FEESTHECATOMBE
7 JUNI 1913.
Strijd en victorie behelst het gezang, dat ik sidderend dichtte
Peinzend in diep-zwarte nachten, verlangend om wijding te geven
aan de geweldige daad, die de blauw-witte manschap verrichtte.
Grillig was weer de fortuin en de lachende Nikegestalte
kwam en verdween voor het oog als de zon in de jeugd van de lente.
Ja, ééns kwam er een tijd, dat het grim-zwartstarende noodlot
rampen bij duizenden zond naar den voet van het reuzige oerwoud,
woon van de blauw-witte schare, die duldend den kommer moest dragen.
Zoo, als de visschersvrouw soms, in de spookzwarte nachten, verbeidend
't wisselvol lot van haar gade, die, ginds op den barnenden meervloed
golven-titanen bestrijdt, om den wieksnellen vis'ch te verschalken,
brood voor zijn vrouw en zijn kroost van de sluwgroene baren te oogsten,
plotseling uit haren sluimer gewekt haar wanhopige gade
thuis ziet keeren met niets dan het gruwlijk gehavende vischtuig.
Zoo was ook dikwijls het nieuws, dat gewaagde van menigen kampstrijd
door de H. F. C.'ers volbracht, tot een kommervol eind in den vreemde.
Schuld werd dan dikwijls gezocht, waar de schuld niet gevonden kon worden,
't Noodlot te dwingen, dat lukt toch niet één van de sterflijke menschen.
Maar de nooit welkende kracht van de club met haar roemrijk verleden
bood steeds moedig het hoofd aan het aloverstelpende noodlot.
Zooals de boomen zich soms, overweldigd door Boreas' vlagen
neigen en bukken en angstig de dondrende slagen ontwijken
TER HERINNERING AAN HET WINNEN
VAN DEN BEKER SEIZOEN 1912/13 IN
EINDSTRIJD TEGEN I). F. C.
14