Soms vraag ik me af wat ik nu eigenlijk aan het doen ben FOLKLORE IN HET DAGELIJKS LEVEN vrijdag 13 februari H Albert in ’t Veld Kat bakte God bijna een poets <3 „Littekens” Oi rnl door Bert Brevoord Luchtledig Stok achter de deur Leegheid i ia i tijdens het lezen van een verhaal van mij zo de slappe lach had gekregen, dat hij van een bank viel en in zijn val drie kristallen vazen van de tafel meesleepte. Vazen aan diggelen. Ik zou liegen als ik zei dat zo n anecdote me niets doet. Daar heb ik echt wel plezier in.” „Niet zo lang geleden werd me een knipsel uit een Belgische krant toegestuurd. Bob den Uyl, de nieuwe Bomans stond daar ijskoud. De nieuwe Bomans, godallemachtig, daar wil ik dan toch wel even van schrikken. Je wordt meteen in een vakje gestopt en daar mag je dan niet meer uit. Tenzij ik met een of andere opzienbarende, diepgravende roman op de proppen zou komen, misschien dat dan...Plannen in die richting? Eh, nee. Hoewel, vaag in het achterhoofd broeit er misschien wel iets. Maar meer ook niet.” „Tja, dat image van de man die het allemaal zo leuk kan opschrijven. Ik heb eens een, overigens niet serieus bedoelde, schadeclaim gehad van iemand die I k 'J m, tel. 021 HANS ROMBOUTS -¥ 4 liep mei plafond slaapta- wastafel, uis heet rijn ca,| e ver* i, zolde Bi/ de oude Egyptenaren stond de kat in een heilige reuk, bij ons is hij er in de loop der eeuwen niet zo best afgekomen Het werk van Den Uyl ontleent zijn specifieke karakter aan een speels-ironisch verwoorde verwondering over alle mogelijke uiteenlopende facetten van het menselijk bestaan. Zijn haarscherpe oog voor met name de zonderlinge details en zijn niet geringe schrijftalent zorgen voor de rest. Die rest bestaat dan uit verhalen, waarin ruim baan wordt gegeven aan een laconiek soort fatalisme. Laconiek, omdat in het werk van Den Uyl het element humor bepaald niet ontbreekt. „Ik hoor inderdaad meer dan eens dat er flink gelachen wordt door mensen die mijn verhalen lezen. Dat is best leuk om te horen, maar ik werk daar niet bewust naartoe. Ik vind de teneur van mijn werk niet zo vrolijk. Ik gooi er wel eens een grapje doorheen om het geen al te sombere brij te laten worden”. collectie interviews eerder gepubliceerd in het dagblad Het Vrije Volk met als titel „Mensen” (1975). ling gaan, maar er begon tevens een perio de van onzekerheid. „Het begin is natuurlijk het moeilijkste. Je stapt in een soort luchtledige. Van ande ren heb ik meer dan eens gehoord dat ze in het begin de grootste problemen hadden, maar met mij is het al met al toch redelijk soepel gegaan. Een paar meevallertjes, zo als het worden opgenomen in een serietje dat werd opgezet door Nijgh-Van Ditmar. Dat serietje werd wel niet wat het eigenlijk had moeten worden, maar voor mij was het toch een aardige opsteker. In zo’n aanloopfase is alles meegenomen." „Als ik alleen was geweest was ik er vermoedelijk eerder toe overgegaan om me helemaal op het schrijven toe te leggen. Maar ja, je hebt een vrouw en een kind, dus je neemt wat minder snel risico’s. De ambitie was er al lang, eigenlijk vanaf het moment dat ik van school kwam. Ik ambi eerde destijds zeker geen kantoorbaan. Maar hoe gaat dat, de dingen lopen wel eens anders dan je ze voor jezelf uitstip pelt.” „Op dat kantoorwerk kijk ik trouwens niet met een gevoel van afkeer terug. Ik hoorde laatst Sylvia Kristel, misschien niet de grootste wijsgeer van deze tijd, maar goed, ze zei toch iets waarvan ik dacht: verdomd, daar zit wat in. Dat ze dat leven tje vroeger op kantoor eigenlijk veel leu ker vond dan het bestaan dat ze nu leidt. Ze vond het op'kantoor huiselijker, voelde zich er veiliger. En dat ervaar ik zelf ook wel zo. Dat kantoor waar ik werkte stond in een gezellige buurt. Je was er bekend, kwam in bepaalde kroegjes, je voelde je geborgen en alles was vertrouwd. Het is met mij uiteindelijk wat anders gelopen, de vel nkamei, tree, f( 2e toilet 'er. Ver- Vrijdag de dertiende - dat betekent nog steeds de combinatie van een ongeluks dag met een ongeluksgetal Bob den Uyl hij nadert langzamer hand de 50 maakte van schrijven zijn beroep in 1968, nadat de scheepvaart maatschappij waarbij hij een kantoor functie vervulde zich gedwongen zag fors het mes te zetten in het personeelsbestand. Een lang gekoesterde wens kon in vervul- Tot onze spijt is er aan het slot van het interview, dat Jack Brokaar had met de dichter Albert in ’t Veld (Erbij van 17 dec.) een fout geslopen. Er had moeten staan: De essentie van zijn werk ziet Albert in ’t Veld eigenlijk neergelegd in het titelge dicht van zijn nieuwste bundel „Litte kens”: illa naa rondow tree, hi ket, luxe E keuter d, aparte met* inkl.d» dvoorter iM/MCC De lichamen die het mijne voelde, zijn verkrampte gevoelens van sprakeloze plagen en vele niet geschreven boeken. De littekens leest men nu in mijn ogen en liggen naast mijn, volle mond, waar voorheen tederheid doorstroomde: Wat ik toen liefde noemde maar nu in twijfel trek. vj 1961 i schuur wanden s, ruim toilet, 2t )ing. He „Schrijven, het blijft iets aparts, iets onberekenbaars. Ik vind dat de lezer niet de indruk moet krijgen dat hij het zweet er met een lepel af kan scheppen als hij een verhaal leest. Maar het komt echt niet allemaal even gemakkelijk tot stand. Ik heb nu een tweewekelijkse rubriek in NRC/Handelsblad. Dan merk je pas hoe snel de tijd gaat. Je levert zo’n verhaal in en denkt: zo, daar ben ik voorlopig weer vanaf. Maar het duurt maar even en dan moet je wéér. En af en toe moet het echt uit je tenen komen. Ik moet er niet aan den ken dat ik met een frequentie zou schrij ven als Simon Carmiggelt in „Het Parool” Elke dag zo’n kolom en dan op dat niveau. Ik zou van ellende m’n bed niet meer uitkomen. Toch kan ik niet zeggen dat ik moeizaam schrijf. De ene keer ben ik drie dagen bezig, de andere keer staat het er zo op.” „Het grote nadeel van het publiceren in een krant vind ik, je levert je verhaal in en je bent het kwijt. Later gebruik ik bepaal de verhalen wel weer met het oog op een volgende bundel. Dat deed ik ook met de dingen die ik schreef voor „Hollands Diep” (het jonggestorven tweewekelijkse cultureel magazine-red.). Wat ik zelf de betere verhalen vind, die pik ik eruit en die gaan dan meestal nog een paar keer door de machine voordat ik helemaal tevreden ben”. „Een meer journalistieke schrijfstijl heb ik echt moeten aanleren, voor zover die aan te leren valt. Wat de journalistiek betreft, ik kwam de laatste jaren nogal eens op de redactie van „Het Vrije Volk”omdat ik voor die krant twee jaar tv- recensies heb gedaan. Dan zie je in zo’n maar ik kan me voorstellen dat wanneer er niks gebeurt met jezelf, dat je dan....tja, dat je je zo laat meedrijven naar je pen sioen.” „Natuurlijk was het geen werk dat je een kick gaf. Ik ben op dat kantoor nooit in extase geraakt en dat ben ik wél toen ik het eerste exemplaar van m’n eerste bundel in handen'had. Dat moment is me altijd bij gebleven. Maar soms vraag ik me af waar ik nu eigenlijk helemaal mee bezig ben. Je schrijft eens een stukje, soms vind je dat leuk, soms helemaal niet.” „Het is misschien gek, maar af en toe verlang ik wel eens terug naar die regel maat van vroeger. Toen ik op straat kwam te staan leek het me zeer aangenaam om nu voortaan zelf mijn tijd te kunnen inde len. Zelf te bepalen wanneer je uit je bed kwam en werken wanneer het jou paste en anders niet. Dat ik ging schrijven stond op dat moment vast, dat wel. Maar is het allemaal wel zo leuk? Ik weet het niet. In ieder geval raak je ook daaraan gewend. Ik haatte die sleur van m’n kantoorbaan niet echt. Tenslotte weet je van jongsaf aan niet beter of de regelmaat hoort erbij. Het begint al op school. Daar komt bij, dat ik een type ben dat een stok achter de deur nodig heeft.” „Het is maar goed dat m’n uitgever (Que- rido-red.) me af en toe achter de vodden zit. Ze hebben me gevraagd aan een nieuwe bundel te gaan werken, die ko mend voorjaar moet uitkomen. Dus ben ik maar weer met samenstellen begonnen. Deels met nieuw, deels met al gepubli ceerd werk. God, na het uitkomen van Twee messen gekruist neerleggen heeft sinds mensenheugenis de betekenis gehad dat er een dode zou vallen Later ging dat ook over op een „gekruiste vork en lepel Bob den Uyl, van wiens hand in deze oudejaarsbijlage een bijdrage is opgenomen, heeft zich met name de afgelopen twee jaar verzekerd van een groeiende lezerskring. Een direct gevolg van het verschijnen van zijn twee meest recente verhalenbundels: „Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam” en „Een zwervend bestaan”. Eerstge noemde bundel werd gehonoreerd met de met 7000 gulden gedoteerde Multatuli-prijs. grote redactieruirtite allerlei mensen aan artikelen zitten werken. Prachtig dat ze dat kunnen, ik begrijp daar niets van. Zouden ze niet beter thuis kunnen fitten, vraag ik me dan af. Maar dat zal wel op praktische bezwaren stuiten.” „Tv-recensies. God ja, twee jaar. Langer moet je het ook niet doen, dan ben je er kotsmisselijk van. Het eerste jaar deed ik er twee per week en Alfred Kossmann vier. Later schreef ik een soort weekover zicht. Soms zie ik nog wel eens wat waar van ik denk: ja, daarover zou ik nog wel iets op papier willen zetten. Het is allemaal niks op het ogenblik hè. Zelfs naar de dingen die dan goed heten te zijn zit ik vaak te kijken met de gedachte van: wat stelt dit nu eigenlijk allemaal voor. Zo’n serie als „Hoe Yoekong de bergen verzet te” of hoe heet het precies. De grote Joris Ivens. Nou, ik word er behoorlijk moe van. Al die snaterende Chinezen en dat in een serie van twaalf uur. Laatst een aflevering met een straatbeeld van een grote stad, Sjanghai of Peking. Af en toe een auto en daarbij het geluid van een onafzienbare reeks toeterende auto’s. Dat klopt niet hé, daar zou ik dan wel weer iets mee willen doeh. Het oog voor het detail? Nou, dit was wel erg opvallend hoor.” Waar komen de kindertjes vandaan? Af hankelijk van de streek werden de kool, de ooievaar en de holle boom opgege ven. In Friesland hield men het op de kool, zoals blijkt uit deze knipprent 5x12 m, stad Amsterdam en ook zijn tweede verhalenreeks, het in 1968 verschenen „Een zachte n haard fluittoon”, kwam er niet zonder bekroning af; deze keer viel hem de Anna Blamanprijs Een nieuwsgierige jong vrouw opent een doosje waarin een vink zit, met het gevolg dat de vogel ontsnapt Zo gemakkelijk wordt hiermee gesymboliseerd raakt een vrouw haar maagdelijkheid kwijt. Jacob Cats dichtte hierbij ondermeer Ach! maeghdom, teer gewas, dat ons so licht ontglijt! Met soecken raeckt et wech, met vinden Is et quijt. moment een bepaalde lijn in m’n hoofd, ik voel dat ik moet gaan schrijven en dan ga ik zitten. En dan gebeurt het dat je achter die machine kruipt en dat alles weg valt. Het wordt allemaal zwart en dat verdomde vel papier blijft maar wit. Dan schiet je van alles te binnen wat eigenlijk veel leu ker is dan schrijven. Als het begin er maar eenmaal is, als het maar een beetje loopt, dan lukt het allemaal wel. Het wil zelfs wel eens gebeuren dat ik bulderend van de lach zit te werken. Niet omdat ik het alle maal zo verschrikkelijk geestig vind wat ik opschrijf, maar om bepaalde bijgedach ten. Dat zijn de momenten waarop het echt lekker gaat. Maar het is ook vaak een gezucht en gesteun. Raymond Chandler, die detective-schrijver, had dat ook. Die absolute leegheid. Die bleef daar verbeten zitten staren naar dat witte vel papier, net zo lang tothij zich ging vervelen, dan ging hij van pure verveling schrijven. Ik niet, ik word alleen maar wanhopig.” „Ik geloof dat het schrijven steeds moei- lijker zal gaan. Niet dat ik bang ben dat de bron opdroogt, maar...(versomberende blik) ...hoe moet ik het zeggen, ik zou bijvoorbeeld niet meer kunnen werken zoals ik het vroeger deed. Toen we kleiner behuisd waren en ik nog op kantoor werk te, schreef ik ’s avonds wel eens wat. Dan moest m’n vrouw stil zijn. Terugtrekken op een werkkamer kon niet, want die was er niet. Nu we hier wonen (vierhoog in de niet al te drukke straat in de Rotterdamse binnenstad-red.) denk ik daar wel eens aan terug. En dan realiseer ik me steeds dat ik het schrijven op die manier in ieder geval met geen mogelijkheid meer zou kunnen ,opbrengen.” „Een zwervend bestaan” afgelopen voorjaar dacht ik er eens een poosje af te wezen, maar nee hoor. Ja, die uitgever wil tenminste één bundel per jaar zien. Dat krijg je als je een beetje onder de aandacht komt. Wat dat betreft heb ik overigens nooit te klagen gehad. Het heeft me tot dusver niet aan appreciatie ontbroken.” Intussen komt de naam Bob den Uyl ook in het buitenland langzaam maar zeker in de belangstelling. Vrij recent werd een verhaal in het Duits vertaald („Lyme Re gis: een souvenir” uit de bundel „De ont wikkeling van een woede”) en Indonesië heeft van zijn werk kennis kunnen nemen. Van drie verhalen is een Russische verta ling gemaakt. „Daar zijn alle erotische scenes zorgvuldig uit verwijderd, maar niet de maatschappijkritiek. Wat wil je, zelf mogen ze niet, maar een westerse maatschappij kietelen, dat wil er wel in. Die vertalingen is trouwens allemaal sub- sidiewerk van CRM hoor. De man die brood zag in een commerciële vertaling heeft zich nog niet aangediend. Maar het is leuk. Toch weer een stukje waardering. En het is uiteindelijk zo: als je nooit vertaald wordt, win je de Nobelprijs zeker nooit.”- „Een schematische werkwijze heb ik niet. Elke dag kijk ik eerst even in m’n agenda of er nog verplichtingen zijn en dan zie ik verder wel. Ik streef er wel naar elke dag tenminste iets te doen. Maar een uitgebalanceerd dagprogramma, god nee. Je leest dat wel van andere schrijvers. De een werkt ’s morgens, de ander ’s avonds, die van zo laat tot zo laat en de meesten ’s morgens vroeg. Ik heb op een gegeven Het leven zit vol met folkloristische dan wel bijgelovige trekjes. Je hebt er meestal geen erg meer in, zo zijn ze ingebakken. En dan bedoelen wij niet het al of niet onder ladders doorlopen of het ontmoeten van een zwarte kat als je onderweg bent naar huis of werk. Neem maar eens het kerstfeest. Dat staat niet alleen stijf van het engelenhaar en kal koenbout. maar ook van folkloristische achtergronden. Waarbij slimme kerke lijke lieden een grote rol hebben ge speeld. Er waren immers al heidense midwinterfeesten. Die waren met geen donderpreken of helse bedreigingen uit te branden bij de lokale bevolking. Wel aan dan, aanpassen geblazen aan de omstandigheden. In het laveren en schipperen is men te religieuzen huize altijd zeer sterk geweest (zie de jongste kabinetsformatie, maar dat is een niet- folkloristisch modern aspect van die zaak). Maar goed, kerstmis. De eet- en drink partijen waren bij de aloude Germanen offermaaltijden. Alles wat men at was in feite bestemd voor God. Hoe lekkerder eten hoe meer eerbied voor God. De kerstkrans, die we bij de warme bakker halen dan wel bij meneer Jamin, is de afstammeling van het zonnerad. De dui vekater, een speciaal soort kerstbrood, is een overblijfsel van het oude beenderof- fer. Hulst is een boom, die geluk aan brengt. Kaarsen brandde men om boze geesten te verjagen. Of de geesten ook op de vlucht slaan voor de elektrische pitjes is maar de vraag. In ieder geval zien veel mensen, ook nu nog, in het donker spo ken, hersenschimmen. Dus zorgen we er altijd voor licht bij de hand te hebben. We noemden zoéven de zwarte kat. Bij ons staat dat beestje in een slechte reuk. Merkwaardigerwijs was de kat vroeger, bijv, in Egypte, een heilig dier, dat na zijn Ons leek het overigens dat dit polletje huislook vlak voor het fotograferen neer gelegd was. Trpuwens, ook de waarzeg ster met haar glazen bol ergens anders in het boek, leek ons geen professional, maar wellicht de vermomde buurvrouw van de auteur. Overigens: alle lof voor de meeste illustraties. Het gaat in dit bestek te ver - daar is trouwens dat boek voor - om allerlei folkloristische merkwaardigheden te noemen. Wilt u dus meer weten over groene oren, heksenkruiden, het getal 13 of 7, donderalven, beschuit met suiker, processen tegen dieren dan wel de witte broodsweken, dan weet u waar u terecht kunt e Weth. keuken, Leeg in nak.o.g, el. 023- dood gemummificeerd werd, compleet met een flink maal muizen om zich heen (ook als mummie). Wellicht dat de kat hier in de folklore zo’n kwade naam heeft, omdat hij God bijna een enorme poets had gebakken in het paradijs. Het verhaal gaat dat toen God Adam een vrouw wilde geven, hij een rib uit zijn lijf nam. Bij die bezigheid werd God verrast door een nijvere poes, die er met Adams bot vandoor ging. God kon het dier nog net met een alerte greep onder de heg van het paradijs ritsen. Maar de kat trok zo hard, dat God met de staart in de hand stond. Toen maakte Hij uit arremoe de vrouw maar uit een kattestaart. Dit soort verhalen en wetenswaardig heden kan men lezen in „Folklore in het dagelijks leven”, geschreven door Ton de Joode (uitgave A. W. Sijthoff). Het boek is voor een groot deel ook gevuld met allerlei foto’s, platen en reprodukties van zaken, die met folklore of bijgeloof te maken hebben. Zo zie je een dak met daarop een kluitje huislook of donder- baard, dat vroeger op de dakpannen ge kweekt werd ais middel tegen allerlei ongerief zoals blikseminslag en kiespijn. Het was niet de eerste onderscheiding voor het werk van de zeer Rotterdamse auteur. Zijn debuut („Vogels kijken", 1963) was meteen goed voor de prozaprijs van de stad Amsterdam en ook zijn tweede verhalenreeks, het in 1968 verschenen „Een zachte „Littekens” van Albert in t Veld werd uitge geven door Gravidus Den Haag, tekeningen Theo van der Nahmer; bijgevoegd is een gram mofoonplaat, waarop Henk van Ulsen gedich ten uit Littekeps voordraagt, muziek van Wim Wieland. ertumo) n, tqilet Juchen Vanda B5412t s Nieu* ten deel. Andere bundels van Den Uyl: „Met een voet in het graf” (1971) en „De ontwikkeling van een woede” (1972), de documentaire „Wat fietst daar? (1970) en een a

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1977 | | pagina 59