Aart Klein fotografeert voor architectuur-expositie In VN U's kantoortuin TAALVERTROSSING DOOR MODIEUS WOORDGEB RUIK Haarlems zilver in I Frans Halsmuseum i i „Signalement" van Riemer Reinsma FOTORECENSIE VAN EEN BOEK GROTE OVERZICHTSEXPOSITIE iBSiSm ■M 16 TULT WOENSDAG 197 5 BIBLIOTHEEK 28 (Van een medewerkster) I Geen onderschriften Portret Door Hans Rombouts KUNST AMSTERDAM. In het Amsterdamse Stedelijk Museum wordt 12 sep tember een tentoonstelling geopend gewijd aan de architectuur van de Amsterdamse School. De bouwstijlen krijgen deze zomer trouwens toch zeer veel aandacht: in het Kröller Müller museum in Otterloo toont men vanaf 24 augustus onder de titel „Americana” de Amerikaanse invloeden op de Nederlandse architectuur van na de Eerste Wereldoorlog en het Haagse Gemeentemuseum schenkt tussen 30 augustus en 16 november aandacht aan de architect H. P. Berlage. De catalogi van deze drie grote tentoonstellingen horen min of meer bij elkaar. Men kan ze dan ook gelijk tijdig met korting kopen. Opkopen 1 29 Amsterdamse School: schoonheid voor de minder bedeelden H.R. (Van onze kunstredactie) WAREN- B VAN DITMAR-ROT- HAARLEM. In het Frans Halsmuseum zal van 16 augustus tot en met 12 oktober een bijzondere zilvertentoonstelling worden gehouden. Getracht wordt een represen tatief overzicht te geven van werken van Haarlemse zilversmeden uit de 17e en 18e eeuw. Naast een grote eigen inbreng zullen stukken worden getoond uit verschil lende musea in den lande. In totaal gaat het om ongeveer 200 voorwerpen van 40 met naam bekende meesters en 22 anoniem gebleven kunstenaars. lenkamp, die bij de drie andere exposi ties niet aan bod komen. Bovendien komt er in het splinter nieuwe architectuurmuseum in Amster dam, voorlopig gevestigd aan de Droog bak in het centrum, een wat kleinere tentoonstelling over het werk van archi tecten als De Bazel, Kromhout en Wa- Het Frans Halsmuseum verwierf nog on langs een belangwekkende collectie zil ver uit het bezit van mevr. Levie-Philips. Voorwerpen die op deze foto voorkomen zullen ongetwijfeld onderdeel vormen van de grote expositie die op 16 augustus be gint. die de nadruk legt op bepaalde details, en naar aanleiding daarvan zal men zijn keus wel bepalen”. Op de vraag of het uitsluitend foto’s zijn die in Amsterdam zijn gemaakt en of die Amsterdamse School ook elders in het land invloed had, antwoordt Aart: „Ik ben bijvoorbeeld in Wageningen ge weest, waar een paar laboratoria in die stijl zijn gebouwd en versierd, maar het meeste staat inderdaad in Amsterdam. Het is nog steeds een prachtige stad. Het is alleen zo jammer, dat de grond er door speculanten zo duur is geworden, dat ze oude huizen slopen en er steeds meer grote hotels en kantoren moeten neerzetten om het rendabel te maken.” „Als variatie op „Lieder ohne Worte” van Mendelssohn. Ik vind ook eigenlijk, dat goede foto’s geen onderschrift nodig hebben. We moeten gewoon beter leren kijken. Dat gesproken journaal op t.v. is eigenlijk een ramp. Laat maar zien, wat er gebeurt, het is toch een visueel medi um! De kranten moeten trouwens ook op den duur een andere kant uit. Foto’s moeten nog veel belangrijker worden bij de overdracht van informatie, maar de fotografen moeten zelf die stap zetten en het initiatief in eigen hand nemen. Niet afwachten tot er eindelijk eens iets gebeurt”. Sinds Aart Klein is gaan fotograferen is er natuurlijk erg veel veranderd. In de eerste plaats wat de techniek getreft. We werken allemaal met veel kleinere camera’s bijvoorbeeld en ook het pu bliek is veel meer foto-minded gewor den. Alleen al het feit dat we in Am sterdam nu twee foto-galeries hebben, „Ze zijn nu bezig met een. volledige restauratie. Er is een vijfjarenplan dat een goede kans van slagen heeft, want er is veel belangstelling van mensen in en buiten Bologna om na de restauratie weer in die huizen te gaan wonen, terwijl ook de omliggende industrieën betrokken zijn bij de aantrekkelijkheid van het prachtige oude centrum. Ik ben er vorig jaar geweest en heb toen ge- met elkaar in evenwicht. En die foto’s zijn op een superlatieve manier normaal, echt. Ze demonstreren een werkelijk heid, die we soms bij gebrek aan een eigen ër-zijn niet meer kunnen zien. Bij de foto’s van Aart Klein kun je daar niet omheen. Daar staan ze te sterk voor in hun fotogenieke schoenen. AART KLEIN tekencursus Een fotografische impressie die Aart Klem maakte van de bouw van de Hanngvhet- brug. gegevens dan beleef je die tijd weer even. Als je numerus fixus tegen komt zie je de hele ellende voor je van het vastgelopen wetenschappelijk onderwijs. Riemer Reinsma heeft goed werk verricht. Natuurlijk kan men niet verwachten dat zo’n boek compleet is. Men mist wel eens wat. Bij een volgende druk - want die komt er - zou het goed zijn een sportdeskundige in de arm te nemen. Het zou zonde zijn als het begrip „één-tweetje” dan wel „de likkepot” onopgemerkt voort zouden leven. zijn boek een willekeurige treft in het boek woorden uit de modieuze spreektaal, maar ook uit de wereld van de techniek (die ook niet stil gezeten heeft de laatste jaren). De opzet van dit Signalement is handig. Het is een alfabetisch regis ter, waar bij elk woord wordt aange geven uit welke taal het afkomstig is of afgeleid, wat het betekent. En het wordt geplaatsten de context van een citaat (uit kranten en boeken). Of dat nieuwe idioom altijd een aanwinst is? Altijd bepaald niet. Men vindt woorden en uitdrukkin gen in het boek, die inmiddels, volko men ingeburgerd zijn en heel oud lijken zoals medemenselijk, miskleun of contactlens. Het boeiende van dit Signalement is, dat het een soort geschiedenisboek is in trefwoorden. Als je het woord provo ziet plus de Na zijn dienst kon Aart Klein op de ■afdeling fotografie van Polygoon komen. Eerst als chef, terwijl hij nog nooit een box in zijn handen bad gehad en na een half jaar kreeg hij de kans fotograaf te worden. Die kans heeft hij met twee handen aangepakt. Dat was het begin. Dat was het begin, terwijl Aart Klein nu kan terugkijken op een carrière waarin hij via het maken van reportages voor tijdschriften en kranten en het uitvoeren van industriële opdrachten zijn bijdragen aan de fotokunst steeds meer opgenomen zag in het foto-jaar boek en tijdschriften. De Deltawerken, dat „het mooiste boek, dat over Nederland is verschenen” werd genoemd is nu alleen nog antiquarisch te koop. Het is niet meer herdrukt sinds de uitgeverij van Goor opging in een fusie met Elsevier. Zijn werk was te zien op éénmans- en groepstentoonstel lingen door heel Europa. Zo was er bijvoorbeeld in ’64 een tentoonstelling van hem in Hamburg, die als titel droeg: „Bilder ohne Worte”. De fotoboeken daar worden nog wel steeds beter verkocht dan de foto’s zelf, maar als we afgaan op de ontwikkeling in Amerika, dan geloof ik toch, dat ze Fotograaf Aart Klein, wiens werk (voor zover het de selectie betreft die hij in 1973 maakte voor zijn éénmansten- toonstelling in het Stedelijk) op het ogenblik de wereld doorreist, kreeg een paar maanden geleden de opdracht om de gebouwen, huizen en bruggen, die tot de Amsterdamse School behoren, op zijn karakteristieke manier te gaan verbeel den. Die Amsterdamse School, waartoe be hoorden architecten zoals onder meer Van der Mey, Staal, Wijdeveld, De Klerk en Hildo Krop, die na de Eerste Wereldoorlog voor de arbeiders iets moois wilden ontwerpen en bouwen. De rijken woonden langs de grachten, de Willemsparkweg of de Koninginnelaan en uit idealisme wilden zij voor de minder rijken ook een omgeving schep pen, die elementen van schoonheid had. Dat betekende in die tijd: rode bakste nen tot laag doorlopende daken, liggen de, kleine ramen en veel beeldhouwwerk en andere versieringen. Trouwens, opvallend op de foto zijn die planten. Zou de man dan als hij geen ambassaderaad is misschien de Hendrik Jan van de VNU-kantoortuin zijn, die hier is be trapt. terwijl hij zijn strooien ,hoed even heeft weggelegd en uit pure wraakzucht, geboren uit broodnijd, zijn schaft doorbrengt aan het bureau van zijn directeur en dan ook eens even lekker bevuilt. Want als u een oe k en boekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboeken boekenboeken WIJ ONTVINGEN boekenboeken boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboeken! HIJ ZIT FIER OOG IN OOG met u, deze man met de klare jongenskijkers. Wie is deze figuur onder de hobby-lamp? Een rond borstige doe-het-zelver, die zijn modelvliegtuigje na veel gekeutel aan het draaien heeft gekregen en nu trots op de kiek gaat voor het blad „Vrije Tijd”? Of is deze kwasi-amikaal ogende heer met Schiller-hemd (’s morgens door mams in een schone bloes gesto ken) een keurige, schijnbaar nonchalante, moderne, maar pas op toch degelijke outfit dragend („belachelijk jasje, pa? Ja. eh, ik bedoel nee, pa”) een ambas saderaad? Een ambassaderaad is iemand, van wie niemand wéét wat die doet. Er staat in ieder ge val een diplomatenkoffertje links van de heer op de foto. Je ziet, dat er een wat ranzige lucht uit dat koffertje komt vanwege het feit, dat de eigenaar juist het be schimmelde pakje brood van gis teren met teloor gegane zurezult sluiks in de prullebak heeft ge worpen. Wie weet trouwens hoe veel bundeltjes brood er in de loop der jaren door deze toch eigenlijk ook wel wat zuinigjes kijkende oude jongeheer in die kast achter hem gestopt zijn. Want het valt u toch ook op, dat de kastdeuren dusdanig begroeid zijn, op basis van puike compost- vorming in de kast, dat niemand die sinds maanden heeft geopend. De te exposeren voorwerpen worden in vier groepen onderverdeeld. Allereerst ’t gelegenheidszilver in de vorm van gilde- bokalen en - bekers en begrafenisschil den. Voorts een collectie kerkelijk zilver, in bruikleen gegeven door kerkgenoot schappen. Er zullen stukken bij zijn die nog niet eerder zijn tentoongesteld en waarvan tot voor kort niet bekend was dat ze tot de Haarlemse zilversmeed- kunst. De derde categorie bevat gebruikszil- ver dat met name aan het einde van de 17e eeuw sterk in zwang kwam. Tenslot te komt het miniatuurzilver aan bod. Dit speelgoed dateert vooral uit de 18e eeuw en werd veelal door een anonieme mees ter vervaardigd. De zilvercollectie van het Frans Hals museum heeft de laatste jaren een ster ke groei doorgemaakt na aanvankelijk bescheiden te zijn opgezet. Aankopen en langdurige bruikleningen van particulie ren hebben de verzameling op een hoog niveau gebracht. Tot de mooiste stukken behoort een unieke plooischotel uit 1649 sproken met de stadsarchitect. Er is over die plannen trouwens een bijzonder mooi boek uitgegeven. Ze nemen daar geen halve maatregelen. Daar zou Am sterdam een voorbeeld aan kunnen ne men, net als andere steden trouwens, met een historische kern”. In zijn jeugd had Aart Klein architect willen worden. Hij is ook verschillende keren aan een tekencursus in die rich ting begonnen, maar er kwam telkens iets tussen, waardoor hij moest afbre ken. De eerste keer omdat hij in dienst moest, en later omdat hij ging varen. Aart werd schrijver bij de Stoomvaart maatschappij Nederland. Zijn vader was daar scheepstimmerman en kon dat voor hem regelen in een tijd, dat ie geen werk had. „Ze hadden daar al veel eerder iets aan moeten doen. Zoals bijvoorbeeld de stad Bologna het heeft aangepakt, dat is werkelijk fantastisch. Bologna staat, na Venetië, als tweede op de lijst van historisch belangrijke steden in Italië. Maar tot voor kort waren al die lange arcades, paleizen en andere grote gebou wen in verval. Het communistische stadsbestuur heeft toen het grondgebied van de oude stad tot gemeentelijk eigen dom verklaard, zodat er niet meer ge speculeerd zou kunnen worden en is systematisch alles gaan opkopen”. „Als je bijvoorbeeld het Scheepvaart- huis bekijkt, dan kun je zien hoe het portret van Jan Pietszoon Coen in een patroon van bakstenen is ingebouwd, terwijl het lood van het dak een krul len- en bloemenversiering zonder eind is. Ik heb het nu allemaal van verschil lende kanten op de plaat staan”. Niet al deze foto’s komen op de ten toonstelling. „Er zal wel een selectie gemaakt worden, maar daar heb ik ei genlijk niets over te vertellen. Het is immers geen foto- maar een architec- tuurtentoonstelllng'. Er komt een tekst de toekomst niet zo duister hoeven in te zien”. Er staat in Amerika een tentoonstel ling van Lartique op het programma, die heel bijzonder zal worden. Lartique be gon al rond 1900 te fotograferen, als kind van zeer rijke ouders had hij al jong een eigen camera. „Als je die foto’s uit zijn jeugd bekijkt val je van de ene verbazing in de andere. En hij is nog steeds bezig, terwijl hij zo langzamer hand iets van 85 jaar oud moet zijn... Fantastisch! Hij is naast Sander en At get een van mijn grote favorieten”, al dus Aart Klein. En dan komen Aart Klein’s eigen foto’s op taf^l, opgeplakt en prachtig verpakt in speciaal daarvoor ontworpen dozen. Het zijn juwelen in wit-zwart. Niet zwart-wit zoals hij meerdere malen omschreven heeft, maar spelingen van het licht op zwart papier. Zowel de visie betekent wel wat. De Canon Photo Gal- van het geheel als van het detail zijn lery heeft via de Canonfabrieken een behoorlijk kapitaal achter zich Maar ook Galerie Fiolet schijnt het te redden. en een sierlijk wierookscheepje uit 1639, beide vervaardigd door Pieter Cornelis- zoon Ebbekin en een glad, onversierd melkkannetje van Jan Luiting uit 1753. Van kerkelijke zijde werden twaalf col lecteschalen ingebracht die afkomstig zijn uit de grote kerk alsmede een twee tal doopbekkens uit het bezit van de Evangelische Lutherse gemeente in Haarlem. Mej. E. Zetteler, conservatrice voor de afdeling kunstnijverheid in het museum, waaronder ook het zilver ressorteert, heeft een catalogus samengesteld met beschrijvingen en afbeeldingen van alle te exposeren voorwerpen, die tijdens de tentoonstelling te koop wordt aangebo den. WANNEER JE HET BOEK „Signa lement van nieuwe woorden” door snuffelt dan is de eerste conclusie, dat de taal meer leeft en in beweging is dan ooit. Of dat werkelijk ook zo is zouden Neerlandici maar eens moeten uitzoeken. Aardige onderwerpen voor proefschriften biedt de taaltuin in royale mate. Dat is zeker. Bijvoor beeld of de (ambtelijke) taal tijdens een progressieve regeringsperiode sterker vereenvoudigd wordt dan in een periode waarin confessionelen zich koppelen aan de VVD. Bijvoor beeld of in een periode van progres sieve oppositie de taal meer verrijkt wordt met ludieke uitdrukkingen door actiegroepen. „Ergens”, om met de conservatieve heer Luns te spreken, moet politiek toch ook van invloed zijn op het taalgebruik. Denk maar aan de satiri sche programma’s (rechts laat het daarbij jammer genoeg afweten) op radio en TV. Die TV is natuurlijk toch een krachtige beïnvloeder van de taal. Met name de VPRO en dan in het bijzonder het Servet- en Van Oekel-syndicaat hebben de laatste tijd nogal wat merkwaardige kretolo- gieën ingevoerd alsmede een vreemd gebruik van bestaande woorden, zoals het beruchte „reeds”. En wat te den ken van de „vertrossing”? Het zijn zo gedachten, die naar boven borrelen bij het doorbladeren van het boek van dr. Riemer Reins ma, dat uitgegeven wordt door Else vier. Terecht zegt Reinsma, dat het Nederlands vooral in de jaren zestig een vloedgolf van nieuwe woorden, betekenissen en uitdrukkingen te ver werken heeft gekregen. De inventaris daarvan vindt men in dit Signale ment. De auteur (liever noemt hij zich redacteur) heeft de grens voor gelegd bij de jaren vijftig, “keurige scheidslijn. Men goede opmerker bent dan ziet u, dat deze Hendrik Jan met zijn rechter hand- en -arm aém de verfpotten is geweest; die is helemaal zwart (ter wijl het hier toch duidelijk niet om een halfbloed gaat, want de rechter arm is melkblank). Met die smerige hand dan besmeurt hij de jaarstuk ken van zijn baas. Naast Hendrik Jan voor u rechts, voor hem links staat ken nelijk het bakje, waarin hij zijn zaad voortrekt. Als hij dat maar niet ver geet mee te nemen als hij weer een vlijtig liesje of een kindje-op-moe- ders-schoot aan het verstekken gaat. De secretaresse van de baas moet niets van Hendrik Jan’s zaadbakjes hebben. Ze ziet hem trouwens toch al niet staan als hij entend en bevruch tend rond gaat door de kantoortuin. Maar als hij Hendrik Jan niét is, zou hij dan de bekende stukjesschrij ver zijn, die een venijnige schimmel- iutslag op dë rechterarm heeft ge kregen van het afscheiden van weer zinwekkende cursiefjes en die nu de schimmels te lijf gaat met zwarte boorzalf? De man heeft, om zich belangrijker te doen schijnen in de ogen van degenen, die deze_foto op de achterkant van „het” boek moeten bekijken, zijn bureau volgepakt met wat maar voorhanden was. Jammer alleen, dat hij niet gedacht heeft aan de technische vooruitgang van de fo tografie. Duidelijk is te zien, dat de schrijver de kalenderbladen van de redactiesecretaresse voor zich heeft liggen. Sommige dagen van de maand zijn aangekruist. Men mag, nog eens nauwlettend de foto bestuderend, met enige zekerheid aannemen, dat de gefotografeerde ene Hans Auer is, bekend van geschrijf uit Panorama, die op deze manier probeert in de Club van Letterkundi gen te komen. Hij liet bij Elsevier zijn „Beste afschuwelijkste stukken uit Panorama” bundelen. Deze Auer noemt zich op de kaft van zijn boek je bewonderenswaardig en verwerpe lijk. Terecht. ANDRIES BLITZ-LAREN (N.H.). Een klein gek boekje van dr. H. A. Voet: „Ik ben een bijzonder geval dokter”, een bundeltje niet alledaagse notities van een huisarts. VAN HOLKEMA DORF-BUSSUM. John Minahan: Jeremy Susan”, het ontroerende verhaaltje van een eerste liefde van twee teeners, dat als film op het Filmfestival van Cannes in 1974 als beste film werd bekroond. UITGEVERIJ BERT BAKKER- DEN HAAG. Een klein boekje van Marga Min co: „Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren, geïllustreerd met tekeningen van Rudolf Hartman. ELSEVIER-AMSTERDAM. Een derde druk van het kookboek van Leonore Joyce-Cowen, vertaald en bewerkt door Wina Born: „1.000.000 feestelijke menu’s”. Voor wie het systeem van dit kookboek nog niet kent: het is uitgevoerd in ringband, elke bladzijden biedt een compleet menu, maar doordat de bladzijden horizontaal in drie losse stroken zijn verdeeld, kan je zelf onuitputtelijke combinaties maken, aangepast aan tijd, smaak, stemming enz. Een verrassend spelletje op culi nair gebied. NIJGH TERDAM. Mimi RijpstraVerbeek heeft het bijzonder goede idee gehad een boek je samen te stellen over het leven van een van Nederlands grootste harpistes: Phia Berghout, dat zij de titel: „Harpe Diem, Phia Berghout’s Arpeggio” meegaf. Het is een soort levensportret geworden. Phia Berg hout is niet alleen een begenadigd kunstenares en muzikaal bewogen vrouw, maar zij is ook een diep sociaal voelend mens en uitstekende pedagoge. Haar naam is onverbreke lijk verbonden aan „Queekhoven” het grote landhuis in Breukelen, van de Eduard van Beinum Stichting. Hier werden de bekende internationale muziekweken, muziekcursussen en bijeenkomsten georganiseerd, waarbij het vormingswerk voor jonge musici grote aandacht kreeg. ’WH RU CF

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1975 | | pagina 29