een back toegeschoten en met zijn tegenparij bezig was. Meestal leunde hij vrij onverschillig tegen een goalpaal. Maar moest hij werkelijk handelend optreden, dan deed hij dit zonder de minste aarzeling. Hij wist dan wat hij wilde en volbracht dit, gewoonlijk met succes. Nog een prachteigenschap als keeper had hij, hij kon nl. zoo enorm ver uittrappen. Ik herinner me niet, noch voor, noch na hem iemand te hebben gezien, die zoover kon uittrappen. Het was toen nog niet de gewoonte zooals nu om de bal in de handen van den keeper te wippen, die hem dan van daaruit het veld inzendthij werd toen van den grond getrapt, meestal door een der backs, omdat dat uit den aard der zaak wel de verste schutters zijn. Bij H. F. C. echter deed in die dagen Lex dat, en werkte de wind niet te hard tegen, dan kwamen zijn uittrappen gewoonlijk wel over de helft van het veld. Wat dit beteekent zullen vooral achterhoedespelers kunnen beseffen. Het beduidt telkens een oogenblik van verademing voor een in 't nauw gebrachte achterhoede, het beduidt, dat je tegenpartij je niet voortdurend op je huid zit, niet aldoor om je goal dwarrelt, dat je eens een oogenblik hebt om uit te blazen en je opstelling te herzien maar bovendien maakt het, dat je tegenpartij steeds bij zoo'n uittrap op zijn hoede moet zijn, zijn backs en halfs terug moet halen en zoo niet al zijn kracht alleen voor den aanval kan gebruiken. Hierdoor heeft Lex, ik zou haast zeggen indirect, het zijn achterhoede heel wat gemakkelijker gemaakt. Zijn vertrek naar den Haag, (waar hij nog eenige jaren zeer verdienstelijk werk heeft verricht voor de H. V, V.) maakte helaas, dat hij de H. F. C. niet lang- heeft kunnen steunen. j. S. Twee knapen speelden voor H. F. C. De eene heett' Muller, d'ander Ypey. Hun parool was steeds, al klinkt het wat mal, „Ik den man en jij den bal." Een jongmensch uit de Haarlemmermeer Keerde 's Zondags bekaf van het veld weer. Hij koos zich 'n bruid, Trouwde haar en 't was uit, Want voetballen, dat mocht i-niet-meer. M. IOI o

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1919 | | pagina 113