LANGZAAM ONTSTAAT NIEUW OUD ZUIDERZEESTADJE •ji door Cees Kramer El Geen nieuwbouw Stukjes dorp Oude ambachten Vierkant getuigd Over het ophaalbruggetje uit het Friese Jorwerd loopt hij door het hoofdstraatje met aan weerskanten de huizen die begin deze eeuw het armetierig onderkomen waren van het werkvolk dat in de Harderwijkse Vuldersstraat woonde. Alleen de krakende handkar en de stoere vrouw in klederdracht met haar vismand ontbreken. Voor het postkantoor uit Den Oever trekt Zuiderzeemuseumdirecteur Vroom een sleutelbos uit zijn jaszak en opent de deur. Zelfs het interieur in het postkantoortje, waar grootmoeders hun brieven lieten afstempelen, is in stijl gebleven. De geur van oudheid, het loket van hout, een kaart met de tijd van de buslichting uit de tijd dat de besteller blijkbaar wel eens ontspannen een kaartje kon leggen. Met opgeheven hoofd vervolgt Vroom de route door het buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum, groet de mannen die palen de grond in jagen voor een brug en staat later stil bij een pandje. Zijn lange vingers aaien over metselwerk waarin schelpen zijn verwerkt om alles maar zo echt mogelijk te laten. Jaren bouwen buitenmuseum n- en- De riskante koers van het Grote Zeilboek W. WIJNANDS aan Enkhuizer Aan de andere kant van de dijk ligt het water van het Ijsselmeer met de hevige storm in de clinch. De directeur stapt voort over het 3,5 hectare beslaande hoofdterrein van Neerlands tweede openluchtmuseum dat op 28 mei 1982 om 13.02 uur wordt geopend. Het is dan precies vijftig jaar geleden dat de Zuiderzee werd afgesloten. Weereen brok cultuur dat verdween. Mensen die straks helemaal niet meer weten hoe het was met die eigen cultuur van de Zuiderzee kunnen terecht in het openluchtmuseum. De schrale troost voor de aftakeling. In zijn kamer met uitzicht op het IJsselmeer vertelt Vroom over de eindeloze historie, die het openluchtmuseum dreigde te worden. Begonnen in 1965 is het nu dan eindelijk op weg naar een opleveringsdatum. „De eerste jaren werd er niet zoveel gebouwd omdat de financiën een probleem opleverden. Nu zitten we jaarlijks op een schema van vier miljoen waarvan we uitgaan.” Volgens de directeur van het Zuiderzeemuseum is het cultuurpatroon van het Zuiderzeegebied mede door de beperking van de visserij in ontbinding geraakt en zelfs zo uiteengevallen dat het over enkele decennia in een aantal Zuiderzeeplaatsen geen spoor meer heeft nagelaten. Hij wijst daarbij op een plaats als Harderwijk, waar het gemeentebestuur in de strijd om de gunsten van de toerist, die onder andere naar een dolfinarium moet worden gelokt, karakteristieke buurten het verpauperen. Vroom noemt ook Hoorn dat, zegt hij, veel fraais uit die tijd van de Zuiderzee het verkrotten. „En als je dan zo naar het beleid van een aantal gemeenten rond de Zuiderzee kijkt, vind ik dit openluchtmuseum een gerechtvaardigde zaak. Je ziet tegenwoordig ook dat die echte visserswoninkjes in het paars worden geschilderd door jonge mensen. Dat past gewoon niet. In het openluchtmuseum proberen wij een beeld te geven van het leven rond de Zuiderzee in het begin van deze eeuw. Het cultuurpatroon van de vissers en Zuiderzeemuseumdirecteur Vroom, voor de Hardewijk- se Volderstraat. Uit het raam van zijn kamer in het Zuiderzeemuseum, waartoe het openluchtmuseum De meeste woningen zijn per schip over het IJsselmeer naar het museum gekomen. Net als dat Noorse huisje, waarvoor in Purmerend geen toekomst meer leek, door Vroom op de kop werd getikt en vrijwel in zijn geheel wordt overgebracht. De Zuiderzeemuseumdirecteur: „Het verhaal dat iedere oude woning vertelt, moet direct tot uitdrukking komen. Vandaar geen nieuwbouw, maar overbrenging van zo groot mogehjke segmenten, delen van muren, hele bedschotten, zoldervloeren en ga zo maar door. Verder vinden er zo weinig mogehjk reconstructies plaats, alleen reparaties van vergane onderdelen. Op deze manier werd het trouwens ook door de vissers gedaan.” „Hetzelfde geldt voor de inrichting. Fris opschilderen van doorrookte kamers doet afbreuk aan het verhaal dat deze ruimten kunnen vertellen. Grondige restauratie van interieurstukken heeft ook dat effect. Hoe vaak kwam het vroeger niet voor dat een oud kleed zo werd gelegd dat de versleten plekken niet te erg zichtbaar werden of maskeerde een kussen het gat in een rieten zitting?” „Een bezoek aan het openluchtmuseum is”, gaat Vroom verder, „ook een confrontatie met de armoede van toen. We proberen de dingen dus weer te geven zoals ze waren en ook iets van achter die mensen. Niemand van ons heeft die armoede meegemaakt en we zijn ook geen lotgenoten van mensen uit die tijd. We moeten daarom erg goed behoort, ziet Vroom neer op de schuimkoppen. „In het Noordhollandsch Kanaal bij Purmerend ligt een Noors huisje voor het buitenmuseum verwaaid”, merkt hij op. Het is een van de vele bezienswaardigheden, die straks te zien zullen zijn en die al een heel verleden binnen de muren bewaren. Dat het zover niet kwam had hij aan bewusteloosheid te danken. De arm sprong open, bloed en etter vloeiden weg en de wond genas. Niet minder drama tisch is het verhaal van Alain Gerbault dis in 1923 met de Firecest in grote moeilijkheden raakte, maar wie van de ze moedigen kwam niet voor de zwaar ste beproevingen te staan? Joshua Slocum die als eerste single handed de tocht over de Oceanen vol bracht blijft mijn hart stelen met de sobere verteltrant waarmee hij z’n in- Behalve stukjes Harderwijk en Den Oever van vroeger kent het buitenmuseum nog meer brokken van Zuiderzeeplaatsen zoals de snoepwinkel uit Volendam, die door de plaatselijke bevolking daar de „supermarkt” werd genoemd, panden van de Haarlemmer Houttuinen in Amsterdam, vissershuisjes uit Zoutkamp, Urk en Vollenhove, die het vissersdorp vormen, een hellingschuur uit Marken, panden uit Monnickendam, het kantoor van de visafslag uit Volendam en een kopie van de Buurterhaven op Marken. Ertussen loopt een gracht, terwijl in stijl aangebracht plaveisel, dijken, paden en bruggen „het dorp van de Zuiderzee” compleet moeten maken. Vroom houdt zich zelf voor een groot deel bezig met de verwerving van panden voor het museum. „Ik ben nog wel eens met stukken muur in een aanhangwagentje achter mijn auto over de Afsluitdijk geweest. De panden worden door de rijksdienst voor de Monumentenzorg aan ons overgedragen, ook al staan ze op de monumentenlijst. Maar in dat geval zijn ze niet te behouden omdat er in een stads- of dorpskern een doorbraak plaatsvindt. Ook worden er door de rijksdienst sloopvergunningen afgegeven op voorwaarde dat de afkomende materialen aan ons „Dat zou”; meent de directeur, „te kostbaar worden. Wel wordt een aantal panden ingericht voor beoefenaars van oude ambachten. Zo komen er o.a. een smederij, sigarenmakerij en kuiperij.” Een deel van de woningen gaat men inrichten als museumobject om de bezoekers straks een beeld te geven van de wooncultuur van rond het begin van deze eeuw. Verder worden er expositieruimten beschikbaar gehouden voor collecties kleine boten, schildersgereedschap en kruideniersinventarissen. „Voor de opening in 1982 heeft Vroom nog een”, zegt hij, „groot probleem op te lossen. Dat is namelijk de manier waarop je zo’n buitenmuseum straks naar het publiek vertaalt. Je moetje voorstellen dat er veel bezoekers zullen komen die je dient op te vangen. Tijdens open dagen hebben we al eens metingen gehouden om er achter te komen hoe lang men bijvoorbeeld op bepaalde plaatsen rondhangt en zo. Ze willen straks een hapje eten, iets drinken. Daar moeten ook voorzieningen voor komen en hoe we dat oplossen weten we nog niet.” oppassen geen vertekend beeld te geven. Een voordeel van dit buitenmuseum is dat het in één keer wordt neergezet. Het geeft geen verbrokkeld beeld.” Een boek als „Vierkant getuigde sche pen” door de Engelse schrijver Tony Hutson geeft in een veel bescheidener uitgave een voortreffelijk inzicht over bouw, gebruik, tuigage en het leven aan boord van de grote zeilschepen. Vooral de periode van de klippers en windjam mers voor de handelsvaart en die van de passagiersschepen waarmee Europese emigranten naar Amerika werden ver voerd is zeer interessant. Hoe kwetsbaar deze magnifieke schepen waren blijkt uit de talloze schipbreuken waaraan een apart hoofdstuk is gewijd. Ook wordt nog even ingehaakt op de vernieuwde belangstelling voor het gebruik van wind als energiebron voor vrachtsche pen. Met overzichtelijke tekeningen en goed fotomateriaal. Het Grote Zeilboek door Frank Grube en Gerhard Richter. Voor uitgeverij P. N. van Kampen uit het Duits vertaald door D. L. Uyt den Boogaard. Prijs 185,-. Met toto’s, kaarten en tekeningen. Vierkant getuigde schepen. Ontwikkeling, gebruik en hoogtijdagen. Uitgeverij Hollandia Baam, prijs 19,90. mers catastrofaal zou verlopen. Want ondanks veranderingen en verbeterin gen blijven het ondernemingen die het uiterste van schip en bemanning vragen. Was het vroeger zo dat alleen miljonairs deze schepen met beroepsbemanningen konden laten varen, en het niet ten on rechte een sport voor koningen werd genoemd, tegenwoordig zijn de over het algemeen veel kleinere schepen niet minder kostenverslindend. De lengte van de boten is in de loop der jaren aanzienlijk teruggebracht. De in 1903 ontworpen kottergetuigde „Relian ce” had de respectabele lengte van 43,48 meter. Aan een enkele mast voerde dit schip 1221 m2 zeil! De Atlantic, met een lengte van 57 meter, een driemastschoe- ner, Rep in 1905 in twaalf dagen, vier uur en een minuut van Sandy Hook tot aan Kaap Lizard, een afstand van meer dan 3013 zeemijl, een tot nu toe ongebroken record. De mammoetschoener van Alain Colas, de „Club Mediterranee”, een vier- master van zo’n 72 meter die vorig jaar meedeed aan de Transat-race voor solo zeilers mag als een zeldzaamheid wor den beschouwd. Dit schip komt in het boek overigens niet ter sprake. Als het monument van de zeezeilerij wordt nog altijd de wedstrijd om de America Cup beschouwd die ontwer pers en geldschieters tot uitzinnige pres taties bracht. De geschiedenis dateert vanaf 1851 toen de Amerikaanse schoe ner America bij het eiland Wight de Het is alsof uitgeverij PN van Kampen Zoon met het Grote Zeilboek in de race op de boekenmarkt een enorme spinaker heeft bijgezet om de tegenstanders te overbluffen. Men heeft een soort Hooglied willen maken over alles wat groot is en was in de zeezeilerij. Grote schepen, grote wedstrijden en grote mannen van de zee met grote foto’s voor de aan deze opzet aangepaste prijs van 185,-Uit beschouwingen en fragmenten van niet minder dan 23 auteurs die hun sporen op dit gebied verdiend hebben werd deze uitgave samengesteld. Een pretentieuze opzet die hoge verwachtingen wekt. Een van de grote mannen die geciteerd worden, Joseph Conrad, de schrijver die z’n leven met de zee verbond, zegt ergens: „Goed omgaan met mensen is een even grote kunst als de omgang met schepen. Beiden verkeren ze in een onzekere omgeving, beiden zijn overgeleverd aan machtige, onzekere invloeden. Ze hebben liever dat men hun voordelen herkent dan dat men hun feilen ontdekt.” De sfeer van het buitenmuseum hangt al geruime tijd tussen de karakteristieke panden. Met een variant hierop zou men kun nen beweren dat het maken van een goed boek een even grote kunst is, want ook hierbij spelen onzekerheden een rol en heeft men graag dat het produkt in de smaak zal vallen. Want wat beoogt een uitgever met een dergelijk prestigeob ject? Voor een groot publiek is het be slist te prijzig en voor specialisten lijkt het weinig nieuws te bieden. Het fraaie fotowerk van het zeezeilen zou dan weer andere liefhebbers moeten bekoren. Joseph Conrads uitspraak is een van de vele fraaie citaten die in dit letterlijk zwaarwichtige boek door de samenstel lers, de Duitsers Frank Grube en Ger hard Richter verzameld zijn. Verder be handelen ze de ontwikkeling van de jachtbouw en het ontstaan van de eerste grote zeilraces tot op heden. Over een tijdsbestek van ruim honderd jaar valt daarover inderdaad wel iets te vertellen. Sinds drie Amerikaanse jachten in 1866 van de Amerikaanse kust overstaken naar Engeland voor de eerste grote race is er nogal wat gebeurd. De keuze van de hedendaagse zeezeilers uit de Transat lantische zeilrace, de Trans Pacific race, de Kaapstad Rio-race, de Bermuda race en een wedstrijd voor de kust van Au stralië is niet gering. De Admirals-cup blijft als zwaarste regatta van de wereld geboekstaafd. Een van de drie wedstrijdonderdelen waaruit deze opga ve bestaat is de gevreesde Fastnet-race die afgelopen zomer voor veel deelne- handschoen voor de Britten in het water wierp. Sindsdien is de race 22 keer ge houden en is de beroemde trofee in Amerikaanse handen gebleven, alle bui tenlandse miljoenen ten spijt. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd er gevaren met een twintig- tot dertigkoppige be manning. In 1937 had de deelnemende Amerikaanse Ranger aan de vijftig me ter hoge mast een spinaker van 1674 m2, het grootste afzonderlijke zeil dat ooit werd gemaakt. Na de oorlog was er geen geld meer voorhanden om dergelijke prestigeslagen te leveren en werd er een limiet gesteld van 21 meter lengte. Even zo vrolijk moet daar een slordige twee miljoen voor neergeteld worden. Namen van geldmagnaten als Vanderbilt en Sir Thomas Lipton zijn dan ook onverbre kelijk met de legendarische race ver bonden. Dat de modernste materialen niet kun nen verhelpen dat de schoonheid van de oude schepen moeilijk te overtreffen valt, bewijzen de vele foto’s over dit onderwerp. Naast al die schepen en wedstrijden mogen de namen van de grote solozei lers natuurlijk niet ontbreken. Er is een bloemlezing van fragmenten van verha len die deze mannen van hun reizen hebben opgetekend. Zoals b.v. van Pa trick Patrick van God die in 1977 op zee verdween en die zichzelf al de vraag had gesteld wat zijn drijfveren waren. „Waarom Kaap Hoorn? Waarom van oost naar west? Waarom in de winter?” Vragen waarachter zich, weliswaar on uitgesproken, een andere vraag ver bergt. „Had dat nut? Waarom dan? Daarop kan ik alleen maar antwoorden: Waarom traint een Olympische deelne mer aan de 400-meter vrije slag vier jaar lang dagelijks vijf uur? Waarom Hillary en de Himalaja? Waarom postzegels, vlinders of bierviltjes verzamelen? Heeft dat nut? Het antwoord weet slechts de wind.” De Argentijn Vito Dumas overwoog tijdens zijn eenzame reis ernstig om zijn zwaar ontstoken arm zelf te amputeren. urukwekkende zeeverhalen wist te ver woorden. Toen hij in 1896 onder barre omstandigheden Kaap Hoorn rondde en eindelijk in wat rustiger vaarwater kwam strooide hij het dek van de oude Spray vol punaises, met de punt naar boven. Deze maatregel moest hij nemen om twee kano’s met wilden, zo heette dat nog in die dagen, van z’n schip te houden tijdens de noodzakelijke nachtrust. En dat was geen overbodige handeling want hij hoorde ze gillend van het dek vluch ten waarna hij nog wat schoten loste. Het fragment van Vito Dumas die Kaap Hoorn nog maar net overleefde, de ver schrikkingen die Robin Knox-Johnston meemaakte in z’n eentje, het blijft mooi hier kennis van te nemen maar enigszins onbevredigend omdat het bij spectacu lair gekozen fragmenten blijft uit publi- katies die de meeste liefhebbers al in hun boekenkast hebben staan. Waarom mensen dergelijke uitdagin gen aangaan blijft een boeiende vraag. Een van de auteurs zegt dat nergens anders in de sport het wedstrijdbeleven zo nauw verbonden is met het absolute, onvervalste natuurbeleven als in het zei len op zee. „Hij die nooit gevaren heeft weet niet hoe een zeeman leeft” luidt een oud gezegde. En hij die nooit alleen op zee gezeild heeft zal nooit kunnen be vroeden wat dit bij een mens losmaakt. Ondanks het feit dat sommigen van de verzamelde auteurs dit duidelijk probe ren te maken overheerst toch de wat bombastische opzet. Door de tekst die in forse letters met veel wit in de marges is opgemaakt doet het geheel nogal opge blazen aan. Een duur gemaakte uitgave die eigenlijk meer in de categorie relatie geschenken thuishoort. Het overvloedi ge, ogenstrelende fotomateriaal ten spijt, maakt een dergelijke prijs de hoge verwachtingen niet helemaal waar. schippers heeft geen grootse geschiedenis en kunstmonumenten nagelaten.” „Vissersgemeenschappen laten over het algemeen in vergelijking met agrarische nederzettingen en burgerlijke culturen weinig sporen na. Toch had dit door vissers en schippers bepaalde cultuurpatroon in het Zuiderzeegebied alle kenmerken van een eigen subcultuur binnen de Nederlandse beschaving. Een aantal dingen verdween echter zoals het vakjargon, de vormen van bijgeloof, het sociale leven aan boord, in de havens en de verschillende vissersplaatsen. Allemaal elementen die tot de geestelijke cultuur behoorden.” „Wat dus nog is overgebleven, maar snel verdwijnt, zijn bijvoorbeeld vistuigen, schepen, kleding, woningen en inventarissen. Hiermee kan in een openluchtmuseum een beeld worden gegeven van de sfeer, die het vissersbedrijf rond dc Zuiderzee kenmerkte.” zullen worden afgegeven. Het gaat natuurlijk alleen om panden die voor overplaatsing naar het museum in aanmerking komen en uit het verzamelgebied afkomstig zijn. Het meest voorkomende geval waarbij we panden in handen krijgen is sanering.” Vroom denkt momenteel vrijwel alles in huis te hebben voor het buitenmuseum al staan een schooltje en een voormalig raadhuisje nog op zijn verlanglijst. Zelf woont hij in een van de woningen op het museumterrein. Niet alle woningen zullen weer een permanent onderkomen bieden. De Jolie Brise uit Le Havre, die in 1929 en 1930 de Fasnetrace won. Illustratit uit ,Het Grote Zeilboek' w HD

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1980 | | pagina 31