mingen en de promotie wegens overcompleet tijdelijk stop) doch „in de cultures" zocht hij 'n levenstaak. Dat was meen ik omstreeks '96. Hij kwam na een drietal jaren naar Deli, ontmoette daar tal van oud-H. F. C.'ers en meldde zich, na de cultuur der geurige tabaksplanten aan anderen te hebben overgelaten (wat 'n ver standige zet van hem was), weer aan als gediplomeerd O.-I. ambtenaar-in-spe en het gouvernement hapte toe. De regeering was natuurlijk intusschen van een „overcompleet" geraakt in een bedenkelijk „tekort", zag dit nog te elfder ure in en ging weer overstag. (Ook ddt was een verstandige zet.) Zoo zien we Puck dan weldra, na een korte poos aan de Deli-Courant werkzaam te zijn geweest, met vlugge stappen van zijne nog altijd korte, maar „doel"bewuste beentjes, adspirant-controleur en controleur worden. Zijn stoere werkkracht maakte hem tot een geschikt en weldra zeer geacht en gezien ambtenaar voor de buitenbezittingen. Eerst als controleur op het eiland Bojan, kwam hij in 1903 als controleur op 1 aloek in de Kwantan-districten (residentie Palembang). Door de N. I. regeering werd hij onderscheiden in die moeilijke tijden voor zijn zware werk door een eer volle vermelding. 'Poen kwam hij in 1911 op de bestuursacademie te 's-Hage en studeerde tevens even in de rechten, sleepte ook dien wedstrijd versus zijn korte verlofstijd op de hem eigen manier er door en keerde naar N.-Indië terug met een 4o-overwinning op alle mogelijke en denkbare tegenspoeden. In dien korten verlofstijd -hij noopte de autoriteiten om over te gaan tot de bij ons, voetballers, gebruikelijke „verlenging" bereikte hij n.l. het volgende Hij liep de Bestuursacademie af (buitmogelijke baton de maréchal in N.-I.). Hij deed zijn z.g. klein notaris-examen. Hij werd van Jan Harmen „Mr." J. H. Meijer, en last not least: Hij vroeg de hand van Mej. C. van Rossum en huwde haar in het jaar 1917. Met zijn aardige jonge vrouwtje en de door hard sjouwen en ploeteren (zooals hij altijd achter den bal placht te doen) veroverde bullen, vertrok hij toen weer opnieuw naar N.-Indië en werd bij zijn aankomst te Batavia benoemd tot controleur, met standplaats te Ivapan op het eiland Timor, en weldra in 1918 bevorderd tot assistent-resident. Daar vindt zijn hand weer datgene te doen, wat hij steeds zochtnuttigen, harden arbeid. Hij legt er wegen aan, opent het binnenland, rijdt door woeste bergcomplexen, sjouwt en ploetert en zoo nu en dan kogelt hij vermoedelijk op doel, suaviter in modo, zacht ook in z'n oordeel en spreken, maar fortiter in re een man van taaie, betrouwbare, nooit falende arbeidskracht. Zoo was en is Puck, zoo zal hij blijven en daarom mogen wij hem zoo bijster graag lijden. W. M.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1919 | | pagina 59