van Griekenland verklaarde de eer
ste Olympische Spelen van de moderne
tijd voor geopend.
NEGEN TAKKEN VAN SPORT ston
den op het programma: atletiek, zwemmen
wielrennen, worstelen, gewichtheffen, ten
nis, gymnastiek, schermen en schieten. At
letiek telde het grootste aantal onderde
len met de 100, 400, 800 en 1500 meter
hardlopen, de marathon, 110 meter hor
den, hoog-, ver- en polsstokhoogspringen,
benevens liet nummer hink-stap-sprong,
discuswerpen en kogelstoten.
De zwemnummers toonden een grote af
wijking van die welke thans op het Olym
pisch programma staan. Er was een 100
meter vrije slag- door allen gezwommen
als schoolslag- maar dat was ook het enige
nummer, dat zich heeft gehandhaafd. Ver
der waren er de 500 en 1200 meter vrije
slag, terwijl er bovendien een wedstrijd
was. die uitsluitend openstond voor de op
varenden van de oorlogsschepen, die in de
haven van Piraeus lagen. Winnaar van
deze wedstrijd was de Gxiek Jean Malo-
kinis.
In 1900, bij de Spelen in Parijs,
deed de vrouw haar intrede in de Olym
pische arena, namelijk bij het tennis. In
1904 breidde zij haar activiteiten uit tot
het boogschieten en in 1912 ook tot het
zwemmen. Pas bij de Olympische Spelen
1928 in Amsterdam was de vrouw bij de
atletiek vertegenwoordigd.
DE AMERIKANEN SPEELDEN bij de
ze eerste moderne Spelen reeds een lei
dende rol, vooral bij de atletiek, waarbij
hun ploeg van tien atleten tot negen over
winningen kwam. Hongarije zegevierde op
twee zwemnummers en Frankrijk behaal
de vier titels bij het wielrennen. De Grie
ken redden de eer en hun gezicht
met de overwinning van de schaapherder
Spiridon Louys in de marathon.
Hoe de atletiek in zes decennia sprongs
gewijs vooruit is gegaan, illustreert het
lijstje van de prestaties van de eerste
Olympische kampioenen, met daarachter
(tussen haakjes) vermeld de wereldrecords
per 1 augustus 1960.
100 meter: Thomas Burke (V.S.) 12.-
sec. (10.-); 400 meter: Thomas Burke (V.S.)
54.2 sec. (45.2); 800 meter: Edwin Flack
(Austr.) 2 min. 11 sec. (1.45.7); 1500 me
ter: Edwin Flack (Austr.) 4 min. 33.2
sec. 3.36.-); 110 meter horden: Thomas
Curtis (V.S.) 17.6 sec. (13.2); hoogspringen
Ellery Clark (V.S.) 1.81 meter (2.228 m.);
verspringen: Ellery Clark (V.S.) 6.35 me
ter (8.13 m.); Polsstokhoogspringen: Wil
liam Hoyt (V.S.) 3.30 meter (4.806 m.);
hink-stap-sprong: James Connelly (V.S.)
13.71 meter (16.70); kogelstoten: Robert
Garrett (V.S.) 11.22 meter (19.99); discus
werpen: Robert Garrett (V.S.) 29.15 me
ter (59.91).
ONGETWIJFELD WAREN de winnaars
van toen tot betere prestaties in staat,
maar de baan van het Olympisch stadion
ontworpen naar voorbeeld van de are
na's in de oudheid had zulke scherpe
bochten, dat de lopers hier regelmatig
tex-rein verloren, hetgeen de tijden uiter
aard bijzonder ongunstig benvloedde.