Th. H. PELTENBURG
In jaren (zoowel leeftijds- als H. F. C.-jaren) het oudste lid in Haarlem
woonachtig; in enthousiasme, in „jonkheid des herten" één der jongsten mede:
zoo is Peltenburg.
In 1877 in Holland teruggekomen van Newton-College te Rockferry in
Engeland, waar hij veel aan sport, waaronder
ook voetbal, gedaan had, bleef hij hier trouw
sport beoefenen: hardloopen, athletiek, roeien,
cricket; gevoetbald werd er toen nog niet.
Toen een paar jaar later het voetbal hier
zijn intocht hield, sprak het dus vanzelf, dat
hij één zijner eerste en vurigste aanhangers
werd.
Voor hen, die niet anders gekend hebben
dan de tegenwoordige voetbaltoestanden zijn
de verhalen uit die eerste periode wel aardig.
Op het veld in den Koekamp, waar thans
sinds lang het Brongebouw verrezen is, werd
toen gespeeld. En hoe eenvoudig ging dat.
Plen kleedlokaal was er niet; men trok thuis
zijn voetbalpakje aan, een jas daarover heen
en in den Koekamp aangekomen was men klaar
om te beginnen. Het publiek was de scheids
rechter. In 't algemeen ging het vrij wat ruwer toe dan tegenwoordig, en als
het wat al te erg werd bemoeide het publiek er zich mede: „je speelt gemeen,
je licht hem pootje!" en erger. Dan werd gestaakt, een vrije trap gegeven en
getroost ging men weer verder. In de pauze werd in ,,'t Groenewoud", een café,
dat nog aan den Kleinen Houtweg te vinden is, een fleschje limonade gedronken.
En na afloop trok ieder zijn jas weer aan en men ging naar huis. Voilatout. Of
't plezier echter minder was? Als men Peltenburg hoort zou men zeggen van
niet. Met genot kan hij vertellen van den echt kameraadschappelijken geest,