me, dat ik met m'n Haarlemsche school vrinden besprak de oprichting van zoo'n
voetbalclubje en hen vertelde van dien fameuzen grooten bal. Maar ik kon er
geen toonen. Men schudde het hoofdEindelijk zag ik bij De Gruijter in
de Leidschestraat zoo'n mij welbekenden bal, spik-, nee maar spiksplinternieuw.
Hei-geel met 'n oranje geel leertje! Een paradijs aan een touwtje. Ik wou hem
dadelijk mee hebben, maar had geen crediet Den volgenden dag had ik het
bedrag mee in m'n zak en ik kocht m'n bal, dolgelukkig
Het kleinood werd vertoond, betast, om beurten bliezen we 't ding op en
ten koste der wetenschap werden lange besprekingen gehouden met mijne school
makkers, tenminste diegenen, waar gang in zat; vooral Peltenburg; ook A. Schiff
en D. v. Lennep, dat was in den winter van 1879.
We besloten niet op 't duin achter het Kolkje te spelen, omdat je dan
kwam onder den dwang van de Groote Jongens, die daar cricket speelden. We
wouen zelfstandig beginnen en togen met onzen bal en 'n klein groen Engelsch
spelregelboekje ik zie het nog alweer van den vriendelijken heer De Gruijter
gekregen, naar diverse weilanden achter den Hout, o.a. ook naar het veld, waarop
de H. F. C. nu speelt. Wij sjouwden dan meeden bal, een paar stokken en
een plank. Die plank diende om te vluchten, zoodra de boschwachter Kolderie
of de boer of 'n ander volwassen mensch aan den einder verscheen en begon
met „Willen jullie wel eens als de blDan werd de plank gelegd voor
den Exodus en we trokken een landje verder op, achter de Koepel van Uten-
hoven of achter de boerderij van Van Bruggen bij 't Spaarne.
Doch eindelijk, al dat zwerven moede, vroegen we aan den Heer J(oopie)
van den Berg permissie om .in den Koekamp te mogen spelen. Hij gaf die
gulweg, maarhet gras voor zijn paarden verdween onder onze voetbal
schoenen (ook die leverde De Gruijter en we aaiden ze, zoo „fijn" vonden we
al die nieuwe licht-oranje kleurige heerlijkheden). We werden wéér bedreigd met
'n Exodus. Het was 'n korte vreugd.
Toen schreef ik, 't was in '80, aan Burgemeester Jordens, of ik de Koe
kamp voor mij en m'n vrindjes mocht „huren". Ik liet den brief lezen op school,
zei zoo terloops langs m'n neus weg: „Brief aan den Burgemeester geschreven".
Of je je voelde zoo'n dag! Ik deed hem voorzichtig zelf in de bus, keek 'm lang na!
Burgemeester Jordens antwoordde niet! Nra een week ongeveer spande
hij papa er voor (wat ik absoluut uit den vorm vond) die me vertelde: „Meneer
Jordens heeft gezegd, dat je maar eens bij 'm moest komen'Dat stemde tot
ootmoed en benauwdheid. Ik kwam op 't stadhuis, werd door 'n bode vóór 'n
hekje gebracht in de Burgemeesterskamer en vertelde, dat ik hem als president
van de „H. F. C." gaarne eens wou spreken. „Ja,'juist Wim, kom maar eens
hier binnen", zei de groote man en ik vond dat „Wim" nu eigenlijk niet