30 die onder de spelers heerschte, van het werkelijke clubgevoel, dat hen verbond. Dat hij behalve een enthousiast, ook een goed sportsman was, wordt bewezen uit het feit, dat hij als vertegenwoordiger der H. F. C. afgevaardigd werd naar athlethische wedstrijden te Hilversum en in het nummer hindernis hardloopen den eersten prijs wist te behalen. Een paar stijgbeugels of een groote bierpul naar keuze waren de beloo ning voor een zwaren wedstrijd. Pelt bracht de bierpul mee. Later in Maastricht, nu niet als vertegenwoordiger van de H. F. C., maar van een athletiek-vereeniging, wist hij de 100 Meter hardloopen te winnen. In merkwaardig korten tijd moet daar de 100 Meter geloopen zijn. Zoo ziet men, dat hij al één dergenen was, die de athletiek nuttig en noodig oordeelden voor hun voetbal. Toen hij in 1888 trouwde was het, zooals in die dagen natuurlijk was, uit met voetbal, maar toen de moeilijke jaren voor de H. F. C. kwamen was Pel- tenburg weer in de gelederen, niet als speler nu, maar met raad en voorlichting en vooral met zijn nooit genoeg te waardeeren enthousiasme en optimisme. Hij spoorde de jongeren aan tot oefenen en zijn verhalen van de verrichtingen der H. F. C. in vroegere, roemrijke jaren waren zoo opwekkend en zoo vol van echt goeden sportgeest, dat zij zeker menig jeugdig speler tot meerdere inspan ning hebben aangezet en daardoor de H. F". C. zeer ten goede zijn gekomen. Wat zeker hier vermelding verdient is de bouw van onze eerste tribune, die op Loosjes' initiatief onder Peltenburg's technische leiding werd gebouwd. Er was toen nog niet veel ondervinding hier op het gebied van dergelijke tri bunes, en menigeen beweerde, dat het een „strop" zou worden. Peltenburg stoorde zich hier niets aan en de Pdrma Beccari bouwde onder zijn leiding een tribune, hecht, stevig en doelmatig. Een „strop" werd het in geenen deele, integen deel, en had die eerste tribune later niet door een grootere vervangen moeten worden, geen reden zou er zijn, dat het duurzame bouwwerk van Peltenburg ons niet nog op de wedstrijden herbergde. Een Bestuursfunctie heeft hij nooit willen hebben. Was er raad noodig, steeds was hij bereid, maar een vaste functie, neen, dat was niets voor hem, beweerde hij. De eenige betrekking, die hij zich heeft laten welgevallen en die hij dan ook al sinds een reeks van jaren bekleedt, is lid van de Kascommissie. En thans, 40 jaar, nadat hij in Holland begonnen is voetbal te spelen, zien wij hem nog schier op eiken wedstrijd aan de Spanjaardslaan als toeschou wer. Met, ik zou haast zeggen, verbijsterende energie en jeugdig enthousiasme, volgt hij de wedstrijden, loopt heen en weer en trappelt als een, die nog wel eens mee zou willen doen. Hoe kan hij van woede stampen bij een fout, die een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1919 | | pagina 42