BEVESTIGING VAN EEN STERK TALENT VROLIJKE AVONTURENROMAN VAN H1LDESHEIMER Avenue Cahiers NAGELATEN WERK VAN HANS LODEIZEN Genre met nadelen Moeilijk DE „VIJFTIGERS" hadden hun entree nog niet gemaakt toen de eerste en enige bij zijn leven uitgegeven dichtbundel „Het innerlijk behang" van Hans Lodeizen als cahier van De Vrije Bladen in 1949 verscheen. Lucebert, Remco Campert, Hans Andreus en Bert Schierbeek debuteerden in 1951, Gerrit Kou- wenaar (afgezien van zijn proza) iets later. De oudere Jan G. Elburg was met „Serenade voor Lena" clandestien in de voorhoede geweest (1943), gevolgd door Sybren Polet en Simon Vinkenoog. Van de zogenaamde atonalen kan Lodeizen het dus niet gehad hebben dat zijn poëzie de traditie doorbrak. Van wie dan? Er zijn, in het weinige dat over hem geschreven is, wel buitenlandse invloeden gesignaleerd: van Paul Eluard in diens surrealistische peri ode onder andere, wiens „Léda" door hem werd vertaald. We weten weinig van Lodeizens korte leven, niet veel meer dan zijn aarzeling in de studierichting (biologie?, diplomatieke dienst?), het feit van enkele buitenlandse rei zen (Marokko. Amerika), zijn ziekteverblijf in Zwitserland en in Lausanne, waar hij in de zomer van 1950 overleed aan leukemie, 26 jaar oud. Maar wat hij was staat open en bloot in zijn gedichten, die in zijn drie, vier laatste le vensjaren tot stand kwamen: „Ik schrijf omdat ik leven wil"; „ik zal nooit „grote" dingen schrijven, maar de pen zal proberen de ziekte en de extase van lichaam en ziel te volgen". Duitse litteratuur Lijn Litteraire C. J. E. Dinaux DE AVONTURENROMAN is éen der oudste onderafdelingen van de roman, die zelf als genre in de litteratuur pas in het begin der zeventiende eeuw is ontstaan. Kenmerkend voor de avonturenroman zijn een snelle wisseling van gebeurtenissen, vaak met zeer onver wachte wendingen, en een satirische instelling tegenover de maat schappij of een bepaald facet hiervan. Dikwijls is het een stuk proza in de ik-vorm. Nauw verwant is de schelmenroman, een werk rijk aan avonturen, die echter beleefd worden door een oplichter of een deugniet. Een psychische ontwikkeling maakt de held niet door De hoofdpersoon, wiens afkomst gewoonlijk in het duister blijft, leidt een zwervend bestaan en moet vaak trachten op illegale wijze in zijn levensonderhoud te voorzien De omstandigheden veroorloven het hem niet, kritisch te staan tegenover een eventuelebroodheer en diens opdrachten. Kanttekeningen Breuk Wrak Knap Amerikaanse litteratuur Gesloten Vervalsing J. .4 Braaf-Brandenburg DEZE UITSPRAAK, waargemaakt al in de eerste uitgave van „Het in nerlijk behang", klemmender nog in de met uit de nalatenschap gekozen gedichten aangevulde herdruk (waar van in 1963 een vijfde druk verscheen!) wordt nog eens bevestigd in de twee de keuze, die Pierre H. Dubois en Pe ter Berger uit de grotendeels ongepu bliceerde manuscripten (poëzie en pro za) samenstelden en bij G. A. van Oor schot deden verschijnen onder de titel Nagelaten Werk". Ook hiermee is nog niet alles openbaar gemaakt. Maar al kan er nog gaaf werk voor den dag ko men, aan de geaardheid en betekenis van dit dichterschap, aan de diepste aandrift ervan, zou er, dunkt me, daar door niets wezenlijks meer toegevoegd kunnen worden. ZOEKT MEN naar verwantschap, naar een lijn die vordt voortgezet, dan moet men teruggaan tot de eerste ja ren na de eerste wereldoorlog: iets van de Boog-gedichten van Herman van den Bergh, een vleugje van Paul van Qstaijen, veel van de jonge Mars man, van diens vitalisme, diens ver langen en wil om „groots en meesle pend" te leven als een vlam met de dood als tegenspeler. „Ik heb", schreef Marsman, „steeds het gevoel op de breuk te staan, maar die in elk afzon derlijk gedicht te overschrijden, bij na: uit de breuk van de tijd. zoals ik die ervaar, ontstaat het werk." Ook Hans Lodeizen stond, dertig jaar la ter en dus onontkoombaarder, op de hachelijke grens van twee tijden: „Wanneer je", noteert hij in 1948 in een prozafragment, „de oorlog hebt meegemaakt zonder iets te kunnen doen, wanneer je van nature vol angst bent en vol liefde voor het vruchtba re op aarde, dus zeer moedig, is de kans groot om te verongelukken, zo dat je je zachtjes over de zee laat stre len, een veer over een handschoen.' Wat een ambivalentie in deze ene zin! Angst en liefde, wantrouwen en overgave, lijdzaamheid en levensdrift, zijn met „de zoete uren van de mor- gen". De zee lokt hem naar de Elysi sche velden, maar terugkerend van zijn innerlijke reis is het geluk „ook daar niet": „trots sta ik hier oude woorden herroepend in nieuwe boten varend als over een andere zee was ik maar ergens anders was mijn hand maar paars." DAT IS. kan men zeggen en het is ook gezegd, de uiting van een roman tisch levensgevoel. Lodeizen was een romanticus, maar een die het fatum van zijn en onze tijd letterlijk aan den lijve gewaar werd en krachtens die ervaring niet anders kon dichten dan tegen de traditie van de vooroorlogse poëzie in, positief in zijn levensverlan gen, negatief in zijn afwijzing van een banale wereld. Hij had en dat is de authentici- teit van zijn dichterschap meer wil len doen dan dichten. Hij had willen leven wat hij „droomde": „ik was niet tevreden met mijn woorden en met de wereld die te koud is ik wilde dingen zien nog nooit gezien door andere mensen en van mijn lange haat wilde ik een grote liefde maken en daarvoor ben ik uit dit land ge gaan." DAT dichtte hij in de zomer van 1949, zwak en ziek toen al. en toen hij in het voorjaar daarop naar Zuid-Frank rijk vertrok was het om er te sterven. Steeds speelde de dood in zijn gedicht mee, in het symbool van de herfst, in zijn verzet tegen de kortstondigheid, maar niet als vijandeige macht. Eer der was het einde en het vergaan voor hem verweven met het leven-zelf, een natuurverschijnsel waarmee hij ztch als een vallend goud blad, als een in vallende avond, verbonden wist. Daar- buitenom en -bovenuit ging zijn droom en het korte genot van aardse vreugde (want het aristicratische behagen was hem niet vreemd) en een steeds op vlammende hoop tegen beter weten in: „Maar wees vooral een vrij mens een vogel onbewust van de lucht een gouden kever een zacht avond rood geef niet toe aan je droge keel dan zul je verder leven zal de taal ooit stilstaan ik geloof het niet maar een beetje helderheid een beetje helderheid zal ons red den." Voor Lodeizen was .de taal in bewe ging, als een levend organisme, als een lichamelijk ademhalen. Dat is en blijft zijn bijdrage tot de vernieuwing van de poëzie sinds Vijftig. HET PROTOTYPE van de schelmen roman is Cervantes' Don Quichote. ontstaan in Spanje in het begin van de zeventiende eeuw, hét land en dè periode waarin dit soort litteratuur tot bloei kwam. Tot in onze dagen -*oelen schrijvers zich tot dit soort litteratuur aangetrokken. Guareschi schreef zijn populaire Don Camillo-serie. Thomas Mann leverde nog in 1954 een bijdra ge met de decadent-verfijnde beschrij ving van het leven van de oplichter Felix Krull. rmnnnnnnnnr -i TIJDLOZE SFEER IN BELLOWS MEESTERWERK zijn werk is vol dergelijke tegenstel lingen, vol ambivalentie. Het is op het wrijvingsvlak van deze contradicties dat de samenkoppeling van tweepoli- ge beelden, de onverwachte wendingen, de abrupte afbrekingen, de eigenzinni ge syntaxis, de snelle overgangen van majeur naar mineur ontstaan expres sievormen, die Simon Vinkenoog vol op het recht gaven, Hans Lodeizen een plaats te geven in de eerste bloemle zing uit het werk van de „experimen tele" Vijftigers, de bundel Atonaal (1951). LODEIZEN was een gelukzoeker die zich bedreigd, achtervolgd voelde als een dief in de nacht. Hij wilde „een groot vuurwerk" zijn (alk Marsman). vuurwerk van het lichaam, van de schemering, van letters: „de dichter leeft". Maar de momenten van exta se, van onverdeelde levensvreugde wa ren, hoeveel er in hem leefde van de sybariet, kort: „ik word door angst omsingeld". Hier heet het leven „de werkelijke ziekte", daar dicht hij afo ristisch: „ik ben zo blij dat ik nog op zee ben. en dat mijn schip niet is ge zonken." Zee, lucht, wind, schip, ma trozen waren de symbolen voor zijn oneindigheidsverlangen. Hij zou één willen zijn met de verste verte, met zijn droom binnen de tijd. één met zijn lichaam, met zijn liefde, met de ander die hij niet vinden kon en hem alleen als gestalte van de verbeelding (Idolino) verschijnt. Maar steeds doet zich de breuk voelen, het besef van de onvervulbaarheid, de scheiding tussen zichzelf en de ander, droom en werke lijkheid. Vandaar zijn ambivalentie, zijn blijdschap om de zon en zijn neiging zich terug te trekken in de schemering, zijn aardse begeerte naar het naakte, zuivere leven en zijn beduchtheid voor een onbevangen toenadering, zijn hui vering voor het „koude Huis" van deze wereld en zijn genieten van het „goede der aarde" De symbolen die in zijn gedichten en prozastukken terugkeren hebben dan ook niet steeds dezelfde lading. De kamer kan in tegenstelling tot de bevrijdende oneindigheid van de ruim te een teken van de beklemmende cir kel zijn, maar ook is ze de plaats van veilige afzondering uit een wereld „zo als zij door jullie (mensen) over de zondvloed is gebracht, jammerend, schuddend". Avond betekent geborgen- he*d. VMnmr ank kan hij m tegsnapnaak DE AMERIKAANS-joodse auteur Saul Bellow schreef sinds zijn eerste publikatie in 1941, Two Morning Monologues" in de Part isan Review, zes romans, waarvan het in 1959 verschenen Henderson the Rain King vorig jaar door de Bezige Bij hier vertaald werd uit gegeven. Nu is ook zijn laatste ro- m'ah,Herzog' (1964), in een Lite raire Reuzenpocket verschenen. Daarnaast schreef hij een aantal toneelstukken en vele korte verha len en artikelen. Hij heeft een uni versitaire graad in de antropologie en de sociologie en heeft onder meer aan de Princeton Universi teit gedoceerd. De nu 54-jarige Saul Bellow wordt door velen be schouwd als de belangrijkste Ame rikaanse romanschrijver van na de oorlog. Andere Amerikaans-joodse auteurs als Bernard Malamud en Philip Roth zijn duidelijk door hem beïnvloed. ZIJN WERK is veelal geschreven in de monoloogvorm waarmee hij begon. Zijn hoofdpersoon is steeds een „born loser" met College-opleiding, mislukt in zijn werk, teleurgesteld in zijn hu welijk. totaal vervreemd van het hem omringende Amerikaanse leven, en een beetje dwaas: Bellow ervaart zijn Vereenzaamd Academicus als een triest maar tevens lachwekkend schouwspel, de intellectueel als clown temidden van een hard werkende we reld. MOSES E. HERZOG, werkloos hoog leraar, (de naam is hoogstwaarschijn lijk ontleend aan de Moses Herzog die in James Joyce's Ulysses bestolen wordt) is een totale mislukkeling en een geestelijk wrak: gescheiden van zijn eerste vrouw, zijn grote studie over romantiek en christendom onvol tooid, bedrogen door zijn tweede vrouw, Madeleine, en zijn beste vriend Valentine Gersbach. „In de liefde lui. In algemene vrolijkheid vervelend. Tegenover macht passief. In zijn eigen ziel ontwijkend". Na het debacle van zijn tweede huwelijk een zenuwinzin king nabij, wordt hij in het late voor jaar overmand door de behoefte „uit leg te geven, te rechtvaardigen, per spectief aan te brengen, te verhelderen, boete te doen". Dit doet hij door eindeloos brieven te schrijven aan de levenden en de doden vrienden en familieleden, kranten, politici, Heidegger. Spinoza, God, en vele andere® bww» cfae hij nooit verstuurt, maar die hem lei den bij het tot rust brengen van zijn door een waanzinnig goed geheugen geplaagde geest. Hij vlucht in zijn ex centriciteiten, bezoekt zijn minnares in New York, oude vrienden, woont een rechtszitting bij, gaat naar Chicago waar zijn vrouw met minnaar en doch tertje woont, en keert in augustus te rug naar zijn vervallen landhuis in de Berkshires in West-Massachusetts. Daar vindt hij tijdelijk rust; „Op het ogenblik had hij voor niemand een bericht. Niets. Geen enkel woord". HERZOG, dat bijna 400 pagina's dik is, en in Moses' gedachten en brieven behalve zijn vroegere leven en huidige crisis heel wat van de westerse cul tuurgeschiedenis vanaf de 17e eeuw behandelt, is weergaloos knap gecon strueerd. Het kreeg dan ook de Natio nal Book Award en de Prix interna tional de littérature, beide in 1965. Herzogs geleerde, vervreemdende briefstijl wordt gecontrasteerd met zijn hoogst persoonlijke denkstijl en met de idiomatische toon van conver saties. Ook het tijdsperspectief wordt voortdurend veranderd, waardoor de zeer korte duur van Herzogs handelen (een paar weken) eigenlijk wegvalt. Hierdoor wordt een tijdeloze, steeds weer wisselende sfeer geschapen waar in Herzogs crisis zelf, die in zijn ge heel in flash-back wordt verteld, het raam kan zijn waarbinnen Bellow de geestelijke geschiedenis van onze be schaving plaatst. TERWIJL Herzog zijn brieven schrijft is rondom hem de wereldstad voortdurend aanwezig, in détail be schreven: we kunnen de achtergrond waartegen de moderne mens moet wer ken nooit vergeten. Hiertegenover plaatst Bellow het landhuis in de Berk shires, met schitterende gedetailleerde natuurbeschrijvingen. Het is soms slechts één zin. maar van een roman tische lyriek die alleen zeer grote schrijvers bereiken. Vrijwel alles wordt vanuit Herzog zelf beschreven, direct menselijk con tact is minimaal. Dit lijkt paradoxaal. Immers. Herzog doet niets anders dan mensen opzoeken, vroegere conversa ties in de geest oproepen, persoonlijk genchte brieven schrijven. Er doet zich echter een merkwaardige vertekening voor, zodra een karakter in de direct emotionele sfeer van Herzog komt: Madeleine is een karikatuur van de Amerikaanse vrouw. Valentine een manke gnoom, de minnares een bi zarre priesteres van Venus. Daaren tegen zijn taxi-chauffeurs trefzeker idiomatisch getekend. IN DE BRIEVEN zien we de intel- lectueel werkzaam in de wereld. De ongebonden „waanzin" van Her zog richt zich tegen systematische, gebonden „normaliteit", verzet zich te gen futiele schemata en harde werke lijkheid. Vanuit zijn intelligente sub jectiviteit wil Herzog begrijpen, orde vinden in de duizelingwekkende hoe veelheid objecten om hem heen Zijn „instructeurs van de werkelijkheid" vertellen hem, zoals de advocaat Him- melstein, dat er niets te begrijpen valt; er is geen ordenend principe, de wereld is een rotzooi en leer d'r maar mee te leven. Herzog, in een van de knapst geschreven passages in het boek, gaat naar een rechtszaal waar hij tot misselijk wordens toe met de neus op deze. voor hem niet acceptabele werkelijkheid wordt gedrukt. Het doet hem besluiten van zijn louter verbaal reageren, zijn schrijven en denken dat toch even futiel is als de zaken waar tegen het zich richt, af te zien, en ein delijk te handelen. Het wordt een jra- gi-komisch fiasco: Bellows figuren zijn nu eenmaal „born losers." In het laatste hoofdstuk is hij, in de Berkshires. Het proza is krachtig, spe cifiek, en tevens lyrisch, rustig. Her zog, terug in zich zelf, besluit „rele vant werk" te gaan doen; hij ontvangt zijn broer. Will, een nuchter zaken man die geen last heeft van bespiege lend denken, en wacht op Ramona's komst als het boek eindigt. Er is geen oplossing van de gestelde metafysische problemen en ook Herzogs crisis is niet werkelijk overwonnen. HET BOEK eindigt waar het begon, het raam van de vertelling is geslo ten, en daarin hebben we onze eigen perplexiteit kunnen zien. HERZOG is een diepzinnige, ontroerende, en vaak amusante roman. De vertaling van Mischa de Vrecde, hoewel naar mijn smaak iets te letterlijk, weet de at mosfeer van het origineel vrij goed te bewaren, maar bevat een paar akeli ge blunders: „dat onpraktisch heer schap" voor „that suffering joker" en op Valentinedag" voor „with Valen tine" zijn onvergeeflijk. Peter Jan de Voogd OOK Wolfgang Hildesheimer heeft zich aan dit genre gewaagd, naar hij schrijft om zichzelf en anderen te amu seren. Hij deed dit me! „Een staart vol valse veren", vertaald verschenen als nummer 1206 in de serie Witte Beertjes van de uitgeverij Bruna. Veel heeft hij niet gepretendeerd te berei ken; hij schreef amusementslectuur van niveau. Vlot verteld zoals hier voor een eerste vereiste is, met ontel bare onverwachte wendingen in de si tuatie. Toch blijkt hoe moeilijk liet is, een schelmenroman op bevredigende wijze tot stand te brengen. Een in nerlijke ontwikkeling van de hoofd persoon, die tot een crisis kan leiden in veel romans een hoogtepunt, waamaartoe gewerkt wordt is niet van belang, het blijft allemaal op één zelfde niveau, zodat het onbreken van een „psychologisch slot" zich gaat wre ken. De hoofdpersoon is bij het begin en aan het eind van het verhaal nog onveranderd dezelfde. Aanvankelijk is de lezer geboeid en verrast, op den duur ontvangt men een nieuwe gelijk soortige ontwikkeling met een glim lach van herkenning en van bewon dering voor de slagvaardigheid van de schrijver, maar de veerkracht van de opgeroepen spanning wordt geringer Dit bezwaar is inherent aan het genrp, Hildesheimer kan men dienaangaande nauwelijks iets verwijten. zijn held om de reeks avonturen tot een eind te brengen: hij gaat de mist in in een afgehaakte wagon, die in een onherbergzaam gebied achtergelaten wordt. Hildesheimer heeft in zijn leven veel gezworven. Hij werd in 1916 in Ham burg geboren, zijn jeugd bracht hij door in verschillende steden, onder meer in Nijmegen. Hij studeerde in Londen en vertoefde enige jaren in Jeruzalem. Van 1946 tot 1950 was hij tolk bij het Neurenbergse Gerechtshof in de processen tegen de nazi-misda digers. Op artistiek gebied uitte hij zich zoals gezegd aanvankelijk als schilder. Pas later begon hij te schrij ven. Vooral als auteur van hoorspelen heeft hij zich een naam verworven. „EEN staart vol valse veren" is een plezierig, luimig boekje voor een in een wat landerige stemming verke rend lezer. Vooral de eerste helft zal hem veel plezier verschaffen. Reeds na kennisneming van de eerste alinea moet hij geïntrigeerd zijn: „De schil der Ayax Mazyrka. bijgenaamd de „Procegovijnse Rembrandt", éen van de opmerkelijkste figuren uit de kunst historie, heeft nooit bestaan. Zijn wer ken zijn vervalsingen en zijn levens geschiedenis is een puur verzinsel." Tot het leesgenoegen zal de uiter lijke verschijningsvorm van het hoek je ten zeerste bijdragen. De Witte Beertjes liggen prettig in de hand en zijn met een fraaie letter gedrukt op een goede kwaliteit papier De bandjes zijn uiterst verzorgd. Al dit fraais is te koop voor een beschei den prijs. Helaas wordt nummer 1206 echter ontsierd door enige zeer sto rende drukfouten. VOOR HIJ begon te schrijven heeft de nu 56-jarige auteur geschilderd. Zijn roman speelt in de wereld van de internationale kunsthandel, die danig aan de kaak gesteld wordt. Hij moef goed op de hoogte zijn van de tech niek van het vervalsen, hiervan wordt menige sluier opgelicht. Een fragment van een gesprek tussen twee verval sers bevat de volgende zinsneden: „Dat fontein-sculptuurtje met dat no bel geplooide kleed was niet Tirools. zeventiende eeuw, maar de maker er van leefde ergens op het land in de buurt van Würzburg, was een uiterst bekwaam imitator en bezat een privé- houtwormkweek, die hij door ieder nieuw stuk heenjoeg. Het duurde door gaans toch nog altijd wel een jaar voor deze zich door een beeld van gangbare afmetingen had heenge- werkt". Het boekje beschrijft doen en laten van enige personen, gegroepeerd om een niet met name genoemde ik-figuur. Volgens goed gebruik bij de avontu renroman speelt deze slechts een on dergeschikte rol. Zijn oom. Robert Guiscard, brengt het door listen en intriges tot minister voor Kunstzaken van het fantasiestaatje Procegovenië, gelegen ergens in de Balkan. Hij be heerst de techniek van het schilde rijen vervalsen tot in de finesses en speelt het klaar, een geheel nieuwe oude meester te lanceren: Ayax Ma zyrka (deze naam is een vondst!). Zijn schilderijen zouden ontdekt zijn in een oud klooster in de bergen, Guiscard heeft ze echter alle zelf ge maakt. Er wordt een Mazyrka-mu- seum gesticht, de vreemdelingenin dustrie van Procegovenië komt er door tot hoge bloei. Robert Guiscard is zoon van een eerlijk en standsbewust schilderijen restaurateur, in het Louvre probeert hij zijn krachten in het kopiëren op de Mona Lisa. Als het stuk klaar is. verwisselt hij het achter de rug van een suppoost in korte tijd voor het origineel. Is het een wonder, dat hij hiermee de Prix de Rome wint? Zon der bitterheid, doch met een begrij pende glimlach wordt er aan heel wat heilige huisjes flink gerammeld, maar vrijwel altijd op amusante wijze. Menig in de roman beschreven avon tuur vindt plaats in de Zuidoost- Europa-expres Door middel van deze treilt ooKtnn d« aehnjver z»eh van WIJ ONTVINGEN AVENUE CAHIERS (Uitgave Geïllu streerde Pers N.V.). EEN wat ongewoon idee voor een familieblad als „Avenue" is de uitga ve van een reeks informatieve ca hiers (uitgave Geïllustreerde Pers N.V.) waarin onderwerpen van we- reldnieuwsformaat uitgebreid wor den behandeld. De vorm van behan deling lijkt voornamelijk documen tair en feitelijk van karakter te wor den, al is dat na de verschijning van de eerste „cahiers" nog niet met ze kerheid te constateren. Het eerste cahier kreeg de titel mee: „Het Hoogste Woord in 1968" en is louter citaat letterlijk weergege ven redevoeringen en uitspraken van belangrijke persoonlijkheden over ac tuele en interessante onderwerpen. Een rijke bron van informatie zonder duidelijke voorkeur voor tendens of subject. Maar het tweede cahier brengt een zeer (subjectief) getinte beschouwing over de persoonlijkheid en de betekenis van president Nixon, niet opzettelijk verdraaid of gewron gen, maar toch een eenzijdige belich ting en interpretatie der feiten en ver schijnselen. Het derde cahier, nog niet versche nen, gaat zich bezighouden met „Ge weld" door het woord te laten aan de stichting voor geweldloze weerbaar heid via de pen van drs. Huisman, voorzitter dezer stichting. Ook onver mijdelijk een subjectieve informatie in de beperkte zin van een zeer per soonlijke mening over een onderwerp dat op velerlei manieren kan worden benaderd. De bedoeling van „Avenue" is, in formatie te verstrekken die geen plaats of te weinig aandacht krijgt in de dag- en weekbladen. Dat is een no bel streven, waarvoor alleen maar waardering mogelijk is, indien ten minste in de veelheid van onderwer pen en behandelingswijzen een infor matieve partijloosheid kan worden be reikt die ook de argeloze lezer spaart. Het gevaar is, dat deze cahiers geen etiket dragen waarop men zich kan instellen. Als de neutraliteit waarmee zij worden aangediend ook eerlijk wordt betracht, kan .Avenue" een bij zonder goed werk doen ten behoeve van de algemenp informatie en com municatie. De „cahiers" zullen moe ten bewijzen dat zij het vertrouwen waarop zij een beroep doen. waard zijn. Zijn zij dat, dan is het een pracht idee.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1969 | | pagina 67