TERSCHELLING,
Het eerste radiopolitiebericht
kostte Britse moordenaar het leven
Felle strijd om de kangoeroe
biefstuk in West-Duitsland
onveranderd zichzelf,
wint de trouw van
steeds meer toeristen
Nieuwe schoolmuziek'
uitgaven
Veearts acht vlees niet
geschikt voor consumptie
Over de strook water, die zich
reeds tussen boot en wal gevormd
heeft, worden onder geruststellende
woorden van de bemanning, de laat
ste passagiers aan boord geholpen. Op
de kade staat de bevolking van Har-
lingen deze laatste, nogal haastige
inscheping, gade te slaan en als even
later twee maal de fluit dreunt, is er
weer een boot, vol met- toeristen op
weg naar één van de Waddeneilan
den; in dit geval Terschelling.
Terschelling, hier komen zij weer.
De Nederlanders, de Engelsen, de
Fransen en, natuurlijkde Duitsers.
Met hun auto's gaan zij hard rijden
over de enige, lange weg die je rijk
bent.
Zij zullen stoeien op de Bosplaat en
zij zullen je ongeveer vijftig meter
hoge Brandaris beklimmen, die je al
sinds 1484 draagt.
Zij zullen slenteren door de straten
van je dorpjes en zullen verdwalen
op de vlakte van de Noordvaarder.
Zij zullen de verweerde zeelieden
bekijken, die op een bankje voor
,,'t Waketul Oog", het oude wacht-
verblijf voor vissers, rustig hun pijpje
smoren. Zij zullen dansen met je
dochters aan de voet van de vuur
toren in het dorp West-Terschelling
en zij zullen uitzwerven over je dertig
kilometer lengte en je zult gaan wen
sen dat er een brug bestond over de
Vliestroom en het Amelander Gat
naar Ameland, waarover zij allen
konden wegtrekken.
Maar zij zullen weer vertrekken.
Eens zal de boot, die hen bracht en
die ook nu weer zijn schuimspoor
trekt van Harlingen naar Terschelling,
hen allemaal weer meenemen en hen
brengen waar zij horen: thuis.
Maar tot zolang zal je moeten ge
dogen dat de drie eenheid, die je groot
heeft gemaakt de Bosplaat, de
Brandaris en 't Wakend Oog op
doeken, sjaals en foto's worden ver
kocht. En tot zolang zal je de gunst
van de weergoden moeten genieten.
W
OP HET EILAND TERSCHELLING waait het altijd. De fietser, die zich in de
richting Oosterend over de enige, in de lengterichting van het eiland
lopende weg spoedt, heeft veelal een stevige westenwind in de rug.
Rechts van hem, nu eens verderweg dan weer dichterbij, is de drie
vier meter hoge dijk, die de weilanden en de boerderijtjes tegen het
water van de Waddenzee beschermt en links verheffen zich de duinen
met hun paviljoens, hun dennebossen en hun kampeerplaatsen, waarop
zomers de tenten in slagorde staan opgesteld. De voornaamste dorpjes
Midsland (350 inwoners), Hoorn, met het eeuwenoude Hervormde
kerkje en tenslotte het dorpje Oosterend (120 inwoners) zijn aange
name pleisterplaatsen, waar de toerist, mits hij gewend is aan een
voortdurend langsronken van de wagens van zijn mede-toeristen,
rustig een kopje koffie kan drinken of zo maar wat kan wandelen.
NA OOSTEREND. hef'laatste dorpje in
de reeks, houdt dè verharde weg op; daar
staat een steen met de namen van de weg
werkers en daar vormt slechts een fietspad
de verbinding met de Bosplaat. De handige
ijscoman, die zijn karretje bij het einde
van deze verharde weg heeft opgesteld,
vaart overigens wel bij de teleurstelling
van die toeristen, die meenden, dat zij met
de wagen nog veel .verder konden.
Maar het einde van het, door de duinen
kronkelende fietspad vormt de bekroning
op het werk van de toerist, die met de
fiets, met een gehuurde „sjees" of lopend
tot dit punt, is gekomen. Daar. waar het
fietspad vervaagt in een enorme open
ruimte, in een onafzienbare vlakte met
meertjes en moerassige grond, met zwer
men vogels en kringelende krijsende
meeuwen; daar is de Bosplaat, met zijn
oppervlakte van 4400 hectaren. Als een
ruggegraat loopt over deze gehele vlakte
een hoge steile duinenrij en wie daar over
heen is geklauterd, staat oog in oog met
het honderden meters brede en kilometers
lange strand. Het ongerepte zand is dooi
de wind gevormd tot. geribbelde duintjes
en de zee met zijn spierwitte schuimgolven
en het werkelijk groene water lokt. Deze
lokroep is echter verraderlijk en niet te
vertrouwen. Een groot bord, nog op het
fietspad, waarschuwt reeds tegen deze
schuimende Sirenenzang. Langs de gehele
Bosplaat en rond de gehele punt van
eiland staat een levensgevaarlijke trek.
Maar als het warm is en de blote voeten
door het rulle zand schoffelen en de hele
zee voor jou alleen is
DE BOSPLAAT aan de noordoostkant
van het eiland is niet de enige plaats op
Terschelling die een bezoek waard is. Aan
de andere kant van het eiland, dicht bij
het grootste plaatsje, West-Terschelling,
ligt een uitgestrekte kale zandvlakte; de
Noordvaarder. Periodiek neemt de vloed
een deel van deze vlakte weer in bezit,
maar telkens geeft het terugtrekkende
water weer zes uur respijt aan de wande
laar, die nog verder tussen de verspreid
staande kilometerpalen de vlakte op wil
wandelen. Maar bij dit verlaten oord heeft
de techniek zijn inschrede gedaan. Dage
lijks duiken de straaljagers van de Ko
ninklijke Luchtmacht neer op de zand
plaat en bestoken zij met hun mitrailleurs
de schietbaan, die daar achter een lange
duinkam is ingericht. Op de natuurlijke
tribunes aan de rand van de schietbaan
de duinen volgen velen dit schouwspel;
voor sommigen is dit „gratis proefschieten"
een rede temeer om naar het eiland te
komen
Voor hen, die in een wandeling over de
Wadden niets aanlokkelijks zien, voor hen,
die haast onbegrijpelijk van de woe
lige Noordzee hun bekomst hebben en voor
hen, die hun interesse in de Bosplaat nog
onbegrijpelijker allang verloren hebben
voor deze mensen zijn de duinen gescha
pen, de dennenbossen en de Dodemans-
kisten, een eigenaardige naam voor een
duinmeertje, dat in geen enkele verbinding
staat met enig ander water, maar waaruit
volgens een verhaal van een Terschel-
linger bij het droogvallen, verleden jaar
zomer. de aal met ma.ndenvol kon worden
geschept.
;-fÉN VOOR DE ONTEVREDENEN, die
zélfs hier in dit--,,waddenparadijs" het ver
maak van een grote stad zoeken, biedt
West-Terschelling, het dorp met tweedui
zend inwoners, uitkomst. Menig toerist
zit 's avonds in de cafeetjes in de nauwe
straatjes aan de voet van de Brandaris.
zijn „slaapmutsje" te drinken en de „Har-
linger Courant" door te lezen, die twee
maal in de week verschijnt en in welker
redactionele kolommen men nauwgezet en
met een verheffende openhartigheid op de
hoogte wordt gehouden van het wel en
wee, op en om de eilanden. Of vindt gij het
niet belangrijk, dat in West-Terschelling
Urker vissers eens een eilandbewoner met
rode bieten hebben toegetakeld en hem
toen in triomf rond de „Brandaris" hebben
gedragen? „Schande", sprak het eiland.
De dorpsbewoners, de mannen met hun
eeuwige zeilpetjes op het hoofd, genieten
van de vreugd van de toeristenkinderen,
die 's avonds aan de voet van de vuurtoren
volksdansen, zij genieten als zij op het
bankje voor ,,'t Wakend Oog" aan de haven
pruimend en rokend dat flanerend toe-
risten-„gedoe" gadeslaan. Maar nog meer
genieten zij, als een „stadsmeneer" wat
de manlijke toeristen voor hen allemaal
zijn één van hen, die van zijn 77 jaar
meer dan vijftig jaar op zee heeft doorge
bracht, op de borrel noodt en hem laat
vertellen over zijn eiland.
Dan kan het gebeuren, dat er een op
merking over Willem Barendsz gemaakt
wordt en dan kan zo'n „zoutwater-reus"
zijn vijfde borreltje achterover nippen, zijn
vettig klepje omhoogduwen en vertellen:
„Ze zeggen wel, dat-ie hier geboren is,
maar ik ben d'er nie bij gewees, vanzelvers
hè".
GEMIDDELD VIJFTIGDUIZEND be
zoekers komen per jaar op Terschelling.
Het aantal pensions breidt zich ieder sei
zoen uit. Aan de Waddenzee, even buiten
West-Terschelling, is een groot hotel ver
rezen, kampeerplaatsen en kampeerboerde
rijen schieten als paddestoelen uit de grond
en mét de toeristen komen de auto's, waar
bij het opvalt dat vooral de Duitse bad
gasten hun auto naar het eiland meenemen.
De Waddeneilanden zijn trouwens zeer ge
liefd bij de Duitse toeristen.
Maar ondanks de jaarlijks toenemende
stroom van bezoekers blijft het beeld van
Terschelling ongewijzigd. Nog steeds kan
men rust vinden in de duinen, de bossen
en aan het strand, waar de grote ruimten
er borg voor staan, dat de bezoeker er meer
dan de vierkante meter oppervlakte, die
Zandvoort op hoogtijdagen biedt, tot zijn
Harmonie heeft haar reeks uitgaven
voor schoolmuziek uitgebreid met een
Balletsuite, onder titel „Our Time" van
Hans P. Keunig en een „Symphonia pic-
cola" van Jrriaan Andriessen. .De bezet
ting voor blokfluiten, violen, violoncel en
piano, is op velerlei wijze te combineren
of te wijzigen. Ik stel mij voor dat de
muzikale schooljeugd, mits onder verant
woorde leiding, aan deze opgaven vreugde
kan beleven. De klassieke kern van de
„Symphonia piccola" van Jurrian Andries
sen lijkt mij vooral aantrekkelijk en
smaakvormend.
Aansluitend bij haar uitgaven vóór
schoolorkest, brengt „Harmonia" nu te
vens een nieuwe reeks ensemble-werkjes
voor de muzikale jeugd op de markt, na
melijk voor driestemmig schoolkoor be
werkte Nederlandse volksliederen met een
voudige begeleiding van blokfluiten, strij
kers en piano. Ziedaar een initiatief, dat
wij met sympatie begroeten. André Honte-
lé, die de bewerkingen maakte van het
vijftal dat alreeds in partituur en afzon
derlijke partijen verschenen is, heeft er
voor gezorgd dat de knapen-met-de-baard
in-de-keel", naast de sopranisten voor bei
der kunne, ook behoorlijk aan hun trekken
kunnen komen.
beschikking heeft. En nog steeds pellen
in het knusse haventje de vissers uit Wie-
ringen en TJrk hun garnalen en wachten de
sleepboten van Doeksen en de „Brandaris"
de reddingboot van de K.N.Z.H.R.M.
op het sein om uit te varen. En nog steedè
kopen de toeristen werphengeltjes om,
staande naast de beroepsvisser aan het
strand of op de pier van het haventje hun
geluk te beproeven en nog steeds wendt
de beroepsvisser zich haastig af van zijn
schare bewonderaars, als hij allang gezien
heeft, dat er voor de tweede maal aan zijn
haak een zeester zit, in plaats van een
dikke kronkelende aal.
Joh. Ratsina
De beroemde Brandaris beheerst het eiland en de zee
(Van onze correspondent)
Hoogst actueel en ernstig is het debat
dat op het ogenblik in de Bondsrepubliek
gevoerd wordt over het vlees van het
Australische springdier, de kangoeroe. Er
is een steeds groter wordende vraag naar
dit vlees, maar volgens de veeartsen zit
de worm erin
In 1959 importeerde West-Duitsland 500
ton kangoeroevlees uit Australië. De vraag
naar dit verhoudingsgewijs vrij goedkope
vléés steeg de eerste zes maanden van dit
jaar zo enorm, dat de importeurs verwach
ten, in 1960 niet minder dan 2000 ton te
kunn afzetten. De invoer van kangoeroe
vlees. dat betiteld wordt als wild, is in de
Bondsrepubliek geliberaliseerd en kan al
leen verboden worden op grond van me
dische adviezen.
Het was de Berlijnse veearts Rathel, die
onlangs in een tijdschrift voor levensmid-
delen-hygiène de eerste barricade voor de
kangoeroe in West-Duitsland opwierp. Hij
schreef, dat in vijf van de tien aan hem
gestuurde monsters kangoeroevlees wor
men zaten, te weten zogenaamde bloed
draadwormen, wier latijnse naam Dipeta-
lonéma Wébsteri luidt. Zulke wormen ko
men volgens de veearts veel voor bij tro
pische zoogdieren en in het bijzonder bij
de kangoeroe. Hij verklaarde dan ook on
barmhartig: „Er bestaat geen twijfel aan
dat kangoeroevlees, dat een hoog percen
tage van deze parasieten bevat, bedorven
is en ondeugdelijk voor de consumptie".
De verkoop van kangoeroevlees moet daar
om volgens hem verboden en strafbaar ge
steld worden. In het bijzonder ging de
veearts tekeer tegen de fabrieken die kan
goeroevlees gebruiken bij de worstberei
ding.
Het Westduitse ministerie van Land
bouw en Voedselvoorziening heeft thans
opdracht gegeven een wetenschappelijk on
derzoek in te stellen. Inmiddels schreeu
wen de Australische kangoeroefokkers en
exporteurs moord en brand. Volgens hen
is kangoeroevlees zo zuiver als rundvlees
en berusten al de Duitse berichten over
de bloeddraadwormen op laster.
Sedert enkele weken wordt in ons land
kangoeroevlees in bevroren toestand uit
Duitsland geïmporteerd. De vergunning
daartoe is door het Produktschap voor
Pluimvee en Eieren, dat ook de handel in
wild bestrijkt, verleend aan een Haagse
poelier-groothandelaar. Deze heeft nu een
monster kangoeroevlees aan de Keurings
dienst voor Waren in Den Haag ter keuring
voorgelegd. Het resultaat van dit onder
zoek is nog niet bekend.
HET UITZENDEN van een politiebericht in een
omroepprogramma - meestal op een tijdstip waarop kan
worden verwacht, dat veel luisteraars hun toestel hebben
ingeschakeld; om „het nieuws" te beluisteren bijvoor
beeld - is al lang geen nieuwtje meer. Al heel spoedig
nadat de omroep in Nederland tot stand kwam - reeds
zevenendertig jaar geleden - besefte men het nut van
het omroepen A an politieberichten en door middel daar
van wordt nog steeds, waar en wanneer dit dienstig is,
een beroep gedaan op de medewerking van de luisteraars.
Natuurlijk is dit niet de enige wijze waarop de mogelijk
heden der telecommunicatietechniek door de politie
autoriteiten wordt benut. Telefoon, telegraaf, telex en
televisie staan haar evenzeer ten dienste, evenals spe
ciale radioverbindingen, die alle ook contact tussen
politieautoriteiten in verschillende landen mogelijk
maken. Het publiek merkt van dat alles niets: zou men
er al in slagen een politieradiostation te beluisteren en
de berichten op te schrijven, dan nog zouden zij, dank
zij de code waarin de mededelingen zijn gesteld, de leek
niets zeggen. Maar aan de ingewijden des te meer en
heel wat misdadigers zijn in de val gelopen, doordat
hun signalement en de arrestatiebevelen hun vele malen
vlugger vooruitsnellen, dan zij wisten tè vluchten.
EEN VAN DE EERSTEN, en waar
schijnlijk wel de eerste die door de radio
in de val liep, was een zekere dr. Crippen.
De misdaad waaraan deze zich had schuldig
gemaakt moord was op zichzelf
ernstig genoeg, maar de bekendheid die
het geval-Crippen heeft verworven is toch
wel voornamelijk te danken geweest aan
de voor die tijd ongetwijfeld nog roman
tische en mysterieuze tijd, waarop men
hem wist te arresteren.
In dat jaar 1910 besteedden de dagbla
den veel aandacht aan de raadselachtige
verdwijning van mevrouw Belle Elmore,
de vrouw van de arts Hawley Harvey
Crippen, van wie men wist dat hij intieme
relaties onderhield met zijn assistente
Ethel de Neve. Een eerste politieonderzoek
leverde niets bezwarends op. Maar toen
de dokter en zijn assistente na een tweede
huiszoeking, die evenmin iets verdachts
aan het licht, had gebracht, plotseling ver
dwenen bleken te zijn, nam de achter
docht van de jury toe; zij gelastte beider
opsporing, aanhouding en voorgeleiding.
MAAR CRIPPEN en zijn assistente be
vonden zich toen al goed en wel aan boord
van het Britse stoomschip „Montrose"
dat een dienst tussen Engeland en Amerika
onderhield voordat de politie zelfs maar
de gelegenheid had gehad om na te gaan,
op welke wijze de gezochten haar hadden
weten te ontlopen. Het was duidelijk, dat
men Crippen waarschijnlijk nooit meer te
pakken zou kunnen krijgen als men er niet
in zou slagen hem voor de aankomst van
het schip te arresteren. Dat zou alleen
maar mogelijk zijn, als de gezagvoerder
per radio een daartoe strekkende instruc
tie zou kunnen ontvangen, en., lang niet
alle schepen beschikten in die tijd over
een radioinstallatie. Maar de „Montrose"
had radio! Hoe het geval zich verder af
speelde heeft de toenmalige gezagvoerder
van het schip, Commander Kendall, veel
later eens in een radiouitzending verteld.
„OP EEN REIS NAAR CANADA deden
Politie van vandaag is ondenkbaar zon
der moderne telecommunicatiemiddelen.
Telefoon, mobilofoon, telex, radio, ra
diografische overbrenging van foto's, ja
zelfs de radio-omroep en telvisie worden
gebruikt, waardoor dan de hulp van de
luisterende en kijkende wereld wordt
ingeroepen.
In een stad als Amsterdam komen tegen
de duizend telefonische meldingen per
dag binnen. Vele hiervan worden on
middellijk per mobilofoon doorgegeven
naar patrouillewagens, die dan binnen
enkele minuten ter plaatse kunnen zijn.
Omgekeerd kunnen de patrouillewagens
direct van elk feit aan het hoofdbureau
melding maken, overleg plegen of om
assistentie verzoeken, zoals de foto van
een Amsterdamse mobilofoonwagen
toont.
we Antwerpen aan als tussenhaven. Daar
las ik in een Engelse krant het verzoek
om opsporing van dr. Crippen en zijn as
sistente. Nadat we Antwerpen hadden ver
laten, voelde ik een beetje wantrouwen
tegenover een manspersoon en een jongen,
die onder de naam Robinson reisden:
vader en zoon. Toen ze een keer aan dek
waren, maakte ik van de gelegenheid ge
bruik hun hut te doorzoeken. Ik merkte
dat de hoed van de jongen in de rand
was opgevuld om hem te laten passen.
Als waslapje gebruikte hij een stuk stof
van de soort waarvan wel damesonder
goed wordt gemaakt. Af en toe maakte
ik een praatje met Robinson; bij een van
die gelegenheden waaiden zijn jaspanden
door de wind opzij en zag ik in zijn achter
zakje een revolver zitten. Voortaan droeg
ik de mijne ook maar bij me. Toch heb
ben we verschillende malen samen gezel
lig thee gedronken. Ik had inmiddels een
radiobericht naar Liverpool laten seinen:
„Vermoedelijk Crippen en vriendin als
passagiers aan boord. Vriendin gekleed als
jongen; stem, houding en postuur als die
van een meisje". Ik herinner me nog hoe
Robinson luisterde naar het kraken van
de vonken toen het bericht werd uitge-
seind, waarbij hij opmerkte, wat een won
derlijke uitvinding de radio toch wel was."
„DAAGS NADAT ik mijn telegram had
verzonden vertrok uit Liverpool de Lau-
rentic. Ik wist, dat dit schip door zijn
grotere snelheid ons zou in halen. Ik ont
ving het volgende bericht: „Gezagvoer
der Montrose. Vertrouwelijk. Kom bij Fa
ther Point, Quebec bij u aan boord. In
specteur Dew, Scotland Yard. Aan boord
Laurentic." Ik antwoordde: „Adviseer u
met de loodsboot te komen, verkleed als
loods". Toen bij Father Point de loodsen
de touwladder opklommen liet ik Robin
son in mijn hut komen. De detective pakte
hem bij de hand en zei: „Goede morgen
dokter Cripen. Ik ben inspecteur Dew van
Scotland Yard. U bent mijn arrestant".
Tot zover gezagvoerder Kendall. Dr.
Crippen maakte prompt de reis in omge
keerde richting en hoorde enige tijd later
het doodvonnis over zich uitspreken.
Met de bedieningslessenaars in het Haagse
politiebureau houdt men als het ware de
vinger op de pols van ongevallen en mis
daad. Daardoor kunnen ogenblikkelijk pa
trouillewagens, geneeskundige dienst en
brandweer te hulp worden geroepen.