J. E. MOLTZER.
I oen de H.-F. C. zich in 1898 in de ie klasse had teruggewerkt, was
de kans om daarin een redelijk figuur te maken zéér gering. Het XI-tal had
zijn beste krachten verloren en jonge spelers om hunne plaatsen in te nemen
waren er niet. Het was dan ook een groot geluk
voor de H. F. C., dat onze toenmalige captain
Eedje Moltzèr, die van het Oosten naar
het Westen verhuisd was, voor ons XI-tal wist
te winnen.
De vreemde elementen waren echter spoedig
niet meer noodig. Jonge spelers, opgekweekt aan de
Spanjaardslaan, namen in de jaren, die volgden,
hunne plaatsen in het XI-tal in van de „vreemde"
elementen bleef alléén Moltzer over. Maar
Moltzer was een „vreemde" speler, die zóó
zeer thuis behoorde in de H. F. C., dat hij door
velen als het type van „den" H. F. C.'er werd
beschouwd. Er was iets ik-en-weet-niet-wat in
zijn spel, in zijn persoon, dat maakte, dat wie
maar ééns het Haarlemsch XI-tal had zien spelen,
dadelijk aan Moltzer dacht, als van H. F. C.
werd gesprokenin zijn herinnering drong zich
Moltzer's herculische gestalte op den voorgrond, men vereenzelvigde hem onwille
keurig met de H. F. C. Hij was de verpersoonlijking van het uithoudingsver
mogen, van de veerkracht door de club getoond in jaren van grooten achteruit-
gang- en zware slagen,
Moltzer kende geen moedeloosheid, verbaasde zich daarover bij anderen.
Na een pas verloren wedstrijd verlangde hij alweer naar een volgende ont
moeting. Hij hield van aanpakken. De spilplaats was voor hem geknipt daar
moet het zwaarste werk verricht worden, daar zoeken aanval en verdedio-ino-
links en rechts steun en ze vonden dien steeds bij Eedje. Hij wilde „werken",
de inspanning van het spel was zijn genot.
o