Bijbel van f 18.325 Marcellus Emants Inwijding herdrukt D JJj Steunpilaren CANAPONTS VERHALEN TONEN VAKMANSCHAP MAAR BOEIEN NIET Overbodig EN ov Saaie mensen Seksuele dubbelmoraal Handzame samenvatting BB® Vooroordeel 2 >9 l I In de laatste Johan-Huizingalezing, die de Uni- versiteit van Leiden elk jaar organiseert, zei pro fessor Karel van het Reve van niet. In zijn betoog, Literatuurwetenschap: het raadsel der onlees baarheid (uitgegeven door Het Wereldvenster in Heeft de literatuurwetenschap iets belangwek kends te melden over literatuur, liefst iets wat een niet al te onoplettend lezer met een minimum aan smaak en eruditie niet allang zelf bedacht had? Baarn) geeft hij een deprimerende reeks voorbeel den van de onnozele „ontdekkingen", waarmee de literatuurtheoretici telkens opnieuw met veel poeha komen aanzetten. Hun toon van gewichtig heid blijkt steevast te moeten verhullen wat er werkelijk staat: een overbodige, niets verhelderen de „definitie” in de vorm van een even nutteloze vergelijking. „Een boek is een taalbouwsel"; ,,een boek is een wereld in woorden„een boek bezit een structuur”. f f In de boeken die uitgevers aan kranteredacties sturen, zit in negen van de tien keer een gestencild briefje. Vriendelijk wordt daarin gevraagd om een reactie in de vorm van een recensie. Over het algemeen proberen we aan dat verzoek te voldoen. De lezer heeft immers recht op snelle informatie. Toch liggen er op dit moment drie boeken voor mij die in de laatste maanden van 1978 verschenen zijn. Dat ik er nu pas over schrijf komt voort uit een gevoel van machteloosheid, van niet weten wat je er mee aan moet. Noch het debuut van Partrizio Canaponi, noch de verhalenbundel van Armando en zeer zeker niet de korte roman van Guus Dijkhuizen: Een bagatel, zijn in staat geweest mij te dwingen tot een spoedige reactie. Ik heb ze alle drie gelezen, ik heb ze herlezen maar het enige dat ik er eigenlijk over kan zeggen is dat ze alle drie nergens over gaan. g| I. i De romanschrijver MARCELLUS EMANTS GUUS DIJKHUIZEN CANAPONI ARMANDO b I. Het lijkt er veel op dat Patrizio Cana- poni met zijn eersteling Een gondel in de Herengracht door vele critici regelrecht .naar de top van de Hollandse zangberg geschreven wordt. Men roemt zijn on- Hollandse aanpak, zijn beeldend vermo gen, zijn stilistische kwaliteiten en zijn gedurfde opzet. Daarover zult u ook van mij geen kwaad woord horen. Canaponi is wel degelijk een goed schrijver wat vakmanschap betreft. Maar dat alleen hoeft nog geen boeiende verhalen tot gevolg te hebben. Canaponi publiceerde een gedeelte van zijn verhalen in De Revisor, het tijdschrift dat de afgelopen vijf jaren zoveel kwaliteit in zijn proza verwerkt heeft (Meijsing, Kooiman, Matsier, Kel- lendonk). Genoemde vier werden wel de belangrijkste vertegenwoordigers ge noemd van het zogenaamde academis me waarmee bedoeld werd dat zij ge leerd hadden hoe een literair kunstwerk gestructureerd is, op welke wijze motie ven en thema’s uitgewerkt kunnen wor den en hoe een eenvoudig verhaal door middel van een aantal kunstgrepen om getoverd kan worden tot een warrig ge heel waardoor ook de literatuurweten schap, die zij vaak zelf beoefenen, voort kan. Als Jan Brokken van De Haagse Post dit academisme niet uitgevonden had, dan zou ik dat zeker gedaan hebben ten aanzien van Canaponi. Hij verschilt ech ter in zoverre van zijn eerder genoemde Revisors, dat zij, uitgezonderd voor mij Kellendonk, toch min of meer interes- De mens kent veelal zichzelve niet en dat is precies de beperking van Wat dan overblijft zijn negen benarde verhalen over situaties waarin mensen zonder morele problemen anderen in elkaar trappen, kwellen en afmaken. een kwetsbare melancholicus die, ver ward door de gruwelen van het bestaan probeert om die wreedheden zo afstan delijk mogelijk te verwoorden. Met die wetenschap begon ik aan de verhalen bundel. De teleurstelling liet niet lang op zich wachten. Evenals vele andere mo derne schrijvers kiest Armando voor de ironie, voor de bewuste afstand. Hij doet dit echter zo totaal dat bij hem het zicht op de ware gevoelens, op de gevoelens die achter iedere vorm van ironie ver scholen zitten, danig verduisterd wordt. Helemaal treurig word je van de klei ne roman Een bagatel van Guus Dijk huizen. Volgens zijn uitgever Corrie Ze len is het exemplaar dat ik gelezen heb een „noodzakelijke heruitgave” van de eerste druk uit 1967. Die noodzaak is helaas nergens duidelijk geworden. Inte gendeel: Een Bagatel is een volstrekt overbodige uitgave, omdat zij uitslui tend geneuzel bevat, gezeur en gedrein. De uitgever kan wel zeggen dat het een roman is over de roerige jaren zestig in Amsterdam, maar zo’n cliché moet dan wel door de inhoud waar gemaakt wor den. En dat gebeurt nergens. Studenten, enig lichtend voorbeeld uit onze ei gen tijd van een boek met een visie op het individu en (een stukje van) zijn maatschappij, weet ik alleen W. F. Hermans’ Onder Professoren te noemen. Het resultaat is dan ook een heruitgave van een volstrekt overbodig boekje. WIM VOGEL één keer verleiden tot het pleiten voor een socialistische arbeider, die door zijn patroon bijzonder on rechtvaardig behandeld is. Ook in dit geval zal het wel weer zo zijn dat Armando die stijl juist heel bewust hanteert. Wat ik dan nog kan opmerken is slechts dat ik niet de ideale lezer voor hem ben. In november 1978 schreef Louis Fer ron in Vrij Nederland een paginagroot artikel over Armando naar aanleiding van diens verhalenbundel De ruwe he ren. Ferron schetst Armando hierin als L1S- V), or- 5U- ier ie- Ind.: bad- rt voor aling. )r- en >te re- )r- >n, is- h- i2. •te Ik. ‘g, *g h- na ih. in cl. 3P )ok ns- nd. 1! 0, •d/ le 5t; ijs als socioloog r.) 11e cd, le as. ir- ra. )d. ik. ie- ;e- [1, tin k., >p. xe .2 5), iet :n, Wat de verhalen voorts bijna onleesbaar maakt, is niet de thematiek die je met enige moéite nog wel maatschappelijk relevant of zo iets zou kunnen noemen, maar is de stijl. Het best kan ik die typeren met het woord grijs: nietszeg gende dialogen vol gezeur, taaie be schrijvingen en saaie mensen. ICC urs I )13 91 Een veel opvallender vernieu wing in de laatnegentiende-eeuwse roman is het veranderde wereld beeld van de auteurs. De breuk met voorgangers als Conrad Busken Huet, Nicolaas Beets en Geertruida Bosboom-Toussaint is veel duidelij- sante verhalen schrijven. Dit nu kan helaas van Canaponi niet gezegd wor den. Met behulp van veel kunstgrepen flashbacks, die als bij Reve zelfstandige verhalen worden, een grote variatie in vertelsituaties, steeds wisselende omge vingen en omstandigheden bouwt hij in een uitbundige stijl zijn prozacon- structies op die in ieder geval voor mij weinig interessant van inhpud zijn. In de vijf verhalen die te lezen zijn als een roman schetst Canaponi ons het flitsende en trieste leven van Attilio, zoon van een Hollandse soldaat, die in Praag tijdens de oorlog in Duitse dienst en zwaargewond, een kind verwekt bij een Italiaanse verpleegster. U ziet het, dat is heel wat anders dan spruiten! Attilio wordt voornamelijk opgevoed in het huis van zijn Italiaanse grootouders in Amsterdam, vooral omdat zijn moe der voordat zij haar Praagse soldaat terugvindt, aangepapt heeft met een an dere Hollander die op zijn beurt naar Indonesië vertrekt om vol enthousiasme ker als je kijkt naar het mensbeeld en niet naar de bij nadere bestude ring geringe romantechnische ver schuivingen waarover Anbeek zich buigt. De naturalistische schrijvers verwoorden niet langer de opinies van hun publiek, en dat was bij Truitje Toussaint wel zo. Ton An beek verwijst er in De schrijver tussen de coulissen overigens wel naar op bladzijde 123, maar de werkelijk interessante vraag stelt hij niet: hoe komt het dat na plm. 1880 schrijver en lezer niet „auto matisch” dezelfde morele opvattin gen delen? Ook na Tachtig behoor den schrijver en publiek tot dezelf de maatschappelijke klasse, het verschil met daarvoor is dat de schrijver zich van dan af niet meer laat zien als de vanzelfsprekende verdediger van die klasse, de gegoe de en rijke bourgeoisie. Anbeek analyseert in zijn disser tatie drie romans, Noodlot van Louis Couperus, Een liefde van Lo- dewijk van Deijssel en Inwijding van Marcellus Emants. Daarvan shockeerde Noodlot het publiek door de impliciete afwijzing van schuld en dus verwerping van de vrije wil. „Noodlottig determinis- De titel Inwijding slaat op de in wijding in het maatschappelijk le ven die de net afgestudeerde jurist Theodoor van Onderwaarden door maakt. Theo stelt zich bij zijn intre de voor, dat hij heel snel carrière zal maken. Als advocaat, in de rechter lijke macht of als bestuursambte naar, het doet er voor hem niet veel toe, en dat is tekenend voor zijn opportunisme en politieke onver schilligheid. Theo is echter niet bot genoeg om, eenmaal advocaat, blind te zijn voor de onrechtvaar digheid van de gangbare rechts praktijk. De rechters, tegen wie zij zo had opgezien zijn allerminst on partijdig, en de advocaten letten beter op het belang van hun carriè re dan op dat van hun cliënten. Uit jeugdig idealisme laat Theo zich de naturalistische roman, waarin de schrijver niet boven zijn roman figuren mag staan. „Hij vermoedde maar flauw, dat een mens hijzelf niet uitgezonderd zelden de ware drijfveren van zijn daden onder scheidt”. Zo’n zin is verlies in realis tisch opzicht, maar er is de winst dat de schrijver aanvult wat zijn hoofdpersoon aan zelfkennis mist. ichot heeft Sinds Tachtig zijn we gewoon ge raakt aan romans waarin je als le zer wordt opgesloten binnen het be perkte gezichtsveld van één hoofd persoon. We zijn het als onnatuur lijk gaan ervaren om méér te weten dan die hoofdpersoon zelf. Inder daad: natuurgetrouwer, maar ook: beperkter. De blik van die hoofd persoon reikt vaak zelfs niet zover als de eigen persoonlijkheid en mis schien komt het door die beperking dat er maar heel weinig romans te noemen zijn die bereiken wat de naturalisten al wilden: een analyse van het individu gezien in samen hang met de maatschappij die hem voortbracht. Emants licht in Inwij ding de maatschappelijke klasse door waartoe hijzelf behoort; als In zijn liefde voor de demi-mon- daine Tonia voelt hij zich gehinderd door maatschappelijke overwegin gen. Hij durft haar niet te trouwen, en is toch te rechtschapen om haar voor een goed huwelijk met een meisje van eigen stand opzij te zet ten. Tonia, jaloers, maar in staat tot echte genegenheid, doorziet hem beter dan hij zichzelf. Ze laat hem gaan, en opgelucht merkt Theo dat niets meer zijn glanzende carrière in de weg zal staan, nauwelijks zien de dat Tonia (als vertegenwoordig ster der lagere standen?) heel wat meer eergevoel heeft dan hij. De affaire met Tonia is geënt op Dumas’ La dame aux camélia’s, zo als Emants in de novelle Zwijgen (waarnaar onlangs een tv-bewer- king is uitgezonden) Anna Kareni- a’s huwelijksontrouw tot voorbeeld nam. Emants verwijzingen zijn zeer zinvol ingepast. In Inwijding sterft Tonia aan het eind van het verhaal, als Marguerite Gauthier uit De da me met de camelia’s. Theo wordt al in het begin gekarakteriseerd door zijn (pedant genoemde) oordeel over Dumas’ toneelstuk. Hij zegt er over, dat vrouwen die zich voor geld verkopen, nooit echte liefde kunnen voelen. Zijn wantrouwen tegen To nia, evenmin als haar jaloezie, kan hij dan ook niet overwinnen. Patrizio Canaponi; E en gondel in de Heren gracht. Querido. Amsterdam, 1978: ƒ24,50. Armando: De ruwe heren. De Bezige Bij. Amsterdam, 1978. 15,-. Guus Dijkhuizen: Een bagatel. Corrie Ze len, Maasbree, 1978. 12,90. i De patroon vindt het recht achter zich, en hoewel Theo ziet dat for meel recht meestal iets anders is dan werkelijke rechtvaardigheid, legt hij zich bij die stand van zaken neer, uit angst dat hij er anders maatschappelijk nadeel van zal on dervinden. „Ingewijd” wordt Theo ook in de gangbare huwelijksmoraal. De „koophuwelijken” van zijn zusjes, de manier waarop in zijn kring mai tresses worden afgedankt; zijn moeder die de abortus voor het meisje van goede stand goedpraat en dezelfde dag een dienstmeisje ontslaat voor hetzelfde vergrijp; het stuit Theo wel tegen de borst, maar ook inzake de privé-moraal is hij niet sterk genoeg om zich te verzet ten. Net als in zijn maatschappelij ke carrière is het ook hier zijn ambi tie die hem tenslotte zijn af keer doet overwinnen, hoewel het hem meer moeite kost. I In de serie Bibliotheek der Ne derlandse Letteren werd Inwijding opnieuw uitgegeven door Elsevier, als eerste deel van een reeks welver zorgde klassieken uit Noord- en Zuid-Nederland. Ton Anbeek ver zorgde de tekst en schreef er een inleiding bij: een handzame samen vatting van wat hij in zijn proef schrift demonstreert. Een „verant woording” ontbreekt helaas. Waar bleef bijvoorbeeld de ondertitel „Haags leven”, door Anbeek in zijn proefschrift ironisch genoemd? De ondertitel van Inwijding, „Haags leven”, is typerend voor de bedoelingen van naturalistische au teurs, die immers de roman zagen als een sociologische studie. Emants levert in Inwijding kritiek op het deftige Haagse milieu dat hij bestudeert. Die kritiek, op zelfinge nomenheid, hypocrisie en zelfzucht, in die kringen voor maatschappelij ke deugden aangezien en als zoda nig gehonoreerd, verbergt hij nau welijks. Hoewel dat gebrek aan ob jectiviteit in strijd is met de natura listische „kunstopvatting” (leer meester Zola hield zich trouwens ook niet erg strikt aan de regels!) beschouw ik zijn inmenging niet als storend, eerder als winst. pelijk bestuderen, en werd het de taak van de romanschrijver om zo onpartijdig mogelijk de naakte fei ten te geven. Couperus, Van Deijs sel en Emants zijn voorbeelden van schrijvers uit die school, die daar om het oordeel over goed en kwaad willen overlaten aan hun lezers, i De emancipatie van de lezer, zou je kunnen zeggen, als Anbeek ons niet liet zien dat de schrijvers in kwestie hun maatschappelijke en morele standpunten allerminst ver zwijgen. Ze doen het alleen niet meer door de lezer rechtstreeks toe te spreken, het gebeurt nu allemaal wat bedekter. De romantechnische vernieuwing, concludeert Anbeek, houdt niet veel meer in dan dat de schrijver tussen de coulissen is gaan staan, terwijl hij daarvoor een rol in het stuk voor zichzelf opeiste. of wat daar voor door moet gaan, pseu- do-artiesten, erbarmelijke zolderka mertjes, abortus, zelfmoord en hart aanvallen, u kunt het allemaal'tegenko men in Dijkhuizens geschrift. Wat dat echter met de jaren zestig te maken heeft, ontgaat mij. De fout van Dijkhuizen is dat hij uit sluitend zonderlingen beschrijft, in een stijl die opnieuw afstandelijk en ironise rend bedoeld is. Goede literatuur be staat echter niet bij de gratie van de zonderling, daar zijn genoeg inrichtin gen voor. En wat de stijl betreft: je hoeft in Nederland maar een vleug ironie in je proza te stoppen en er is altijd wel een criticus, die je met Nescio vergelijkt. Een groter onrecht kun je Nescio nauwelijks aandoen. Wat men namelijk niet ziet is dat de ironie van de laatste middel is om de (overgevoeligheid te kunnen ver woorden. Een goede schrijver zal er voor waken dat de ironie niet het zicht op het gevoel belemmert. Voor Dijkhuizen ech ter is de ironie middel en doel tegelijk. deel te nemen aan de politionele acties. Het is vanzelfsprekend dat Attilio onder dergelijke omstandigheden opgroeit tot een kleine zenuwlijder die zich nergens thuis voelt en op zoek gaat naar vaderfi guren. De bundel besluit dan ook, op nieuw heel doordacht, met een gefin geerd gesprek tussen de zoon en de reeds overleden vader. Dit verhaal waarin de vader zijn „ziekte” als het ware doorgeeft aan zijn zoon is zonder twijfel het meest ingetogen en daardoor het beste verhaal uit de bundel. Ik hoop dat het laatste woord van de bundel „Uitgeraasd” zal doorwerken in nieuw werk van deze ongetwijfeld virtuoze stilist. Ware boekenliefhebbers en verwoede verzamelaars dienen nu toe te slaan: er zijn 895 handgenummerde kopieën in de maak van de befaamde, 42-regellge Gutenberg Bijbel, de oudste gedrukte bijbeluitgave ter wereld. In leer en cassette kost het boekwerk 12.850 gulden, met houtdek 13.500 gulden en in zgn. Fulda-band 18.325. Deze 895 exemplaren, een eenmalige ge3llustreerde wereldoplaag, zijn gebaseerd op het beroemdste exemplaar van de 48 Gutenberg Bijbels, die de eeuwen hebben doorstaan: het exemplaar dat zich in de staatsbiblio theek van het Preussischer Kulturbesttz in Berlijn bevindt. Het drukwerk werd ooit vervaardigd door de uitvinder van de boekdrukkunst, Johannes Gutenberg. Het originele exemplaar ontleent zijn faam aan de rubricator, die de rode titels verzorgde aan het begin van elk hoofdstuk, en aan de illuminator, die de schitterende initialen en randversieringen aanbracht. Omdat dit met de hand gebeurde, wijken alle overgebleven Gutenberg Bijbels van elkaar af. Met behulp van verfijnde reproduktietechnieken is men in staat geweest een zo getrouw mogelijke facsimile te maken. De bijbel beslaat 1282 bladzijden en omvat twee delen. Volgens uitgeverij Spectrum zijn er ook in Nederland geïnteresseerden; een vijftal particulie ren heeft zelfs al tot de koop besloten. In samenwerking met boekhandels en andere instellingen worden op het ogenblik bijeenkomsten gehouden, waarop met dia’s, drukproeven en verdere informatie een beeld wordt gegeven van het boek. me” waarschuwde, een predikant vanaf de kansel. Immoreel werd gevonden dat Couperus in wezen een moord goedpraatte, in plaats van zijn hoofdfiguur te laten strij den tegen morele zwakheid. Ook Een liefde van Van Deijssel veroorzaakte deining doordat het de seksuele gevoelens en verwach tingen van een vrouw beschrijft. Dat Van Deijssel seksuele handelin gen beschrijft vanuit de hoofdper soon Mathilde, werd verfoeilijker gevonden dan wat de schrijver (zegt Anbeek) onzedelijk vindt: het ge drag van haar echtgenoot, die on middellijk nadat hij Mathilde ten huwelijk heeft gevraagd naar een hoer gaat. Inwijding (uit 1901) van Marcel lus Emants is een aanval op dezelf de dubbele seksuele moraal, scher per nog dan die van Van Deijssel. Êmants’ roman veroorzaakte géén schandaal, waarschijnlijk omdat Emants „het netjes houdt”, hoewel er bij hem even weinig te raden overblijft als bij Van Deijssel, die in Een liefde het woord „naayen” ge bruikte (en het vervolgens, in de tweede, gekuiste, druk, weer schrapte). Geen literatuurwetenschapper die het zo zal brengen overigens, die heeft het niet over een boek maar over een „literair kunstwerk”, niet over een woord maar een „taalte ken”. Daardoor krijg je, zegt Van het Reve, zulke „bloedstollende, tot grote schaamte bij de lezer leiden de definities als bijvoorbeeld deze definitie die door Maatje bedacht is: „Structuur is de manier waarop in een literair werk een wereld wordt opgebouwd door middel van taaltekens”. Men lette op die we reld en die taaltekens: hun maske rende functie is duidelijk: laat je ze weg, dan blijft er over dat de struc tuur de manier is waarop iets in elkaar zit”. Het wachten is nog op een scherpzinnige verdediging door de tegenpartij. Van het Reves belangrijkste ver wijt aan zijn tegenstanders is, dat zij tot nu toe zelfs niet gekomen zijn met een interessante vraagstelling aan hun object van onderzoek. Ik vond er wel een in het proefschrift waarop Ton Anbeek van der Meij- den vorig jaar promoveerde tot doc tor in de letteren. De schrijver tus sen de coulissen, bijdrage tot de kennis van de verteltechniek van de laatnegentiende-eeuwse Neder landse roman (uitgegeven bij Athe- naeum-Polak Van Gennep), is geschreven zonder de in het vakge bied zo gebruikelijk geworden pom peusheid, waarover Van het Reve zich in de Huizinga-lezing zo mis moedig uitliet. Anbeek stelt in zijn proefschrift de vraag naar de toepassing in de praktijk van de romantechnische vernieuwingen die de Tachtigers Emants, Couperus en Van Deijssel in theorie voorstonden. Die vernieu wingen ten opzichte van de traditio nele vertelwijzen van hun voorgan gers vloeiden voort uit hun opvat ting, dat de alomtegenwoordige ver teller die zijn verhaal voortdurend onderbrak om zijn lezers te onder richten wie van zijn personages deugde en wie niet, uit1 de roman moest verdwijnen. „Objectiviteit” werd het ideaal van veel Nederlandse schrijvers aan het eind van de negentiende eeuw. In navolging van de Franse „naturalisten” Zola en Flaubert wil den zij de samenleving wetenschap- Drie boeken die nergens over gaan Emants laat zien dat Theo’s oor deel geen oordeel is, maar een maatschappelijk vooroordeel, pre cies zo op eigen belang geïnspireerd als de oordelen van zijn medebur- i gers. Emants observeert die „steun pilaren van de maatschappij” scherper dan zijn tijdgenoot Coupe rus het deed, minder vleiend voorat Is dat er de oorzaak van dat zijn werk zoveel minder bekendheid heeft gekregen? Het is tijd voor een herwaardering. DINY SCHOUTEN De schrijver tussen de coulissen, door A. G. H. Anbeek van der Meijden. Athe- naeum-Polak Van Gennep, paper back, 203 blz., 32,50. Inwijding, door Marcellus Emants. El sevier, gebonden, 415 blz„ ƒ31,50. Uitgeverij G. A. van Óorscl.„i een aantal werken van Marcellus Emants herdrukt in paperback, waaron der Liefdeleven, Monaco en Waan. Prijs plm. 17,50.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1979 | | pagina 27