I
302
club in Londen, tot hij in seizoen 1912/'13 in ons IIF en het Haarlemsch elftal
een plaats vond. Voor laatst genoemd team speelde hij in het voor insiders zoo
beruchte Zwolle. Aan het einde van dit seizoen wordt hem een plaats in de élite
afdeeling- waardig gekeurd en maakte hij dan ook nog de seriewedstrijden te
Gent mede.
1913/'14 wordt met afwisselend succes in de drie hoogste elftallen van
de blauwwitten doorgebracht, terwijl hij na dien tijd hoofdzakelijk zijn domicilie
in het 2de vestigde, met veelvuldige uitstapjes naar boven.
Hoewel hij na zijn huwelijk niet meer in de gelegenheid was geregeld
wedstrijden te spelen, werd Snor steeds bereid gevonden, de H. F. C. in geval
van nood bij te springen en zijn vrouw heeft dan ook meermalen een Zondag
middag onverwachts in eenzaamheid moeten doorbrengen. Wij danken beiden
voor deze medewerking en zijn zoo onbescheiden, hierop nog jaren te durven
rekenen. Het zij zoo. Meermalen of liever weinige keeren niet, zagen wij Snor
tot ons groot genoegen bij de zoogenaamde feestwedstrijden, want niet alleen
was hij daar meestal een van de weinige types, die ook voetballen konden, maar
zijn aanwezigheid buiten-den wedstrijd garandeerde ons bovendien een geslaagden
toer. Eenige plaatsen met voor velen beteekenisvolle namen laten wij volgen
Zwolle, Arnhem, Groningen, Nijmegen, Deventer en Apeldoorn, om van Gent
maar niet te spreken.
Als commissaris heeft hij 3 jaar zitting (ofschoon reeds een jaar vroeger
gekozen geweest zijnde) in het bestuur, terwijl de Haarlemsche Voetbalbond
ook drie jaar lang hare penningen aan Snor toevertrouwde..
Mogen wij hem nog vele jaren bereid vinden de H. F. C. in woord en
daad te steunen.
A. van Lennep.
„Leyduin", Augustus '19.