Letterkast
I
4
ij
I
I
I
Pater Jan van Kilsdonk over de administrateurs
van de kerkelijke multinational
door Theo Kroon
Simonis
Alfrink
Zoeken naar waarheid
Komische crisis
Wij luisteraars, zijn niet goed wijs.
Schepping van God
F
De vrouwen
winnen toch
Adrianus
Simo-
Pater dr. J. van Kilsdonk
Hub Ernst, bisschop van Breda
COC-demonstratle in Roermond (rose-zaterdag)
Dat was al weinig verheffend.
Deze week was het ene Sonja, die diepe,
diepe droefenis oprispte. Sonja zei: „Ik heb
een probleem. Mijn vriend heeft het
uitgemaakt en ik mis hem heel erg. En ik wil
hem graag terug hebben. Van vrienden heb
ik gehoord dat hij met een ander meisje
ging, maar dat heb ik zelf niet gezien. Lieve
Joep, ik wil je alsjeblieft terug hebben. Ik
heb er spijt van. Ik zal erg lief voor je zijn. Ik
hoop dat we opnieuw kunnen beginnen
Een identiek geval, en al evenmin een
hoopgevend teken van geestelijke bloei
ener natie.
De vraag is nu: Wie is hier het gekst, de
programmamaker of het slachtoffer?
Dat kind is verknipt, denk je als luisteraar bij
het aanhoren van dat onbeholpen
gestuntel, want dat is het verneukeratieve
van dit bedenkelijke type „amusement de
dader blijft buiten schot.
De dader is de idioot in Hilversum die hier
brood in heeft gezien en die nu in zijn
vuistje griffelt: „Haha, die stomme grieten
bellen nog op ook, dat gaat goed, zo
kunnen we nog even voort!”
Want maakt u zich geen illusies: in het Gooi
gaan ze er van uit dat wij Leipe Henkie zijn.
De luisteraar telt daar niet mee.
Het gaat om de programmamaker.
In zijn volle omvang bleek deze
eigenaardige functieopvatting van de
omroep tijdens de Week van de Zakdoek
u weet wel, de week voorafgaande aan
de zenderkleuring, toen het Gooise
gemoed collectief volschoot. Allerlei
omroepbaasjes hadden die zenderkleuring
aangegrepen om programma’s die ze
allang kwijt wilden, meteen maar op te
ruimen. Dat was natuurlijk niet netjes van
ze, maar het onbeheerste gejammer
waarmee de getroffenen op de liquidatie
van hun programma's reageerden, was wel
verre van fris.
Grote God, er is die week wat afgesnotterd
in het Gooi, en omdat daar nu eenmaal alle
microfoons van ons land staan, mochten
wij ervan meegenieten. De ene na de
andere jankende omroeper liet zijn vettige
sentimenten op ons los. Zijn programma
moest verdwijnen, was het niet in- en in
triest? En al die boterkoeken maar afscheid
nemen!
Ter herinnering: de vorige week vertelde een
zekere Evelien dat ze al anderhalf jaar
verkering had, maar dat ze hem was
gesmeerd met een andere knaap, die op
zijn beurt weer de lucht had gekregen van
haar trouwplannen. „De moord!" was zijn
kemachtige gevolgtrekking en Evelien
bleef ontredderd achternaar de brok in
haar keel te oordelen zelfs in opperste
nood. „Nou ja eh Max”, riep ze schor
uit, „ik hou van je en ik wil je graag terug
hebben”.
Allereerst de oplossing van de prijsvraag
van de vorige keer. „Zjebroken hagt”
moest zijn: „gebroken hart”. De beloofde
boekenbon is onderweg naar Vader
Abraham. Hij herkende het accent feilloos!
Inmiddels hebben wij zachtjes zinderend
uitgezien naar de nieuwe aflevering van
„Het gebroken hart van de week”, want wij
hadden zo onze vermoedens.
Voor wie niet weet waar dit alles over gaat:
„Het gebroken hart van de week” is een
vast programma-onderdeel van de
Noenshow, die iedere woensdagmiddag
wordt uitgezonden via Hilversum 3.
Een radiorubriek dus. Liefdesleed van
pubers als amusement.
Een idioot bedenkt het, Hilversum zendt het
uit.
Maar namen ze afscheid van de luisteraar?
M n zolen!
Iedereen nam afscheid van zichzelf en
iedereen begroette zichzelf. Op zijn hoogst
hield men zich nog bezig met elkaar.
Iedereen liep in en uit bij de ander, en
brulde om het hardst hoe erg het allemaal
was. En maar zeggen dat de voorganger
het zo leuk had gedaan „en ik blijf luisteren
hoor Elles, zaterdagochtend om zeven
uur”. En Elles weer: „Nééééé, dat meen je
niet". En dan Aad Bos weer: „Ja hoor, ik
meen het”. En Joop: „Nou, wij zullen ook
naar jou luisteren hoor!"
„Het beschamende op de laatste zitting van
het Landelijk Pastoraal Overleg in Noordwijker-
hout was nog niet eens dat de bisschoppen zich
niet met het probleem van de vrouw in het ambt
verwant voelden, maar dat ze weigerden de
overwegingen van hun kerkvolk in Rome neer te
leggen. Dat is gemijterde hoogmoed van de
eerste orde”.
De Amsterdamse studentenpastor Jan van
Kilsdonk (62 jaar) heeft al jaren over „de kerk"
gezwegen. In een exclusief interview luchtte hij
nu weer eens zijn hart. „Ik heb vijf jaar geen
woord over de officiële kerk gezegd. En let goed
op, want ik doe het pas over vijf jaar weer.
Gesteld dat ik het moede hoofd dan nog niet ter
ruste heb gelegd”.
Houdt pater Van Kilsdonk zich nog redelijk in als
het gaat over de bisschoppen in het algemeen, hij is
verbolgen over mgr. Simonis. Deze bisschop „met
zijn onvolwassen blik en affectieve geremdheid”,
maakt op hem een burgerlijke indruk. „Hij is eigen
lijk iemand die net zo goed tandheelkundige had
kunnen worden. Zulke onrijpe lieden hebben aan het
geloof in God enorme schade toegebracht. En dat is
in hoge mate te betreuren”.
Dat mgr. Simonis „als een van zijn laatste pastora
le gebaren” schade moest berokkenen aan de 600.000
Nederlanders met een homoseksuele gerichtheid
vindt hij in één woord verschrikkelijk. Het getal
verhoogt nog de ernst daarvan, „maar ook al was het
er maar één of liever twee hij gaat niet vrijuit,
vooral omdat hij er met zoveel slordigheid over heeft
gesproken”.
Omdat het hier om mensen gaat, voelt Van Kils
donk zich er diep bij betrokken. „Deze homoseksuele
blikrichting is bij velen zo diep geworteld in de ziel,
dat die hun ademhaling, hun bloedsomloop, ja alle
levenstrilling beheerst, zoals de erotische ontroering
tussen een man en een vrouw het hele bestaan
kleuren of vitaliseren, opbouwen of verwoesten”.
„Welnu, tegenover deze feiten in alle rassen, in
alle eeuwen, in alle culturen, bij beide seksen voelt
dr. Simonis zich geroepen om te beweren in een
brief van 11 december 1978 dat homoseksueel
gedrag, let wel, liefdesgedrag, in strijd zou zijn met
Gods wet en met Zijn scheppingsordening. Wat
denkt deze man eigenlijk wel? Een man die nooit
verder is gegroeid dan de vaardigheid om een Ro
meins document te lezen, maar die niet in staat is de
ondoorgrondelijkheid van een mens mee te maken”.
zuiverder man. Met enige tederheid spreekt hij over
mgr. Ernst, bisschop van Breda. Van Kilsdonk heeft
een groot vertrouwen in hem. In zijn gaafheid. „Hij is
een echte pastor, bij wie vele priesters, ook van
buiten het bisdom, hun nood uiten, hun ontmoedi
ging, maar ook hun geloofsvreugde”.
Pater Van Kilsdonk ziet hoe zich een zekere mat
heid en neerslachtigheid op het gezicht van mgr.
Ernst aftekent. „Wat wil je. Het moet voor een
fijnzinnig mens een kwelling zijn een vertrouwensre
latie met gelovige mensen te moeten opbouwen als er
twee zulke halfvolwassen dwingelanden naast je
zitten die in hetzelfde ambt dienst doen. Ernst is
duidelijk platgeslagen. Ik ken alle keukens, alle koks,
alle messen, de macht. De structuur kan iemand tot
zwijgen brengen. En dan zijn ook de gelovigen zelf
gepolariseerd. Bisschop Ernst zal denken: laat ik het
niet moeilijker maken dan het al is”.
Pastor Van Kilsdonk kan meepraten over wat hij
„geestelijke terreur” noemt. In 1962 kwam hij in
opspraak met een rede over „gezag, geweten en
vrijheid”. Wegens zijn onverholen kritiek op de „in
tellectuele terreur van de Romeinse curie”, zeventien
jaar geleden, wilde Rome hem van zijn functie van
studentenpastor ontheffen. Dat ging niet door. Een
paar jaar later riep het Heilig Officie hem op het
matje om verantwoording af te leggen over artikelen
in het studentenblad over de maagdelijkheid van
Maria en de godheid van Christus. Weer enige jaren
later werd hij berispt wegens deelneming aan een
avondmaalsviering. Jarenlang mocht hij niet publi
ceren. Tien jaar geleden het hij ook van zich spreken
wegens zijn begrip ten aanzien van voorechtelijk
geslachtsverkeer.
Tot aan het tweede Vaticaanse concilie heeft het
geduurd dat een priester werd veroordeeld zonder
ondervraagd te worden en zelfs zonder dat zijn
bisschop werd gehoord. Die tijd is voorbij. „Er is nu
een stuk minder terreur. Maar voor alle duidelijk
heid: van een ongeremd zoeken naar waarheid is nog
geen sprake. Op het concilie werden alle hete hangij
zers, bijvoorbeeld de celibaatsplicht, van de agenda
afgevoerd. Wel zond de paus in 1967 een encycliek
over het celibaat de wereld in, zonder vooraf de 2500
bisschoppen die het concilie telde eerlijk te raadple
gen. Oppervlakkig theologisch gerinkel”.
„Ook de ethiek van de geboortenregeling was op
het concilie onbespreekbaar. In de zomer van 1968
komt dan als een blikseminslag de encycliek Huma-
nae Vitae, nadat twee pauselijke commissies niet
dienovereenkomstig hadden geadviseerd. Kardinaal
Ottaviani heeft, met de sympathieke onbeschaamd
heid van de echte orthodoxe, toen gezegd: „De Heili
ge Stoel kan toch niet anders dan trouw blijven aan
eigen vroegere uitspraken”. Partijlijn? Narcisme? Of
hoe je het noemen moet
De totstandkoming van de encycliek noemt pater
Van Kilsdonk zonder omwegen „terroristisch”. Als
het hele wereldepiscopaat in alle vrijheid zou zijn
geraadpleegd, had dat zeer veel indruk op hem
gemaakt, ook al zou dat nog weer niet het laatste
woord zijn geweest. „Het gaat altijd over problemen
betreffende kerkstructuur. Nooit over God. Als de
bisschoppen of de Congregatie van de Geloofsleer
een boeiend stuk zouden geven over God, dan zou ik
de adem inhouden. Maar over God heerst een dode
lijk stilzwijgen in de kerk. Afgezien dan van de
monotonie van een aantal gemeenplaatsen, waarbij
je niet hoeft na te denken”.
Het was niet alléén klef.
Het was verhelderend.
Het was voor zover mij bekend de eerste
keer dat Hilversum openlijk zijn gat
afveegde met het publiek, en het daar te
druk mee had om het te merken.
Daarom is in het geval van dat „gebroken
hart” noch de programmamaker, noch het
meisje gek.
KEES TOPS
Als het bisschoppelijk inzicht nu was gestoeld op
royale ervaring, wetenschappelijke studie en open
overleg, dan zou een discussie wellicht mogelijk zijn
hoewel pater Van Kilsdonk het er fundamenteel
mee oneens is en blijft maar niets van dat alles.
„De bisschop wordt tot zo’n missive bewogen door
niets anders dan door het Romeinse decreet „Perso
na Humana” van een paar jaar geleden. Iemand die
ook maar enige ervaring heeft met de cultuurfase
waarin heden ten dage de menselijke seksualiteit
verkeert, zal toen al verbijsterd hebben gestaan over
de oppervlakkigheid van dit document van de Con
gregatie voor de Geloofsleer, klerikaal in de meest
geborneerde zin van het woord”.
Dan treedt er een verstilling in het gesprek in. Met
dichte ogen spreekt pastor Van Kilsdonk voor zich
uit: „Homoseksuele structuur van de ziel is een
schepping van God. Evenzeer als de gevoeligheid
tussen man en vrouw dat is. Een schepping en een
roeping. Simonis en de Romeinse congregaties kun
nen niets aan die schepping verwrikken. Ze kunnen
alleen mensen ontmoedigen, verwonden, beledigen.
En hun ouders. En dat zijn nog eens 1.200.000 men
sen. Maar wie dat doen, al die namen staan stuk voor
„Maar”, erkent pater Van Kilsdonk, „waar zwart
is, is ook wit”. Ontroerd denkt hij terug aan de in 1966
overleden bisschop Bekkers. „Hij wou alles indrin
ken. Een innerlijk vrij mens. Een onuitwisbare herin
nering. Hij dééd het gewoon. Er zijn toen in Neder
land wonderen gebeurd”. En kardinaal Alfrink, die
hij in een langzaam groeiproces heeft leren bewonde
ren als een ongemeen begaafde, intelligente en steeds
F
Dat stuntelige gedoe van de bisschoppen over de
vrouw in het ambt vindt pater Van Kilsdonk „een
voorbeeld van een tekort aan intelligente rechtscha
penheid”. Hij betrekt dat ook in zijn algemeenheid.
„Wat opvalt is de armoede, de versleten, afgezaagde,
ik zou haast zeggen fantasieloze manier waarop deze
bisschoppen spreken als ze hun mond open doen
over God. Deze bisschoppen, en met name Simonis
en Gijsen, hebben nauwelijks enige taal over God,
behalve een aantal gemeenplaatsen. Ik vraag me af
of ze in eigen ziel wel een echte religieuze ervaring
hebben, anders dan de flink gecastreerde Latijnse
psalmen die ze af en toe meezingen in een retraite in
de abdij van Vaals”.
De kwestie van de vrouw in het ambt beangstigt de
top van de kerk, maar geeft pater Van Kilsdonk
ruimschoots plezier. De kerk heeft moeite met het
fenomeen „vrouw en theologie”. „Nu ook vrouwen
een heel eigen talent gaan ontwikkelen om te spreken
over God, komt de kerk in een geweldige, haast
komische crisis. Enerzijds heel beleefd doen tegeno
ver vrouwen, anderzijds God en Christus almaar te
hulp roepen om inbreng en verantwoordelijkheid
van de vrouw te minimaliseren. Natuurlijk is de
vrouwelijke ambtsdrager een breekijzer in de hele
monumentaliteit van het instituut. Ik moet ronduit
zeggen dat deze spanning mij tot lachen prikkelt.
Gewoon een cabareteske beleving oproept”. Van
Kilsdonk schatert het bijna uit: „De vrouwen winnen
tóch. Vrouwen kan je immers niet klein krijgen”.
Waarom blijft een katholiek en dan nog wel een
priester en zelfs pater Jezuïet met zoveel kritiek op
paus, bisschoppen en eigenlijk het hele kerkelijke
instituut nog in deze kerk?
„Omdat ik in De Peel ben geboren, ben ik katho
liek. Ook omdat ik heel een cultuur heb ingedronken,
verwerkt en genoten. Dat ik katholiek ben, hoe
toevallig ook, ervaar ik niet alleen als een lot maar
ook als een geschenk, en omdat ik wil blijven genie
ten ben ik het nog”.
En voorgoed. Hij kan er moeilijk buiten. „Ik ben
met de kerk getrouwd. Bij gebrek aan beter Zoals
eigenlijk in ieder huwelijk. Ik voel mij thuis. Als kind
vond ik een onuitsprekelijke vreugde in de Romeinse
liturgie. Ik hecht aan het klimaat van de Jezuïetenor
de, en eet dan ook driemaal daags met mijn confra
ters in het klooster. Ik heb mateloze vreugde als ik
hoor spreken over God. Ik bid graag. Zal me dan ook
nooit schamen te zeggen dat ik een roomse jongen
ben. Ofschoon voor die schaamte aanleiding genoeg
bestaat”.
Communie uitreiken vindt hij veel fijner dan pre
ken. „Hoewel ik boeiende protestantse vrienden heb,
voel ik me in mijn gevoelens met hen toch niet
verwant. Verwant voel ik mij nog het meest met niet-
gelovigen. Let wel, met hun manier van genieten, van
ruiken, van ademen”.
Toch gelooft pater Van Kilsdonk dat hij zich ner
gens anders beter kan ontplooien dan in die rooms
katholieke kerk. „In mijn beleving ken ik geen milieu
waarin men beter met de dood kan omgaan dan in
die kerk. En ik vind het heerlijk om vol tederheid
zieken en stervenden nabij te zijn. De rest is voor mij,
nu oud geworden, helemaal niet zo belangrijk”.
stuk gegrift in het rode graniet van de toorn van God.
En Adrianus Simonis zal het weten”.
Een optreden als van mgr. Simonis bevestigt pater
Van Kilsdonk in zijn overtuiging dat de bisschoppen'
niet de intellectuele, culturele en zelfs morele kwali
teiten van de katholieke geloofsgemeenschap verte
genwoordigen. Dat ligt volgens hem aan het benoe
mingssysteem. Dat heeft naar zijn stellige overtui
ging „bij voorkeur lakeien of betrouwbare admini
strateurs, ja soms begaafde managers van de kerke
lijke multinational” op de zetel gebracht en in veel
mindere mate zielzorgers, om dan maar helemaal
niet te spreken van theologen. „Dit benoemingssys
teem was op het tweede Vaticaanse concilie taboe,
terwijl het toch van zo vitaal belang was”.
1
- Jl
F
^^8.^ z