BEVESTIGING VAN
EEN STERK TALENT
VROLIJKE AVONTURENROMAN
VAN H1LDESHEIMER
Avenue Cahiers
NAGELATEN WERK VAN HANS LODEIZEN
Genre met nadelen
Moeilijk
DE „VIJFTIGERS" hadden hun entree nog
niet gemaakt toen de eerste en enige bij zijn
leven uitgegeven dichtbundel „Het innerlijk
behang" van Hans Lodeizen als cahier van De
Vrije Bladen in 1949 verscheen. Lucebert,
Remco Campert, Hans Andreus en Bert
Schierbeek debuteerden in 1951, Gerrit Kou-
wenaar (afgezien van zijn proza) iets later. De
oudere Jan G. Elburg was met „Serenade voor
Lena" clandestien in de voorhoede geweest
(1943), gevolgd door Sybren Polet en Simon
Vinkenoog. Van de zogenaamde atonalen kan
Lodeizen het dus niet gehad hebben dat zijn
poëzie de traditie doorbrak. Van wie dan? Er
zijn, in het weinige dat over hem geschreven
is, wel buitenlandse invloeden gesignaleerd:
van Paul Eluard in diens surrealistische peri
ode onder andere, wiens „Léda" door hem
werd vertaald. We weten weinig van Lodeizens
korte leven, niet veel meer dan zijn aarzeling
in de studierichting (biologie?, diplomatieke
dienst?), het feit van enkele buitenlandse rei
zen (Marokko. Amerika), zijn ziekteverblijf in
Zwitserland en in Lausanne, waar hij in de
zomer van 1950 overleed aan leukemie, 26 jaar
oud. Maar wat hij was staat open en bloot in
zijn gedichten, die in zijn drie, vier laatste le
vensjaren tot stand kwamen: „Ik schrijf omdat
ik leven wil"; „ik zal nooit „grote" dingen
schrijven, maar de pen zal proberen de ziekte
en de extase van lichaam en ziel te volgen".
Duitse litteratuur
Lijn
Litteraire
C. J. E. Dinaux
DE AVONTURENROMAN is éen der oudste onderafdelingen van
de roman, die zelf als genre in de litteratuur pas in het begin der
zeventiende eeuw is ontstaan. Kenmerkend voor de avonturenroman
zijn een snelle wisseling van gebeurtenissen, vaak met zeer onver
wachte wendingen, en een satirische instelling tegenover de maat
schappij of een bepaald facet hiervan. Dikwijls is het een stuk proza
in de ik-vorm. Nauw verwant is de schelmenroman, een werk rijk
aan avonturen, die echter beleefd worden door een oplichter of een
deugniet. Een psychische ontwikkeling maakt de held niet door De
hoofdpersoon, wiens afkomst gewoonlijk in het duister blijft, leidt
een zwervend bestaan en moet vaak trachten op illegale wijze in
zijn levensonderhoud te voorzien De omstandigheden veroorloven
het hem niet, kritisch te staan tegenover een eventuelebroodheer
en diens opdrachten.
Kanttekeningen
Breuk
Wrak
Knap
Amerikaanse
litteratuur
Gesloten
Vervalsing
J. .4 Braaf-Brandenburg
DEZE UITSPRAAK, waargemaakt
al in de eerste uitgave van „Het in
nerlijk behang", klemmender nog in
de met uit de nalatenschap gekozen
gedichten aangevulde herdruk (waar
van in 1963 een vijfde druk verscheen!)
wordt nog eens bevestigd in de twee
de keuze, die Pierre H. Dubois en Pe
ter Berger uit de grotendeels ongepu
bliceerde manuscripten (poëzie en pro
za) samenstelden en bij G. A. van Oor
schot deden verschijnen onder de titel
Nagelaten Werk". Ook hiermee is nog
niet alles openbaar gemaakt. Maar al
kan er nog gaaf werk voor den dag ko
men, aan de geaardheid en betekenis
van dit dichterschap, aan de diepste
aandrift ervan, zou er, dunkt me, daar
door niets wezenlijks meer toegevoegd
kunnen worden.
ZOEKT MEN naar verwantschap,
naar een lijn die vordt voortgezet, dan
moet men teruggaan tot de eerste ja
ren na de eerste wereldoorlog: iets
van de Boog-gedichten van Herman
van den Bergh, een vleugje van Paul
van Qstaijen, veel van de jonge Mars
man, van diens vitalisme, diens ver
langen en wil om „groots en meesle
pend" te leven als een vlam met de
dood als tegenspeler. „Ik heb", schreef
Marsman, „steeds het gevoel op de
breuk te staan, maar die in elk afzon
derlijk gedicht te overschrijden, bij
na: uit de breuk van de tijd. zoals ik
die ervaar, ontstaat het werk." Ook
Hans Lodeizen stond, dertig jaar la
ter en dus onontkoombaarder, op de
hachelijke grens van twee tijden:
„Wanneer je", noteert hij in 1948 in
een prozafragment, „de oorlog hebt
meegemaakt zonder iets te kunnen
doen, wanneer je van nature vol angst
bent en vol liefde voor het vruchtba
re op aarde, dus zeer moedig, is de
kans groot om te verongelukken, zo
dat je je zachtjes over de zee laat stre
len, een veer over een handschoen.'
Wat een ambivalentie in deze ene
zin! Angst en liefde, wantrouwen en
overgave, lijdzaamheid en levensdrift,
zijn met „de zoete uren van de mor-
gen". De zee lokt hem naar de Elysi
sche velden, maar terugkerend van
zijn innerlijke reis is het geluk „ook
daar niet":
„trots sta ik hier
oude woorden herroepend
in nieuwe boten varend
als over een andere zee
was ik maar ergens anders
was mijn hand maar paars."
DAT IS. kan men zeggen en het is
ook gezegd, de uiting van een roman
tisch levensgevoel. Lodeizen was een
romanticus, maar een die het fatum
van zijn en onze tijd letterlijk aan den
lijve gewaar werd en krachtens die
ervaring niet anders kon dichten dan
tegen de traditie van de vooroorlogse
poëzie in, positief in zijn levensverlan
gen, negatief in zijn afwijzing van
een banale wereld.
Hij had en dat is de authentici-
teit van zijn dichterschap meer wil
len doen dan dichten. Hij had willen
leven wat hij „droomde":
„ik was niet tevreden met mijn
woorden
en met de wereld die te koud is
ik wilde dingen zien nog nooit gezien
door andere mensen
en van mijn lange haat wilde ik
een grote liefde maken
en daarvoor ben ik uit dit land ge
gaan."
DAT dichtte hij in de zomer van
1949, zwak en ziek toen al. en toen hij
in het voorjaar daarop naar Zuid-Frank
rijk vertrok was het om er te sterven.
Steeds speelde de dood in zijn gedicht
mee, in het symbool van de herfst, in
zijn verzet tegen de kortstondigheid,
maar niet als vijandeige macht. Eer
der was het einde en het vergaan voor
hem verweven met het leven-zelf, een
natuurverschijnsel waarmee hij ztch
als een vallend goud blad, als een in
vallende avond, verbonden wist. Daar-
buitenom en -bovenuit ging zijn droom
en het korte genot van aardse vreugde
(want het aristicratische behagen was
hem niet vreemd) en een steeds op
vlammende hoop tegen beter weten in:
„Maar wees vooral een vrij mens
een vogel onbewust van de lucht
een gouden kever een zacht avond
rood
geef niet toe aan je droge keel
dan zul je verder leven
zal de taal ooit stilstaan
ik geloof het niet maar een beetje
helderheid
een beetje helderheid zal ons red
den."
Voor Lodeizen was .de taal in bewe
ging, als een levend organisme, als
een lichamelijk ademhalen. Dat is en
blijft zijn bijdrage tot de vernieuwing
van de poëzie sinds Vijftig.
HET PROTOTYPE van de schelmen
roman is Cervantes' Don Quichote.
ontstaan in Spanje in het begin van
de zeventiende eeuw, hét land en dè
periode waarin dit soort litteratuur tot
bloei kwam. Tot in onze dagen -*oelen
schrijvers zich tot dit soort litteratuur
aangetrokken. Guareschi schreef zijn
populaire Don Camillo-serie. Thomas
Mann leverde nog in 1954 een bijdra
ge met de decadent-verfijnde beschrij
ving van het leven van de oplichter
Felix Krull.
rmnnnnnnnnr -i
TIJDLOZE SFEER IN BELLOWS
MEESTERWERK
zijn werk is vol dergelijke tegenstel
lingen, vol ambivalentie. Het is op het
wrijvingsvlak van deze contradicties
dat de samenkoppeling van tweepoli-
ge beelden, de onverwachte wendingen,
de abrupte afbrekingen, de eigenzinni
ge syntaxis, de snelle overgangen van
majeur naar mineur ontstaan expres
sievormen, die Simon Vinkenoog vol
op het recht gaven, Hans Lodeizen een
plaats te geven in de eerste bloemle
zing uit het werk van de „experimen
tele" Vijftigers, de bundel Atonaal
(1951).
LODEIZEN was een gelukzoeker
die zich bedreigd, achtervolgd voelde
als een dief in de nacht. Hij wilde „een
groot vuurwerk" zijn (alk Marsman).
vuurwerk van het lichaam, van de
schemering, van letters: „de dichter
leeft". Maar de momenten van exta
se, van onverdeelde levensvreugde wa
ren, hoeveel er in hem leefde van de
sybariet, kort: „ik word door angst
omsingeld". Hier heet het leven „de
werkelijke ziekte", daar dicht hij afo
ristisch: „ik ben zo blij dat ik nog op
zee ben. en dat mijn schip niet is ge
zonken." Zee, lucht, wind, schip, ma
trozen waren de symbolen voor zijn
oneindigheidsverlangen. Hij zou één
willen zijn met de verste verte, met
zijn droom binnen de tijd. één met
zijn lichaam, met zijn liefde, met de
ander die hij niet vinden kon en hem
alleen als gestalte van de verbeelding
(Idolino) verschijnt. Maar steeds doet
zich de breuk voelen, het besef van de
onvervulbaarheid, de scheiding tussen
zichzelf en de ander, droom en werke
lijkheid. Vandaar zijn ambivalentie, zijn
blijdschap om de zon en zijn neiging
zich terug te trekken in de schemering,
zijn aardse begeerte naar het naakte,
zuivere leven en zijn beduchtheid voor
een onbevangen toenadering, zijn hui
vering voor het „koude Huis" van deze
wereld en zijn genieten van het „goede
der aarde"
De symbolen die in zijn gedichten
en prozastukken terugkeren hebben
dan ook niet steeds dezelfde lading.
De kamer kan in tegenstelling tot de
bevrijdende oneindigheid van de ruim
te een teken van de beklemmende cir
kel zijn, maar ook is ze de plaats van
veilige afzondering uit een wereld „zo
als zij door jullie (mensen) over de
zondvloed is gebracht, jammerend,
schuddend". Avond betekent geborgen-
he*d. VMnmr ank kan hij m tegsnapnaak
DE AMERIKAANS-joodse auteur
Saul Bellow schreef sinds zijn
eerste publikatie in 1941, Two
Morning Monologues" in de Part
isan Review, zes romans, waarvan
het in 1959 verschenen Henderson
the Rain King vorig jaar door de
Bezige Bij hier vertaald werd uit
gegeven. Nu is ook zijn laatste ro-
m'ah,Herzog' (1964), in een Lite
raire Reuzenpocket verschenen.
Daarnaast schreef hij een aantal
toneelstukken en vele korte verha
len en artikelen. Hij heeft een uni
versitaire graad in de antropologie
en de sociologie en heeft onder
meer aan de Princeton Universi
teit gedoceerd. De nu 54-jarige
Saul Bellow wordt door velen be
schouwd als de belangrijkste Ame
rikaanse romanschrijver van na de
oorlog. Andere Amerikaans-joodse
auteurs als Bernard Malamud en
Philip Roth zijn duidelijk door
hem beïnvloed.
ZIJN WERK is veelal geschreven in
de monoloogvorm waarmee hij begon.
Zijn hoofdpersoon is steeds een „born
loser" met College-opleiding, mislukt
in zijn werk, teleurgesteld in zijn hu
welijk. totaal vervreemd van het hem
omringende Amerikaanse leven, en
een beetje dwaas: Bellow ervaart zijn
Vereenzaamd Academicus als een
triest maar tevens lachwekkend
schouwspel, de intellectueel als clown
temidden van een hard werkende we
reld.
MOSES E. HERZOG, werkloos hoog
leraar, (de naam is hoogstwaarschijn
lijk ontleend aan de Moses Herzog die
in James Joyce's Ulysses bestolen
wordt) is een totale mislukkeling en
een geestelijk wrak: gescheiden van
zijn eerste vrouw, zijn grote studie
over romantiek en christendom onvol
tooid, bedrogen door zijn tweede
vrouw, Madeleine, en zijn beste vriend
Valentine Gersbach. „In de liefde lui.
In algemene vrolijkheid vervelend.
Tegenover macht passief. In zijn eigen
ziel ontwijkend". Na het debacle van
zijn tweede huwelijk een zenuwinzin
king nabij, wordt hij in het late voor
jaar overmand door de behoefte „uit
leg te geven, te rechtvaardigen, per
spectief aan te brengen, te verhelderen,
boete te doen".
Dit doet hij door eindeloos brieven
te schrijven aan de levenden en de
doden vrienden en familieleden,
kranten, politici, Heidegger. Spinoza,
God, en vele andere® bww» cfae
hij nooit verstuurt, maar die hem lei
den bij het tot rust brengen van zijn
door een waanzinnig goed geheugen
geplaagde geest. Hij vlucht in zijn ex
centriciteiten, bezoekt zijn minnares in
New York, oude vrienden, woont een
rechtszitting bij, gaat naar Chicago
waar zijn vrouw met minnaar en doch
tertje woont, en keert in augustus te
rug naar zijn vervallen landhuis in de
Berkshires in West-Massachusetts.
Daar vindt hij tijdelijk rust; „Op
het ogenblik had hij voor niemand een
bericht. Niets. Geen enkel woord".
HERZOG, dat bijna 400 pagina's dik
is, en in Moses' gedachten en brieven
behalve zijn vroegere leven en huidige
crisis heel wat van de westerse cul
tuurgeschiedenis vanaf de 17e eeuw
behandelt, is weergaloos knap gecon
strueerd. Het kreeg dan ook de Natio
nal Book Award en de Prix interna
tional de littérature, beide in 1965.
Herzogs geleerde, vervreemdende
briefstijl wordt gecontrasteerd met
zijn hoogst persoonlijke denkstijl en
met de idiomatische toon van conver
saties. Ook het tijdsperspectief wordt
voortdurend veranderd, waardoor de
zeer korte duur van Herzogs handelen
(een paar weken) eigenlijk wegvalt.
Hierdoor wordt een tijdeloze, steeds
weer wisselende sfeer geschapen waar
in Herzogs crisis zelf, die in zijn ge
heel in flash-back wordt verteld, het
raam kan zijn waarbinnen Bellow de
geestelijke geschiedenis van onze be
schaving plaatst.
TERWIJL Herzog zijn brieven
schrijft is rondom hem de wereldstad
voortdurend aanwezig, in détail be
schreven: we kunnen de achtergrond
waartegen de moderne mens moet wer
ken nooit vergeten. Hiertegenover
plaatst Bellow het landhuis in de Berk
shires, met schitterende gedetailleerde
natuurbeschrijvingen. Het is soms
slechts één zin. maar van een roman
tische lyriek die alleen zeer grote
schrijvers bereiken.
Vrijwel alles wordt vanuit Herzog
zelf beschreven, direct menselijk con
tact is minimaal. Dit lijkt paradoxaal.
Immers. Herzog doet niets anders dan
mensen opzoeken, vroegere conversa
ties in de geest oproepen, persoonlijk
genchte brieven schrijven. Er doet zich
echter een merkwaardige vertekening
voor, zodra een karakter in de direct
emotionele sfeer van Herzog komt:
Madeleine is een karikatuur van de
Amerikaanse vrouw. Valentine een
manke gnoom, de minnares een bi
zarre priesteres van Venus. Daaren
tegen zijn taxi-chauffeurs trefzeker
idiomatisch getekend.
IN DE BRIEVEN zien we de intel-
lectueel werkzaam in de wereld.
De ongebonden „waanzin" van Her
zog richt zich tegen systematische,
gebonden „normaliteit", verzet zich te
gen futiele schemata en harde werke
lijkheid. Vanuit zijn intelligente sub
jectiviteit wil Herzog begrijpen, orde
vinden in de duizelingwekkende hoe
veelheid objecten om hem heen Zijn
„instructeurs van de werkelijkheid"
vertellen hem, zoals de advocaat Him-
melstein, dat er niets te begrijpen
valt; er is geen ordenend principe, de
wereld is een rotzooi en leer d'r maar
mee te leven. Herzog, in een van de
knapst geschreven passages in het
boek, gaat naar een rechtszaal waar hij
tot misselijk wordens toe met de neus
op deze. voor hem niet acceptabele
werkelijkheid wordt gedrukt. Het doet
hem besluiten van zijn louter verbaal
reageren, zijn schrijven en denken dat
toch even futiel is als de zaken waar
tegen het zich richt, af te zien, en ein
delijk te handelen. Het wordt een jra-
gi-komisch fiasco: Bellows figuren zijn
nu eenmaal „born losers."
In het laatste hoofdstuk is hij, in de
Berkshires. Het proza is krachtig, spe
cifiek, en tevens lyrisch, rustig. Her
zog, terug in zich zelf, besluit „rele
vant werk" te gaan doen; hij ontvangt
zijn broer. Will, een nuchter zaken
man die geen last heeft van bespiege
lend denken, en wacht op Ramona's
komst als het boek eindigt. Er is geen
oplossing van de gestelde metafysische
problemen en ook Herzogs crisis is
niet werkelijk overwonnen.
HET BOEK eindigt waar het begon,
het raam van de vertelling is geslo
ten, en daarin hebben we onze eigen
perplexiteit kunnen zien. HERZOG is
een diepzinnige, ontroerende, en vaak
amusante roman. De vertaling van
Mischa de Vrecde, hoewel naar mijn
smaak iets te letterlijk, weet de at
mosfeer van het origineel vrij goed te
bewaren, maar bevat een paar akeli
ge blunders: „dat onpraktisch heer
schap" voor „that suffering joker" en
op Valentinedag" voor „with Valen
tine" zijn onvergeeflijk.
Peter Jan de Voogd
OOK Wolfgang Hildesheimer heeft
zich aan dit genre gewaagd, naar hij
schrijft om zichzelf en anderen te amu
seren. Hij deed dit me! „Een staart
vol valse veren", vertaald verschenen
als nummer 1206 in de serie Witte
Beertjes van de uitgeverij Bruna. Veel
heeft hij niet gepretendeerd te berei
ken; hij schreef amusementslectuur
van niveau. Vlot verteld zoals hier
voor een eerste vereiste is, met ontel
bare onverwachte wendingen in de si
tuatie. Toch blijkt hoe moeilijk liet is,
een schelmenroman op bevredigende
wijze tot stand te brengen. Een in
nerlijke ontwikkeling van de hoofd
persoon, die tot een crisis kan leiden
in veel romans een hoogtepunt,
waamaartoe gewerkt wordt is niet
van belang, het blijft allemaal op één
zelfde niveau, zodat het onbreken van
een „psychologisch slot" zich gaat wre
ken. De hoofdpersoon is bij het begin
en aan het eind van het verhaal nog
onveranderd dezelfde. Aanvankelijk is
de lezer geboeid en verrast, op den
duur ontvangt men een nieuwe gelijk
soortige ontwikkeling met een glim
lach van herkenning en van bewon
dering voor de slagvaardigheid van de
schrijver, maar de veerkracht van de
opgeroepen spanning wordt geringer
Dit bezwaar is inherent aan het genrp,
Hildesheimer kan men dienaangaande
nauwelijks iets verwijten.
zijn held om de reeks avonturen tot
een eind te brengen: hij gaat de mist
in in een afgehaakte wagon, die in een
onherbergzaam gebied achtergelaten
wordt.
Hildesheimer heeft in zijn leven veel
gezworven. Hij werd in 1916 in Ham
burg geboren, zijn jeugd bracht hij
door in verschillende steden, onder
meer in Nijmegen. Hij studeerde in
Londen en vertoefde enige jaren in
Jeruzalem. Van 1946 tot 1950 was hij
tolk bij het Neurenbergse Gerechtshof
in de processen tegen de nazi-misda
digers. Op artistiek gebied uitte hij
zich zoals gezegd aanvankelijk als
schilder. Pas later begon hij te schrij
ven. Vooral als auteur van hoorspelen
heeft hij zich een naam verworven.
„EEN staart vol valse veren" is een
plezierig, luimig boekje voor een in
een wat landerige stemming verke
rend lezer. Vooral de eerste helft zal
hem veel plezier verschaffen. Reeds
na kennisneming van de eerste alinea
moet hij geïntrigeerd zijn: „De schil
der Ayax Mazyrka. bijgenaamd de
„Procegovijnse Rembrandt", éen van
de opmerkelijkste figuren uit de kunst
historie, heeft nooit bestaan. Zijn wer
ken zijn vervalsingen en zijn levens
geschiedenis is een puur verzinsel."
Tot het leesgenoegen zal de uiter
lijke verschijningsvorm van het hoek
je ten zeerste bijdragen.
De Witte Beertjes liggen prettig in
de hand en zijn met een fraaie letter
gedrukt op een goede kwaliteit papier
De bandjes zijn uiterst verzorgd. Al
dit fraais is te koop voor een beschei
den prijs. Helaas wordt nummer 1206
echter ontsierd door enige zeer sto
rende drukfouten.
VOOR HIJ begon te schrijven heeft
de nu 56-jarige auteur geschilderd.
Zijn roman speelt in de wereld van de
internationale kunsthandel, die danig
aan de kaak gesteld wordt. Hij moef
goed op de hoogte zijn van de tech
niek van het vervalsen, hiervan wordt
menige sluier opgelicht. Een fragment
van een gesprek tussen twee verval
sers bevat de volgende zinsneden:
„Dat fontein-sculptuurtje met dat no
bel geplooide kleed was niet Tirools.
zeventiende eeuw, maar de maker er
van leefde ergens op het land in de
buurt van Würzburg, was een uiterst
bekwaam imitator en bezat een privé-
houtwormkweek, die hij door ieder
nieuw stuk heenjoeg. Het duurde door
gaans toch nog altijd wel een jaar
voor deze zich door een beeld van
gangbare afmetingen had heenge-
werkt".
Het boekje beschrijft doen en laten
van enige personen, gegroepeerd om
een niet met name genoemde ik-figuur.
Volgens goed gebruik bij de avontu
renroman speelt deze slechts een on
dergeschikte rol. Zijn oom. Robert
Guiscard, brengt het door listen en
intriges tot minister voor Kunstzaken
van het fantasiestaatje Procegovenië,
gelegen ergens in de Balkan. Hij be
heerst de techniek van het schilde
rijen vervalsen tot in de finesses en
speelt het klaar, een geheel nieuwe
oude meester te lanceren: Ayax Ma
zyrka (deze naam is een vondst!).
Zijn schilderijen zouden ontdekt zijn
in een oud klooster in de bergen,
Guiscard heeft ze echter alle zelf ge
maakt. Er wordt een Mazyrka-mu-
seum gesticht, de vreemdelingenin
dustrie van Procegovenië komt er door
tot hoge bloei.
Robert Guiscard is zoon van een
eerlijk en standsbewust schilderijen
restaurateur, in het Louvre probeert
hij zijn krachten in het kopiëren op
de Mona Lisa. Als het stuk klaar is.
verwisselt hij het achter de rug van
een suppoost in korte tijd voor het
origineel. Is het een wonder, dat hij
hiermee de Prix de Rome wint? Zon
der bitterheid, doch met een begrij
pende glimlach wordt er aan heel wat
heilige huisjes flink gerammeld, maar
vrijwel altijd op amusante wijze.
Menig in de roman beschreven avon
tuur vindt plaats in de Zuidoost-
Europa-expres Door middel van deze
treilt ooKtnn d« aehnjver z»eh van
WIJ ONTVINGEN
AVENUE CAHIERS (Uitgave Geïllu
streerde Pers N.V.).
EEN wat ongewoon idee voor een
familieblad als „Avenue" is de uitga
ve van een reeks informatieve ca
hiers (uitgave Geïllustreerde Pers
N.V.) waarin onderwerpen van we-
reldnieuwsformaat uitgebreid wor
den behandeld. De vorm van behan
deling lijkt voornamelijk documen
tair en feitelijk van karakter te wor
den, al is dat na de verschijning van
de eerste „cahiers" nog niet met ze
kerheid te constateren.
Het eerste cahier kreeg de titel
mee: „Het Hoogste Woord in 1968" en
is louter citaat letterlijk weergege
ven redevoeringen en uitspraken van
belangrijke persoonlijkheden over ac
tuele en interessante onderwerpen.
Een rijke bron van informatie zonder
duidelijke voorkeur voor tendens of
subject. Maar het tweede cahier
brengt een zeer (subjectief) getinte
beschouwing over de persoonlijkheid
en de betekenis van president Nixon,
niet opzettelijk verdraaid of gewron
gen, maar toch een eenzijdige belich
ting en interpretatie der feiten en ver
schijnselen.
Het derde cahier, nog niet versche
nen, gaat zich bezighouden met „Ge
weld" door het woord te laten aan de
stichting voor geweldloze weerbaar
heid via de pen van drs. Huisman,
voorzitter dezer stichting. Ook onver
mijdelijk een subjectieve informatie
in de beperkte zin van een zeer per
soonlijke mening over een onderwerp
dat op velerlei manieren kan worden
benaderd.
De bedoeling van „Avenue" is, in
formatie te verstrekken die geen
plaats of te weinig aandacht krijgt in
de dag- en weekbladen. Dat is een no
bel streven, waarvoor alleen maar
waardering mogelijk is, indien ten
minste in de veelheid van onderwer
pen en behandelingswijzen een infor
matieve partijloosheid kan worden be
reikt die ook de argeloze lezer spaart.
Het gevaar is, dat deze cahiers geen
etiket dragen waarop men zich kan
instellen. Als de neutraliteit waarmee
zij worden aangediend ook eerlijk
wordt betracht, kan .Avenue" een bij
zonder goed werk doen ten behoeve
van de algemenp informatie en com
municatie. De „cahiers" zullen moe
ten bewijzen dat zij het vertrouwen
waarop zij een beroep doen. waard
zijn. Zijn zij dat, dan is het een pracht
idee.