De doel verdediger uit het bekerelftal van 1904 was Jan Ferf. Hij speelde
al in wedstrijden, toen de bovenlat nog onbereikbaar voor hem was, als een van
de allereerste „kinderen van Löosjes".
Ik moet hem beschrijven als iemand van mijn
eigen elftal. Het komt mij voor, dat een doel-
verdediger wel het meest kritisch bekeken wordt
door zijn medespelers.
Geen fout wordt hem vergeven, want zijn
fouten zijn onherstelbaar.
En dus? En dus zit ik te peinzen over die
oogenblikken van verbeten woede, dat we een
wedstrijd verloren door zijn schuld, dat het elftal
in elkaar zakte door zijn blunders, die oogenblikken,
die je niet vergeten kunt al moet je na jaren een
stukje schrijven voor een gedenkboek. En
ik kan ze niet vinden.
Is er beter oordeel denkbaar over een keeper,
dan te getuigen, dat hij nooit een stommiteit heeft
begaan
Zeker, ik heb doelverdedigers gezien, die met
slanke bewegingen en volkomen zekerheid van vangen en wegwerken een bij
zonderen indruk maken en anderen, die bij intuitie op de juiste plaats in het
doel staan. Ik heb, toen ik een strafschop miste tegen een Duitsch elftal, dat
feit hooren verklaren als een geval van den invloed, die uitging van de oogen
„des Torwachters".
Ik moet bekennen, dat Jan Ferf mij niet voor den geest staat als een
van dezen. Hij was een gemoedelijke keeper, maar op het kritieke moment kat
achtig vlug en zeker. Hij blonk niet uit in elegance of hypnotische kiacht, of
wat het anders mag zijn, dat een doelverdediger ontwikkelt, die door zijn op
stelling een aanstormenden speler van de wijs brengt. Want, al mag die Duit-
scher wat dikke woorden hebben gebruikt, een feit is het, dat er in het subtiele
moment, dat een speler een schot op het doel lost, een strijd plaats vindt tusschen
aanvaller en keeper over de richting van het schot.