35 „Waarom fluit Uwee niet, vertikkeme?" Bedaard luidde het antwoord van den dienstdoenden hooggeplaatste: „Ik wachtte op de bloedspoewing." Ik moest te 10 ure aanwezig zijn, geschikte trein was er niet, ergo m'n fiets. Ik reed 'n goed gangetje. Kwam door 'n dorp, waar ik 'n veldwachter wat zag prutsen aan 'n boekje, vergat het weer; 's middags weer geen geschikten trein of veel later. Kwam terug weer door het dorp. Plots 'n schrikDaar stond weer veldwachter, maaar bij hem man met laag-hooghoedje op en zwart, gekruld sigarenpijpje, ergo 'n raadsheer of wethouder. „Wil U 's afstappen?" Deed het subiet. De man van de wet haalde z'n adem en z'n broek op, begon met 'n bas: „U is gechronometerd. U is hier doorgekomen met 'n vaart van 31 K.M. De maximum-snelheid is hier 13 K.M., dat kan je lezen Ik moest 'n verbaal vóór zijnlachte, schudde het hoofd, negeerde den man van de wet en mij herablassend en goedertieren tot den raadsheer wendend, zei ik, m'n keel schrapend: „Kijk 's, U is hier wethouder, niet waar „Ja, dat ben ik", zei-ie, in afwachting. „Nou dan, ik wil niet, dat Uw gemeente, waar ik vrienden van aanzien heb wonen, morgen-aan-den-dag in allerlei bladen en blaadjes belachelijk wordt gemaak, U is 'n man op leeftijd, dat wil ik niet. Ik mag er U dus wel even op wijzen, dat ik U kent toch zeker de nieuwe bepalingen? dat ik met terugtraprem rijd; 31 niet waar, dat wordt precies dertien." En den wethouder de hand reikend, stapte ik snel op en reed den weg des rechtvaardigen. De wethouder groette. De man van de wet dacht hevig na. Maar tot naam opgeven was 't ge lukkig niet gekomen. Ik was steeds en immer 'n slap, onbetrouwbaar en beroerd batsman. De sportpers behandelde me, denk ik, met zachtheid, omdat ik 'n tijdje president van den Nederlandschen Cricketbond was. Maar, zooals gezegd, ik speelde altijd in de staart mee. Nu heb je bij cricket bekentelijk 't verschijnsel, dat van de zijde, die aan slag is, de rest aan den kant zit; vooral als staartman heb je dan 'n bolsjewistische arbeidsfeer van ettelijke zonnige uren voor je. Zoo was 't ook eens op een veld te Heemstede, dicht bij de Ringvaart. Ik leende een speld uit 'n kiekeboe-blousje van 'n jongedame, leende van een ander 'n touwtje, stal een twijg, vermoedelijk van van Merlen's eigendommen, en vereenzaamde mij met 'n half cadetje aan 'n slootkant.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1919 | | pagina 47