274 -
leerling- voor de H. B. S. Maar wél blijf ik van oordeel, dat men wat de ver
houding betreft tusschen leermeester en leerling bij het middelbaar onderwijs,
thans op den verkeerden weg is; tenminste, de resultaten van het middelbaar on
derwijs op de scholen in de stad mijner inwoning zijn zóó bedroevend, dat helaas
niet valt te ontkennen, dat althans daar de leusde school is er voor den leer
ling, met bepaald kille onaandoenlijkheid is vervangen door die anderewie voor
onze machine niet pasklaar is, wordt uitgeworpen.
In mijn eigen tijd was het nog zóó erg nietmaar het ging toch al wel
dien kant op. En om een lang verhaal tot korte afmetingen terug te brengen
- ik heb een lamme herinnering behouden aan een (voor mij) lammen school
tijd. Ik paste mij niet aan
Nu heeft het leven mij geleerd, dat ieder mensch en ieder kind recht
heeft op een zoo gelukkig mogelijke jeugd. Het moge een tikje pessimistisch
klinken, maarbehoudens het geluk, dat men vindt in het eigen gezin en
de voldoening, die te putten valt uit succesvollen arbeid, komt er, als men de
2530 gepasseerd is, niet meer zoo heel veel los. De vatbaarheid voor het ge
nieten is niet meer zoo groot; maar vooral en dat is m.i. de hoofdzaak
het geheugen fixeert de geluksindrukken niet meer zoo scherp; zij worden niet
meer zoo duurzaam, niet zoo voor het heele leven veilig en blijvend vastgelegd.
Genot en geluk in de jeugd en de herinnering daaraan draagt
men mee door het leven, zijn een bezit voor altijd. Wat in later jaren komt, is
minder intens, en ook: het vervliegt weer spoedig.
En indien nu trots wat de school mij afnam mijn Haarlemsche
jeugd-herinneringen, in totaal, van zonnigen, heerlijken aard zijn, en zij mij tot
een fonds van tevredenheid en dankbaarheid voor het leven zijn geworden, dank
ik dat aan de sport.
Sportgenoegen was mij toen de medaille zonder keerzij, zonneschijn zonder
schaduw, credit zonder debet, winst, enkel, louter winst.
Gij zult mij gelooven, waarde heer Lotsy, indien ik u meedeel, dat mijn
Haarlemsche jongens-herinneringen voor mij een bron zijn gebleven van zóó
groote verheuging, dat nu nog, als ik uit de rommelige, stoffige, rumoerige stad,
waar ik woon, naar Haarlem spoor, reeds het voorbijschieten van Vogelenzang,
Woestduin en al die heerlijke plekken, waar ik als kind heb gedwaald, van
Haarlem uitmij nu nog, meer dan een kwart-eeuw later, ontroert. Maar de
sport was mij toch het meest. Op school.waren wij met het lichaam; de geest
was dikwijls afwezig, zweefde, ja wie weet waarheen? Doch in den Koekamp,
in Heemstede, daar leefden wij, compleet, vol, intens
Dat het meedoen aan de voetbalwedstrijden dikwijls persoonlijk of ge
meenschappelijk succes bracht, komt daar nog wel bijmaar vóór alles was het