met dank aan de Kinks
Hoop gloort op betere teksten.
I
V. s
I
Nachtmerrie
,-y
Nog sterker: de enige, echte
grote doorbraken die de popwereld
in een alweer grijs verleden heeft
gekend, hebben ook het afgelopen
jaar weer in de voorste linies mee
geparadeerd. Ik bedoel de rock en
roll en de Beatles. Elvis Presley, in
1955 al gekroond tot koning van de
rock, kwam met een paar daveren
de klappen terug op de hitlijsten,
bracht zijn vloeiende verkoopma-
chine weer op gang om miljoenen
re-releases van zijn LP’s in ’s we
relds huiskamers te pompen en
verscheen dientengevolge uitge
breid in het nieuws. Op klein-Ne-
derlands niveau was in dit ver
band de hitnotering van Peter
Koelewijn’s oude stamper „Kom
van dat dak af” opmerkelijk. En
wat de tien jaar oude Beatles be
treft voor mij vielen alle Rod Ste-
Lach-en-traan-lied
wart’s, Leon Russel’s, James Tay
lor’s, Grand Funk’s en Neil
Young’s van 1971 toch weer terug
in de categorie „aardige probeer
sels” toen dat merkwaardige en
blijkbaar niet uit te roeien feno
meen John Lennon zo’n twee
maanden geleden zonder ophef zijn
fantastische „Imagine” uitbracht.
Maar dat is misschien een kwestie
van smaak.
Ik hou van jou
Terug naar natuur
WIE ER AL WAS, BLEEF.
Korter, simpeler en statisti-
scher kan de popontwikkeling
in het jaar 1971 niet omschre
ven worden. Al diegene, die na
het ook al zo rustige en nega
tieve (de dood van Jimi Hen
drix en Janis Joplin) jaar 1970
hadden gehoopt op een radicale
ommekeer die de geachte en
koopkrachtige dames en heren
tussen de tien en de dertig in
vuur en vlam zou zetten, zijn
wéér teleurgesteld.
Feyenoord
Erbij
Lt 'i
1
7W* J
besoms
1
Mouth and MacNealoverwinnaars.
Earth and Fireverrassende LP.
VERLEDEN
TEREN OP HET
John Lennon met „Imagine": zowel muzikaal als qua tekst weer magistraal.
The Kinksactuele teksten.
Beach Boys „oude” hap die het nog altijd goed doet
i
Kortom: de „California girls” die de
Beach Boys (ook al zo’n „ouwe” for
matie) nog begin dit jaar met veel
enthousiasme van zowel de groep als
het publiek in het Amsterdamse Con
certgebouw ten tonele voerden, gaan er
nog altijd in als koek. En dat, terwijl
de jeugd volgens iedereen barst van
geëngageerd pessimisme, realiteitszin,
daadkracht, cynisme, frustraties en wat
al dies fraais meer.
geenszins het geval. We vinden het
blijkbaar wel best zo. De heren tekst
schrijvers kunnen zeer ruim rondko
men van hun „liefdesvariaties” en zien
daarom begrijpelijk weinig reden om
voor „boodschapper” te gaan spelen.
Overwinnaars: het carnaval, de platen
jongens, Mouth McNeal. Verliezers:
ondergetekende en Robbie Kruisman.
gebeurd met de heerlijke, groene vel
den van Jeruzalem?”.
Ook het komend jaar zullen de Ma-
nuela’s ongetwijfeld blijven veronge
lukken, zal Feyenoord opnieuw de We
reldcup winnen en zal de liefde voor
het zoveelste achtereenvolgende jaar
zegevieren over de liederlijke ontrouw.
Het aantal echtscheidingen zal weer
stijgen, ons milieu zal nog meer ver
vuilen, de psychiatrische inrichtingen
zullen weer voller worden en rondom
het Vondelpark zal de criminaliteit
met de zon stijgen. Maar misschien is
die ene platenman die niet begreep
waarom de Kinks ineens zo moeilijk
moeten doen met het risico een trouw
en kooplustig publiek te verliezen, uit
eindelijk toch de beste mensenkenner.
FERRY TROMP.
Het moet gezegd dat er niet veel
anders werd verwacht. De tijden dat er
op de hitparades slechts plaats was
voor een paar muzikale stromingen
tegelijk, lijken voorgoed voorbij. Het is
niet meer rock, beat en een beetje
soul, maar rock, beat, soul, folk, blues,
De laatste is met Panda vast van
plan naast goede muziek ook goede
teksten te produceren en dan meteen
eindelijk eens aandacht te besteden
aan dat facet van het leven dat we
volgens Robbie in de popmuziek tot nu
toe totaal hebben vergeten: de humor.
Eén troost blijft er voor deze ambi
tieuze Panda-jongen en mijn persoon-
tpe: op de valreep van het jaar hebben
The Kinks (weer zo’n naam die wel al
eens eerder gehoord hebben) een
voortreffelijke elpee uitgebracht die
bol staat van uitstekende teksten. „The
Muswell Hillibillies” (zo heet ie) is een
heerlijke ironische mengeling van ei
gentijdse lyrics en „ouderwetse” mu
ziek.
Maar juist in haar meest gehanteer
de en beluisterde uitingsvorm, de mu
ziek, voert diezelfde jeugd een bijna
navrant blijspel op vol zonneschijn,
volle maan, kabbelende beekjes, on
schuldige maagden en oprechte trouw.
Er zijn natuurlijk verklaringen. De
gemakkelijkste is, dat ook de dames en
heren van na de oorlog de puur men
selijke behoefte hebben om de niet zo
rooskleurige werkelijkheid zo af en toe
eens te ontvluchten en dat het dus met
die zogenaamde „realiteitszin” nogal
meevalt. Het veelvuldige en overmatige
druggebruik in die categorie kan dan
heerlijk als „bewijsmateriaal” voor de
stelling dienen.
Een paar voorbeelden van wat Ray
Davies, sinds 1964 de bezielende leider
van The Kinks, te zeggen heeft, zijn
dan ook wel op hun plaats. Het begint
al gelijk goed met „20th Century
Man”. „Dit is de eeuw van machi
nes, een mechanische nachtmerrie, de
prachtige wereld van technologie: na
palm, hydrogeen bommen, biologische
oorlog. Dit is de twintigste eeuw, de
eeuw der krankzinnigen. Wat is er
smartlappen, chansons en zelfs als het
even meezit ook klassiek (Waldo de los
Rios). Opvallend in dit patroon is wél,
dat de kwaliteit ten opzichte van een
jaar of vijf geleden duidelijk is geste-1
gen, tenminste, als we het Nederlandse
werk in de klasse „Jacques Herb-
Herman van Keeken” even buiten be
schouwing laten. Als er in 1971 een
doorbraak(je) aanwijsbaar is, dan is
het wel die van het Nederlandstalige
lach-en-traan-lied. De hitparades zijn
niet langer het exclusieve domein van
de langharige corduroydragers, maar
worden meer en meer mede bepaald
door oudere kopers die blijkbaar in
Manuela” en „Pappie loop toch niet zo
snel” een stuk eigen identiteit terug
vinden. De invloed van met name Ra
dio Nordsee en een man als Johnny
Hoes op Hilversum III is daar uiter
aard niet vreemd aan.
Waar ik eigenlijk al een paar jaar
op zit te wachten, maar wat nog steeds
niet erg komen wil, is verbetering van
de teksten. Nog altijd viert het „ik hou
van jou, ik blijf je trouw” hoogtij. De
zon blijft maar schijnen en als je
negen van de tien popgroepen moet
geloven is het leven nog nooit zo mooi
geweest.
Moeilijker is het te veronderstellen,
dat die muziek van en voor de jeugd
helaas niet in eigen handen is, maar
wordt uitgebracht door maatschappijen
die er in het geheel geen belang bij
hebben dat hun eigen produkten theo
rieën verkondigen als „Weg met de
wegwerpmaatschappij” en „Stop de
terreur van de kapitalistische over
vloed.” In de „terug naar de natuur”
filosofie is immers nooit plaats geweest
voor een stereo-platenspeler!
Anders wordt het echter ook voor de
heren platenbonzen als geëngageerde
teksten een voorwaarde blijken te zijn
voor massale verkopen maar dat is
Nummer twee is zo mogelijk nog
cynischer. „Acute Schizophrenia Para
noia Blues” is de titel. „Ik ben bang
om mijn eigen voordeur uit te gaan. Er
wordt buiten gedemonstreerd; ze wil
len een derde wereldoorlog beginnen.
Ik ben al bij m’n plaatselijke ont-
hoofder geweest (jawel, een psychiater,
F.T.). Hij heeft mijn ziekte ontdekt. Ik
heb één van de vormen van acute
schizophrenic, heeft hij gezegd”.
En zo gaat Davies door. „Holiday”
blijkt helemaal geen idyllische vakan
tie te zijn want de zee is een open
riool; „Alcohol” gaat over de man die
vanwege de druk des levens aan de
drank gaat en in „Complicated Life”
weet Davies in een paar magistrale
zinnen door te dringen tot de kern:
„Ledigheid is des duivels oorkussen,
werken is des duivels hand”.
Frank Zappa gaf volgens velen in Amsterdam het beste
concert van dit jaar, maar zijn film „200 Mo
tels” viel bitter tegen.
Al met al een „hoopvol” slot van het
popjaar 1971, waaraan alle melodrama
tische, quasi-oprechte Nederlandse
kersthits een daverend puntje kunnen
zuigen. Wat niet wil zeggen dat ik wat
dit betreft voor 1972 erg hoopvol ge
stemd ben.
Dit 1971 kan rustig het jaar van het
grote ontbreken genoemd worden. Pop
festivals bleken op sterven na dood bij
gebrek aan medewerking van de nog
altijd niet begrijpende boven-de-derti-
gers; supersterren werden wel gemaakt
(Leon Russel, James Taylor, Grand
Funk), maar bleken toch weer niet zo
super te zijn. In feite bleven we teren
op de oogst van de vijftiger en zestiger
jaren, zij het met vooral in eigen
land de nadruk op melodieus en/of
orchestraal werk: Focus, Ekseption,
Earth and Fire (hun LJ „Songs of the
marching children” was één van de
betere binnenlandse verrassingen),
Lennon en Crosby, Stills, Nash and
Young (gezamenlijk en solo).
a