9 voorbeeld nemen. Wat voerden we uit buiten de school? Wij maakten wande lingetjes, als t kon zonder begeleiding, waren we wat energischer, dan werden het groote wandelingen, strooptochten ten détrimente van andermans eigendom. Op de pleinen, op de grasvelden mocht men niet loopen, veel minder kastie spelen. Gevolg? Wel! n jongen wil niet onder geleide wandelen, aan gymnastiek doen op bevel, n nuttig boek lezen, wat hem in de hand wordt gestopt. Hij wil z n vrijheid, hij wil naast de rechte paden de wildernis in, de boomen in, het water in, het ijs op. Dat alles mocht men vroeger niet, zooals gezegd. Ergo, men deed het toch, werd of n huichelaar, öf 'n ongehoorzame jongen, óf 'n brave Hendrik, die aan moeder's rokken hing. Ik hield b.v. van kunst en mooie dingen, van oude geschiedenis, van oude gebouwen, bekeek aandachtig de wallen, die men afbrak, zooals den gasthuis- singelstadsmuur, de Kleine Houtpoort, enz., sleet halve dagen in de schilderijenzaal van het. Stadhuis, snuffelde uren lang- in de oude houtsneden bij den heer Thierry de Bye in de Kleine Houtstraat, maar een weg naar een school voor kunst of kunstnijverheid bestond er niet. Oudere jongelui boven de 16 jaar gingen „spelevaren" in ellendig zware roeibakken, vischten met dikke snoeren en slechte haken, biljartten (slecht) op hobbeltafels met slechte ballen, dronken in 't geniep borreltjes van hachelijk allooi in kroegjes buiten de stad. Ze waren onbeholpen en schuw in presentie van meisjes, doch wandelden op verboden paadjes. De onderwijzer was meestal helaas een geplaagd man, in stede van een vriend en paedagoog in de oogen der jongens. In 1880, toen ik m'n Koekamp kreeg, was het alsof al wat jongen heette naar dat kleine tereintje getrokken werd. Kort, zeer kort na de oprichting bloeide de H. F. C. De jongens meldden zich bij dozijnen aan. En toen wij een paar jaren later de onderlinge wedstrijdjes van groepjes uit de H. F. C. zelf nu en dan afwisselden voor „matches" buiten den Koekamp en buiten de stad, toen werd er zoo gaat het nu eenmaal in de wereld niet meer gevraagd, wie is de papa van den candidaat, maar men zocht stevige, vlugge knapen en nam ze als lid aan, minder lettende op hun stand, wanneer ze overigens geschikte, fatsoenlijke jongens waren. Zoo ontstond ook in het stijve Haarlem een novum, waarover ik toen heel wat heb moeten hooren. Evenals de kruisridders een soort van kameraad- schappelijken vriendschapsband behielden met de makkers, die hen in het strijd gewoel in verre landen bijstonden, ook al waren ze niet precies ebenbürtig, zoo werd het sportveld de plaats, waar men elkander, zij het om de sportieve quali- teiten niet alleen tolereerde, maar gaarne zag. In.dien tijd, de tachtiger jaren, lagen jongelui als Frederik van Eden, Herman Gorter, Roland Holst en andere mannen van nieuwe richting, voormannen op ander gebied dan voetbal en cricket, gesprekken over literatuur en socio-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1919 | | pagina 21