BELANGRIJK BERKHT VOOR ERVAREN
SCHILDERS SPUITERS, DRAAIERS EN PLAATWERKERS
DIE BEST WEL'NS ZOUDEN WILLEN OVERSTAPPEN.
99
KLM
F. BORDEWIJKPRIJS UITGEREIKT VOOR ROMAN OPWAAIENDE ZOMERJURKEN
door
Henk Leffelaar
12
1980
ZATERDAG 20
DECEMBER
J KUNST
13
De KLM zoekt op korte termijn contact met een aantal
ervaren schilders/spuiters, draaiers en lichtmetaal plaatwerkers, die
er plezier in hebben gemotiveerd met hun vak bezig te zijn.
Dat vak hebben ze op de LTS geleerd. En in de praktijk
hebben ze de nodige ervaring opgedaan met het afleveren van een
goed produkt. Daar zijn ze dan ook trots op.
Zulke vakmensen willen wij zo snel mogelijk inschakelen op
een aantal plekken bij onze Technische Dienst.
In wisseldiensten zullen zij hun steentje bijdragen aan het
technische onderhoud van onze vloot.
Interesse om 1981 te beginnen in een nieuwe baan?
Overzichtelijk
JE
USE
37
kantoor
EEL
Angst
Schrijf ons dan een kort briefje met uw gegevens en uw belang
stelling, of bel ons, telefoon (020) 493763.
Wij zullen u dan eventueel uitnodigen om u kennis te laten
maken met de toekomstige werkplek. Ook kunt u dan alles te
weten komen over ontplooiingsmogelijkheden, toekomstkansen,
eventuele aanvullende opleidingen en de moderne arbeidsvoor
waarden die de KLM biedt.
Richt uw brief aan KLM, afdeling Personeels
planning en -voorziening, Postbus 7700,
1117 ZL Schiphol.
Vermeld s.v.p. op brief en envelop W907/HD
Illusie
Snelheid
Onsterfelijkheid
Openheid
AMSTERDAM. Oek de Jong,
aan wie vrijdag de F. Bordewijk
Prijs is uitgereikt voor zijn roman
Opwaaiende Zomerjurken (19
drukken, 95.000 verkochte exem
plaren in vijftien maanden), is
weinig onder de indruk van zijn
succes. „Je komt tot de conclu
sie”, zegt hij, „dat waar de men
sen naar streven en wat de mees
ten pas op hun veertigste berei
ken namelijk succes in het be
roep dat ze uitoefenen, een zekere
bekendheid, een algemene waar
dering dat dat dingen zijn waar
je weinig aan hebt. Dat het niet de
moeite waard is om ernaar te
streven, tenminste uiteindelijk
niet”.
Toneel
Vakmanschap
Psycho-analyse
7
naar succes
I
(ADVERTENTIE)
Bijgaand interview met de schrij
ver Oek de Jong werd gemaakt door
Henk Leffelaar, die er tot enkele uren
voor zijn dood aan gewerkt heeft.
Henk Leffelaar werd vrijdag in alle
stilte begraven.
De vraag is: in welke eeuw zou hij het
liefst geleefd willen hebben en wanneer ik
hem vragend suggereer de achttiende
eeuw, zegt hij:
„Ja (lange pauze). Een van de redenen
waarom ik in de achttiende eeuw geleefd
zou willen hebben of in de tijd van de
Griekse natuurfilosofen, is dat de kennis
toen nog tamelijk overzichtelijk was. Dat
i 3795,-
2695.-
nieuwe
an de
EL
)SE
N
dagen
n.
Thuis in de lucht
)868
cember
5 uur
IELE
>AGEN
ginele
SSEN-
en
kSTEN
:e
EN
van
lerde
>e
en
10%
ikast
Oek de Jong: „Het is niet de moeite
waard te streven
„De belangrijkste angst van schrijvers
is om droog te vallen, dat het fonteintje
niets meer doet. Maar daar heb ik nooit
last van gehad. Er zijn wel passages waar
het me waanzinnig veel tijd kost om alles
op z’n plaats te krijgen, om alles eruit te
krijgen zoals ik het wil. Zoals je dat in
gesprekken hebt. Als je niet heel duidelijk
weet hoe de verhoudingen tussen de per
sonages liggen, kom je voortdurend fout
te zitten. Je moet een dialoog drie of vier
keer schrijven om die verhouding te con
cretiseren. En dan moet je soms ontzet
tend doordrukken, maar een echt „blok”
heb ik gelukkig nooit gehad”.
De dialogen, de gesprekken die in Op
waaiende Zomerjurken gevoerd worden,
zijn gestileerd. Ze berusten niet op realis
tische spreektaal, ze maken onderdeel uit
van de constructie, toon en vaart van het
boek.
„Het is typisch dat bijvoorbeeld de
Amerikanen hun taal wél zo gebruiken.
Het „slang” heeft in de Amerikaanse lite
ratuur een rol, het is iets dat gebruikt
wordt. Maar als je in het Nederlands
„slang” zou gebruiken, of nog erger: dia
lecten, dan stoot dat lezers af. Dat is een
merkwaardig verschil. De andere kant is,
dat wanneer je mensen gaat vastleggen op
een bepaald taalgebruik, dat dan al heel
snel naar types toe gaat”.
Wie is deze jongen, geboren in 1952,
opgegroeid in Dokkum en Goes, zestien
jaar in 1968 toen provo’s en „kabouters”
en rookmagiërs het Nederlandse toneel
bestormden, de burgemeester van Am
sterdam ten val brachten en een achteraf
kortstondig tijdperk van vrijheid-blijheid
inluidden. Wat denkt hij van die jaren?
„Er is een beweging in de wereld die er
al een jaar of twintig is, en die ik voor
mezelf een semiotisering (leer der ver
schijnselen, red.) noem alles is iets
anders gaan betekenen dan het op het
eerste gezicht lijkt. Ik heb vanmiddag een
stuk in het boek van Roland Barthes zit
ten lezen, de Mythologieën. Dat zijn stuk
jes uit ’55, ’56, die hij, dacht ik, in Le
Monde heeft geschreven. Wat hij daarin
steeds doet, is de mythes uitkleden. Je ziet
een bepaald beeld, maar het betekent ei
genlijk iets heel anders. Die gedachten
gang drukt op de mensen. De natuurlijk
heid is verdwenen. Men is analytisch inge
steld, er wordt ogenblikkelijk geïnterpre
teerd”.
„Toen dat boek een paar maanden uit
was en die hele storm over me heen geko
men was, heb ik een scherper beeld gekre
gen van hoe de mensen zijn, hoe ze met je
omgaan. Dat was teleurstellend. Je wordt
sterk geconfronteerd met de voosheid van
veel mensen, van bepaalde kringen”.
„Tijdens het schrijven van het boek
dacht ik dat ik te extreem was geweest.
Uit reacties van lezers bleek het tegendeel.
Dat deel van het leven wat altijd onzicht
baar blijft, dat altijd verzwegen wordt,
bleek nog veel groter te zijn dan ik ver
moedde”.
„Na een paar maanden zie je in dat je
aan bekendheid, aan roem en succes wei
nig kan ontlenen. Je krijgt alleen wat
meer zelfvertrouwen. En je wordt financi
eel onafhankelijk. Het heeft niet meer dan
een oppervlakkige betekenis. In je per
soonlijk leven maakt het niets uit. De
problemen waar je mee bezig bent zijn
hetzelfde, de verhoudingen waar je in zit
zijn hetzelfde. En, heel belangrijk, de vol
gende roman schrijf je alleen”.
Aan deze roman werkt Oek de Jong
sinds januari. Tijdens het gesprek blijkt
dat er een journaliste en een uitgever in
figureren en dat fragmenten ervan gelo
kaliseerd zijn in Rome tijdens de moord
op Aldo Moro (toen hij zelf er toevallig op
vakantie was). Het is de eerste keer dat De
Jong zich zo nadrukkelijk bezighoudt met
het thema van de dood.
„Het makkelijkst is om iemand een be
paald aantal woorden in de mond te leg
gen dat hij constant gebruikt, maar dat is
een soort „running gag” (grap) die je op
het toneel gebruikt. Als ik dialogen
schrijf, let ik natuurlijk wel op taalge
bruik. Een van de dingen waar ik naar
kijk, is de mate van intellectualiteit. Be
paalde personages kun je heel intellectu
eel laten praten, andere mensen laat je
losser spreken, gewoner. Dat verschil
breng ik wel aan. Maar ik voel net zoveel
voor het gebruiken van de taal van de
loodgieter of het Amsterdams van de
tramconducteur”.
„Het is overigens merkwaardig dat je
onder schrijvers mensen hebt die spreken
zoals ze schrijven. Bijvoorbeeld Willem
„Als je aan een roman werkt, ben je
twee of drie jaar bezig met de opbouw van
een personage. Met de roman waar ik nu
mee bezig ben, heb ik vier of vijf persona
ges constant in mijn hoofd en ik denk ook
voortdurend als ik dingen tegenkom: dat
is misschien voor die, of dat is misschien
voor die andere persoon. Je verzamelt een
enorme hoeveelheid details. Van alle per
sonages heb je een tamelijk ruw beeld wat
je steeds meer verfijnt en wat door die
details dan weer verder wordt verfijnd.
Zo’n detail heeft natuurlijk ook weer con
sequenties. Bijvoorbeeld, je beschrijft een
scène: er staat een vrouw in een kamer en
die heeft net thee gedronken. Ze heeft zo’n
schijfje citroen dat uitgeknepen is en dat
gebruikt ze, dubbelgevouwen, om de nico-
tine-aanslag van haar berookte vingers af
te krijgen. Dat kan je met citroenzuur
doen. Dat detail viel me al schrijvend in en
ik vond het toen een tamelijk erotisch
detail. Als je dat detail handhaaft, dan
heeft dat consequenties. Dat is dan een
lijn die door het boek ligt. Dan moet je die
vrouw een aantal kleine dingen laten doen
die in de lijn van dat samengeknepen
citroenschilletje liggen”.
De beschrijving is er een uit Oek de
Jongs nieuwe boek waarvoor alleen nog
een werktitel bestaat („maar die is strikt
geheim”) en waaraan hij nog twee jaar
denkt te werken. De publiciteit rondom
Opwaaiende Zomerjurken, die enkele
maanden een sterk effect op hem heeft
gehad, deert hem niet meer.
„Ook omdat ik, toen ik weer begon te
schrijven, zinnen opschreef waarvan ik
zag dat ze beter waren dan in het vorige
boek. De twijfel of het weer lukt, is na
tuurlijk constant aanwezig, maar doordat
je alinea’s schrijft waarvan je denkt: hé,
daar zit ik toch een stuk dieper dan in het
vorige boek, of dit heeft veel meer reik
wijdte, bevestigt dat je je nog steeds ont
wikkelt, dat je gerust kunt zijn. Dan denk
je, als ik drie of vier jaar doorwerk, dan
ligt dat boek er wel Weer”.
Oek de Jong: „Schrijverschap is een be
paal i soort leven''
„In politieke termen: als je nu zegt dat je
voor een democratische besluitvorming
bent, dan val je erbuiten wanneer je zegt
dat je voor een vorm van verlicht despo
tisme bent, of een autoritaire regerings
vorm. Op dat soort opmerkingen rust nu
een taboe”.
Jan (Otten) is iemand die zeer duidelijk
spreekt zoals hij schrijft. Als ik een recen
sie van hem in Vrij Nederland lees, dan
hoor ik hem praten met zijn overvloedig
gebruik van metaforen. Hij is bijvoor
beeld snel geneigd om een apotheker die
je iets aan probeert te smeren, „faustisch”
te noemen”.
„Iemand als Brakman heeft dat ook, die
praat heel gestileerd en dat is ook zo
neergeschreven. Dat heb ik zelf helemaal
niet. Ik heb altijd gevonden dat ik mezelf
sprekend te onnauwkeurig uitdruk. Dat
heb ik ontdekt in interviews, omdat je
daar voortdurend geconfronteerd wordt
met je verlangen om dingen nauwkeurig
te formuleren en steeds merkt dat dat heel
moeilijk is”.
„Ik schrijf in eerste instantie zo intuïtief
mogelijk, probeer het helemaal van hier te
laten komen (beweegt zijn rechterhand
van de maagstreek naar boven). In vol
gende versies probeer je het steeds meer
te verfijnen. Schrijven is voor mij een
preciserende beweging. Maar als je cor
respondeert met vrienden, dan merk je
dat je op een heel andere manier met
elkaar omgaat. Brieven schrijven vind ik
de laatste twee jaar erg prettig. Dagboek-
schrijven doe ik niet, daar ben ik op de
een of andere manier niet toe in staat. Dat
hangt samen met mijn gevoel voor de
complexiteit van gebeurtenissen Als ik
schrijf, wil ik iets precies beschrijven. In
een gebeurtenis zitten verschillende la
gen. Er is een historische laag, er zit een
erotische laag in, een psychologische, die
moet je in een beschrijving tot hun recht
laten komen!”.
„Over het algemeen geloof ik dat men in
de jaren ’60 een veel te idealistische opvat
ting over het maatschappelijk leven heeft
gehuldigd. Dat men heeft gedacht dat
voor vrijheid, wat een heel abstract begrip
is, een concrete inhoud te vinden was. Dat
vrijheid iets was dat je, weliswaar met
veel moeite, zou kunnen bereiken. Dat is
een illusie gebleken”.
„De openheid in de parlementaire de
mocratie is een pseudo-openheid. De be
langrijke beslissingen worden uiteindelijk
toch weer achter gesloten deuren geno
men. Maar de politici hebben een soort
taalgebruik gevonden waarmee ze die
openheid suggereren, terwijl die er niet is.
Als je nu stelt dat de parlementaire demo
cratie een redelijk doorzichtig gebeuren
is, moet je ook constateren dat de feitelij
ke macht bij de multinationals ligt en dat
we daar geen enkele greep op hebben,
geen enkel inzicht in hoe in die hoofd
kwartieren beslissingen worden geno
men. Regeren en openheid is een innerlij
ke tegenspraak. Je moet natuurlijk altijd
streven naar een optimale controle van
het machtsapparaat. Maar totale controle
is een utopie. Als die er zou zijn, zouden de
machtsapparaten niet meer kunnen func
tioneren”.
Dat het afbreken van vormen en „auto
riteiten” een proces dat in de hele
twintigste eeuw zit heeft geleid tot een
soort vacuum, is volgens Oek de Jong ook
duidelijk waar te nemen in de beeldende
kunst. „Ook daar zijn op een bepaald punt
alle taboes doorbroken, die aan kunstwer
ken gehecht waren. Tenslotte kwam men
zo ver dat er een lege kamer kon worden
tentoongesteld. Je ziet dan ook een intel
lectuele inteelt in de beeldende kunst die
voornamelijk bezig is met de theorie van
de beeldende kunst zelf. Op dit ogenblik
merk je heel sterk dat er weer behoefte
aan autoriteit is, dat er te veel wegge
vaagd is. In mijn visie is dat de uitloop van
een heel lange beweging”.
„Als je naar de negentiende en twintig
ste eeuw kijkt, zie je dat vrijheid, bevrij-
ding en emancipatie centrale begrippen in
het denken zijn. Een aantal negentiende-
eeuwse ideologieën, zoals het marxisme,
liberalisme en psycho-analyse, staat hele
maal in het teken van vrijheid, bevrijding
en emancipatie. Dat heeft een maatschap
pelijke dynamiek gegeven. Ik denk dat
men nu op een punt gekomen is, dat men
is gaan zien: we zijn voortdurend met die
vrijheid en bevrijding beziggeweest en nu
worden we ons ervan bewust wat we
allemaal weggegooid hebben, dat er mis
schien te veel weggegooid is”.
„Er zijn heel eenvoudige signalen. Als je
mensen van de universiteiten spreekt,
merk je dat waar er vijf jaar geleden nog
werkgroepen waren met een anti-autori-
taire begeleiding, er nu weer wordt geroe
pen om colleges, hoorcolleges van één
man die ze iets te vertellen heeft. Boekjes
over etiquette schijnen op het ogenblik
ook weer goed te verkopen. Dat zijn kleine
dingen. Die nadruk op emancipatie heeft,
denk ik, de mensen uit allerlei verbanden
gerukt. De sociale verbanden zijn daar
door zwakker geworden. Op den duur
worden de mensen teruggeworpen op
zichzelf. Het eindpunt van zo’n ontwikke
ling is een identiteitscrisis dat je jezelf
niet meer als autoriteit kan erkennen. Dan
zit je natuurlijk op een nulpunt”.
is misschien onzin, omdat het voor die
mensen waarschijnlijk helemaal niet
overzichtelijk was. Maar er was in ieder
geval de mogelijkheid voor een aantal
mensen ik denk aan Von Humboldt,
Alexander, dat is tegen het eind van de
achttiende eeuw, die was in staat om zeer
veel gebieden van de wetenschap te be
strijken”.
„Om te beginnen had hij de natuurwe
tenschappen in zijn zak, ook omdat de
meeste van de wetenschappen toen in de
kinderschoenen stonden. Hij was in staat
om de fundamenten te leggen voor een
aantal van de wetenschappen. Daarnaast
had hij een grote kennis van geschiedenis
en literatuur. De dwang om je te speciali
seren was in die tijd nog niet zo erg sterk.
Wat me verder in de achttiende eeuw
aantrekt, vooral bij Franse denkers als
Voltaire en Chamfort, is dat liberaal-anar-
chisme wat erin zit. Dat zijn de mensen die
met die Verlichtingsideeën bezig zijn. Dat
spreekt me aan”.
„De belangrijkste reden waarom ande
re tijdperken je aantrekken is dat de orde
toen nog veel sterker was. Er waren
overkoepelende systemen en die zijn er nu
niet meer. Er was een metafysica die er nu
ook niet meer is”.
„Ik las een interview met een criticus
van Le Monde. Hij zei dat wat je op het
ogenblik in de romanliteratuur ziet, is dat
alle grote systemen weggevallen zijn en
dat wat auteurs uiteindelijk nog kunnen
doen, is een theorie over zichzelf maken.
Dat gegeven, het formuleren van een zui
ver persoonlijke perceptie van de wereld,
zie je nu heel sterk”.
„Dagboek-schrijven is een tamelijk
haastige bezigheid en als ik zoiets moet
doen, krijg ik een gevoel van oppervlak
kigheid en dat stuit me tegen de borst.
Daar zou je tegen aan kunnen voeren dat
de waarde van die notities ligt in de snel
heid waarmee ze gemaakt worden, dat
opgeschreven wordt wat het oog, het oor
het allermeest getroffen heeft. Want dat is
het enige wat genoteerd wordt, de rest valt
allemaal weg”.
Tijdens het praten zit Oek de Jong (hij is
lang) wat voorover gebogen, rechterarm
op gekruiste knie. Hij rookt en kijkt voor
zich uit naar de zwart geverfde vloer. Op
een wijze waarvan hij zich niet bewust is,
wekt hij tederheid op in zijn groezelig-
witte overhemd en daaroverheen een
mosterdkleurige pullover, veel te ruim.
Flitsen van een portret van Byron. Bij
mijzelf constateer ik een gevoel dat hem
iets kan overkomen, dat hij kwetsbaar is,
ook fysiek.
„Tot mijn zesentwintigste (hij is nu 28,
red.) heb ik altijd gedacht dat de dood
geen belangrijk onderwerp in mijn den
ken was. Nu zie ik dat mijn ervaring van
tijd bijvoorbeeld het met twee treden
tegelijk oprennen van de trap, de behoefte
om steeds de tijd te vullen met iets en mijn
gevoel over de complexiteit van gebeurte
nissen die verdwijnen zonder dat je ze
kunt pakken wel degelijk met de dood
te maken heeft. Mijn pre-occupatie met de
dood kan je in mijn volgende boek aan
treffen en dat is onder meer een gevolg
van het succes van die roman (Opwaaien
de Zomerjurken). Ik begreep ook, dat ik
mijn denken over onsterfelijkheid, over
het maken van iets dat duur heeft, dat de
tijd overleeft, in het licht van de dood
moest zien”.
„Een gevolg van Opwaaiende Zomer
jurken was ook dat ik min of meer een
geaccepteerde schrijver werd. Dan ga je
op andere termijnen denken. Ik denk nu
in termijnen van vijf jaar, tien jaar, hele
lange projecten. Je ziet je leven voor je,
met als naargeestig eindpunt dat je op je
65e de P.C. Hooftprijs krijgt”.
Oek de Jong woont in een paar schaars
gemeubileerde kamers op de tweede etage
van een huis bij de havenbuurt van Am
sterdam. Het eenrichtingsverkeer is er
spaarzaam. Aan de overkant doet zich het
gebouw met de kantine vermoeden waar
de ambtenaar de dwangmatige werk
zaamheden verricht die in Opwaaiende
Zomerjurken worden beschreven (p.233).
De muren van zijn vertrekken zijn kaal en
wit. In een witte vaas tussen de twee
voorruiten staan rode anjers.
Een tafeltje, misschien 80 centimeter
breed, waarop aan weerszijden twee geor
dende stapeltjes boeken de „verplichte
lectuur” waar Edo Mesch-Oek de Jong het
in de roman over heeft: „Af en toe lees ik
een willekeurige alinea, zonder er iets van
te begrijpen, en dat is alles wat er van
mjjn dwangmatig lezen is overgebleven”.
Een vraaggesprek is voor hem geen
sinecure. Hij wil nalezen wat hij gezegd
heeft, om zijn woorden nog wat te kunnen
bijslijpen. Tijdens het traceren van zijn
gedachten en meningen komt er een rode
blos op zijn wangen van concentratie en
inspanning. Hij wil, zoals in zijn schrijven,
zo nauwkeurig mogelijk zijn.
Hoe is die afgeremde spontaniteit te
rijmen met de „openheid” van deze gene
ratie?
„Ik zet bij die openheid hele grote
vraagtekens. Wat oorspronkelijk mis
schien als openheid gepresenteerd werd,
als openheid bedoeld, is volgens mij een
pseudo-openheid. Alle onderwerpen die
bij die openheid ter sprake kwamen, bij
voorbeeld de sexualiteit, daar is het spre
ken over toch weer gauw gevangen in
clichés. Je kunt denken dat het heel open
is als een man zegt dat hij huilt. Maar
tegelijkertijd is dat een modieuze vorm
van openhartigheid. Dat zegt mij niet zo
veel meer”.
„Toen dat roepen om openheid op
kwam, dat betrekking had op het persoon
lijk leven van mensen, maar ook betrek
king had op de manier waarop politiek
gemaakt werd, heeft men een tijd lang
gedacht dat het mogelijk was om de ta
boes werkelijk te doorbreken, een leven te
construeren waarin taboes geen sterke rol
meer zouden spelen. Maar wat er gebeurd
is, is dat de taboes zich hebben ver
plaatst”.
„Polygamie is bijvoorbeeld een tijdlang
taboe geweest. Die zaak werd toen open
gebroken en toen werd het een verschijn
sel dat min of meer normaal gewaardeerd
werd. Maar in feite heeft het taboe zich
verplaatst, want op het ogenblik is het zo
dat als iemand zegt dat hij monogaam is,
dan rust daarop weer een taboe. Daarmee
prijs je je uit de markt, als je dat zegt”.
„Er is ook een onderschatting van het
taboe geweest dat men dacht dat je kon
leven zonder taboes, maar dat is onzin.
Taboes maken het leven ook bijzonder
interessant. Ik denk dat het zo is dat
wanneer je een systeem van taboes af
breekt, het ogenblikkelijk wordt vervan
gen door een ander systeem van taboes”.
Dus terug naar de literatuur. Oek de
Jong is ook bezig met het toneel, dat hij als
kind in de provincie leerde waarderen. Hij
is bezig met een workshop van het Insti
tuut voor Theateronderzoek, waar een
toneelschrijfcursus wordt gegeven. „Het
grote verschil tussen roman-schrijven en
toneel-schrijven is dat je in het laatste veel
concreter moet zijn. Eigenlijk heb ik een
hekel aan het expliciet zijn, zoals het
schrijven van een dialoog als: „Hou je van
me?”, „Nee, ik hou niet van je”, „Waarom
niet?” dat is iets wat ik niet uit mijn pen
kan krijgen”.
„In een roman hoeft dat ook niet. Het
mooiste van een roman is dat, als je een
tekst schrijft, die helemaal transparant is;
waar alles waar het om gaat, alle beteke
nissen, onder die tekst liggen: een soort
waterspiegel waar je doorheen kjjkt. Bij
toneel kun je wel over iets anders schrij
ven, maar alles wat je wil moet je vertalen
in actie. Op een bepaald ogenblik moet er
iets gebeuren en bij het romanschrijven
ben ik juist altijd geneigd om heftige
gebeurtenissen uit te stellen en met de
subtiliteiten bezig te zijn. Dat is met toneel
veel moeilijker”.
„Het kost me niet zoveel moeite drie
dimensionaal te schrijven, want met het
romanschrijven zie ik alles voor me. Als ik
een kamer beschrijf, en dat is dan meestal
een samenstelling van drie of vier kamers
die ik ken, kim het zo ver komen dat ik
merk dat in een kamer die ik in mjjn
hoofd heb een bank staat, maar scheef’.
„Dan denk ik: als ik zelf die bank daar
had neergezet, had ik hem nooit scheef
gezet, dat is een onnozele manier om een
bank neer te zetten. Dan ga ik terugden
ken en dan weet ik wel waarom die bank
daar scheef staat en daar kan ik dan ook
niks aan veranderen. Alles wat ik be
schrijf is en pars pro toto. Als ik een
kamer beschrijf, bestaat er in mijn be
wustzijn een heel huis omheen”.
Roept zijn verbale uitleg van hoe hij
schrijft associaties op met schilderen
(„een waterspiegel waar je doorheen
kijkt”), zelf voelt hij meer verwantschap
met muziek hij speelde als jongen veel
piano, componeerde wat toen hij acht of
negen was, en ook nu nog heeft hij een
spinet in huis.
„Als ik zelf aan het schrijven denk, dus
aan een roman in zijn geheel, dan ben ik
meer geneigd om het met componeren te
associëren, omdat ik erg let op de manier
waarop de passages zich tot elkaar ver
houden. Ik weeg de zwaardere tegen de
lichtere af, hoe verhouden de verschillen
de delen zich tot elkaar, hoe is het ritme
van het boek. Dat is dan op een macro
niveau, en op een micro-niveau: het ritme
van de zinnen. Dat vind ik erg belangrijk”.
„Je kunt geen alinea schrijven die alleen
maar uit lange zinnen bestaat. Je kunt met
een lange zin beginnen en dan ga je dang-
dangdang-tzzzt-dang. Zo hoor ik het in
mijn hersens. Ik hou ervan om ritmisch te
schrijven. Daarom is een dialoog ook pret
tig, omdat je dat tussen twee alinea’s hebt
en dan weer taK-tak-tak kan doen, en dan
kan je weer doorglijden in iets”.
Schrijverschap, zegt hij, is een bepaald
soort leven. „Ik verbind schrijven met
existentie. Ik heb helemaal niet de neiging
om te zeggen: schrijven is een beroep.
Voor mij is het slechts tot op zekere hoog
te vakmanschap en techniek”. Of hij zon
der schrijven zou kunnen? „Nee. Ik denk
dat ik dan mijn ruggegraat zou verliezen.
Ik vind schrijven een manier van bestaan
die een manier van waarnemen impli
ceert, een manier van denken. De ontwik
keling van wat je weids zou kunnen aan
duiden als een wereldbeeld”.
Voor een 28-jarige schrijver, wiens eer
ste twee boeken bekroond werden (De
Hemelvaart van Massimo kreeg de Reina
Prinsen-Geerligs Prijs), is Oek de Jong
opmerkelijk bescheiden en serieus. Men
wordt achter zijn formuleringen een beze
tenheid gewaar om gedachten vast te leg
gen, ze aan het nog ongeformuleerde niets
te ontrukken. Het is die passie die ook
Opwaaiende Zomerjurken bezielt en
waaraan een creatief talent herkend
wordt. Voor hem is een roman niet het
vertellen van een verhaal, maar het
overdragen van een kijk op de dingen, een
theorie, het aanslepen van nieuwe ideeën
die een vonk kunnen doen overslaan.
„Het is een gevolg van met name psy
cho-analyse, die goed begint door te drin
gen in 1900, 1910. Maar de popularisering
van de psychologie is iets van na de oorlog
en eigenlijk van de jaren ’60. Pas toen is de
psycho-analyse in het collectieve bewust
zijn een belangrijke rol gaan spelen. En
een van de essenties van die psychologise
rende manier van kijken is dat je het
gedrag van mensen niet meer neemt zoals
het op je afkomt, maar dat je het een
betekenis gaat geven”.
„Als je bijvoorbeeld iemand ziet zitten
met gekruiste benen en met een voet nog
een keer gehaakt achter de kuit van het
been dat hij op de grond heeft gezet, dan
neem je dat waar maar je interpreteert
het ogenblikkelijk als een teken van grote
spanning. Dat vindt op veel niveaus
plaats”.
„De spontaniteit wordt door die analy
serende manier van kijken, door het wil
len zien van de structuur van een gebeur
tenis, de structuur van een situatie, van
een persoonlijkheid, een ontwikkeling, af
geremd. Dat vind ik karakteristiek voor
deze tijd”.
s
IL