iets aan de goede geest begon te haperen. Voor schuchtere karakters, die maar niet dadelijk „een lollige vent" gevonden werden door de baasjes onder de tachtig of méér aspiranten heeft Joiï dikwijls het pad gebaandze werden een beetje op hun gemak gezet en voortgeholpen een wenk gegeven aan den „cap tain" van het vijfde of den belhamel van het zesde en och, een Hollandsche jongen is bijna altijd goedig al toont hij zich wreed - meestal voelde de nieuweling zich na een week al weer thuis, en had zijn plaats gevonden. Onder de leiders van de H. F. C. was Job een trouw vriend, die altijd bereid was zijn deel op te nemen van het vele werk, dat toch maar altijd „geheel belangeloos" moest worden gedaan in de steeds groeiende organisatie. Hij sputterde wel eens tegen wat hij „niet noodig" vond; het harde groeien van de organi satie en de omslag, die daarvan het gevolg was, waren hem niet sympathiek het maakte zijns inziens den band tusschen de leden losser, het genoegelijke club leven moest er onder lijden. Maar wat Job op zich nam, deed hij grondig. Het werk, dat door hem, bijvoorbeeld, werd verzet in de voorbereiding van den Nederland—België wedstrijd in 1907 of de EvertoriChelseain 1908, mag wel even worden vermeld. En dan de vooroefeningen voor de Olympische spelen, waaraan de Ned. Voetbalbond athletische wedstrijden verbond voor Bondsleden. Swens was secretaris van de commissie van voorbereiding, en er was bijna geen tak van sport, dien wij niet hebben zien beoefenen in Haarlem op 20 en 21 Juli 1908. Van zeer nabij heb ik hem door bergen correspondentie, uren van conferentie's zien heenwerken, om die feesten te doen slagen. En toch vond hij tijd dagelijks de training te volgen van de H. F. C.ers, die deel zouden nemen aan de athletiek wedstrijden, met het succes, dat de gouden clubmedalje in het kastje van Loosjes terecht kwam, dank zij de uitstekende prestaties van Reydon, Rasch en TidemaN. Swens hield van voetbal, omdat hij het spel mooi vond en omdat hij geloofde in het nut van lichaamsbeweging. Cricket vond hij interessanter en als daarvoor het seizoen was aangebroken, raakte hij geen voetbal meer aan. Maar als het weer hem noodzaakte om zijn bat op te bergen, dan was hij weer dadelijk bereid om een oefenpartijtje te spelen. Hij speelde goed. In de jaren 1898 en 19001905 maakte hij deel uit van het ie XI-tal, eerst in de voorhoede, maar al heel gauw op zijn vaste plaats, links in de halfbacklinie. Hij hielp de Id. F. C. uit de 2e klasse in 1901 en speelde den beker-eindwedstrijd mede in 1904. Het winnen van dien wed strijd, die, gespeeld in razend tempo, het uiterste .vergde van het uithoudingsver mogen der 22 spelers, was mede aan de taaiheid van Swens te danken. Het was de halfbacklinie Swens, Moltzer, Prins, die in de laatste tien minuten kans zag om er „nog een schepje op te doen" en de overwinning forceerde. Swens had daarbij het zwaarste werk tegenover Dole Kessler in zijn besten tijd. Het spel van Job was altijd nuttig en stond taktisch zéér hoog, waardoor een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1919 | | pagina 145