q:
to
Ij7
4
u
a
KeBm
Rd®
1 REACTOR 2500 HIROSHIMA-BOMMEN
M
A
>eii
door Kees Tops
It
V
Weinig discussie
Sterfgevallen
I
Corrumperend systeem
Nooit zekerheid
n;
U iiiiif
Mill!;»
lllüill
v IIP
L
1
jn*£
ijbv
Haarlen^
icht)
192*
L.-
Op 19 januari van dit jaar kwam er een einde aan de „heerschappij” van het zogeheten Rasmussen
rapport, dat risicoschattingen voor reactor-ongelukken bevat. Het rapport, officieel WASH-1400 getiteld,
werd op die datum door de Amerikaanse reglementeringscommissie voor kernenergie NRC (Nuclear
Regulatory Commission) als „onbetrouwbaar” bestempeld. De commissie, die bouwvergunningen voor
>IPL10 reactoren moet verlenen, had het in 1974 zelf laten opstellen, maar kwam tot dit nieuwe inzicht nadat
>TEDE enkele kritische „reviews” (studies waarin de inhoud opnieuw werd bezien) erop wezen dat het niet
helemaal deugde. En zo eindigde het leven van een rapport dat werd samengesteld om het publiek te
bewijzen dat kernreactoren veilig zijn.
Het ernstige ongeluk met de Three Mile Island kerncen-
trale nabij het Amerikaanse Harrisburg heeft de gehel?
wereld opnieuw de ogen geopend voor het gigantische
probleem van de beveiliging van kernreactoren. Hoe onze*
ker risicoschattingen zijn, blijkt niet slechts uit dit concrete
geval: in januari jongstleden verwierp de Amerikaanse
commissie belast met het toezicht op de veiligheid van
kerncentrales een in haar opdracht samengesteld rapport
op grond van onbetrouwbaarheid. Over hoe het nu verder
moet met die zo riskante energieproductie spraken we met
twee, aan de universiteit van Groningen verbonden, stra
lingsdeskundigen. Hun conclusie: kernenergie is nog lang
niet aan een exploitatie-fase toe.
Ki
Dr-
I
k.
De veiligheid was van papier
n
g.
een zeker moment: Stop nü is het
veilig genoeg.”
Wanneer men de oorzaak van het
ongeluk met de Three Mile Island-
ig
>d
tig plein
emstedfi
loderni-
worden.
8.000,-
3.
if
1.
jin
en
en
er.
ca-
av..
ler
net
on.
DU-
<a-
er-
3©-
jen
en,
x
Dr
Dr
ia
1,
te
I
Dit schematische overzicht toont hoe een „melt-down” in zijn werk gaat:
1) het proces begint wanneer de splijtstaven droog komen te staan door
waterverlies (lek) in de reactor; 2) door de buitengewone warmteontwikke
ling smelt de uraniumkern; 3) de radioactieve gesmolten metaalmassa
brandt door de onderkant van de reactor en verzinkt in de bodem; 4) door
de enorme hitte treedt in het grondwater stoomontwikkeiing op, welke (5)
door de grond naar boven wordt geperst als een radioactieve wolk.
ren, het een grote pijp breuk in het het open gespeeld worden.”
De moeilijkheid is, dat degenen
die mee willen praten en uiteinde
lijk beslissingen moeten nemen,
voor hun kennis afhankelijk zijn
van de wetenschapsmensen en dat
zij weer moeilijk kunnen beoorde
len wat die zeggen; een gesloten
circuit, lijkt me.
Biesiot: „Het beroerde is inder
daad dat het publiek nauwelijks
wordt voorgelicht over wat er in
bijvoorbeeld de fysica gebeurt. Het
terrein van de wetenschapsjourna-
listiek zou moeten worden uitge
breid, opdat mensen die mee willen
praten beslagen ten ijs komen. Er
zou een systematisch proces op
gang moeten komen waarin bepaal
de vakken zich presenteren. Die
brede discussie over dit soort pro
blemen is namelijk beslist noodza
kelijk. Ik vind dat iedereen die iets
met kernenergie te maken heeft aan
de discussie moet deelnemen.”
Dat laatste is een conclusie van de
stralingsdeskundigen prof. dr. Phi
lip B. Smith en ir. Wouter Biesiot uit
I Groningen, die in het meest recente
I nummer van het Nederlands Tijd
schrift voor Natuurkunde hun licht
I hebben laten schijnen op onder
I meer de veiligheidsproblemen van
kernenergie als onderdeel van de
maatschappelijke controverse over
dit onderwerp. Wat was er precies
mis met dat rapport, dat na het
verschijnen van de definitieve ver
sie in oktober 1975 heeft gegolden
als maatgevend voor de „veilig
heid” van reactoren?
Volgens de beide natuurkundigen
is het een grote fout geweest, dat
een relatieve veiligheidsstudie als
een absolute is gepresenteerd. Phi
lip Smith: „Laten we eerst vaststel
len, dat ik niet van mening ben dat
het rapport nu kan worden wegge
gooid. Er staan veel interessante en
nuttige gegevens in. Alleen is bij de
reviews gebleken, dat de risico
schattingen niet kloppen. Bij de
schatting voor een bepaald ongeluk
werd het aantal voorspelde sterfge
vallen een factor 25 tot 50 onder
schat! En meer in het algemeen is
gebleken dat de foutengrenzen (de
mate waarin het werkelijke risico
van de schattingen kan afwijken) te
nauw zijn genomen. Dat kan bete
kenen dat de risico’s veel gróter zijn
dan geschat, maar even goed dat ze
veel kleiner zijn. Het betekent in
ieder geval dat de schattingen niet
betrouwbaar zijn. Dat je het op ba
sis daarvan nooit kan weten.”
Een van de belangrijkste uitkom
sten van het Rasmussen-rapport
was, dat de kans op een LOCA (een
ongeluk ten gevolge van een lek in
het primaire koelsysteem) met een
gebruikelijk type reactor, gevolgd
door het falen van het nood-koel-
systeem (ECCS), ongeveer 1 op de
10.000 reactorjaren is. Het gaat hier
om een ongeluk waarbij de onder
kant van de reactor smelt en de
gehele radioactieve inhoud in de
bodem wegzinkt (een zgn. „melt
down”).
„Zover wij hebben gemerkt is
hierover weinig openbare discussie
geweest,” zo stellen Smith en Biesi
ot in hun artikel, „ondanks het feit
dat dit resultaat de veelvuldig her
haalde bewering als zou het bij zo’n
reactorongeluk gaan om een evene
ment met een zeer kleine waar
schijnlijkheid, heel erg relativeert.”
Zij verwijzen hierbij naar „een be
scheiden wereldreactorpark van
enkele duizenden reactoren” en ko
men tot de conclusie dat een voor-
In hun artikel in het Nederlands
Tijdschrift voor Natuurkunde ge
ven beide fysici nóg een voorbeeld
van hét verwarrende verschil tus
sen rapport en samenvatting. In de
samenvatting wordt gezegd dat de
gevolgen voor de gezondheid van
een ongeluk als boven genoemd
(een melt-down) verwaarloosbaar
klein zouden zijn (op zijn hoogst
enkele sterfgevallen). In het volledi
ge rapport echter wordt daarbij
vermeld dat deze sterfgevallen al
leen binnen één etmaal na het on
geluk waren geteld, en dat verder
een complete evacuatie van omwo
nenden was verondersteld.
Over de gevolgen op de lange
termijn voor het milieu wordt wei
nig gezegd, aldus Smith en Biesiot.
Zij wijzen op het feit dat de kern
van een grote reactor een even gro
te hoeveelheid radioactiviteit bevat
als 2500 „Hiroshima-kernbommen”,
^1^.1 j Rca< loi 1
tew-
r
spelling van een groot ongeluk om
de paar jaar (èrgens ter wereld) niet
erg geruststellend is.
Smith: „In dat Rasmussen-rgp-
port hebben ze duidelijke, grote ge
baren gekleineerd. De reden dat er
weinig aandacht aan dit resultaat
werd geschonken, ligt in het feit dat
de meeste mensen alleen de summa
ry (de praktische samenvatting)
van het Rasmussen-rapport kennen
en niet het gedetailleerde, volledige
rapport. Zo hebben ze in dat volle
dige rapport bijvoorbeeld toegege
ven dat ze bepaalde dingen niet met
zekerheid weten, dat sommige
kwesties tè ingewikkeld zijn om er
iets zinnigs over te zeggen. Maar dat
grote rapport is natuurlijk minder
toegankelijk dan de samenvatting
en daarom weten maar weinigen
daar van af.”
en dat het vrijkomen hiervan bij
een ongeluk een milieuramp van
ongekende omvang tot gevolg zal
hebben, „nog ongeacht het bereken
de aantal onmiddellijke slachtof
fers”.
„Het effect op het grondwater bij
voorbeeld (met mogelijke concen
traties tot een miljoen maal de toe-
gestane concentratie radioactief
strontium) wordt in het rapport af
gedaan met de uitleg dat het
betreft hier namelijk een langzaam
proces er tijd zou zijn om maat
regelen te nemen. Over de giganti
sche kosten van het hermetisch af
sluiten van ongeveer een kubieke
kilometer aardbodem wordt niet
gesproken.”
Smith en Biesiot zijn tevreden
over het feit dat het Rasmussen-
rapport nu zijn geldigheid heeft
verloren. Wouter Biesiot: „De Ame
rikaanse commissie, de NRC, kan
het rapport nu tenminste niet meer
hanteren als uitgangspunt van haar
veiligheidsbeleid. En: niemand kan
er zich meer achter verschuilen.”
Gebeurde dat dan?
Biesiot: „Nou, ik wil niet beweren
dat bouwers van kerncentrales per
fide mensen zijn, die het opzettelijk
niet zo nauw nemen, maar een feit
is dat zij werken binnen bepaalde
marges, van een corrumperend sys
teem. De mate waarin een reactor
beveiligd wordt, hangt af van het
geld dat ervoor beschikbaar is,
waarbij natuurljk wel de voorge
schreven minimumeisen van de
NRC in acht worden genomen.
Maar die NRC baseerde zich op een
verkeerd veiligheidsrapport. En je
kunt bij het bouwen van een reactor
voortdurend vérder gaan in de be- i
veiliging hoor, maar zij zeggen op
ia mei eeiivuuuig;
de herwaardering (jOVOlgOfl
Smith en Biesiot willen en kun
nen weinig zeggen over wat nu pre
cies de gevolgen zullen zijn van het
ongeluk in Harrisburg. Berichten
als zou er uiteindelijk „weinig zijn
gebeurd” zullen ze niet onderschrij
ven. („Er is radioactiviteit in het
water en in de lucht terecht geko
men, er staat een gevaarlijk mauso
leum bij Harrisburg en er is sprake
van gigantische sociale kosten”)
maar het wachten is op een evalua
tierapport uit Amerika. Men moet
volgens hen de grootste voorzichtig
heid betrachten bij het uitleggen
van berichten over bijvoorbeeld ra
dioactieve neerslag in de staten
New York en Maine.
Wél willen ze één zeer concrete
conclusie aan „Harrisburg” verbin
den: Kernenergie is nog niet toe aan
een commerciële fase. Het bevindt
zich nog in de experimentele, we
tenschappelijke fase, en daarin
moet het voorlopig blijven. Philip
Smith: „Je kunt, in reactie op Har
risburg én met het oog op bij-
R ac lor 't'ooIar»l Pump
kerncentrale bij Harrisburg verge- tot kritiek op die aanpak kan wor-
lijkt met de als mogelijkheden ge- den gegarandeerd; dat moet op een
opperde oorzaken van een ongeluk eerlijke en verantwoorde manier
in het Rasmussen-rapport, dan gebeuren. Onafhankelijke institu-
blijkt dat er precies is gebeurd wat ten en universiteiten moeten zich
in het rapport voor het minst waar- ermee kunnen bemoeien, omdat
schijnlijk is gehoüden. zich daar nu eenmaal de kritici con-
Biesiot: „Voordat het Rasmussen- centreren. Gezien de commerciële
rapport verscheen, nam men alge- belangen die het gebruik van kerne-
meen aan dat als er iets zou gebeu- nergie met zich meebrengt, moet
primaire koelsysteem zou zijn. Ras
mussen ging uit van een kleinq pijp-
breuk, eveneens in het primaire
koelsysteem. En wat gebeurt er in
Harrisburg? Een storing in het se
cundaire koelsysteem. Wanneer je
dus vraagt, wat er na de verwerping
van het Rasmussen-rapport moet
gebeuren, dan is dat: juist de on
waarschijnlijk geachte oorzaken
van een ongeluk gaan bestuderen.
Die zijn niet goed onderzocht. Het
ongeluk in Harrisburg roept de
vraag op, of alle veiligheidsmaatre
gelen die nu worden toegepast, ook
werkelijk de veiligheid van het pu
bliek garanderen. Dat is een vraag
met een open eind.
„Er moeten meer reviews ko
men: veiligheidsprogramma’s moe
ten opnieuw worden bezien. Veel
daarbij hangt af van de mate waar
in fysici daar de noodzaak van in
zien en van de bereidheid van de
overheid om eraan mee te werken.
Vooral dat laatste is niet eenvoudig;
in het geval van
van het Rasmussenrapport moesl
de informatie van de overheid eruit
getrokken worden.”
Hoe hard men er ook op studeert,
nooit zal volgens beide stralingsdes
kundigen iets uit de bus komen dat
zekerheid over de gevaren biedt.
„Al krijgt een studiegroep honderd
keer zoveel geld als Rasmussen,
men zal nooit een compleet beeld
krijgen van de risico’s, van de vei
ligheid. Dat is wiskundig onmoge
lijk,” aldus Philip Smith.
Over hoe een degelijke studie
over de grootst mogelijke veiligheid
moet worden opgezet, zegt Wouter
Biesiot: „Wij zouden het liefst een
internationale aanpak zien. Daarbij
moet de vraag voorop staan, hoe de
openbaarheid en de mogelijkheid
Prof. dr. Philip B. Smith
(55 jaar; links op de foto) is
afkomstig uit de Verenigde
Staten; hij promoveerde in
1950 aan de universiteit van
Illinois. Voordat hij in 1962
tot hoogleraar experimente
le natuurkunde aan de Rijks-
universiteit van Groningen
werd benoemd, doceerde
hij in Sao Paulo en Utrecht.
In Groningen is hij nu leider
van de onderzoeksgroep
Stralingsfysica. Hij is secre
taris van het Nederlands
Pugwash Comité (Pugwash
is een internationale vredes
beweging van geleerden).
Ir. Wouter Biesiot (28 jaar)
studeerde technische na
tuurkunde aan de TH Delft.
Sinds hij afstudeerde, in
1975, is hij als wetenschap
pelijk medewerker verbon
den aan het laboratorium
voor Algemene Natuurkun
de der Rijksuniversiteit van
Groningen. Onder prof.
Smith is hij werkzaam in de
onderzoeksgroep Stralings
fysica.
I ’0’
drie mogelijkheden: blijven uitbrei
den, stoppen met uitbreiden en he
lemaal stoppen met kernenergie. Ik
ben tégen de eerste en de derde
mogelijkheid. Je moet natuurlijk
niet gaan uitbreiden voordat je
meer weet over de veiligheid. Maar
je moet ook niet abrupt stoppen:
dat zou het einde van het leerproces
betekenen en bovendien conse
quenties hebben voor onder andere
de economische infrastructuur. Ik
heb dan ook een beetje spijt van
wat ik op televisie heb gezegd over
Borssele (desgevraagd zei hij dat
Borssele voorlopig gesloten moet
worden). Ik vind dat je de centrale
wel moet laten draaien, maar gelei-
I delijk het systeem nóg veiliger moet
I zien te makeh. Met direct stoppen
I schiet je helemaal niets op.”