1 Kinderboeken: van koken tot spannende verhalen componist, architect dan wel uitvinder 'f u Q i K' G Kontroversiële figuur intellectuele duizenpoot ■V 1 door Maarten Kloos c Informatief V De componist Iannis Xenakis heeft zich de afgelopen jaren stap voor stap een plaats in de Nederlandse muziekwereld verworven. Xenakis stond een aantal jaren geleden centraal in een grote N.O.S.- manifestatie, de afdeling Zeeland van Jeugd en Muziek organiseerde in 1976 een Xenakis-festival en sinds enige tijd onderhoudt met name het Radio Philharmonisch Orkest nauwe kontakten met hem. Kortge leden nog was in het Holland Festival de première van het recente orkestwerk „Anemoessa” te horen en werd in Middelburg zijn pianoconcert „Sinaphai” gespeeld. Minder bekend dan zijn muziek is het feit, dat Xenakis een architectonische achtergrond heeft, tot 1960 aktief is geweest in de architectuur en daaruit nog steeds de inspiratie put voor zijn ruimtelijk opgezette composities. Er zijn nogal wat kinderboeken verschenen de laatste tijd. Ik zal ze in kort bestek behandelen. De sta pels boeken, die eerder niet aan bod gekomen zijn, groeien me namelijk boven het hoofd. Om te beginnen zijn er twee kook boeken voor kinderen uitgekomen: „Vandaag koken wij” en „Wat doe ik met groente”. Het eerste boek is uit het Duits bewerkt door Toussie Salomonson, ervaren in het geven van kooklessen, ook aan kinderen. Het boek bevat 20 handzame recep ten van hartig naar zoet, vooraf gegaan door duidelijke aanwijzin gen voor keukengedrag. Het geheel ziet er mooi uit, groot formaat en prachtige kleurenillustraties. Het andere boekje is er een uit de serie: „Wat doe ik met.aardappelen” etc. Het lijkt mij een handig boekje. Af en toe wat knoeierig met het priegelig vullen van dingen, maar daar kun je natuurlijk ook een hoop plezier aan beleven. Ook dit boekje is kleurig geïllustreerd. H aan als moi zal daa dra: S kaa tori het ma< ma; aan r t t - - Kijk rmj mu! Iannis Xenakis Kosmische steden PETRA BARNARD Illustratie uit het boek ,,Daar ben ik veel te bang voor' Vervolgens twee plantenboeken: „Het grote boek voor de kleine tuinman”, een zeer luxe uitgevoerd prentenboek met een echt schopje op de voorkant en zaad achterin het boek. Een sympathiek egel tje laat in fleurige prenten zien, hoe je allerlei kruiden, planten uit pitten en eenvoudige bloemen kunt kweken. Bo vendien worden er nog enkele recepten gegeven voor de verwerking van de pro- dukten. Een duur, maar prachtig cadeau voor kinderen van een jaar of acht. „Het kinder-, planten- en dierenboek” is veel praktischer gericht. Een soort overzicht van wilde planten en kleine dieren: insekten, vogels enz. Doelgerich te zwart/wit illustraties, die door de le zertjes gekleurd kunnen worden. Een beetje schools opgezet met vragen en opdrachten. Wel een boek waar geïnte resseerde kinderen veel mee kunnen doen. Voor paardenliefhebbers vanaf een jaar of 12 zal „Het paard September” wel aantrekkelijk zijn. Maar het ver baasde mij niet dat de verhalen van de schrijfster Anne Digby, ook welleens in het meisjesblad „Tina” staan. Zwart/wit karaktertekeningen en valse romantiek te over. Bovendien een ,in ieder geval voor Nederlandse begrippen, volkomen verouderd beeld van de verhouding tus sen rijke en arme mensen. Als je dat voor lief wilt nemen, blijft er een span nende paardengeschiedenis over. Een sprookje van de bekende kunste naar Mitsumasa Anno: De bloem van de koning. Het verhaal gaat over een ko- ning, die alles groot wil hebben. Aan het eind van het verhaal komt hij tot inkeer door een kleine tulp. De tekeningen zijn weer prachtig maar ik geef de voorkeur aan zijn eerdere tekstloze boeken. Niet alles wat de koning heeft is groot. Niet alle grote dingen zijn slecht, zo vind ik bijvoorbeeld de kooi waar van de tralies zover uit elkaar staan, dat de vogels naar believen in en uit kunnen vliegen, best aardig. En de scene waarin de kies van de koning met een reuzetang getrokken wordt, is een beangstigende marteling! De uitgeverij Elsevier heeft verschei dene informatieve series. Uit: „Volkeren toen en nu’ heb ik al eens eerder een deel besproken. Andere delen, die ik bekeken heb zijn „Het Rome van de keizers”, „Het oude China” en „De Amazone indi anen”. Het laatste hoofdstukje geeft steeds informatie met betrekking tot het heden en/of de rest van de wereld. In het Chinaboek zijn de allerlaatste ontwikke lingen net niet gehaald en is Mao nog aktueel. De andere serie heet „Als je-goed kijkt, naarwaarin o.a. de titels „Oer wouden”, en „Walvissen en dolfijnen” verschenen zijn. Voor alle boeken gaat op, dat ze een heleboel feiten geven, met een trefwoordenregister achterin, heel realistische illustraties en ‘toch een veel vuldig gebruik van moeilijke woorden. Daarom denk ik dat de boeken pas leuk zijn vanaf een jaar of 12. „Daar ben ik veel te bang voor” is een heerlijk boekje voor kinderen van een jaar of acht. Twee broertjes beleven spannende avonturen met een nieuw j l t van een kleine sekte, de Katharen, tegen een kruistochtleger, dat hun burcht bele gert. Een spannend, boeiend boek maar ik weet niet of de bedoelingen van deze ketters en hun leefwijze wel duidelijk kunnen worden in dit boek. Voor lief hebbers van het genre zijn beide boeken een aanwinst. Tot slot nog twee prentenboeken: „Nikki en Sanne in de tuin” en „Nikki en Sanne gaan naar de markt”. Heel ro mantische boeken, een beetje Rie Cra- mer-achtig. Landelijke tafereeltjes en harmonische verhalen. Nikkie is een beetje erg de grote-broer-die-alles-kan. Maar de dagelijkse belevenissen van de kinderen zullen voor 5-7 jarigen best leuk zijl). i 1 1 i j i t 7 1 1 7 l ‘l S J ziet er nog het beste uit. De boekjes wekken de indruk iets met leren lezen te maken te hebben, door grote letters en de titel. Maar ieder boekje bevat een pittige biologieles van een niveau waar voor de uitvoering van de boekjes veel te kinderachtig is. Alle boekjes kosten 3,95. Uitgeverij Christofoor heeft zich in het afgelopen jaar ook aan de jeugdboeken gewaagd. Ik heb twee historische verha len gelezen. Bestemd voor wat oudere kinderen. „Mare de verschoppeling” is van Rosmary Sutcliff, geen onbekende op dit gebied. Het verhaal speelt in de 12e eeuw. De hoofdpersoon is een gehan dicapte jongen, die later monnik wordt met een bijzondere gave om te genezen. Het andere boek „Gieren boven de Montségur”, vertelt over de laatste strijd H is e de trap ruir zovi astr kon een rich ruir voo ond de wer toes der; 7 7 C 7 S C Ti C 1 l 2 t C Iannis Xenakis werd in 1922 in Roemenië geboren uit Griekse ou ders. Op zijn tiende verhuisde hij naar Athene, waar hij zijn middel bare school afmaakte om daarna bouwkunde te gaan studeren. De oorlog betekende een onderbreking van die studie, tijdens welke Xena kis een aktieve rol vervulde in het verzet tegen de nazis. Na zijn afstu deren in 1947 vertrok hij naar Pa rijs. Daar werkte hij tot 1960 bij Le Corbusier, maar verlegde hij tevens zijn werkterrein in toenemende ma te naar dat van de muziek. Van grote invloed daarop zijn geweest de kontakten met Honegger en Mil haud en een korte studieperiode bij Olivier Messiaen. Sinds 1960 gaat Xenakis als een inmiddels tot Fransman genaturaliseerde compo nist door het leven. sneden aan elkaar gelijk zijn een architectonische vertaling van het begrip kontinue variatie. Xenakis formuleerde deze stel ling in wat een sleutelperiode in zijn leven genoemd kan worden, de tijd tussen 1954 en 1958. In die jaren ontstonden belangrijke composities als „Pithoprakta”, „Achorripsis” en „Metastaseis”, waarin Xenakis met de individualisering van de 61 musi ci en met het systematisch toepas sen van glissandi zijn eigen stijl al gevonden heeft. En in 1958 vroeg Le Corbusier hem cm mee te werken aan het Philips-paviljoen voor de Expo in Brussel. Dit paviljoen werd een voorbeeld van volumetrische architectuur, en dat kon het worden omdat een technisch hoogstandje in feite de belangrijkste eis van de opdrachtgever was. Het resultaat was een betonnen tent, opgebouwd uit hyperbolische paraboloïden (ge bogen vlakken bestaande uit rechte lijnen). Xenakis heeft eens ver klaard, dat de opzet van het pavil joen rechtstreeks te herleiden is tot die van „Metastaseis”. Het belang rijkste daarbij zijn niet de grafische overeenkomsten tussen partituur en constructie-schema's, maar de ruimtelijke evolutie, die in beide de glaspanelen, die direkt voort komt uit Le Corbusiers „Modulor” (een maatsysteem, afgeleid uit de Gulden Snede en de menselijke af metingen). In de uitwerking van de theorieën door Xenakis zit een zekere tragiek. De idealist Xenakis is vol van de vervulling van de mens, maar de concrete resultaten hebben altijd iets repressiefs. In het Philips-pavil joen is dat de plattegrond, die on danks de mooie verhandeling over de derde dimensie een keurslijs is geworden. In „La Tourette” veróor-, zaakt de verzelfstandiging van het ritme in de gevel een ontkoppeling, buurmeisje, een mensenschuwe groot moeder en een oplichter. De tekeningen zijn met een vaardige hand knap neerge zet, achterin staat de suggestie om het verhaal na te spelen plus enige aanwij zingen daarvoor. De Belgische uitgeverij Dupuis geeft boeken uit in grote hoeveelheden tegen lage prijzen. Ik heb enkele deeltjes uit drie series bekeken. „Musti blaast bel len” en „Musti en de Kangoeroe”. Boek jes voor jonge kinderen met platte te- kenfilm-achtige illustraties. Onnozele verhaaltje waar af en toe ook nog heel moeilijke begrippen in voorkomen. De serie Doe-boekjes vind ik nog het leukst. Ze vertellen over kinderen, die met een aktieviteit bezig zijn, die makkelijk door de lezertjes zelf uitgevoerd kan worden. De derde serie heet „Lezen en leren" en vraag is echter of het hele program ma niet eerder getuigt van een naïe ve, maar doodenge machtswellust. Xenakis is dus nog steeds kontro- versieel. Zijn figuur heeft iets raad selachtigs. Hij is een intelligente en erudiet denker, wiens moed en rechtlijnigheid konden boeien voor dat zijn opstelling in een doodlopen de dogmatisme verzandde. Hij heeft vooral in de jaren vijftig fascinerende muziek geschreven, maar zijn architectuur is dubieus. Wie hoort, hoe Xenakis op een kin derlijke enthousiaste manier de mo gelijkheden van de muziek aan prijst, waar het gaat om het stimule ren van de kreatieve mogelijkheden van de mens, kan alleen maar vast stellen, dat dat kind Xenakis het moeilijk heeft onder de intellectuele ballst, die het met zich meetorst. „Diatope”, een licht- en klank spel van Iannis Xenakis, is te zien in Bonn (Hauptbahnhof), dag. om 16, 18 en 19.30 u. Toegang 3 DM t/m 28 oktober a.s. Voor wie niet in de gelegenheid is naar Bonn te gaan: de kans is aanwezig, dat in het voorjaar van 1980 een nieuwe dia tope naar Nederland komt. Het is niet zo moeilijk om in het werk van Xenakis een aantal cen trale thema’s te vinden. Zijn muziek en zijn architectuur raken elkaar in een begrip als ruimte, beide vakge bieden worden op een mathemati sche manier benaderd en ten derde is het isolement een vaak terugke rend beeld in zijn leven en werk. Om met het eerste te beginnen: het is in de ruimte, dat Xenakis de middelen zoekt om tot een integra tie van verschillende kunstvormen te komen. In de muziek heeft dit onder meer geleid tot het streven naar zich kontinu wijzigende struk- turen. Filmprojekties zijn meer dan louter beelden: zij bakenen de ruim te af. En van Xenakis stamt het begrip „volumetrische architec tuur”. De meeste architectuur, zo stelt hij, is niet meer dan twee dimensionaal. De derde dimensie wordt slechts gesuggereerd door identieke plattegronden loodrecht op elkaar te stapelen. Xenakis er kent, dat dit historisch gezien een logische manier van bouwen is, maar gelooft tevens, dat in deze tijd en gegeven de huidige technische kennis gewerkt moet worden aan het vervangen van een fiktieve der de dimensie door een ruimtelijke opzet, die minder afhankelijk is van de basis-plattegrond. Concreet ge zien betekent dit het ontwerpen van gebouwen, waarin geen twee door- die het gebouw een zweverig karak ter geeft. De muziek van Xenakis is bij tijd en wijle uiterst ontoeganke lijk. En wat de uiterste consequen tie van dat alles kan zijn, toont een utopisch verhaal over „kosmische steden” van vijf kilometer hoogte (verschenen in 1965 in het boek „L’urbanisme, Utopies et Réalités” van Frangoise Choay). Uitgaande van het grootste idee steden rich ting kosmos te bouwen worden ho ge bevolkingsconcentraties bepleit, omdat daarin statistisch gezien meer interessante dingen zullen ge beuren dan daarbuiten; het leven in de steden wordt zo onafhankelijk mogelijk gemaakt van het aardse landschap; en de bewoners worden gelijk tonen in een klankstruc tuur wetmatig over de stad ver deeld. Dit quasi-amusante voorstel zou als grap te beschouwen zijn als het totalitair aandoende struktura- lisme erin niet in een minder scha delijke gedaante ook in Xenakis’ muziek en architectuur aanwezig was. Xenakis is met dat al een kontro versiële figuur en daarmee zijn w’e bij het derde thema beland: het isolement. Het is merkwaardig om te zien in welke vorm dit telkens opduikt. Hij distancieerde zich in de jaren vijftig van het serialisme, welk systeem hij zag als een stap terug in de muziekgeschiedenis. Het gevolg was een muzikaal-maat- schappelijk isolement. In zijn mu ziek lijken niet alleen de tonen zelf, maar ook de vaak ongelofelijk com plexe klankbouwsels in hun geheel een autonoom bestaan te leiden. Al zijn architectonische projekten zwemmen als het ware in hun con text, hetgeen over het algemeen be nadrukt is door het ontbreken van oriëntatiepunten ten aanzien van de menselijke maat. En lag het maken Opzet van de .Diatope' in Bonn van een losstaand „objekt” in het geval van het Philips-paviljoen voor de hand, met name in de utopie ontbrak iedere aanleiding om de steden een zo onaantastbaar karak ter te geven. Wie op dit moment wil beleven wat Xenakis met geluid en ruimte doet kan tot eind oktober in Bonn terecht. Daar is zijn „Diatope” op gesteld, die tot voor kort bij het Centre Pompidou in Parijs te zien was en die een uitwerking is van eerdere experimenten in Montreal en Parijs. In een kunststof-tent, waarvan de vorm enigszins ver want is aan het Philips-paviljoen speelt zich een licht- en geluidsspek- takel af. Het lichtprogramma om vat vier laserstralen, ruim vierhon derd spiegeltjes en meer dan 1600 elektronenflitsers. De geluidsband, die instrumentale en elektronische muziek alsook teksten van onder andere Plato laat.horen, heeft een sturende invloed op het lichtpro gramma. In de woorden van Xena kis in die situatie „de harmonie der kosmische sferen” met de kunst als medium één worden met ons eigen harmonische denken. De gevallen volgens een soortgelijk procédé verloopt. De mathematische benadering van Xenakis heeft ongetwijfeld te maken met een hang naar een vol komen materiaalbeheersing met het willen vangen van fenomenen in het web der logica. Muzikaal uit die wil zich in het met behulp van de komputer manipuleren met tonen. Xenakis rafelt de toon uiteen en bepaalt vervolgens de lichtheid, het moment en de ordening van klank- gebeurtenissen op basis van aan de fysica ontleende wetten. Zo wordt de waarschijnlijkheidsleer gehan teerd in de „stochastische muziek”, een term van de Zwitserse wiskun dige Bernouilli, die de Wet der grote getallen formuleerde. Eenvoudig gezegd komt die wet erop neer, dat hoe vaker een bepaald verschijnsel zich voordoet, hoe groter de voor spelbaarheid omtrent alle mogelij ke verdelingen in het totaal van gebeurtenissen wordt. Xenakis ge bruikt de nogal hoogdravende term „stochastische muziek” waar hij de ze wet toepast in het bepalen van bijvoorbeeld toonhoogte- of dyna miek verschillen in en/of tussen „klankwolken”. Wiskundige en statistische be heersing van de materie kan ook in de architectuur effektief gemaakt worden. Xenakis heeft eveneens bij Le Corbusier een belangrijk aandeel gehad in het ontwerp voor het klooster „La Tourette” bij Lyon (1953/54). Dat is het beste te zien in het nogal strenge cirkulatieschema van het gebouw en in de glasgevels langs de gangen en de zalen. De onderlinge afstanden tussen de dunnen betonnen stijlen daar van vertonen een op een mathema tische reeks gebaseerde golfbewe ging. Een beweging, die konstra- teert met de vertikale verdeling in Satomi Ichikawa: „Nikki en Sanne in de tuin” en „Nikki en Sanne gaan naar de markt”; bewerk: Harriet Laurey; uitg.: Gott- mer; prijs: 10,90. Gro Songe-Möller/Toussie Salomonson: Vandaag koken wij; uitg. J. H. Gottmer/Altio- ra; prijs: 12,50. Fran^oise Blanchet/Rinke Doornekamp: Wat doe ik met..groente; uitg.: A. W. Bruna Zn.: Prijs: ƒ8,90. Antje Vogel: Het grote boek voor de kleine tuinman; vert.: J. van Otegem; uitg.: De Vier gang; prijs: 26,50. Peter Kouwenhoven: Het kinder planten en dieren boek; Serie Lees, kijk-, en doe-boeken; uitg.: Luitingh; prijs: 19,90. Anne Digby: Het paard September; omslag: Walter de Rijk/Tom Visser; vert.: Marie Anne van der Marek; uitg.: Van Goor; prijs: 10,90. Mitsumasa Anno: De bloem van de koning; vert.: Herma Vogel; uitg.: Ploegsma; prijs 15,90. Shirley Hughes: Daar ben ik veel te bang voor; vert.: José Kiestra; uitg.: Ploegsma; prijs: 10,- Rosemary Sutcliff; Mare, de verschoppe ling; illustr.: R. Micklewright; omslag: Dick van der Maat; vert C. van Gelder; uitg.: Christofoor; prijs: 14,50. Inge Ott: Gieren boven de Montségur; oms lag: en uitg.: idem; vert.: To Lau; Prijs: 17,50. Serie „Volkeren van toen en nu”; uitg. Else vier; evenals serie „Als je goed kijkt naai’ prijs per deel 9.90. Serie „Doe-boekjes”; uitg. Dupuis; prijs per deel 3,95.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1979 | | pagina 20