DE COSTUUMS VAN DE D. F. C. Brave Lotsy Iets over onze costuums Goed man, ik kan t je leveien. (Denk inmiddels aan den 8-urigen werkdag, wil je.) Een bij uitstek, bijna jour- nalistisch, onbetrouwbare legende zegt, dat we vóór alles speelden in oorlogsverf op onze lijfshuid gesmeerd, een vroolijke mixture van blauwe klei met witte pijpaarde. Toch kan je, b. Lotsy, met die verhalen niet te voorzichtig zijn. Bij de Erven Tinus vond ik echter een bijna compleet stel gegevens. Met de be scheidenheid, die mij zoo bemind maakt, put ik er 't een en ander uit. Ik ben bizonder verheugd over deze betrouwbare „gegevens" te kunnen beschikken. Want werde het mij opgedragen, dan liep het vermoedelijk weer op ongenietbaar gedaas uit. De meneer links met de horens is 'n getrouwd man, zeer gezien Kanninefaat 218—227. 1353- i619- i8gi- ,88°- '8l- '83- '92 '93- '94- '99- J9i9- (oud lid v. d. Eendracht). De H. F. C.'ers speelden lang onder hem, hadden hem post mortum nog jaren lang „en daube", doch latere besturen vonden het lekker en verorberden hem. Que voulez vous nietwaar? Deoderik heette hij. Ze gebruikten toentertijd het caput van een op off-sidé gedooden Tubanter als bal en hadden, zooals je op het gebrekkig iti elkaar geprutste kladje hierbij kunt zien, toen al beenstukken. Ze trainden zich op rauwe konijnen. Het bloesje was honden- of beverhuid, de beenwindsels blauw-witte palingvellen. Aan den gordel was op speelsche wijze het z.g. „afmakertje" aangebracht. No. 2 van links met het ongunstige uiterlijk is eene Piet Beowulf, de eenigste H. F. C.'er, die ooit het veld uitliep. Zeer onbetrouwbaar, goedkoop slag van man, soort schrijver of zoo iets. Daar juist in 1352 het rhinoceros veertje als buiksieraad was afgeschaft, ben ik met wijlen Victor de Stuers geneigd het jaartal 1353 als juist te mogen aannemen. Het costuum No. 1 werd slechts tot nazomer 227 gedragen. Piet

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1919 | | pagina 172