-146
Bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan schreef hij met een ander samen
een overzicht over de verloopen 25 jaar. Verder maakte hij een tooneelstuk: „De
Winnende Goal", dat op den feestavond, waarop ook Loosjes gehuldigd werd,
werd opgevoerd en niet weinig tot de feestvreugde bijdroeg.
Als medewerker van „De Sportkroniek" heeft hij er in dat blad lang voor
gepleit, om de punten-toekenning voor de competitie anders te maken, dan zij tot
dusver was, en wel in dier voege, dat een wedstrijd, die b.v. met 2—1 verloren
was, niet, wat de punten aangaat, precies gelijkgesteld zou worden met een, die
met b.v. 8-0 was verloren. Zoo is langen tijd in dat blad verschenen het be
roemde „Lijstje van Kobus". Hierin was de volgorde der clubs dikwijls een ge
heel andere, dan in de officieele ranglijst, en zonder twijfel juister. Succes heeft
hij er echter, jammer genoeg, niet mee gehad. Het was den vroeden vaderen
blijkbaar te ingewikkeld en zoo blijft nog steeds een club, die al zijn wedstrijden
op het kantje-af met 3—2, 5—4, 2—1, enz. verloren heeft, hopeloos onder een,
die steeds met 8—0, 12o of wat dan ook geslagen is, doch er eindelijk bij
geluk eens één met 1o heeft gewonnen.
Er was in dien tijd al een groote strooming tot het halen van spelers uit
andere clubs, ten einde een elftal te versterken. Inde H. F. C. heerschte gelukkig
die geest nietintegendeel, het doel bleef er bepaald een club van te houden
en behalve het voetbal er een gezellig vriendschapsleven 111 aan te kweeken. Hij
was daar één der grootste voorvechters voor, en ik herinner me daarvan het vol
gende, niet onvermakelijke staaltjeOp een goeden dag kwam op het secretariaat
'een zeer beroemd voetballer dier dagen, een internationaal, zelfs eens aanvoerder
van ons internationale elftal. De Kanter was er alleen en de Heer X. (zooals
ik hem maar noemen zal) deelde hem mee, dat hij dat jaar wel voor de H. F. C.
zou willen spelen, waarop de Kanter hem zei, dat hij waarschijnlijk gaarne als
lid der H. F. C. zou worden aangenomen, maar dat de gewoonte was, dat de
Elftal-commissie over de spelers oordeelde, of hij dus maar eens een paar
keer wilde komen oefenen en men dan uit zou maken, in welk elftal hij een
plaats zou vinden. En toch waren we op dat moment niet zoo rijk met zeer goede
spelers gezegend. Maar nooit wilde het Bestuur, dat de schijn gewekt zou worden,
dat we spelers van andere clubs aftroggelden. Zijzelf moesten het piettig vinden
en op prijs stellen in de H. F. C. opgenomen te worden en voor haar uit te komen.
Door zijn vertrek naar Mexico was voor de Kanter de mogelijkheid buiten
gesloten, verder nog iets voor de H. F. C. te doen, maar nog onlangs is mij ge
bleken, hoe 'n groote plaats die tijd in zijn leven heeft ingenomen, hoe hij zich nog
tot in' de kleinste bijzonderheden die dagen herinnert en hoe zijn belangstelling
in de H. F. C. nog steeds onverflauwd is. Moge dat nog lang zoo blijven.