H. F. C.-terrein om daar nog een uurtje met ouderen en jongeren clubzaken te
bespreken en onderwijl te controleeren, of alles op het veld en in het huisje in
orde was en de terreinknecht zijn werk behoorlijk deed. Het was zonder twijfel
een reden voor de jongsten van de leden om naar het veld te gaan, dat ze
„Meneer Loosjes" zouden vinden, zoowel als voor de oudsten, dat „Loos er
wel zou zijn.
Hij bracht verband in de heele club. Bestuurs- en algemeene vergaderingen
werden van taai en vervelend tot gezellige bijeenkomsten door zijn grappen en
goedaardige spotternijen.
En dan de tochten, de wedstrijden buiten de stad en in 't buitenland
In dien tijd, en zoo zal het nu nog wel zijn, was altijd een van de eerste vragen
van de ouders, als een jongen vroeg of hij mee mocht naar het buitenland om
een paar voetbalwedstrijden te spelen: „Wie gaan er mee? En niet zelden heeft
het den doorslag ten gunste gegeven, als papa hoorde, dat Meneer Loosjes mee
ging-
Zoo was het in de geheele club. Het gaf een idee van gezelligheid voor
de ouderen, als Loosjes er bij was. Het gaf een gevoel van vertrouwen aan het
elftal, als zij buiten de stad speelden, en een idee van zich thuis en op hun gemak
voelen aan de jongeren. Want dat was juist het aardige: hoewel Loosjes veel
ouder was dan de meesten van de spelers, vooral natuurlijk van de lagere elf
tallen, voelde hij zich nooit te oud voor hen en deelde volop in hunne belangen
en genoegens.
En nu zijn bepaalde werkzaamheden voor de club. Hoewel ik in den aan
vang gezegd heb, dat de heele omvang van de H. F. C. lang niet zoo groot was
als thans, moet men niet vergeten, dat Loosjes destijds secretaris en penning
meester was zonder eenige hulp. Waar thans het secretariaat en penningmeester
schap gescheiden zijn, terwijl voor de eenvoudigste werkzaamheden hulp aanwezig
is, deed hij al dit werk alleen, terwijl hij bovendien de vraagbaak was van den
president, die gewoonlijk buiten de stad woonde. Men kan hieruit opmaken, dat
er toch wel zoo 't een en ander te doen was en alles was steeds nauwkeurig en
volmaakt in orde.
Nadat hij het secretaris-penningmeesterschap had neergelegd, in de over
tuiging, dat het goed was, als jongeren dit werk overnamen, is hij nog een tijd lang
vice-voorzitter geweest. Dit is uit den aard der zaak een functie, waarvan men
naar buiten niet zoo heel veel merkt, maar in de Bestuursvergaderingen was hij
ook toen nog, met zijn volmaakt op de hoogte zijn van de administratieve voetbal
wereld, een niet genoeg te waardeeren steun.
Hoewel hij zich langzamerhand uit het Bestuur en eigenlijk uit de geheele
voetbalwereld heeft teruggetrokken, interesseert hij zich toch nog steeds voor de