33
wetsche wijze 'n goalkeeper verplaatst, mitsgaders den bal. Het telde één punt.
Het was goddelijk.
Ik rappeleer me 'n groen clubje fatsoenlijke, beleefde, voetballende jonge
lieden van o-oeden levenswandel en een vromen umpire. Ik maakte hands vlak
voor 's mans proboscus. Penaltyhuilde ik. Hij floot, de brave, en Otje Menten
fabriekte er een goal van vóór dat de man tijd had om te durven nadenken.
In uiterst dubieuze accouchementen van hoog-adellijke doelpuntjes liep m'n
elftal altijd juichend en onmiddellijk naar onze helft terug, stelde zich glimlachend
en eerbiedig netjes op. Gevolg? Aan de overzijde bleef dan niets over dan een
tierende menigte van de tegenpartij. Umpire werd daar in 99 van de 100 ge
vallen beschimpt, ergo kwaad op hèn, werd week gestemd tegenover onze correcte
retraite en gaf ons goal (A governo).
In zake volksvoetbal moeten wij, z.g. „voormannen", een goed voorbeeld
geven en meeruikenvooral als je wat geschreven hebt over die dingen, zit je
er aan vast. Had Kips het daar niet over of Hirsch, in enquête No. 22 over
den cultus der beschaving in voetballende standen, of hoe heette het? Heeft Boeree
het er niet over gehad, dat de Maatschappij moest worden bereikt „in al hare
lagen" of Scharroo, doelende op de „volkskracht, of Dr. Soesman of ikzelf? Dat
klinkt zoo schoon, maar pas eens alles exemplair en wetenschappelijk toe! Daar
zit 'm het lek.
Ik raapte eens 'n bal op, die out was, toen n schonkig athleet van de
tegenpartij met deinende borstklampen me toesnauwde: „Biijf dr af. Potverdomme,
da's mijn bal", daarbij naar het niets kwaads vermoedende voorwerp met z'n
nachtportiersknuisten grissend. Nu exemplair zijn, dacht ik, altruïstisch, bidextreus
en auto-psychologisch didactisch, zooals gediplomeerde gymnasten het zouden uit
drukken. Dies zei ik minzaamst tot den ruigen, onbekenden vreemdeling, hem
het vurig verlangde ding aanreikend
„Hier, schat, huil maar niet, je mag er wel mee spelen."
En wat was m'n dank
Hij grolde: Wees gewaarschouwd, wantiklustje, ik lustjerauw, denk er om
De praktijk is en blijft moeilijk.
3