logie voerend, in 't gras van dien zelfden Koekamp. Daar noteerde ik het adres van
den uitgever van „La Revue Bleue", het eerste theosofische maandschrift, dat mij
onder de oogen kwam. Kort daarna kwam ook het lawn-tennis in ons land, daar
ingevoerd door een huisleeraar op Velserbeek, en ik meen, dat ik met Van Taack
Trakranen uitkwam in het eerste „Tournament", gehouden te Wijk aan Zee.
Wat heeft dat spel den omgang tusschen jonge menschen van beiderlei kunne, en
wel juist uit de z.g. betere standen, niet gewijzigd ten goede
Wat hebben wij ons toen snel geaccomodeerdGoede booten, wherries,
gieken kwamen uit Engeland, de baggerriemen verdwenen, goede geweren met
geboorde loopen, goede sportkleeren en schoeisel kwamen, mitsgaders betere
meubelen, als b.v. bedden uit Engeland, rashonden, betere fok- en renpaarden,
betere legerpaarden, Touletbiljarten, beter schermmateriaal kwamen uit het buiten
land. Tusschen 1880 en 1890 onderging ons land een ware evolutie. We werden
wakker, wat meer ^lp to date. Ook wat pittiger, wat handiger. Behalve het één
zijdige fransche school-opvoedinkje, leerden onze jongens en meisjes meer Duitsch
en vooral Engelsch. Men reisde in 1890 zeker tweemaal zooveel als vóór 1880.
Ook in zake literatuur, hygiëne en volksopvoeding begint het te daghen.
Laat mij echter terugkeeren tot de geschiedenis van onze „Haarlemsche
Footballclub", dewelke in die evolutie haar aandeel had. De naam is Engelsch.
Men vergeve het mij. We speelden een Engelsch spel en de vele papa's en
mama's, die rondom het hekje van den Koekamp kwamen kijken, schudden nu en
dan bedenkelijk het hoofd, wanneer die rood-zwarte jongens (neen! zetter, ik ver
schrijf me niet) elkander bij de lurven pakten, hetzij een arm, een hoofd, hetzij
een voet of been grepen en als 'n kluwen van drie, vijf, tien of meer in een
„scrimmage", of duwkamp ter plaatse, elkander trachtten weg te werken om dan
weer met een vrijkomenden bal een ren te doen.
De kleur van onze jekkers of truien was rood-zwart. Waarom rood-zwart?
Wel! omdat ik bij den fameuzen eersten bal ook een rood-zwart kapje ontdekte
bij de Firma De Gruyter, die deze kleuren daar vermoedelijk had uitgestald in
de hoop, dat er een of ander Amsterdammer naar zou grijpen.
Wij speelden dus in rood-zwarte truien met stevig op het hoofd zittende
zeer kleine ,,caps", of kapjes en wuivende gebreide mutsen van dezelfde kleur.
©e eerste jaarrekeningen echter maakten aan het rugby-spel een einde.
De diverse papa's en mama's vroegen toelichtingen op die rekeningen.
Vermoedelijk hebben we in goed Haarlemsch geantwoord:
„Ja pa, asse se je grijpe, magge se je grijpe, waar se maar kenne". De
papa's begrepen het niet, vonden 5, 6 aan flarden gereten jersey's in één winter
in strijd met dien tijd, toen men als jongen beschikte over je schoolpak, je pak
en je andere pak. Een door ons kalt-gestelde, zeer overzichtelijke garderobe.
IO