BELANGRIJK BERKHT VOOR ERVAREN SCHILDERS SPUITERS, DRAAIERS EN PLAATWERKERS DIE BEST WEL'NS ZOUDEN WILLEN OVERSTAPPEN. 99 KLM F. BORDEWIJKPRIJS UITGEREIKT VOOR ROMAN OPWAAIENDE ZOMERJURKEN door Henk Leffelaar 12 1980 ZATERDAG 20 DECEMBER J KUNST 13 De KLM zoekt op korte termijn contact met een aantal ervaren schilders/spuiters, draaiers en lichtmetaal plaatwerkers, die er plezier in hebben gemotiveerd met hun vak bezig te zijn. Dat vak hebben ze op de LTS geleerd. En in de praktijk hebben ze de nodige ervaring opgedaan met het afleveren van een goed produkt. Daar zijn ze dan ook trots op. Zulke vakmensen willen wij zo snel mogelijk inschakelen op een aantal plekken bij onze Technische Dienst. In wisseldiensten zullen zij hun steentje bijdragen aan het technische onderhoud van onze vloot. Interesse om 1981 te beginnen in een nieuwe baan? Overzichtelijk JE USE 37 kantoor EEL Angst Schrijf ons dan een kort briefje met uw gegevens en uw belang stelling, of bel ons, telefoon (020) 493763. Wij zullen u dan eventueel uitnodigen om u kennis te laten maken met de toekomstige werkplek. Ook kunt u dan alles te weten komen over ontplooiingsmogelijkheden, toekomstkansen, eventuele aanvullende opleidingen en de moderne arbeidsvoor waarden die de KLM biedt. Richt uw brief aan KLM, afdeling Personeels planning en -voorziening, Postbus 7700, 1117 ZL Schiphol. Vermeld s.v.p. op brief en envelop W907/HD Illusie Snelheid Onsterfelijkheid Openheid AMSTERDAM. Oek de Jong, aan wie vrijdag de F. Bordewijk Prijs is uitgereikt voor zijn roman Opwaaiende Zomerjurken (19 drukken, 95.000 verkochte exem plaren in vijftien maanden), is weinig onder de indruk van zijn succes. „Je komt tot de conclu sie”, zegt hij, „dat waar de men sen naar streven en wat de mees ten pas op hun veertigste berei ken namelijk succes in het be roep dat ze uitoefenen, een zekere bekendheid, een algemene waar dering dat dat dingen zijn waar je weinig aan hebt. Dat het niet de moeite waard is om ernaar te streven, tenminste uiteindelijk niet”. Toneel Vakmanschap Psycho-analyse 7 naar succes I (ADVERTENTIE) Bijgaand interview met de schrij ver Oek de Jong werd gemaakt door Henk Leffelaar, die er tot enkele uren voor zijn dood aan gewerkt heeft. Henk Leffelaar werd vrijdag in alle stilte begraven. De vraag is: in welke eeuw zou hij het liefst geleefd willen hebben en wanneer ik hem vragend suggereer de achttiende eeuw, zegt hij: „Ja (lange pauze). Een van de redenen waarom ik in de achttiende eeuw geleefd zou willen hebben of in de tijd van de Griekse natuurfilosofen, is dat de kennis toen nog tamelijk overzichtelijk was. Dat i 3795,- 2695.- nieuwe an de EL )SE N dagen n. Thuis in de lucht )868 cember 5 uur IELE >AGEN ginele SSEN- en kSTEN :e EN van lerde >e en 10% ikast Oek de Jong: „Het is niet de moeite waard te streven „De belangrijkste angst van schrijvers is om droog te vallen, dat het fonteintje niets meer doet. Maar daar heb ik nooit last van gehad. Er zijn wel passages waar het me waanzinnig veel tijd kost om alles op z’n plaats te krijgen, om alles eruit te krijgen zoals ik het wil. Zoals je dat in gesprekken hebt. Als je niet heel duidelijk weet hoe de verhoudingen tussen de per sonages liggen, kom je voortdurend fout te zitten. Je moet een dialoog drie of vier keer schrijven om die verhouding te con cretiseren. En dan moet je soms ontzet tend doordrukken, maar een echt „blok” heb ik gelukkig nooit gehad”. De dialogen, de gesprekken die in Op waaiende Zomerjurken gevoerd worden, zijn gestileerd. Ze berusten niet op realis tische spreektaal, ze maken onderdeel uit van de constructie, toon en vaart van het boek. „Het is typisch dat bijvoorbeeld de Amerikanen hun taal wél zo gebruiken. Het „slang” heeft in de Amerikaanse lite ratuur een rol, het is iets dat gebruikt wordt. Maar als je in het Nederlands „slang” zou gebruiken, of nog erger: dia lecten, dan stoot dat lezers af. Dat is een merkwaardig verschil. De andere kant is, dat wanneer je mensen gaat vastleggen op een bepaald taalgebruik, dat dan al heel snel naar types toe gaat”. Wie is deze jongen, geboren in 1952, opgegroeid in Dokkum en Goes, zestien jaar in 1968 toen provo’s en „kabouters” en rookmagiërs het Nederlandse toneel bestormden, de burgemeester van Am sterdam ten val brachten en een achteraf kortstondig tijdperk van vrijheid-blijheid inluidden. Wat denkt hij van die jaren? „Er is een beweging in de wereld die er al een jaar of twintig is, en die ik voor mezelf een semiotisering (leer der ver schijnselen, red.) noem alles is iets anders gaan betekenen dan het op het eerste gezicht lijkt. Ik heb vanmiddag een stuk in het boek van Roland Barthes zit ten lezen, de Mythologieën. Dat zijn stuk jes uit ’55, ’56, die hij, dacht ik, in Le Monde heeft geschreven. Wat hij daarin steeds doet, is de mythes uitkleden. Je ziet een bepaald beeld, maar het betekent ei genlijk iets heel anders. Die gedachten gang drukt op de mensen. De natuurlijk heid is verdwenen. Men is analytisch inge steld, er wordt ogenblikkelijk geïnterpre teerd”. „Toen dat boek een paar maanden uit was en die hele storm over me heen geko men was, heb ik een scherper beeld gekre gen van hoe de mensen zijn, hoe ze met je omgaan. Dat was teleurstellend. Je wordt sterk geconfronteerd met de voosheid van veel mensen, van bepaalde kringen”. „Tijdens het schrijven van het boek dacht ik dat ik te extreem was geweest. Uit reacties van lezers bleek het tegendeel. Dat deel van het leven wat altijd onzicht baar blijft, dat altijd verzwegen wordt, bleek nog veel groter te zijn dan ik ver moedde”. „Na een paar maanden zie je in dat je aan bekendheid, aan roem en succes wei nig kan ontlenen. Je krijgt alleen wat meer zelfvertrouwen. En je wordt financi eel onafhankelijk. Het heeft niet meer dan een oppervlakkige betekenis. In je per soonlijk leven maakt het niets uit. De problemen waar je mee bezig bent zijn hetzelfde, de verhoudingen waar je in zit zijn hetzelfde. En, heel belangrijk, de vol gende roman schrijf je alleen”. Aan deze roman werkt Oek de Jong sinds januari. Tijdens het gesprek blijkt dat er een journaliste en een uitgever in figureren en dat fragmenten ervan gelo kaliseerd zijn in Rome tijdens de moord op Aldo Moro (toen hij zelf er toevallig op vakantie was). Het is de eerste keer dat De Jong zich zo nadrukkelijk bezighoudt met het thema van de dood. „Het makkelijkst is om iemand een be paald aantal woorden in de mond te leg gen dat hij constant gebruikt, maar dat is een soort „running gag” (grap) die je op het toneel gebruikt. Als ik dialogen schrijf, let ik natuurlijk wel op taalge bruik. Een van de dingen waar ik naar kijk, is de mate van intellectualiteit. Be paalde personages kun je heel intellectu eel laten praten, andere mensen laat je losser spreken, gewoner. Dat verschil breng ik wel aan. Maar ik voel net zoveel voor het gebruiken van de taal van de loodgieter of het Amsterdams van de tramconducteur”. „Het is overigens merkwaardig dat je onder schrijvers mensen hebt die spreken zoals ze schrijven. Bijvoorbeeld Willem „Als je aan een roman werkt, ben je twee of drie jaar bezig met de opbouw van een personage. Met de roman waar ik nu mee bezig ben, heb ik vier of vijf persona ges constant in mijn hoofd en ik denk ook voortdurend als ik dingen tegenkom: dat is misschien voor die, of dat is misschien voor die andere persoon. Je verzamelt een enorme hoeveelheid details. Van alle per sonages heb je een tamelijk ruw beeld wat je steeds meer verfijnt en wat door die details dan weer verder wordt verfijnd. Zo’n detail heeft natuurlijk ook weer con sequenties. Bijvoorbeeld, je beschrijft een scène: er staat een vrouw in een kamer en die heeft net thee gedronken. Ze heeft zo’n schijfje citroen dat uitgeknepen is en dat gebruikt ze, dubbelgevouwen, om de nico- tine-aanslag van haar berookte vingers af te krijgen. Dat kan je met citroenzuur doen. Dat detail viel me al schrijvend in en ik vond het toen een tamelijk erotisch detail. Als je dat detail handhaaft, dan heeft dat consequenties. Dat is dan een lijn die door het boek ligt. Dan moet je die vrouw een aantal kleine dingen laten doen die in de lijn van dat samengeknepen citroenschilletje liggen”. De beschrijving is er een uit Oek de Jongs nieuwe boek waarvoor alleen nog een werktitel bestaat („maar die is strikt geheim”) en waaraan hij nog twee jaar denkt te werken. De publiciteit rondom Opwaaiende Zomerjurken, die enkele maanden een sterk effect op hem heeft gehad, deert hem niet meer. „Ook omdat ik, toen ik weer begon te schrijven, zinnen opschreef waarvan ik zag dat ze beter waren dan in het vorige boek. De twijfel of het weer lukt, is na tuurlijk constant aanwezig, maar doordat je alinea’s schrijft waarvan je denkt: hé, daar zit ik toch een stuk dieper dan in het vorige boek, of dit heeft veel meer reik wijdte, bevestigt dat je je nog steeds ont wikkelt, dat je gerust kunt zijn. Dan denk je, als ik drie of vier jaar doorwerk, dan ligt dat boek er wel Weer”. Oek de Jong: „Schrijverschap is een be paal i soort leven'' „In politieke termen: als je nu zegt dat je voor een democratische besluitvorming bent, dan val je erbuiten wanneer je zegt dat je voor een vorm van verlicht despo tisme bent, of een autoritaire regerings vorm. Op dat soort opmerkingen rust nu een taboe”. Jan (Otten) is iemand die zeer duidelijk spreekt zoals hij schrijft. Als ik een recen sie van hem in Vrij Nederland lees, dan hoor ik hem praten met zijn overvloedig gebruik van metaforen. Hij is bijvoor beeld snel geneigd om een apotheker die je iets aan probeert te smeren, „faustisch” te noemen”. „Iemand als Brakman heeft dat ook, die praat heel gestileerd en dat is ook zo neergeschreven. Dat heb ik zelf helemaal niet. Ik heb altijd gevonden dat ik mezelf sprekend te onnauwkeurig uitdruk. Dat heb ik ontdekt in interviews, omdat je daar voortdurend geconfronteerd wordt met je verlangen om dingen nauwkeurig te formuleren en steeds merkt dat dat heel moeilijk is”. „Ik schrijf in eerste instantie zo intuïtief mogelijk, probeer het helemaal van hier te laten komen (beweegt zijn rechterhand van de maagstreek naar boven). In vol gende versies probeer je het steeds meer te verfijnen. Schrijven is voor mij een preciserende beweging. Maar als je cor respondeert met vrienden, dan merk je dat je op een heel andere manier met elkaar omgaat. Brieven schrijven vind ik de laatste twee jaar erg prettig. Dagboek- schrijven doe ik niet, daar ben ik op de een of andere manier niet toe in staat. Dat hangt samen met mijn gevoel voor de complexiteit van gebeurtenissen Als ik schrijf, wil ik iets precies beschrijven. In een gebeurtenis zitten verschillende la gen. Er is een historische laag, er zit een erotische laag in, een psychologische, die moet je in een beschrijving tot hun recht laten komen!”. „Over het algemeen geloof ik dat men in de jaren ’60 een veel te idealistische opvat ting over het maatschappelijk leven heeft gehuldigd. Dat men heeft gedacht dat voor vrijheid, wat een heel abstract begrip is, een concrete inhoud te vinden was. Dat vrijheid iets was dat je, weliswaar met veel moeite, zou kunnen bereiken. Dat is een illusie gebleken”. „De openheid in de parlementaire de mocratie is een pseudo-openheid. De be langrijke beslissingen worden uiteindelijk toch weer achter gesloten deuren geno men. Maar de politici hebben een soort taalgebruik gevonden waarmee ze die openheid suggereren, terwijl die er niet is. Als je nu stelt dat de parlementaire demo cratie een redelijk doorzichtig gebeuren is, moet je ook constateren dat de feitelij ke macht bij de multinationals ligt en dat we daar geen enkele greep op hebben, geen enkel inzicht in hoe in die hoofd kwartieren beslissingen worden geno men. Regeren en openheid is een innerlij ke tegenspraak. Je moet natuurlijk altijd streven naar een optimale controle van het machtsapparaat. Maar totale controle is een utopie. Als die er zou zijn, zouden de machtsapparaten niet meer kunnen func tioneren”. Dat het afbreken van vormen en „auto riteiten” een proces dat in de hele twintigste eeuw zit heeft geleid tot een soort vacuum, is volgens Oek de Jong ook duidelijk waar te nemen in de beeldende kunst. „Ook daar zijn op een bepaald punt alle taboes doorbroken, die aan kunstwer ken gehecht waren. Tenslotte kwam men zo ver dat er een lege kamer kon worden tentoongesteld. Je ziet dan ook een intel lectuele inteelt in de beeldende kunst die voornamelijk bezig is met de theorie van de beeldende kunst zelf. Op dit ogenblik merk je heel sterk dat er weer behoefte aan autoriteit is, dat er te veel wegge vaagd is. In mijn visie is dat de uitloop van een heel lange beweging”. „Als je naar de negentiende en twintig ste eeuw kijkt, zie je dat vrijheid, bevrij- ding en emancipatie centrale begrippen in het denken zijn. Een aantal negentiende- eeuwse ideologieën, zoals het marxisme, liberalisme en psycho-analyse, staat hele maal in het teken van vrijheid, bevrijding en emancipatie. Dat heeft een maatschap pelijke dynamiek gegeven. Ik denk dat men nu op een punt gekomen is, dat men is gaan zien: we zijn voortdurend met die vrijheid en bevrijding beziggeweest en nu worden we ons ervan bewust wat we allemaal weggegooid hebben, dat er mis schien te veel weggegooid is”. „Er zijn heel eenvoudige signalen. Als je mensen van de universiteiten spreekt, merk je dat waar er vijf jaar geleden nog werkgroepen waren met een anti-autori- taire begeleiding, er nu weer wordt geroe pen om colleges, hoorcolleges van één man die ze iets te vertellen heeft. Boekjes over etiquette schijnen op het ogenblik ook weer goed te verkopen. Dat zijn kleine dingen. Die nadruk op emancipatie heeft, denk ik, de mensen uit allerlei verbanden gerukt. De sociale verbanden zijn daar door zwakker geworden. Op den duur worden de mensen teruggeworpen op zichzelf. Het eindpunt van zo’n ontwikke ling is een identiteitscrisis dat je jezelf niet meer als autoriteit kan erkennen. Dan zit je natuurlijk op een nulpunt”. is misschien onzin, omdat het voor die mensen waarschijnlijk helemaal niet overzichtelijk was. Maar er was in ieder geval de mogelijkheid voor een aantal mensen ik denk aan Von Humboldt, Alexander, dat is tegen het eind van de achttiende eeuw, die was in staat om zeer veel gebieden van de wetenschap te be strijken”. „Om te beginnen had hij de natuurwe tenschappen in zijn zak, ook omdat de meeste van de wetenschappen toen in de kinderschoenen stonden. Hij was in staat om de fundamenten te leggen voor een aantal van de wetenschappen. Daarnaast had hij een grote kennis van geschiedenis en literatuur. De dwang om je te speciali seren was in die tijd nog niet zo erg sterk. Wat me verder in de achttiende eeuw aantrekt, vooral bij Franse denkers als Voltaire en Chamfort, is dat liberaal-anar- chisme wat erin zit. Dat zijn de mensen die met die Verlichtingsideeën bezig zijn. Dat spreekt me aan”. „De belangrijkste reden waarom ande re tijdperken je aantrekken is dat de orde toen nog veel sterker was. Er waren overkoepelende systemen en die zijn er nu niet meer. Er was een metafysica die er nu ook niet meer is”. „Ik las een interview met een criticus van Le Monde. Hij zei dat wat je op het ogenblik in de romanliteratuur ziet, is dat alle grote systemen weggevallen zijn en dat wat auteurs uiteindelijk nog kunnen doen, is een theorie over zichzelf maken. Dat gegeven, het formuleren van een zui ver persoonlijke perceptie van de wereld, zie je nu heel sterk”. „Dagboek-schrijven is een tamelijk haastige bezigheid en als ik zoiets moet doen, krijg ik een gevoel van oppervlak kigheid en dat stuit me tegen de borst. Daar zou je tegen aan kunnen voeren dat de waarde van die notities ligt in de snel heid waarmee ze gemaakt worden, dat opgeschreven wordt wat het oog, het oor het allermeest getroffen heeft. Want dat is het enige wat genoteerd wordt, de rest valt allemaal weg”. Tijdens het praten zit Oek de Jong (hij is lang) wat voorover gebogen, rechterarm op gekruiste knie. Hij rookt en kijkt voor zich uit naar de zwart geverfde vloer. Op een wijze waarvan hij zich niet bewust is, wekt hij tederheid op in zijn groezelig- witte overhemd en daaroverheen een mosterdkleurige pullover, veel te ruim. Flitsen van een portret van Byron. Bij mijzelf constateer ik een gevoel dat hem iets kan overkomen, dat hij kwetsbaar is, ook fysiek. „Tot mijn zesentwintigste (hij is nu 28, red.) heb ik altijd gedacht dat de dood geen belangrijk onderwerp in mijn den ken was. Nu zie ik dat mijn ervaring van tijd bijvoorbeeld het met twee treden tegelijk oprennen van de trap, de behoefte om steeds de tijd te vullen met iets en mijn gevoel over de complexiteit van gebeurte nissen die verdwijnen zonder dat je ze kunt pakken wel degelijk met de dood te maken heeft. Mijn pre-occupatie met de dood kan je in mijn volgende boek aan treffen en dat is onder meer een gevolg van het succes van die roman (Opwaaien de Zomerjurken). Ik begreep ook, dat ik mijn denken over onsterfelijkheid, over het maken van iets dat duur heeft, dat de tijd overleeft, in het licht van de dood moest zien”. „Een gevolg van Opwaaiende Zomer jurken was ook dat ik min of meer een geaccepteerde schrijver werd. Dan ga je op andere termijnen denken. Ik denk nu in termijnen van vijf jaar, tien jaar, hele lange projecten. Je ziet je leven voor je, met als naargeestig eindpunt dat je op je 65e de P.C. Hooftprijs krijgt”. Oek de Jong woont in een paar schaars gemeubileerde kamers op de tweede etage van een huis bij de havenbuurt van Am sterdam. Het eenrichtingsverkeer is er spaarzaam. Aan de overkant doet zich het gebouw met de kantine vermoeden waar de ambtenaar de dwangmatige werk zaamheden verricht die in Opwaaiende Zomerjurken worden beschreven (p.233). De muren van zijn vertrekken zijn kaal en wit. In een witte vaas tussen de twee voorruiten staan rode anjers. Een tafeltje, misschien 80 centimeter breed, waarop aan weerszijden twee geor dende stapeltjes boeken de „verplichte lectuur” waar Edo Mesch-Oek de Jong het in de roman over heeft: „Af en toe lees ik een willekeurige alinea, zonder er iets van te begrijpen, en dat is alles wat er van mjjn dwangmatig lezen is overgebleven”. Een vraaggesprek is voor hem geen sinecure. Hij wil nalezen wat hij gezegd heeft, om zijn woorden nog wat te kunnen bijslijpen. Tijdens het traceren van zijn gedachten en meningen komt er een rode blos op zijn wangen van concentratie en inspanning. Hij wil, zoals in zijn schrijven, zo nauwkeurig mogelijk zijn. Hoe is die afgeremde spontaniteit te rijmen met de „openheid” van deze gene ratie? „Ik zet bij die openheid hele grote vraagtekens. Wat oorspronkelijk mis schien als openheid gepresenteerd werd, als openheid bedoeld, is volgens mij een pseudo-openheid. Alle onderwerpen die bij die openheid ter sprake kwamen, bij voorbeeld de sexualiteit, daar is het spre ken over toch weer gauw gevangen in clichés. Je kunt denken dat het heel open is als een man zegt dat hij huilt. Maar tegelijkertijd is dat een modieuze vorm van openhartigheid. Dat zegt mij niet zo veel meer”. „Toen dat roepen om openheid op kwam, dat betrekking had op het persoon lijk leven van mensen, maar ook betrek king had op de manier waarop politiek gemaakt werd, heeft men een tijd lang gedacht dat het mogelijk was om de ta boes werkelijk te doorbreken, een leven te construeren waarin taboes geen sterke rol meer zouden spelen. Maar wat er gebeurd is, is dat de taboes zich hebben ver plaatst”. „Polygamie is bijvoorbeeld een tijdlang taboe geweest. Die zaak werd toen open gebroken en toen werd het een verschijn sel dat min of meer normaal gewaardeerd werd. Maar in feite heeft het taboe zich verplaatst, want op het ogenblik is het zo dat als iemand zegt dat hij monogaam is, dan rust daarop weer een taboe. Daarmee prijs je je uit de markt, als je dat zegt”. „Er is ook een onderschatting van het taboe geweest dat men dacht dat je kon leven zonder taboes, maar dat is onzin. Taboes maken het leven ook bijzonder interessant. Ik denk dat het zo is dat wanneer je een systeem van taboes af breekt, het ogenblikkelijk wordt vervan gen door een ander systeem van taboes”. Dus terug naar de literatuur. Oek de Jong is ook bezig met het toneel, dat hij als kind in de provincie leerde waarderen. Hij is bezig met een workshop van het Insti tuut voor Theateronderzoek, waar een toneelschrijfcursus wordt gegeven. „Het grote verschil tussen roman-schrijven en toneel-schrijven is dat je in het laatste veel concreter moet zijn. Eigenlijk heb ik een hekel aan het expliciet zijn, zoals het schrijven van een dialoog als: „Hou je van me?”, „Nee, ik hou niet van je”, „Waarom niet?” dat is iets wat ik niet uit mijn pen kan krijgen”. „In een roman hoeft dat ook niet. Het mooiste van een roman is dat, als je een tekst schrijft, die helemaal transparant is; waar alles waar het om gaat, alle beteke nissen, onder die tekst liggen: een soort waterspiegel waar je doorheen kjjkt. Bij toneel kun je wel over iets anders schrij ven, maar alles wat je wil moet je vertalen in actie. Op een bepaald ogenblik moet er iets gebeuren en bij het romanschrijven ben ik juist altijd geneigd om heftige gebeurtenissen uit te stellen en met de subtiliteiten bezig te zijn. Dat is met toneel veel moeilijker”. „Het kost me niet zoveel moeite drie dimensionaal te schrijven, want met het romanschrijven zie ik alles voor me. Als ik een kamer beschrijf, en dat is dan meestal een samenstelling van drie of vier kamers die ik ken, kim het zo ver komen dat ik merk dat in een kamer die ik in mjjn hoofd heb een bank staat, maar scheef’. „Dan denk ik: als ik zelf die bank daar had neergezet, had ik hem nooit scheef gezet, dat is een onnozele manier om een bank neer te zetten. Dan ga ik terugden ken en dan weet ik wel waarom die bank daar scheef staat en daar kan ik dan ook niks aan veranderen. Alles wat ik be schrijf is en pars pro toto. Als ik een kamer beschrijf, bestaat er in mijn be wustzijn een heel huis omheen”. Roept zijn verbale uitleg van hoe hij schrijft associaties op met schilderen („een waterspiegel waar je doorheen kijkt”), zelf voelt hij meer verwantschap met muziek hij speelde als jongen veel piano, componeerde wat toen hij acht of negen was, en ook nu nog heeft hij een spinet in huis. „Als ik zelf aan het schrijven denk, dus aan een roman in zijn geheel, dan ben ik meer geneigd om het met componeren te associëren, omdat ik erg let op de manier waarop de passages zich tot elkaar ver houden. Ik weeg de zwaardere tegen de lichtere af, hoe verhouden de verschillen de delen zich tot elkaar, hoe is het ritme van het boek. Dat is dan op een macro niveau, en op een micro-niveau: het ritme van de zinnen. Dat vind ik erg belangrijk”. „Je kunt geen alinea schrijven die alleen maar uit lange zinnen bestaat. Je kunt met een lange zin beginnen en dan ga je dang- dangdang-tzzzt-dang. Zo hoor ik het in mijn hersens. Ik hou ervan om ritmisch te schrijven. Daarom is een dialoog ook pret tig, omdat je dat tussen twee alinea’s hebt en dan weer taK-tak-tak kan doen, en dan kan je weer doorglijden in iets”. Schrijverschap, zegt hij, is een bepaald soort leven. „Ik verbind schrijven met existentie. Ik heb helemaal niet de neiging om te zeggen: schrijven is een beroep. Voor mij is het slechts tot op zekere hoog te vakmanschap en techniek”. Of hij zon der schrijven zou kunnen? „Nee. Ik denk dat ik dan mijn ruggegraat zou verliezen. Ik vind schrijven een manier van bestaan die een manier van waarnemen impli ceert, een manier van denken. De ontwik keling van wat je weids zou kunnen aan duiden als een wereldbeeld”. Voor een 28-jarige schrijver, wiens eer ste twee boeken bekroond werden (De Hemelvaart van Massimo kreeg de Reina Prinsen-Geerligs Prijs), is Oek de Jong opmerkelijk bescheiden en serieus. Men wordt achter zijn formuleringen een beze tenheid gewaar om gedachten vast te leg gen, ze aan het nog ongeformuleerde niets te ontrukken. Het is die passie die ook Opwaaiende Zomerjurken bezielt en waaraan een creatief talent herkend wordt. Voor hem is een roman niet het vertellen van een verhaal, maar het overdragen van een kijk op de dingen, een theorie, het aanslepen van nieuwe ideeën die een vonk kunnen doen overslaan. „Het is een gevolg van met name psy cho-analyse, die goed begint door te drin gen in 1900, 1910. Maar de popularisering van de psychologie is iets van na de oorlog en eigenlijk van de jaren ’60. Pas toen is de psycho-analyse in het collectieve bewust zijn een belangrijke rol gaan spelen. En een van de essenties van die psychologise rende manier van kijken is dat je het gedrag van mensen niet meer neemt zoals het op je afkomt, maar dat je het een betekenis gaat geven”. „Als je bijvoorbeeld iemand ziet zitten met gekruiste benen en met een voet nog een keer gehaakt achter de kuit van het been dat hij op de grond heeft gezet, dan neem je dat waar maar je interpreteert het ogenblikkelijk als een teken van grote spanning. Dat vindt op veel niveaus plaats”. „De spontaniteit wordt door die analy serende manier van kijken, door het wil len zien van de structuur van een gebeur tenis, de structuur van een situatie, van een persoonlijkheid, een ontwikkeling, af geremd. Dat vind ik karakteristiek voor deze tijd”. s IL

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1980 | | pagina 13