STRIJD ZAT ERDAGS BIJVOEGSEL Ode Bouterse aan Bouterse Mensenvan Onkruit I 1 i PIONIERS GEVRAAGD VOOR SURINAME a 4 UW I 26 LARD Door Ronald Frisart d Fantastische mensen door Meijer Moscoviter Politieke uitspraak 4 oed bv Op deze pagina aandacht voor Suriname. Ben ter Horst is een AOW’er, die de rest van zijn leven niet in alle rust wil slijten. Hij trok naar Suri name en ging er tussen de bosnegers wonen. Hij was fel tegen het oude bewind ge kant, omdat dat niets deed voor zijn mensen in het oer woud. Hij prijst het nieuwe regiem. Óver dat nieuwe re giem en vooral het tot- stand komen daarvan ver scheen een boekje, waarvoor Ronald Frisart weinig goede woorden over heeft. Onkruit die zeer bewust heeft gekozen voor een hopeloos lijkende strijd: de strijd van elke totaalweigeraar tegen de Nederlandse wet. Verwachtingspatroon I B.V termeer R t! -7 „Jongen, wat we daar nodig hebben zijn pioniers, ik zou graag willen dat een paar jonge Nederlandse boeren die de handen uit de mouwen kunnen steken naar ons toe zouden komen. De grond is er vreselijk vruchtbaar en je kunt er makkelijk twee keer per jaar oogsten”. Aan het woord is Ben ter Horst, 67 jaar oud en van oorsprong Hagenaar. Toen hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, vertrok hij naar Suriname, waar hij eerst E een paar weken in Paramaribo bleef om vervolgens in een indianendorp vlakbij B die stad neer te strijken. Al snel hield hij het daar voor gezien: „Die mensen zijn helemaal moedeloos geworden, verpest eigenlijk doordat ze zo dicht bij Paramaribo wonen”. Na zeven weken in het indianendorp te hebben geleefd, pakte hij zijn schaarse bezittingen bijeen en trok het binnenland in. Sindsdien woont hij tussen de bosnegers in het transmigratiedorp Brownsweg, dat bestaat uit een zevental gehuchten waaronder Nieuw-Gansee, waar hij een hut heeft. Een historisch document. Als zodanig prijst de uitgever het boek De nacht van de revolutie, over de staatsgreep die op 25 februari van dit jaar een einde maakte aan het bewind van de Surinaamse premier Arron en de zijnen, bij de lezer aan. Het is geschreven door de waarschijnlijk vermaardste journalist van het land, Jozef Slagveer. Sterk terughoudend kijken ze me aan, bijna achterdochtig. We zitten gevieren om een ovale tafel. Voor me ligt hun gestencilde persverklaring met de achtergronden en redenen van hun I totaal weigering. Voor me zitten Willem uit het Achterhoekse Heelweg, Ton uit E Best en Joep uit Den Bosch. f Ze maken deel uit van het Politiek Dienstweiger Kollektief, een groep van R zeventien jonge mensen binnen 70.800,- Ben ter Horst en F regering alles beloofde maar niks deed”). TO zijn dat? 170-4848 T k Een hut in een bosnegerdorp. Links boven: Ben ter Horst. woning, etvloer, ners en Joep: „Ook als we zijn opgepakt, het getreiter moeten ondergaan van allerlei disciplinaire maatregelen, hebben we nog de buitenblijvers als steun en als spreekbuis. We hebben drie jaar praten achter de rug, zijn langzaam naar onze houding toegegroeid, hebben buiten onze kring van zeventien een veelvoud van supporters, vrouwen, mannen, gelijkgezind die in onze strijd een deel van de hunne zien. Op de achtergrond worden we rechtskundig geruggesteund door een groep advocaten. Over mijn tijd in de gevangenis denk ik niet. Ik hoop”. Ton schetst een volledig andere situatie. „Met mijn twee jongere broers ben ik opgegroeid in een typisch na-oorlogs gezin. Hard werken voor economische welvaart. Vanuit die hoek heb ik scheikunde gestudeerd; ik moest voldoen aan een bepaald verwachtingspatroon. En ik bots dus wel degelijk met mijn ouders, al leidt het niet tot een breuk. De studie die ik achter de rug heb, past niet meer bij me. Het houdt bij mij niet op bij antimilitarisme; het gaat verder met het doorbreken van rolpatronen die niet meer in deze tijd passen. De opvattingen van de jaren ’60 die in de jaren ’70 vaster vorm Hij moest zich naar de mening van de toenmalige machthebbers als Nederlander overal buiten houden. Een oplossing was echter snel gevonden. Na grondig overleg in het dorp werd de stichting Brownsweg en Omgeving Vooruit opgericht, waarvan Ben een van de bestuursleden werd. Daarna diende hij zijn plannen en klachten dus in namens de bewoners van Brownsweg, wat overigens niet betekende dat er veel verbeterde, want dat was zeker niet de bedoeling van de toenmalige regering. Vandaar ook dat Ben de staatsgreep van 25 februari enthousiast verwelkomde. Hij vindt dat er in Suriname sindsdien al een heleboel is verbeterd en verwacht dat ook Brownsweg daarvan zal profiteren. Namens de stichting heeft hij een plan ontworpen dat een einde moet maken aan de werkloosheid en armoede die altijd kenmerkend zijn geweest voor het dorp. Het plan voorziet in de aanleg van een breed strand aan de noordzijde van het Van Blommesteinmeer, ongeveer een kilometer van Nieuw-Gansee. De nu overwoekerde spoorweg moet tot aan het meer worden doorgetrokken en op een naburige heuvel moet een hotel verrijzen omringd door allerlei trekpleisters zoals een bioscoop, een restaurant en een dansgelegenheid. Bovendien moet aan de Surinamerivier, die van het meer naar de kust stroomt, een aanlegsteiger gebouwd worden voor een boot waarmee het de bedoeling is meerdaagse excursies op de rivier te maken. Volgens het plan zouden veel bewoners van Brownsweg bij het recreatieproject werk kunnen vinden, zodat ook voor hen eindelijk een mens waardig bestaan is weggelegd. De geraamde kosten voor het hele project - uitgezonderd het hotel - bedragen 270.000 gulden, „slechts een tienduizendste deel van het ontwikkelingsgeld dat Nederland aan Suriname heeft toegezegd”, aldus de stichting. „Thuis kunnen ze het allemaal niet zo best volgen. Ik kan er natuurlijk wel over spreken en tot een breuk zal mijn houding zeker niet leiden”. kregen, hebben op mij hun invloed gehad”. „Ik pas niet in het hoe-dan-ook-Rusland- is-slecht-en-Amerika-is-goed-idee van mijn ouders. Bij de keuring voor militaire dienst heb ik nog een voorkeur uitgesproken voor de genietroepen. Ik heb bewondering voor de jongeren die nu zover zijn dat ze ook die keuring weigeren”. „Het probleem van oorlog en vrede hield me al vroeg bezig. In de zesde klas van de lagere school heb ik er eens een opstel over gemaakt. Op de middelbare school „Aan politieke motieven is onlosmakelijk verbonden, dat men deze met vele anderen deelt, en die ook met hen wil uitdragen.'Voor het Politiek Dienstweiger Kollektief is het collectieve karakter van ons beroep een logisch gevolg van het feit dat we ons baseren op politieke argumenten, en niet op puur individuele „ethische gewetensbezwaren in de zin der wet”. Wij willen niet ons geweten, maar uitgesteld, totdat het op 25 februari uiteindelijk toch zover kwam. Bij het voorbereiden van de staatsgreep werden Bouterse en de zijnen naar hij zelf zegt zo nu en dan behoorlijk gehinderd door het escalerende vakbondsconflict in het Surinaamse leger. Uit zijn eigen woorden komt hij naar voren als een rasechte putchist, die daarbij niet of nauwelijks politieke bijbedoelingen koestert, althans geen ideeën heeft over hoe het met Suriname na de staatsgreep verder zou moeten. Voor Bouterse stond slechts vast dat het verrotte Arron-bewind moest verdwijnen en bij het voorbereiden van de machtsgreep ervoer hij de zich uitbreidende sociale conflicten slechts als lastig. Het is daarom ook niet erg duidelijk waarom Slagveer als bijlage het rapport-Abendanon heeft opgenomen. Dat is het verslag van een commissie die in opdracht van het kabinet-Arron moest onderzoeken wat er met de Surinaamse krijgsmacht allemaal mis was. Het oordeel van de commissie is vernietigend voor Arron, die daarom besloot het rapport niet te publiceren. Dat feit was een van de belangrijkste redenen waarom het vakbondsconflict in het leger steeds verder uit de hand liep. Maar Bouterse plande een putch en moest (moet) van een sociale revolutie niets hebben. Het kan dan ook nauwelijks toeval worden genoemd dat een aantal leiders van de militaire vakbond Sital, Mijnals, Joeman momenteel in de gevangenis zit: met hun politieke ideeën waren ze voor Bouterse maar lastig. Al die zaken roert Slagveer niet aan, hij laat Bouterse honderduit praten en stelt geen enkele vraag. Het boek is daardoor niet veel meer dan een ode van Bouterse aan Bouterse, opgeschreven door Slagveer. Het had weinig verschil gemaakt als het niet was geschreven. juist het leger ter discussie stellen. Het beroep werd echter niet-ontvankelijk verklaard, en in laatste instantie afgewezen door de Raad van State. Deze deed hiermee een politieke uitspraak, omdat juridisch werd bekrachtigd dat het leger in geen geval ter discussie gesteld mocht worden. De Raad van State sprak hiermee tevens de banvloek uit over een dienstweigering die gebaseerd is op de werkelijke functies van leger en militarisme, en daarmee over mensen die dienstweigeren niet beperken tot een wettelijke procedure”. Ton: „Voor ons is op dit moment de eigen dienstplicht een zeer duidelijk en direct aangrijpingspunt: het militarisme is bedreigend voor iedereen, en wij voelen deze bedreiging nu persoonlijk aan den lijve, omdat we opgeroepen zijn om zelf deel te gaan uitmaken van het leger. Aan deze oproep geven wij geen gehoor. Dit betekent niet dat wij met de handen over elkaar blijven zitten. Op zoveel mogelijke manieren zullen wij het leger ter discussie stellen en actie blijven voeren tegen het militarisme dat wij om ons heen ervaren”. Beide anderen knikken instemmend. Het Nederlandse parlementaire systeem heeft voor hen afgedaan. Willem: „Als je ziet hoe een Tweede Kamer terzijde kan worden geschoven...” Zijn laatste oproep om te komen stemmen, heeft hij verbrand. Ton heeft hem op het stembureau voor de ogen van de leden van het stembureau verscheurd. Joep bond zijn oproep aan een ballonnetje; samen met tweehonderd anderen die hetzelfde deden, maakte hij er een happening van... De agenten hebben hem echter gelaten waar hij was omdat ze er geen heil in zagen het op te nemen tegen de toegëstroomde bosnegers die kwamen informeren wat de politie dan wel van „hun” Ben wilde. „Fantastische mensen zijn het” zegt hij. „En je mag ook best eens in de krant zetten dat ze hardstikke schoon zijn. Ze wassen zich zeker drie keer per dag dus het zijn allemaal kletspraatjes als gezegd wordt dat het viespeuken zijn”. Hij wordt woedend als hij vertelt hoe vroegere Surinaamse regeringen tegen de bosnegers zijn opgetreden. Het gebied waar ze oorspronkelijk woonden, moesten ze verlaten omdat het onder water werd gezet: het huidige Van Blommesteinmeer. De bosnegers werden simpelweg verplaatst naar wat nu Brownweg heet. De hutten staan er - anders dan in de oude dorpen - keurig in rijtjes en vrijwel alle voorzieningen ontbreken. Hoewel Ben één uitzondering moet maken: in Nieuw- Gansee staat een openbaar toilet. Daar moeten echter wel vierhonderd mensen samen gebruik van maken, maar zelfs dat is heilig vergeleken bij de overige gehuchten waar sanitaire voorzieningen geheel ontbreken. Andere openbare voorzieningen zoals een ziekenhuis, scholen en dergelijke zijn ook al niet om over naar huis te schrijven. Wel is er een kerk van de Evangelische Broeder Gemeenschap in Nieuw-Gansee. Ook daarover windt Ben zich op: „Ze hebben een pracht van een kerk neergezet en pal daarnaast staat nota bene een krot van een schooltje. Fraaie boel is dat!” Ben zelf is begonnen met het opzetten van een bibliotheek, die inmiddels ongeveer vierhonderd boeken over allerhande onderwerpen telt. Vooreen luttel bedrag kunnen de dorpsbewoners lid worden. Onder de vroegere regeringen luchtte Ben luidruchtig zijn hart over de wantoestanden. Hij diende keer op keer plannen in om de zaken te verbeteren, maar evenzovaak ving hij bot. Joep is eigenlijk de enige die thuis voor zijn ideeën een redelijk gehoor vindt. „Ik ben de vierde van zes zonen. Vanuit een kerkelijk-katholieke achtergrond werden thuis ideeën over vrede aangehangen, zoals je die ook beluistert bij Pax Christi”. RONALD FRISART Jozef Slagveer, De Nacht van de revolutie. Uitg. C. Kersten Co. N.V., Pamaribo, 29.90. jebracq 1- I bouwe- kwam ik stap voor stap verder, maar bij de keuring heb ik nog gezegd dat ik wel wat voor dienstweigering zou voelen als het niet zo’n rompslomp zou geven. Mijn veranderde ideeën worden thuis tot op zekere hoogte aanvaard”. Ton: „Wat thuis misschien nog het meeste steekt, is dat ze de gevangenis die ons staat te wachten zo moeilijk kunnen aanvaarden. En het is natuurlijk ook krankzinnig dat je wordt behandeld als een moordenaar, een brandstichter, een zware crimineel, terwijl je je juist keert tegen dat geweld in al zijn vormen. Het is vernederend en het getuigt alleen maar van de angst die er bestaat voor onze ideeën”. Willem: „Enkelen van ons hebben in het verleden individueel een beroep gedaan op de Wet Gewetensbezwaren Militaire Dienst, maar werden niet erkend. Een groep van acht deed begin 1978 een beroep op deze wet. De motieven waarop ze hun beroep baseerden, zijn dezelfde als onze kritiekpunten; het zijn politieke bezwaren”. jeiegen garage, ’tiet, gr 60 m2 rkhoek, woon- >b.app„ ik. met aparte Ider m. Slagveer zo bevestigt iedereen die hem van nabij kende ging geen zee te hoog wanneer het erom te doen was de vrijheid van informatie te verdedigen. De grote inspirator van het Eerste Surinaamse persbureau Informa stond bekend als een lastig man; hij wilde altijd het naadje van de kous weten en vond dat ook een democratisch recht. Alleen al daarom zou De nacht van de revolutie een interessant boek kunnen zijn. En juist daarom valt het bij lezing zo bitter tegen. Slagveer vond en vindt de omwenteling in Suriname een uitstekende zaak, hij is er zeer mee ingenomen dat het corrupte oude bewind is verjaagd. Momenteel is hij een van de voornaamste propagandisten van de nieuwe machthebbers. Nu hoeft dat geen beletsel te zijn voor het schrijven van een goed boek over de staatsgreep, maar helaas is het dat in hoge mate. Slagveer heeft zich ontpopt tot een officieel historicus; een kroniekschrijver van de officiële geschiedenis, ongeveer van het slag zoals veel historici in de Sovjet-Unie (waarmee uiteraard niet bedoeld is het bewind in Pararamaribo op één lijn te stellen met de machthebbers in het Kremlin). Na een tamelijk korte en geen enkele analyse bevattende inleiding, laat Slagveer tientallen pagina’s lang de huidige commandant van het Surinaamse leger, majoor Desi Bouterse, aan het woord. Die doet uitvoerig verslag van alle mogelijke staatsgreepplannen die werden Tussen de bosnegers heeft hij het zeer naar zijn zin, vooral ook - zo onderstreept hij - omdat hij helemaal in hun gemeenschap is opgenomen. Toen Henck Arron nog premier van Suriname was, E kwam er eens een busje met politiemensen in het dorp om Ben op te J halen („want ik schopte tegen alle B wantoestanden aan hè, ik zei dat die g regering alles beloofde maar niks deed”). Willem: „Ik ben nu min of meer veilig.^n maart ben ik opgepakt. We waren toen als groep nog niet klaar. Ik stond alleen. Wist dat ik het gevecht alleen niet aankon en heb toen alsnog een beroep op de dienstweigeringswet gedaan”. Hij is er duidelijk een beetje verlegen mee. Willem is de jongste van drie kinderen van een Heelwegs boerengezin. Hij had, vanuit zijn opvoeding gezien, eerder in militaire dienst moeten gaan dan dienst te weigeren. Hij was ooit nog geestdriftig voor het vak van straaljagerpiloot. „Het is langzaam gegroeid op de middelbare school. Door gesprekken met vrienden kwam ik tot eer pacifistische houding. Dat raakte in een stroomversnelling toen ik hier in Nijmegen ging studeren. Het bracht me eigenlijk vanzelf tot het antimilitarisme. Ik stel me niet achter het uitbuitingssysteem van het Westen. In dat opzicht heb ik veel geleerd van andere idealistische groepen, zoals de krakers, die voor een goed deel dezelfde idealen koesteren”. Willem, 22 jaar, geflipte student politicologie. Ton, 26 jaar, afgestudeerde scheikunde. Joep, 25 jaar, afgestudeerde pedagogiek. Drie stemmen uit het kollektief, geen woordvoerders voor de groep. Ton: „Vandaag of morgen worden we natuurlijk bij een actie opgepakt, worden we opgesloten in een of andere marechausseekazerne. Ze zullen ons uit elkaar halen. Ieder zal zijn eigen strijd moeten voeren. Ieder zal voor zichzelf de afweging gaan maken, hoever hij zal gaan in zijn verzet. Dat verzet is deels de rechtvaardiging van zijn persoonlijke inzichten, deels het uitdragen van zijn ideeën”. Wanneer Ben - die naar eigen zeggen toch altijd al alles eruit flapt wat hem voor de mond komt - vertelt over het leven daér, raakt hij in vuur en vlam. Woest wordt hij over het onrecht dat de bosnegers is aangedaan door de elkaar opvolgende corrupte regeringen. Hij heeft dan ook al zijn hoop gevestigd op het nieuwe bewind in Paramaribo. De afgelopen weken was hij in Nederland om met allerhande personen en instanties te praten over zijn plannen om de bosnegerbevolking de helpende hand te reiken. Gisteren stapte hij weer op het vliegtuig naar Paramaribo; niet tot zijn spijt, want hij geeft aan het leven in Brownsweg verre de voorkeur boven dat in Den Haag. Hij benadrukt wel dat het leven in het Surinaamse binnenland hard is. Voor Ben is dat geen bezwaar, hij kan wel tegen een stootje. Hij heeft al van alles gedaan, bijvoorbeeld gewerkt bij de PTT, een bloemenzaak gedreven, een pomowinkeltje gehad („Niet van die dingen die je tegenwoordig in dat soort blaadjes ziet, maar gewoon wat blote borsten enzo”). Op Curasao heeft hij een tijdlang in het schildersvak gezeten en in Den Haag tenslotte haalde hij de vijfenzestig als eigenaar van een kunstgalerie. Ben denkt dat de nieuwe machthebbers serieus aandacht aan het plan zullen besteden. Dat is juist wat tot nu toe altijd ontbrak: serieuze aandacht voor de bosnegerbevolking. En ook Ben zelf wordt niet altijd voor vol aangezien - weer iets waar hij zich erg kwaad over maakt, temeer omdat hij met tomeloze energie probeert wat van de grond te krijgen. Hij herinnert zich een dag in maart van dit jaar. Toen stond plotseling een Nederlandse journalist voor zijn hut. „Nou jongen, wat die voor een rotstukkie in zijn krant heeft gezet! Zo’n man komt even naar Suriname en denkt dan dat hij er alles van weet. Nou hij mag van mij wegblijven, zolang hij alleen maar verhalen schrijft waar de Surinamers toch niks aan hebben”. En dat is voor Ben de maat der dingen: de Surinamers, en zeker de altijd achtergestelde bosnegers, moeten er iets aan hebben. Daarom ook lijkt het hem voorlopig geen goede zaak als veel Surinamers uit Nederland naar hun geboortestreken terugkeren. „Ze zijn hier dan veroordeeld tot werkloosheid” zo benadrukt hij. „Wat we in de allereerste plaats nodig hebben zijn pioniers, dat kan ik niet vaak genoeg zeggen. Dan valt er van dit prachtige land een heleboel te maken”. Vandaag is Ben alweer terug in Suriname, waar hij leeft van zijn AOW die vanuit Nederland wordt overgemaakt. Wat hij daarvan de afgelopen jaren heeft kunnen sparen is opgegaan aan de reis naar Nederland, maar dat deert hem niet. Tenslotte heeft hij al veel vaker in zijn leven zonder geld of bezit een nieuw begin moeten maken. Er is dit keer echter één verschil: hij begint niet opnieuw, maar gaat door - temidden van de Surinaamse bosnegers die hij nooit meer wil verlaten. zijn bosnegers

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1980 | | pagina 27