Aan den Voorzitter der HL F. C. Geachte Heer Lotsy. Gij vraagt mij en ik ben U daar erkentelijk voor om een bijdrage voor het Gedenkboek. Erkentelijk: omdat ik daardoor de gelegenheid krijg, mij te kwijten van een eereschuld. Want ik vraag U vergunning om hier, zij het in het kort, een woord van dank te brengen aan de oude club, voor wat zij in mijn jongensjaren voor mij geweest is. Hoeveel dat was, is mij pas in latere jaren duidelijk geworden, maar, vóór ik verder ga, één verzoek. Wil mijn ano nimiteit eerbiedigen. Mijn tijdgenooten zullen mij uit deze regelen wellicht her kennen; maar met het oog op mijn zoon thans nog in de schooljaren verzoek ik, dat eenige discretie worde betracht. Het is niet goed en niet noodig, dat kinderen alles weten van hun Pa; en ik zou voor geen tien H. F. C.'s willen, dat de sinjeur, die net zoo heet als ik, en die mij toch al vrij goed kent, mij op gen goeden dag mijn eigen proza komt voorlezen. Dus dht is afgesproken Goed dan Ik-heb te Haarlem de middelbare school bezocht; en mijn herinneringen aan den schooltijd zijn van zeer gemengden aard. Zoet was gemengd met zuur; maar het zuur had hier wel zeer de overhand. Niet dat ik dat wijt aan de school. De H. B. S. met 5-jarigen cursus, zooais ik die onder den beminnelijken en beminden Dr. Brongersma heb afgeloopen, was in haar soort heel goed. Maar het soort deugde niet, voor mij niet, of beter: ik deugde niet voor de school. Want dit is de tragedie van het moderne middelbare onderwijs, dat het leed en ellende berokkent aan beide partijen leeraars en leerlingen. Wanneer de knaap zich niet aanpassen wil of aanpassen kanwordt de schooltijd eerst een strijd, dan een leed, straks een straf voor den leerling. Wie vierkant is, past niet in een rond schoolgat; en het procrustes-proces, dat de school uit zelf behoud, uit sleur, dikwijls ook uit beambtelijke onverschilligheid van de leeraren, die wèl docent, maar niet allereerst meester willen zijn, moet toepassen of al thans toepast op jongens, die wat onder of boven de maat zijn, is voor den leerling dikwijls een kwelling, die schade doet aan zijn ziel. Meen niet, dat ik, dit schrijvende, denk iets te hebben bijgedragen tot de oplossing der brandende quaestie, hoe het middelbaar onderwijs van thans zóó moet worden hervormd, dat weer, als in den aanvang, de H. B. S. er is voor den leerling, en niet zooals het thans wel wat te veel geworden is - de 18

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1919 | | pagina 285