I iiï Li lillies Van Hemert maakt geen derde herdershond” ■pi te-* Bffi I hb Belgen! BK. 1 Tr itf i i II ir door Wouter Hendrikse Kijkcijfers Duitsland -•VPRO Nieuwe serie ,Een derde reeks? Nee, in geen geval. Heel bewust eindig ik deze tweede serie zo dat er geen „Ik vind die Televizier-ring belangrijker omdat het een prijs is van de kijkers. Kijkcijfers vind ik noodzakelijk om te zien hoe de interesse ligt bij een bepaald publiek. Het vreemde van de Herdershond was dat de waardering volkomen gespreid was. Uit de statistieken bleek dat elke laag van de bevolking het een leuke serie vond. Ook de jeugd. Ik heb i weleens gedacht: hoe komt het nou dat al mijn ’werk, op „Dynastie der kleine luyden” na dan, zo f aanslaat bij het publiek? Ik denk dat het antwoord niet zo heel erg moeilijk te vinden is. Mijn verhalen [zijn simpel en dus voor veel mensen herkenbaar. Er ►zitten gevoelens in, waarmee bijna iedereen zich kan identificeren. Daar komt nog bij dat mijn series zijn geprojecteerd op een bepaalde sociale ►achtergrond. Mijn doel is verhalen te maken dié [iedereen begrijpt; ik wil met tv veel mensen tbereiken. Verhalen die de minder ontwikkelden ’■begrijpen en die de meer intelligente mensen niet [irriteren. Ik werk vanuit dat uitgangspunt. Ik zou ,dat geen vertrossing willen noemen. De TROS [vraagt, wat willen de mensen, nou dan maken we Wat, en ik zeg: ik maak iets dat veel mensen mooi [vinden en dan ben ik trots wanneer de kijkcijfers [Uitwijzen dat de niet-ontwikkelden het begrepen [hebben en de intellectuelen zich niet hebben zitten [ergeren. Dat kan je bereiken als je je werk vanuit [een doelstelling doet en het niet maakt voor je [collega’s, want dat komt nogal eens voor in Blilversum”. Al weet Willy van Hemert nog niet wat voor een serie hij voor de KRO gaat schrijven, het ligt wel in de lijn der verwachtingen dat hij een bestaand boek als kapstok zal gebruiken. „Inderdaad, dat doe ik meestal. Ik prefereer een goed verteld verhaal, desnoods vol stijlfouten, met een duidelijke probleemstelling en heldere achtergronden boven een goed boek dat deze ingrediënten niet heeft. De stijl kan me niet schelen, want ik schrijf de dialogen toch zelf. Bij mij staat voorop dat het geen literatuur mag zijn. Daar moetje afblijven. Als ze mij zouden vragen literatuur te verfilmen, zou ik uit respect weigeren. Het is namelijk niet geschreven om verfilmd te worden. In een tv-spel laatje het beschrijvende zien. En juist het beschrijvende maakt goede boeken literatuur. Het wordt aan de fantasie van de lezer overgelaten hoe hij het beschrijvende interpreteert. Als je literatuur gaat verfilmen doe je de fantasie van de mensen geweld aan. Daarom zijn zoveel mensen altijd teleurgesteld na het zien van een film, die gemaakt is naar een boek”. Zolang Willy van Hemert in het televisievak zit, zolang ligt hij al overhoop met de NOS. Vooral het gebrek aan faciliteiten steekt hem erg. „Volgens mij zijn de faciliteiten bij de NOS een sluitpost. Ze hebben wel geld om een enorm gebouw neer te zetten, maar fatsoenlijke montagemogelijkheden zijn er niet te vinden. Je moet immer bedelen om een beetje tijd. Monteren is zeer belangrijk, want op de tafel wordt het programma eigenlijk gemaakt. Bij de NOS krijg je het gevoel dat ze het vervelend vinden als je een programma maakt. Een onding is dat de NOS geen echte omroep is. Het is een overkoepelend dienstverlenend bedrijf. Ik vraag me echt af op grond waarvan zij zendtijd heeft. Dat de NOS het journaal voor haar rekening neemt vind ik juist, maar het is wel een journaal met een kleurtje. Dat is niet goed, want daar hebben we de actualiteitenrubrieken voor. Een journaal hoort objectief te zijn”. Momenteel wordt de eerste reeks van „Dagboek van een herdershond” in Duitsland, via een regionale zender, uitgezonden. Het ZDF wilde de serie niet hebben, omdat kapelaan Odekerke tijdens het begin van elke aflevering „verdomme” zegt, wanneer hij van zijn fiets valt. De tweede reeks is inmiddels ook al door de Duitsers aangekocht. Hier steekt nog een ander nadeel van video de kop op. Zoals bekend synchroniseren onze oosterburen alles na op televisie. Probleem is echter dat bij ampex geluid en beeld als het ware op één band zitten en niet te scheiden zijn. „Je kan het geluid natuurlijk wel wegdraaien, maar dan gaat ook alle geluid, dus ook het straatlawaai e.d. verloren. We hebben voor die Duitsers alle geluiden in de studio na zitten doen. Tijdens de opnames van de tweede reeks hebben we getracht er rekening mee te houden. Zeker twintig percent hebben we dubbel opgenomen; het eerste shot Nederlands en het tweede stom. Maar het was zo absurd dat we er allemaal de slappe lach van kregen. Het valt niet mee om zonder praten een ruzie uit te beelden. Bovendien was het nogal tijdrovend”. „Mijn grootste, weliswaar niet te vervullen, wens is het leven van Albert Plesman te verfilmen. Het is zo’n boeiend verhaal, van een eenmansbedrijfje dat een enorm bedrijf wordt. Bovendien zat er ook nogal wat drama in Plesmans leven. Ik heb het tien jaar geleden al eens geprobeerd, maar toen wilde zijn vrouw niet. En nou zou het technisch gezien niet meer te realiseren zijn”. Maar de Belgen moeten het mij en andere Flandria-fielen niet al te moeilijk gaan maken. Neem nou het in België uiterst serieus te nemen dagblad „Het Laatste Nieuws”. Die krant is aan een serie bezig: de jaren 70 en 80 in de sport. Prima. Maar wat doen jullie nu, beste Belgen, beste Bob Geuens? Jullie gaan in die serie de drie jaar geleden bij een auto- ongeluk omgekomen atleet Ivo van Damme interviewen en hem zijn prognoses voor de Olympische Spelen vragen. Grotere sportverdwazing en krankzinniger vorm van a-journalistiek zijn niet te vinden. Is dit na de introductie van de term new journalism (Watergate) dan hotnew journalism? Dat belooft wat. Wat te denken van een vraaggesprek met de heer A. Hitler te München: „Welke zijn uw vooruitzichten bij een nieuwe wereldoorlog?” Of: „Welke zijn uw belangrijkste hoedanigheden?” Trouwens, ook een diepte-interview met toean Soekarno te Jakarta („zeg maar Boeng") zie ik wel zitten. Met een vraag als bijvoorbeeld: „Welke is uw mening overSoeharto?” Charles de Gaulle zou ook een leuke kunnen zijn in de reeks („Wat was u van plan te doen na uw carrière als Fransman?”). Of Ko van Dijk („Welke raad geeft gij nieuwelingen mee?”) Of Wim Sonneveld („Welke zijn uw doelen voor 1980?”). Nu zult u nieuwsgierig vragen: hoe krijgen die toch kennelijk niet zo oliedomme Belgen dat voor elkaar, zo’n interview? Hebben ze een fantastisch intermediair als correspondent in de ruimte, in het hiernamaals, zweven? Iemand, die ze zo even kunnen bellen of uit een glazen bol tevoorschijn kunnen praten? Neen, waarde abonnee. D n Belg heeft andere methodieken. Hij zoekt de „raadsman” van de overledene op. Lees de inleiding van het interview met Van Damme: „Hoe ver zou Ivo van Damme thans gestaan hebben, indien hij althans verder het pad van de roem en het succes had kunnen bewandelen? Hemzelf kunnen wij de vraag niet meer stellen, maar Mon van den Eynde, zijn trainer, zijn God (woorden van ene Mouton, red.), zijn raadsman, was bereid als tussengesteld persoon de vragen te beantwoorden, zoals Ivo het bij leven zou hebben gedaan”. De vragen, die men hierboven aantrof bij de H.H. Politici en Kunstenaars vindt men (zij het met andere namen en feitelijke gegevens) precies zo terug in het vraaggesprek met fysiek al ontbondene Van Damme. In Het Laatste Nieuws. Als serieuze benadering. Boeiend is te lezen wat Van Damme vanuit, tja, vanuit wat? mee te delen heeft, middels zijn God. Op de vraag „Welke zijn uw vooruitzichten voor Moskou 1980, de OS?” zegt Ivo monter: „Ik ben nu naar de 1500 meter geëvolueerd, alhoewel ik de 800 meter niet als een verloren zaak beschouw. Ik geef me zelf niet verloren tegenover Ovett in de spurt. Vergeet niet, dat ik op 400 meter omstreeks de 46 seconden draai”. Wat de Engelsman Coe betreft: „Als hij me niet losloopt in de eerste 600 meter en ik kan aanklampen, dan heb ik mijn kans in de laatste 200 meter”, aldus de overledene hoopvol. Gevraagd naar zijn „doelen voor 1980” antwoordt de vergane Van Damme, dat hij gaat mikken op het wereldrecord 1000 meter van de Amerikaan Wohlhuter (2.13.9). „Ik acht me op de 1500 meter 3,34 waard”. En dan een heel sterke opmerking van de gekiste hardloper: „Ik overweeg op lange termijn geen overschakeling naar een langere afstand zoals de 5000 meter. Ik bezit er de uithouding niet voor”. Interviewer Bob Geuens kijkt verder dan de atletiekprestaties van Ivo (de mens achter de sportman). Hij vraagt dan ook gedragen en bewogen: „Wat was u van plan te doen na de atletiek?” Het antwoord van Van Damme, op wiens graf de bloemen regelmatig worden ververst: „Dit is geen zorg voor mij. Ik denk en hoop op het einde van mijn carrière als een ambassadeur van de Belgische sport naar voren te treden, zodat ik mij kan inzetten voor de verdere ontwikkeling van de atletiek”. r De eerste reeks van „Dagboek van een E herdershond” was razend populair bij de kijkers. F Vorig jaar ontving hij daarvoor de gouden E Televizierring, een jaarlijkse onderscheiding die f door de AVRO-leden wordt toegekend. Willy van fc Hemert kreeg 48 percent van alle stemmen. Van E Hemert zelf vindt de AVRO-onderscheiding F belangrijker dan de Nipkov-schijf, een prijs die E jaarlijks door televisiecritici wordt uitgereikt. „Wat heb ik eraan of de pers mijn programma’s mooi vindt. Ik maak mijn werk voor het publiek. E Bovendien zijn mijn programma’s ongeschikt om in aanmerking te komen voor de Nipkov-schijf. E Deze prijs is, terecht, meer weggelegd voor documentaire-achtige uitzendingen. Het VARA- E jeugdprogramma J. J. de Bom voorheen De "Kindervriend” kreeg de schijf vorig jaar. Volgens mij had de jury geen beter programma kunnen vinden. Ik vind het leuk dat juist ik van de AVRO een onderscheiding heb ontvangen, temeer omdat ik voor deze omroep nog nooit een programma heb gemaakt”. [Hemert, zondermeer een van Neerlands populairste regisseurs. Een man wiens naam met televisie verbonden is zolang dit medium al bestaat en die in die 28 jaar ontelbare losse Idramaprodukties en series heeft gemaakt. Belgen en België mag ik erg graag. Dit zij duidelijk vooropgesteld. Belgen hebben al iets zuidelijks over zich, iets van dat lossige, dat wij missen. Wij nemen als arrogante Nederlanders graag aan, dat Belgen zeer dom zijn, althans dommer dan wij zelf. Wij kletsen ons op de dijen bij weereen nieuwe Belgenmop. Eigenlijk zou je bij die moppen Belgen vaak door Ollanders kunnen vervangen. Ik bedoel maar 'vervolg meer in zit. Erik verlaat het dorp en daar is het dan mee uit. Ik heb nog een tijdje met de gedachte zitten spelen de kapelaan als missionaris in verre landen te laten optreden, maar filmen in de rimboe zag ik op mijn leeftijd niet zo zitten”. Aan het woord de zesenzestigjarige free-lance regisseur Willy van Hemert over zijn laatste televisiesucces „Dagboek van een herdershond”. Van J „Wat dat betreft vind ik de VPRO de meest inconsequente omroep, tenminste vanuit zijn ^standpunt gezien. Men zegt daar gewoon dat men “kwaliteit wil maken en dat gebeurt dan ook. Ik zou 1 graag lid van die zuil worden, maar ik ben al van zoveel omroepen lid. Ook van de AVRO, maar dat Kalleen omdat in de Televizier van die goede pryptogrammen staan. Maar om terug te komen op de VPRO. Wat Koot en Bie doen dat is iets wat ik nu echt fantastisch vind. Als ik aan die twee denk voel ik me onzeker. Ik benijd ze en het is een groot (voorrecht dat zoiets in ons land mogelijk is. [Eigenlijk vind ik dat ik me moet generen tegenover I dat tweetal. Ik vind het afschuwelijk om te zien dat zij van die lage kijkcijfers halen, terwijl ik altijd - aan de top zit. Als ik naar een uitzending van Koot en Bie kijk vraag ik me altijd af of ikzelf wel op de J goede weg ben. Dan heb ik het gevoel dat ik E concessies aan mezelf doe bij het maken van een (televisieprogramma. Aan de andere kant moet ik >oo k toegeven, dat wat zij doen ik gewoon niet kan. I Dat ligt buiten mijn mogelijkheden”. ■*Koot en Bie is heel hedendaags Efelevisieamusement. Toch voelt Van Hemert zich niet meer thuis in deze tijd. Zoals hij zegt heeft hij k meer contact met de periode van vóór de Tweede r Wereldoorlog. Iets wat in zijn televisiestukken F terug te vinden is. „Ik wil mezelf geen geweld aan doen door modem te gaan doen. Als ik een (toneelstuk voor televisie wil verfilmen neem ik een stuk van bijvoorbeeld Arthur Miller. Die begrijp ik. Dingen als experimenteel toneel zie ik gewoon niet. I Dan denk ik weleens, je wordt een ouwe lui; nou in (Godsnaam dan maar. Een ding dat zeker is, is dat ik [•het contact met het hedendaagse begin te verhezen. Ik ben bijvoorbeeld allergisch voor Miscotheekgeluid. Het is zo ontzettend hardzo Eonverbiddelijk. Dergelijk lawaai zie ik als een I aanval. Ook het taalgebruik van deze tijd stuit me I tegen de borst. Ik kan er niet tegen. Waarom moet I alles zo grof en onesthetisch zijn? Alle dingen moeten zo nodig bij de naam genoemd worden. Ik heb eens in een interview gezegd dat ik soms het gevoel krijg dat de mensheid niet tegen de vrede kan. Het is nu 35 jaar na de Tweede Wereldoorlog en wat zie je, er ontstaat een vreemde morbide drang naar sensatie. De mensen worden baldadig. Volgens mij kunnen ze niet tegen een lange vrede. Wat we nu hebben is een vrede op het scherp van de snede. Die tien zogeheten „dissidenten” van het CDA hebben dan ook mijn sympathie. Als er nu eens twee wijze mannen zouden komen, één in west en één in oost, die zouden zeggen, zo en nu is het afgelopen met al die onzin en weg met die troep. Maar ja, dan zou je waarschijnlijk een enorme economische crisis krijgen”. Momenteel is Willy van Hemert naarstig op zoek naar een onderwerp voor een nieuwe KRO-serie. „Wat het gaat worden, ik weet het niet, alleen dat het iets katholieks moet zijn. En terecht, want het is tenslotte voor de KRO nietwaar? De omroepen beginnen de laatste tijd weer de waarde van het bestel terug te vinden. Logisch natuurlijk, want anders had je geen bestel nodig. Een groot nadeel van ons bestel, dat overigens veel goede dingen brengt, is dat het geen beperkingen kent. Ik bedoel maar, de TROS en de VOO zijn twee exact dezelfde omroepen. Kojak is protestant (NCRV) en de Wrekers zijn katholiek (KRO). Het is zo onlogisch”. Van Hemert voelt zich thuis bij de KRO. „Ik ben van origine katholiek, dus een serie als „Dagboek van een herdershond” doet wel wat bij me. Ik ben opgegroeid in Brabant en heb daar zelfs twee jaar voor missionaris gestudeerd. Van de oude Latijnse liturgie weet ik bijna net zoveel als de huidige priesters. Maar goed, ik ben met de studie gestopt toen ik meisjes leuk begon te vinden. Ik ben voor missionaris gaan studeren omdat dat zo hoorde. De oudste zoon werd priester. Bovendien zat er bij mij ook nog wel wat idealisme bij. Ik heb vroeger zelfs nog in een zangkoor gezeten. Ik had een mooie sopraan, maar daar hebben de vele sigaretten korte metten mee gemaakt. Tja, ik zat bij de paters van Steyl in het missiehuis van Uden. Op een gegeven moment was ik nog roomser dan de paus. Na twee jaar ben ik letterlijk en figuurlijk weggelopen. Ik was zo teleurgesteld dat ik het hele godsdienstige gebeuren de rug heb toegekeerd. Ik haalde geloof en kerk door elkaar. Nu zie ik dat als een gemis, maar ik kan niet meer terug, want ik geloof niet meer. Ik beschouw het als een gemis omdat ik denk dat het geloof je makkelijker over de drempel tussen leven en dood heenhelpt. Ik moet daar wel bijzeggen dat het moderne katholicisme me niet meer zo aanspreekt. Het mist tegenwoordig elke sfeer en mystiek, ook wat architectuur betreft. Maar geloven kan ik niet meer, bovendien zou het huichelachtig zijn”. Tevreden is Van Hemert met de doorbaak van video. „Het is fantastisch. Filmen is een stoomtram vergeleken met video. Met video of ampex zie je wat je doet. Je kan onmiddellijk camerawisselingen doen en het is meteen klaar. Film moet eerst ontwikkeld worden en als het je dan niet zint bestaat de mogelijkheid om het over te doen in negen van de tien gevallen niet meer. Vooral als je op locatie werkt. Video is ook veel goedkoper. Je schiet één op één, terwijl je met film al snel één op vier draait. Bovendien levert video meer kwaliteit en het monteren gaat perfect. Via een computer kan je uiterst nauwkeurig snijden. Er kleeft één nadeel aan video, de camera’s zitten vast aan een kabel en per reportagewagen heb je vierhonderd meter. Dus als je op slecht terrein moet filmen en de wagen kan er niet komen, zitje in de problemen”. Arme Ivo. Laten ze je na je laatste race nog niet met eeuwige rust. Arme Bob Geuens. Ik zou me in mijn graf ronddraaien als ik Van Damme was en jou bij mijn zerk hoorde aankomen. Arme Belgische journalistiek met haar „Laatste Niets” uit den hoge. HANS ROMBOUTS thuis in tijd van nu’ Ik voel me niet meer TOV® s

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1980 | | pagina 37