Het hoge woord over principe is er uit:
Gasselter
koepel blijft
eerste keus
J
I
fa
De kip
en het ei
>z.
I
w
,Het is mogelijk9
door Kees Wiese
GEANIMEERD
Verdwenen
Geheim
-
K
Het hoge woord is eruit: er zijn geen proefboringen in het
noordelijke zout meer nodig om in principe te kunnen beslissen
over het daarin al dan niet dumpen van kernsplijtafval. Over
steenzout en zijn eigenschappen weet men inmiddels genoeg.
Proefboringen in het Noorden zijn alleen nog maar nodig om te
zien of inderdaad de zoutkoepel van Gasselte het meest geschikt
is voor de bouw van een afvalmijn of dat daarvoor moet worden
uitgeweken naar een van de andere al geselecteerde koepels.
Ir. Hamstra over kernafval
I
l
meer nodig
I
i
j
1
van Willem van Vugt
Tekeningen
i
Toch wel. Maar ik ben er in ieder geval
wel eerder dan déze eieren.
Ir. Hamstra verwerpt de theorie van
Hyder, dat hete afvalcontainers in bellen
pekel omhoog zullen stijgen in het steen
zout, als nonsens. De volle containers
hebben een beduidend groter soortelijk
gewicht dan het zout: zij zullen dus alleen
maar kunnen wegzinken.
De Amerikanen P. R. Dawson en J. R.
Tillerson berekenden die beweging door
Amerikaanse en dus grotere en hetere
containers) en vonden een daling van 0,02
millimeter per jaar gedurende 20 jaar.
Wel accepteerde men bij het ECN de
bedenking van C. A. Baar, dat laboratori
umonderzoek aan boorkernen steenzout
tot fouten kan leiden. Immers: het zout
staat in de koepel onder een druk van 200
atmosfeer. Monsters zout die men naar
boven haalt, zetten uit door het wegval
len van die druk. Er ontstaan haar
scheurtjes in de kristallen. Berekeningen
aan zulke monsters geven onjuiste uit
komsten.
Ir. Hamstra vindt dat deze fouten kon
den worden voorkomen. Zout is plas
tisch, zelfhelend. Wordt een monster zout
lang genoeg in het laboratorium onder
druk bewaard, dan verschilt het niet
meer van het zout in de koepel. „Boven
dien doen we regelmatig metingen, ook
van de kruip, in boorgaten in de Duitse
zoutmijn Asse”, zegt hij.
Het laatste en belangrijkste technische
probleem is daarmee voor ir. Hamstra de
wereld uit. „Wij technici mogen overi
gens alleen gegevens aandragen; de be
leidsbepalende instanties in Den Haag
hebben te zeggen of er kernenergie komt
en hoeveel. Maar ik geloof in deze oplos
sing voor het afvalprobleem: ik zie ge
woon dat het mogelijk is”, zegt hij, ver
wijten dat zijn opstelling getuigt van
weinig wetenschappelijke bescheiden
heid ver van zich werpend.
Tegenover hem en anderen die in deze
oplossing geloven, staan degenen die er
aan twijfelen of de techniek en de reken
modellen wel ooit zekerheid kunnen bie
den en risico-analyses wel hanteerbaar
zijn als het gaat om zulke immens grote
risico’s. En die niet geloven dat onze
kennis van geologische formaties als
zoutkoepels ooit voldoende zal zijn om er
voorspellingen op te baseren voor perio
den van duizenden jaren. Een onover
brugbare tegenstelling.
In die boot dan probeerde ik wat tot
rust te komen. De haan kon niet door
dat gat naar boven, in de boot. Ik droom
de daar heel wat weg. En ik kwam toe
aan een groot probleem: ik had een paar
keer een zwangere vrouw gezien. Ik
begon me af te vragen: wat was er het
eerst: de totale mens of die ronde buik,
waaruit hij voortgekomen is? Als dat
buikje er eerst was,hoe werd dat buikje
Een van de drijvende krachten achter de
plannen het radioactief afval in zout te dum
pen is ir. J. Hamstra, hoofd van de afdeling
technische dienst van het Energie-onderzoek
Centrum Nederland (ECN). Hij zegt het, na in
zijn kantoor van het Reactorcentrum Petten
rusteloos stapels informatie aangedragen te
hebben: „Proefboringen in het zout zijn, om
het principebesluit te kunnen nemen, niet
meer nodig. We moeten daarom niet zo de
nadruk leggen op die proefboringen”. ECN-
voorlichter Hans Velthuis waarschuwt: „Dat
is een boute uitspraak; daar krijg je last mee”
Hij zou daarmee wel eens gelijk kunnen
krijgen: deze uitspraak stelt het recente aan
bod van minister G. van Aardenne (Economi
sche Zaken) de omstreden proefboringen in
twee fasen uit te voeren en te beginnen met
ondiepe boringen voor onschuldig grondwater-
onderzoek, in een geheel ander daglicht. Ir.
Hamstra verandert daarop zijn uitspraak
enigszins. „Het is mijn persoonlijke mening”,
zegt hij. En daar blijft het bij.
Het is overigens ook de niet uitgesproken
mening van drs. H. M. Harsveldt van de Rijks-
Geologische Dienst. En, blijkens een interne
notitie, gaat ook prof. ir. D. N. Dietz van de
afdeling Mijnbouw van de Technische Hoge
school Delft (sterk betrokken bij het „Zout-
onderzoek” voor de opslag van radioactief
afval) ervan uit, dat proefboringen alleen nog
nodig zijn om een goede mijnbouwtechnische
uitvoeringsvorm te geven aan het plan radio
actief afval in steenzout te dumpen.
Prof. Dietz, collega van prof. ir. P. Th. Velze-
boer die samen met ir. Hamstra in januari een
ontwerp voor een opbergmijn in een zoutkoe-
pel publiceerde, lanceert daarbij overigens de
aardige gedachte, dat niet alleen de zoutkoe
pels in het Noorden voor dat doel geschikt zijn,
maar ook andere zoutvoorkomens. Dan moet
men geen mijnbouw plegen, maar gebruik
maken van de boortechnieken uit de olie-indu-
strie. Bij mijnbouw kan men bezwaarlijk die
per gaan dan duizend meter, waardoor men is
aangewezen op het bovenste deel van de
koepel.
Men heeft dan weinig flexibiliteit in de keuze
van de locatie die daarbij in conflict kan ko
men met bestemmingsplannen en met bezwa
ren van de lokale bevolking. Gezien de veront
rusting die thans heerst betreffende de beperk
te gebieden boven onze zoutkoepels, lijkt het
gewenst publieke bekendheid te geven aan de
veel ruimere keuzemogelijkheden, die er in
feite bestaan”, schrijft hij.
En dat is vooral een aardige gedachte, omdat
er onder de Nederlanse bodem veel meer
steenzout zit, dan tot voor kort werd aangeno
men. Op de nieuwste kaart van de Rijks Geolo
gische Dienst zijn niet alleen de zoutkoepels in
het Noorden en de al als onbruikbaar afgewe
zen zoutkussens en zoutlagen in het Oosten
aangetekend, maar staat nu ook een gebied,
dat als een vinger dwars door ons land van
West naar Oost wijst. De lijn Amsterdam-Fle-
vopolder-Apeldoorn vormt daarvan de zuid
grens en de lijn Hoorn-Wijhe de noordgrens.
Terug naar de wereld van nu. Door al
dat gefilosofeer ging ik minder eieren
leggen. Mijn baas dacht: die kip moet ik
kwijt. Die gaat de pan in. Gelukkig
kwam toen één van die boot-srhnnv.
laars tussenbeide. Niet die vent, die
steeds mijn eieren had geraapt. Die had
lekker van mijn vlees, bloed en kalk
gegeten, maar mij nu redden? Ho maar.
Nee het was een ander.
Die ander had al drie kippen en een
Onder dat gebied bevinden zich vier zoutlagen
op een diepte van 1600 meter.
haan. Zodoende kwam ik in die ren
terecht. Een goede man hoor, die nieuwe
baas van me. Zorgt voor ons natje en
droogje. Hij kan er ook niks aan doen,
dat hij zo’n klein tuintje heeft. Hij heeft
wel een vreemde gewoonte. Dat moet ik
nog even kwijt. Elke dag zingt hij een
paar keer op zijn hurken bij de kippen
ren: „Wilt heden nu treden”. En dan
Drs. Harsveldt: „Ik herinner me nog hoe ir.
Hamstra van het ECN bij mij kwam en gege
vens over het zout vroeg voor het plan radioac
tief afval op te slaan. Ik begon toen met hem te
vertellen, dat hij die troep maar ergens anders
moest zien kwijt te raken Gegevens kon hij van
mij niet krijgen, zonder toestemming van
NAM en AKZO. We zijn later om de tafel gaan
zitten en NAM en AKZO bleken toen bereid op
zuiver informatieve basis - dus nadrukkelijk
zonder in te stemmen met het voornemen in
het zout radioactief afval op te slaan - wat
gegevens uit te wisselen. Aan die bereidheid
kwam een eind toen de actiegroepen actief
werden; zaken als bezetting van een boortoren
in Warffum waren natuurlijk wel het laatste
wat men wilde”, aldus drs. Harschveld.
Inmiddels maakte de Rijks Geologische
Dienst in 1972 een nog altijd geheim, maar
grotendeels uitgelekt rapport, waarin vijf zout
koepels werden uitgeselecteerd als mogelijke
opbergplaatsen voor radioactief afval: Gassel-
te-Drouwen, Pieterburen, Onstwedde, Schoon-
lo en Anloo. Gasselte-Drouwen is de beste die
er bij is. Dan volgen als geologisch gelijkwaar-
dig Pieterburen, Onstwedde en Schoonlo. En
ten slotte Anloo: ik ben niet wild van Anloo, ik
vind hem eigenlijk te diep (700 meter) liggen”,
aldus drs. Harsveldt.
Niet al deze kennis is toegankelijk. Ook niet
voor hen, die nu of straks radioactief afval in
het zout willen stoppen. Prof. ir. Dietz vindt
daarom, dat er een wet moet komen, die bedrij
ven verplicht hun kennis ter beschikking te
stellen. Vrijwillig zullen zij het volgens hem
niet doen, omdat zij het risico van een slechte
publiciteit” niet zullen nemen.
trie, die later in AKZO zout Chemie BV op
ging. Er was ooit ook een Nederlandse Maat
schappij tot het Verrichten van Mijnbouwkun
dige werken, die in de Achterhoek, steenzout
steenkool en olie vond, maar niet aan winning
toekwam.
weet ik al weer hoe laat het is. Komt de
haan fier aan gestapt. En je kan nergens
naar toe. Eerlijk gezegd: een ramp is het
ook weer niet. Ik prakkizeer nu minder:
daar is geen plaats voor. Ik leg nu ook
weer eieren. Dat blijft een heel karw-ei.
?n,
•or
»n-
;id
vil
ol-
is
op
als
iat
ge
an
sid
en
Ier
jes
Ite
en
jk-
dan zelf mens of hoe kwam de mens dan
in die buik? En als de mens er eerst
was...enfin...
er
in
en
lie
in
to-
Zo
ds-
?re
vri
jen
na-
ds.
'ek
■er.
zen
Z?-
Dank u, ik mag niet klagen. Maar
toch. Als je gewend bent geweest op het
erf van een boerderij rond te scharrelen;
als je die lekkere rottende geur van
belegen mest hebt ingesnoven; als je die
rozige, malse wormen hebt geproefd, die
onder dekking van een forse paardevijg
meenden een luchtje te kunnen schep
pen; als je die vettige engerlingen op je
tong hebt open laten spatten; als je die
krokante maden....
Maar laat ik ophouden. Ik krijg elke
dag in de kippenren mijn zachtvoer,
mijn hardvoer en mijn water. Dus wat
zal ik zeuren? Alleen, het is hier zo
klein. Benepen eigenlijk ook. We zitten
hier met vier kippen en een haan op een
stukje grond van pak weg drie
vierkante meter. Je kan niet goed uit de
voeten. Je hebt geen plekje voor jezelf
om eens lekker weg te soezen. Dat had
ik bij die boerderij wel. Daar stond een
ouwe loods met een paar boten, 's Win
ters tenminste, die boten. Af en toe
kwamen er wat vreemde mannen zitten
rommelen aan die scheepjes. Naarmate
de dag vorderde werd er minder getim
merd, maar meer gepraat. Er hing dan
een merkwaardige lucht ook in die
loods: een nevelige lucht zal ik maar
zeggen.
Wel, in één van die boten trok ik me
doordeweeks terug als ik met intieme
zaken bezig was. Als ik mijn ei kwijt
wilde bijvoorbeeld (ik ben nooit zo’n
progressieve publiekelijke legster ge
weest). Lekker in het vooronder van die
houten schuit. Mijn baas de pest in,want
die zag maar weinig eieren van me. En
die vent van die boot bofte. Die graaide
elke keer weer met zijn knuisten in het
rond. De eerste keer schrok-ie zich lam.
Hij wilde een weggeschoten stuk hout
pakken en kneep toen in het halfdonker
een niet verwacht ei tot moes. Ik kon
n de
□den
neer
een
nog
i een
het
stige
theo-
dedi-
i dat
oden
nog
azen-
i het
a Va-
dui-
kerk
ig en
;nba-
ont-
/eten
echts
rpen.
met
:hris-
s het
in de
voor-
ezen.
gege-
:hris-
boek
Na deze eerste serie boringen zal, als
het zout niet in het grondwater blijkt
doorgedrongen, een serie boringen in
de koepel zelf worden uitgevoerd. Het
gaat dan om twee diepe boringen tot
1000 meter diepte, op de plaats waar
eventueel later mijnschachten komen.
Opmerkelijk is, dat aanvankelijk ook
nog een derde boring (tot op de basis
van het steenzout op 3000 meter diepte)
op het onderzoeksprogramma stond.
Ook dit nieuwe zoutvoorkomen („Waar
schijnlijk een nieuw sub-bekken van het grote
zoutbekken”, aldus drs. Harsveldt) wordt
echter niet geschikt geacht om betrokken te
worden bij de studies naar de mogelijkheden
radioactief afval op te slaan. De eerste voor
keur van de Rijks Geologische Dienst voor zo’n
opslag is weliswaar een zoutlaag van maxi
maal tweehonderd meter dikte, omdat het zout
daarin niet kruipt”. Van die voorkeur moet
echter worden afgezien: zoutlagen van die dik
te komen in ons land niet voor. En kwamen zij
voor, dan kon een opslagplaats daarin nooit
voldoen aan de harde eis van het Staatstoe
zicht op de Mijnen, dat rondom zo’n bergplaats
een wand moet blijven staan van maagdelijk
steenzout, tweehonderd meter dik. De nieuw
gevonden zoutlagen in het westen en het mid
den van ons land liggen daarenboven veel te
diep naar de smaak van de RGD. En zo blijft
de voorkeur van de geologen uitgaan naar de
zoutkoepel bij Gasselte.
Nuchtere kapoen als ik ben bracht ik
dat probleem terug naar mijn eigen we
reldje. Ik vroeg me af, toen ik daar weer
eens naar een van mijn (mooie, glanzen
de) eieren zat te kijken: wie was er het
eerst? De kip of het ei? Een probleem,
waar vast niet iedere kip zich mee bezig
houdt. Soms werd ik er bijna gek van. Je
probeert de lengte en de waarde van de
tijd te peilen en vast te leggen. Je denkt
na over het bestaan. Ik houd het er maar
op, dat er eerst een soort stenen ei was
verschrikkelijk lang geleden een
soort stenen ei, zoals waarmee die ont
zettend domme mensen je trachten te
verleiden extra eieren te leggen. Nou
dan, er was een steen. Die steen kreeg op
den duur de vorm van een ei. In die
steen waren natuurlijke krachten aan
de gang. Dat alles bij elkaar ging zich
ontwikkelen. De steen werd van binnen
steeds brozer en meer gevuld met die
oerkrachten. Totdat die oerkrachten
in de vorm van een klein kuikentje uit
de stenen schil barstten. Met andere
woorden: de kip en het ei waren er
samen het eerst. Ik ben maar een dom
beest. Ik denk dat het zo gegaan is. Ik
geef graag mijn mening voor een
andere.
In het Groningse Warffum werd
een boortoren bezet door een ac
tiegroep die protesteerde tegen de
dumping van atoomafval in de
grond.
.4
I
Seismisch onderzoek heeft het wel
mogelijk gemaakt de Gasselte-koepel
in kaart te brengen. Maar de maten
zijn geheim. Op één na: een wel vrijge
geven kaartje verraadt dat het om een
grote koepel gaat. De schaal op het
kaartje leert, dat hij 18 kilometer lang
is en 9 kilometer breed. Drs. Harsveldt
was zo vriendelijk te onthullen, dat dit
de maten zijn op duizend meter diepte.
Door zijn uitverkiezing tot nummer
één blijkt bovendien, dat de top van het
steenzout niet dieper zal liggen dan de
om zijn diepe ligging minder aantrek
kelijk geachte Anloo-koepel: 700
meter.
Wat de subcommissie radioactief af
val van het IGK nu allereerst wil is
onderzoeken of deze koepel „lekt”: of
er zout uit de koepel in het grondwater
terecht komt. Daartoe is de eerste serie
van de omstreden proefboringen no
dig: drie boringen tot 500 600 meter
diepte naast de koepel en drie boringen
tot 250 A 300 meter diepte boven het
hart van de koepel. Het Rijksinstituut
voor de Drinkwatervoorziening moet
dan uit de bij het boren genomen mon
sters opmaken of er zout in het grond
water zit; de RGD kan de verstoring
van de lagen om de koepel heen door
het opdrukken van het zout bestu
deren.
niet verstaan wat hij zei, maar het
klonk nogal opgewonden.
De ontdekking van het nieuwe zoutvoorko
men, dat zich mogelijk nog oostelijker uit
strekt, is voor het eerst door drs. Harsveldt
voor zijn vakgenoten onthuld (en bleef tot die
groep beperkt) op het vorig jaar in Hamburg
gehouden zoutcongres, georganiseerd door de
Verein Deutsche Salzindustrie. „ik was blij,
dat ik het daar mocht vertellen”, aldus drs.
Harsveldt, die vrijwel uitsluitend werkt met
van naar olie en gas borende ondernemingen
afkomstige gegevens die strikt vertrouwelijk
worden verstrekt en dat moeten blijven.
De door deze onthulling weer uitgebreide
kennis van de zoutvoorkomens in ons land was
overigens al niet gering. Er is in ons land veel
seismisch onderzoek gedaan en veel geboord
(met name door de Nederlandse Aardolie
Maatschappij NAM); er is daarnaast al sinds
1918 een Koninklijke Nederlandse Zoutindus-
J
Proefboringen niet
Die boring is verdwenen.
Bij de twee boringen in het zout kan
het zijn, dat eventueel aanwezige lagen
kali-magnesium niet worden ontdekt,
ondanks allerlei meetmethoden. „Dan
kun je gevaarlijke dingen krijgen”, al
dus drs. Harsveldt. Want dan wordt de
ontdekking uitgesteld, tot men die la
gen tegenkomt bij het maken van „ga
lerijen”, horizontale verbindingen tus
sen beide schachten. Komt men ze te
gen, dan kan men proberen er omheen
te gaan of de lagen af te dichten met
middelen als het in Duitsland gebruik
te Epocsiet („Afstoppen is wel moge
lijk, maar ik ben er niet wild van”, zegt
drs. Harsveldt). En men kan met het
onderzoek stoppen en naar de volgen
de koepel gaan kijken.
Het is niet onwaarschijnlijk, dat de
keus uit deze drie mogelijkheden in
niet geringe mate mede zal worden
bepaald door de hoeveelheid geld en
tijd, die bij de eerste koepel dan al in
het onderzoek is gestoken. Als de
proefboringen al ooit zullen door
gaan.
Overigens: als er toch geboord zou
mogen worden, staat drs. Harsveldt er
voor klaar. Hij is voorzitter van een
heel onofficieel werkgroepje van de
subcommissie radioactieve afvalstof
fen van de Interdepartementale com
missie voor de Kernenergie. Dat werk
groepje, waarin ook het Staatstoezicht
op de Mijnen en de Technische Hoge
school Delft, is zo onofficieel, dat het
eigenlijk niet eens bestaat: drs. Hars
veldt noemt 't dan ook „een onderons
je”. Dat clubje zoekt o.a. uit wat voor
type onderzoek er nu precies nodig is,
welke boorfirma binnen een jaar nadat
de opdracht is gegeven kan gaan boren
en hoe het dan met de benodigde voor-
vergunningen zit. Men wil een eventue
le „stroomversnelling” in de besluit
vorming kunnen opvangen zonder on
nodig tijdverlies.
De steenzoutkoepel Gasselte-Drou
wen is de eerste keus voor de Neder
landse zoekers naar een berging voor
radioactief afval, verenigd in de sub
commissie radioactieve afvalstoffen
van de Interdepartementale Commis
sie Kernenergie (ICK). Toch is over
die koepel niet zo heel veel bekend.
Hij is, in tegenstelling tot andere zout
voorkomens, nooit aangeboord. Trekt
dit ongerept zijn de onderzoekers aan,
er is een kleine kans dat dit zoutvoor
komen zelfs niet voldoet aan de vooraf
door drs. H. M. Harsveldt (Rijks Geo
logische Dienst) hoogstpersoonlijk op
gestelde, ruim uitlegbare eisen. Een
uiterst kleine kans, overigens: ir.
Hamstra vindt dat de koepel pas niet
meer geschikt is als er een grondwa-
terbeweging bij wordt gemeten van
enkele meters per seconde. En dat
meet men slechts in een rivier.
De door drs. Harsveldt opgestelde
eisen zijn ruimhartig. Een eis als „het
steenzout moet zo zuiver mogelijk van
samenstelling zijn” geeft weinig hou
vast. Ook niet als men zijn uitleg hoort:
10 tot 15 percent verontreiniging is
aanvaardbaar, 18 percent misschien
ook nog wel. „Ik heb me niet op een
cijfer willen vastleggen”, zegt hij.
Een eis als „de zoutkoepel dient bij
voorkeur afgedekt te zijn door een cap
rock bestaande uit anhydrite-gips of
ander ondoorlatend materiaal” mag
volgens hem niet gelezen worden als:
er behoeft geen caprock te zijn.Maar
zelfs als men dat allemaal weet, zullen
deze eisen spanningen blijven oproe
pen (zoals ook tijdens het laatste ka
merdebat over de proefboringen
bleek), omdat zij de indruk wekken zo
te zijn geformuleerd dat iedere zout
koepel er achteraf aan kan voldoen.
Drs. Harsveldt bestrijdt dat laatste.
„Dan twijfelt men aan mijn integri
teit”, zegt hij en daarmee is voor hem
de discussie gesloten: „Ik ben een eer
lijk geoloog".